Beleidsregel van Gedeputeerde Staten en de Commissaris van de Koning van de provincie Groningen houdende regels omtrent verzoeken van raadsleden om ontheffing van verboden handelingen als bedoeld in artikel 15 lid 1 aanhef en onder d Gemeentewet (Beleidsregel ontheffing verboden handelingen Provincie Groningen 2020)

Geldend van 07-10-2020 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel van Gedeputeerde Staten en de Commissaris van de Koning van de provincie Groningen houdende regels omtrent verzoeken van raadsleden om ontheffing van verboden handelingen als bedoeld in artikel 15 lid 1 aanhef en onder d Gemeentewet (Beleidsregel ontheffing verboden handelingen Provincie Groningen 2020)

Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen en de Commissaris van de Koning in de provincie Groningen maken bekend dat zij op 29 september 2020, nr. A.9, afdeling BJC, dossiernummer K12751 het volgende besluit hebben genomen:

Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen

De Commissaris van de Koning in de provincie Groningen

Overwegende dat:

  • voor de toepassing van onze bevoegdheid, tot het besluiten op ontheffingsverzoeken van verboden handelingen, wij een beleidsregel willen vaststellen;

  • deze regels dienen ter vaststelling van een aantal voorwaarden omtrent de aanvraag;

  • alsmede ter vaststelling van onze beoordelingscriteria in de besluitvorming;

  • de wet bepaalt of Gedeputeerde Staten ofwel de Commissaris van de Koning bevoegd is ontheffing te verlenen.

Gelet op:

  • artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht;

  • artikel 15 Gemeentewet;

  • artikel 33 Waterschapswet;

  • artikel 20 Wet gemeenschappelijke regelingen;

  • artikel 3:43 Burgerlijk Wetboek.

BESLUITEN

ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft

Vast te stellen de Beleidsregel verboden handelingen provincie Groningen 2020, luidende als volgt:

Artikel 1 Reikwijdte

  • 1. Deze beleidsregel is van toepassing op verzoeken van raadsleden om ontheffing van verboden handelingen als bedoeld in artikel 15, eerste lid aanhef en onder d van de Gemeentewet.

  • 2. Deze beleidsregel is van overeenkomstige toepassing op wethouders, burgemeesters, leden van de rekenkamer, leden van een deelgemeentebestuur, secretarissen, griffiers, hun vervangers en bestuurders van gemeenschappelijke regelingen en de leden van het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter van de waterschappen.

  • 3. Als een verzoek om ontheffing betrekking heeft op het sluiten van een overeenkomst als bedoeld in artikel 15, eerste lid onder d, zesde onderdeel van de Gemeentewet dan wordt het verzoek voor zover nodig tevens opgevat als een verzoek om goedkeuring als bedoeld in artikel 3:43, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek.

  • 4. Voor Gedeputeerde Staten kan in deze beleidsregel overeenkomstig Commissaris van de Koning worden gelezen voor die gevallen waarin de Commissaris van de Koning bevoegd is ontheffing te verlenen.

Artikel 2 Aanvraag

  • 1. De aanvraag om ontheffing wordt ingediend door of namens het raadslid, in welk laatste geval bij de aanvraag een machtiging wordt gevoegd, waaruit blijkt dat de betrokkene bevoegd is om namens het raadslid de aanvraag in te dienen.

  • 2. De aanvraag om ontheffing dient voorafgaand aan elke afzonderlijke verboden handeling te worden ingediend.

Artikel 3 Aanleveren gegevens

Bij de aanvraag worden in ieder geval de volgende documenten gevoegd:

  • a.

    de conceptovereenkomst;

  • b.

    een schriftelijke verklaring van het betrokken bestuursorgaan, waarin de totstandkoming van de overeenkomst en de prijs, met de daarbij gevolgde procedure en de overwegingen, onder meer met het oog op medegegadigden, nader wordt toegelicht;

  • c.

    onderliggende besluiten zoals mogelijk van toepassing zijnde beleidsregels, tekeningen en berekeningen;

  • d.

    de door het betreffende bestuursorgaan vastgestelde regels of gedragscode met betrekking tot integer handelen;

  • e.

    in geval van een middellijke te sluiten overeenkomst: een onderbouwde toelichting op de persoonlijke of zakelijke relatie;

  • f.

    in geval van aanbesteding: het voornemen tot gunning;

