Regeling vervallen per 08-01-2019

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning (Vvmo)

Geldend van 01-03-2009 t/m 07-01-2019

Intitulé

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning (Vvmo)

De Raad van de gemeente Grootegast;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 2 december 2008, ….;

besluit vast te stellen de volgende:

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen.

Artikel 1. Begripsbepalingen.

In deze verordening en de daarop gebaseerde nadere regelgeving wordt verstaan onder:

  • a.

    Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning;

  • b.

    Compensatiebeginsel: de algemene verplichting aan het gemeentebestuur om voor personen met aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek voorzieningen te treffen zodat deze in aanvaardbare mate zelfredzaam zijn en in staat tot maatschappelijke participatie;

  • c.

    Beperkingen: moeilijkheden die een persoon heeft met het uitvoeren van activiteiten;

  • d.

    Persoon met beperkingen: een persoon die ten gevolge van ziekte of gebrek, inclusief chronische psychische en psychosociale problemen, aantoonbare beperkingen ondervindt bij het uitvoeren van activiteiten op het gebied van het voeren van het huishouden, bij het normale gebruik van de woning; bij het verplaatsen in en om de woning, bij het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel of bij het ontmoeten van medemensen en het op basis daarvan aangaan van sociale verbanden;

  • e.

    Mantelzorger: een persoon, die buiten het kader van een hulpverlenend beroep, langdurige zorg biedt aan een hulpbehoevende in zijn directe omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt;

  • f.

    Zelfredzaamheid: het lichamelijk, verstandelijk, geestelijk en financiële vermogen om voorzieningen te treffen die deelname aan het normale maatschappelijke verkeer mogelijk maken;

  • g.

    Maatschappelijke participatie: normale deelname aan het maatschappelijke verkeer, te weten het voeren van een huishouden, het normale gebruik van de woning; het zich in en om de woning verplaatsen; het zich zodanig verplaatsen dat aansluiting wordt gevonden bij regionale, bovenregionale en landelijke vervoersystemen; het ontmoeten van andere mensen en het aangaan en onderhouden van sociale verbanden om op die manier deel te nemen aan het lokale maatschappelijke leven;

  • h.

    Collectieve voorziening: een voorziening die wordt leeverd op basis van directe beschikbaarheid,een beperkte toegangsbeoordeling kent en die een snelle , regelarme en adequate oplossing biedt voor de beperkingen die een persoon ondervindt;

  • i.

    Individuele voorziening: een voorziening die individueel wordt aangeboden, voldoende compensatie biedt en doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht wordt verleend;

  • j.

    Eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten: een door het college vast te stellen bijdrage, die bij de verstrekking van een voorziening in natura, een persoonsgebonden budget (een eigen bijdrage) of een financiële tegemoetkoming (een eigen aandeel) betaald moet worden en waarop de regels van het Besluit maatschappelijke ondersteuning van toepassing zijn;

  • k.

    Voorziening in natura: een voorziening die in eigendom, in bruikleen, in huur of in de vorm van persoonlijke dienstverlening wordt verstrekt;

  • l.

    Persoonsgebonden budget: een geldbedrag waarmee de aanvrager een of meer aan hem te verlenen voorzieningen kan verwerven en waarop de in deze verordening en het Besluit maatschappelijke ondersteuning te stellen regels van toepassing zijn;

  • m.

    Financiële tegemoetkoming: een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening welke kan worden afgestemd op het inkomen van de aanvrager;

  • n.

    Algemeen gebruikelijk: naar geldende maatschappelijke normen tot het gangbare gebruiks- dan wel bestedingspatroon van een persoon als de aanvrager behorend;

  • o.

    Meerkosten: kosten van een mogelijk krachtens de wet te verlenen voorziening, voorzover dit deel van de kosten uitgaat boven voor die persoon als algemeen gebruikelijk te beschouwen kosten van een dergelijke voorziening;

  • p.

    Huisgenoot: iedere meerderjarige met wie de aanvrager duurzaam een gemeenschappelijke huishouding voert conform de bepalingen van artikel 1, lid 4, 5, 6 en 7 Wet maatschappelijke ondersteuning;

  • q.