  • g.

    in geval van het onderhands verwerven van onroerende zaken of beperkte rechten waaraan deze zijn onderworpen door een lid van de gemeenteraad: een taxatierapport van een onafhankelijke externe deskundige voor onroerende zaken, zijnde een beëdigd taxateur, waaruit de waarde in het economische verkeer blijkt;

  • h.

    in geval van het verhuren van roerende zaken aan het bestuursorgaan: een schriftelijke toelichting van het betrokken bestuursorgaan op het doel waarvoor het bestuursorgaan de roerende zaak nodig heeft en de overwogen alternatieven in verband met de overeenkomst;

  • i.

    in geval van het verwerven van betwiste vorderingen door de gemeente: een beschrijving door het betrokken bestuursorgaan van de redenen die ten grondslag liggen aan de overname van de betwiste vordering en een beschrijving van de gronden waarop de vordering betwist wordt;

  • j.

    andere gegevens die, naar het oordeel van Gedeputeerde Staten, redelijkerwijs van belang kunnen zijn voor de beoordeling van de aanvraag.

Artikel 4 Beoordeling aanvraag

  • 1.

    Gedeputeerde Staten besluiten tot het verlenen van een ontheffing, indien uit de aanvraag en de daarbij gevoegde documenten blijkt dat:

    • a.

      voldoende objectief is aangetoond dat het raadslid niet wordt bevoordeeld en dat geen belangen van derden worden geschaad;

    • b.

      de af te sluiten overeenkomst niet leidt tot strijd met eigen regels betreffende integriteit van bestuurlijk handelen van de gemeente;

    • c.

      het raadslid niet heeft deelgenomen aan de (voorbereiding van de) beraadslagingen en de besluitvorming die op enigerlei wijze betrekking heeft of kan hebben op de af te sluiten overeenkomst.

  • 2.

    De ontheffing geldt voor de periode dat het raadslid in zijn ambt is benoemd.

  • 3.

    Indien de ontheffing wordt verzocht voor de levering van roerende zaken als bedoeld in artikel 15, eerste lid, onder d, derde onderdeel, kunnen Gedeputeerde Staten besluiten de ontheffing te verlenen voor een bepaalde periode al dan niet in combinatie met een aan die leveringen te verbinden maximum bedrag.

  • 4.

    Gedeputeerde Staten nemen binnen acht weken een besluit op een aanvraag.

Artikel 5 Intrekking of wijziging van de ontheffing

Gedeputeerde Staten kunnen een ontheffing intrekken, opschorten of wijzigen als:

  • a.

    niet wordt voldaan aan de voorschriften en beperkingen die zijn verbonden aan de ontheffing;

  • b.

    ter verkrijging daarvan onjuiste of onvolledige gegevens zijn ingediend.

Artikel 6 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel wordt bekend gemaakt in het Provinciaal Blad en treedt in werking met ingang van de eerste dag na bekendmaking.

Artikel 7 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Beleidsregel ontheffing verboden handelingen Provincie Groningen 2020.

Ondertekening

Groningen, 29 september 2020

Gedeputeerde Staten voornoemd:

De heer F.J. Paas, voorzitter

De heer J. Schrikkema, secretaris.

Commissaris van de Koning voornoemd

De heer F.J. Paas

TOELICHTING

Inleiding

Integere politieke ambtsdragers zijn essentieel voor een betrouwbare overheid, voor de omgang tussen ambtsdrager en overheid is daarom een aantal regels vastgelegd. Zo is het bijvoorbeeld voor raadsleden niet toegestaan om bepaalde overeenkomsten aan te gaan met de gemeente waar ze ambtsdrager zijn. Gedeputeerde Staten kunnen ontheffing van dit verbod verlenen. De minister kan ontheffing verlenen aan ambtsdragers bij provincies.

Bovenstaande geldt tevens voor:

  • Wethouders op grond van artikel 41c Gemeentewet;

  • (waarnemend) Burgemeester op grond van artikel 69 en 80 Gemeentewet, niet Gedeputeerde Staten maar de commissaris van de Koning kan in deze gevallen ontheffing verlenen;

  • (loco-) Secretaris en griffier op grond van artikel 101, 106 en 107d Gemeentewet;

  • Leden van het algemeen en dagelijks bestuur van een waterschap, op grond van artikel 33 Waterschapswet;

  • Bestuursleden van een openbaar lichaam en een bedrijfsvoeringsorganisatie op grond van artikel 20 en 62 Wet gemeenschappelijke regelingen;

  • Leden van de (gemeenschappelijke) rekenkamer op grond van artikel 81h en 81m Gemeentewet;

Toelichting op een aantal aspecten afkomstig uit het concept 'Beleidskader Verboden Handelingen' van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties: 1

Wanneer kan ontheffing worden verleend?

Voor de handelingen omschreven in het eerste lid van artikel 15 Gemeentewet, aanhef en onder a t/m c, is geen ontheffing mogelijk. Deze handelingen zijn zonder meer verboden. Het betreft handelingen waarbij raadsleden optreden als advocaat, vertegenwoordiger of adviseur. Voor de handelingen omschreven in het eerste lid, aanhef en onder d, is wel ontheffing mogelijk. De reden voor deze ontheffingsmogelijkheid is dat in de daarin geregelde gevallen de zuiverheid in de verhoudingen niet altijd behoeft te worden geschaad. En als deze zuiverheid in de verhoudingen in een concreet geval niet wordt geschaad, kunnen gedeputeerde staten ontheffing verlenen. Het artikel biedt aldus een mogelijkheid om te voorkomen dat een raadslid nadeel ondervindt van zijn raadslidmaatschap. Het is aan gedeputeerde staten om te onderzoeken of het algemeen belang, te weten het voorkomen van belangenconflicten in het betrokken geval, ruimte biedt voor ontheffing.

Middellijk aangaan van een overeenkomst

Ook het “middellijk” aangaan van de overeenkomsten zoals genoemd in artikel 15 Gemeentewet is verboden. “Middellijk” houdt in dat de overeenkomst niet door het raadslid zelf wordt aangegaan maar door een derde, waarbij het raadslid invloed kan uitoefenen op de totstandkoming van de overeenkomst en daarbij een voordeel geniet. Een derde kan in dit geval zijn:

  • 1.

    Een rechtspersoon waar het raadslid een betrokkenheid bij heeft. Het doorslaggevende criterium is of het raadslid invloed heeft op de besluitvorming. Dit is in ieder geval zo als het raadslid bestuurder of lid van de directie is.

  • 2.

    De partner, een familielid of een bekende van het raadslid. Het doorslaggevend criterium is of het raadslid persoonlijk voordeel heeft van de overeenkomst en invloed heeft uitgeoefend op de totstandkoming van de overeenkomst.

  • 3.

    Een andere (rechts)persoon waarbij het raadslid een belang bij heeft (bijv. recht op deel van diens vermogen of als onderaannemer van deze derde).

Wat indien geen ontheffing wordt aangevraagd?

Uitvoering van een verboden handeling kan in het uiterste geval leiden tot vervallenverklaring van het lidmaatschap van de raad. Daarnaast kan een verboden handeling nietig zijn.

  • Vervallenverklaring lidmaatschap van de raad

    De vervallenverklaring is geregeld in art. X8 Kieswet. De voorzitter van de raad kan een raadslid dat in strijd met art. 15 handelt schorsen. De raad moet daarover dan in zijn eerstvolgende vergadering een oordeel geven. De raad kan dan het lidmaatschap van het raadslid vervallen verklaren of de schorsing opheffen. Ook kan de raad het raadslid ambtshalve van zijn lidmaatschap vervallen verklaren. Voorwaarde in beide gevallen is dat het raadslid in de gelegenheid is gesteld zich mondeling te verdedigen.

  • Nietigheid

    De rechtshandeling van een raadslid waarmee van de gemeente onderhands onroerende zaken of beperkte rechten waaraan deze zijn onderworpen worden verworven, is van rechtswege nietig. Dat bepaalt art. 3:43 van het Burgerlijk Wetboek.

Meer informatie

Voor inlichtingen over mogelijke toepasselijkheid van art. 15 Gemeentewet dan wel anderszins vragen over de beleidsregel kan contact opgenomen worden met het team Juridische Zaken van de afdeling Bestuur, Juridische Zaken en Communicatie (BJC). Het secretariaat van de afdeling BJC is te bereiken via bjc@provinciegroningen.nl en telefonisch via 050-316 4956.


Noot
1

Dit beleidskader wordt vermoedelijk in het najaar van 2020 vastgesteld.