    Budgethouder: een persoon aan wie ingevolge deze verordening een persoonsgebonden budget is toegekend en die aan het college verantwoording over de besteding van het persoonsgebonden budget verschuldigd is.

  • r.

    College: het college van Burgemeester en wethouders van de gemeente Grootegast;

Artikel 2. Beperkingen.

  • 1.

    Een voorziening kan slechts worden toegekend voorzover:

    • a.

      deze langdurig noodzakelijk is om de beperkingen op het gebied van het voeren van het huishouden, het verplaatsen in en om de woning, het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en bij het ontmoeten van medemensen en op basis daarvan sociale verbanden aangaan op te heffen of te verminderen;

    • b.

      deze, naar objectieve maatstaven gemeten, als de goedkoopst adequate voorziening kan worden aangemerkt;

    • c.

      deze in overwegende mate op het individu is gericht.

  • 2.

    Geen voorziening wordt toegekend:

    • a.

      indien de voorziening voor een persoon als de aanvrager algemeen gebruikelijk is;

    • b.

      indien de aanvrager niet woonachtig is in de gemeente Grootegast;

    • c.

      voor zover de ondervonden problemen bij het normale gebruik van de woning voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen;

    • d.

      voor zover de aangevraagde voorzieningen betrekking hebben op een hoger niveau dan het uitrustingsniveau voor sociale woningbouw;

    • e.

      voor zover er aan de zijde van de aanvrager geen sprake is van aantoonbare meerkosten in vergelijking met de situatie voorafgaand aan het optreden van de beperkingen waarvoor de voorziening wordt aangevraagd;

    • f.

      voorzover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de aanvrager voorafgaand aan het moment van beschikken heeft gemaakt;

    • g.

      indien een voorziening als die waarop de aanvraag betrekking heeft reeds eerder krachtens deze, dan wel krachtens de aan deze verordening voorafgaande Verordening voorzieningen gehandicapten is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet is verstreken, tenzij de eerder vergoede of versterkte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen;

    • h.

      voor zover op grond van enige andere wettelijke regeling aanspraak op de voorziening bestaat

Hoofdstuk 2. Vorm van te verstrekken individuele voorzieningen.

Artikel 3. Keuzevrijheid.

Een individuele voorziening kan verstrekt worden in natura, als financiële tegemoetkoming en als persoonsgebonden budget. Het college stelt vast in welke situaties de bij Wet verplichte keuze tussen een voorziening in natura en een persoonsgebonden budget niet wordt geboden aan de hand van de in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Grootegast neergelegde criteria.

Artikel 4. Voorziening in natura.

Indien een voorziening in natura wordt verstrekt is de bruikleenovereenkomst, huurovereenkomst of dienstverleningsovereenkomst tussen de leverancier en de aanvrager van toepassing.

Artikel 5. Financiële tegemoetkoming.

Bij verstrekking van een financiële tegemoetkoming worden de toepasselijke voorwaarden zoals genoemd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Grootegast in de beschikking opgenomen.

Artikel 6. Persoonsgebonden budget.

  • 1.

    Op het persoonsgebonden budget zoals genoemd in artikel 6 van de Wet, zijn de volgende voorwaarden van toepassing:

    • a.

      een persoonsgebonden budget wordt alleen verstrekt ten aanzien van individuele voorzieningen;

    • b.

      de omvang van het persoonsgebonden budget is de tegenwaarde van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate te verstrekken voorziening in natura, indien nodig aangevuld met een vergoeding voor instandhoudingkosten, zoals vastgelegd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Grootegast;

    • c.

      de wijze waarop het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld wordt door het college vastgelegd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Grootegast;

    • d.

      op het persoonsgebonden budget is de Overeenkomst persoonsgebonden budget gemeente Grootegast van toepassing.

  • 2.

    De toekenning van het te verstrekken persoonsgebonden budget, de omvang en de looptijd ervan worden bij beschikking vastgesteld.

  • 3.

    Bij de beschikking wordt een program van eisen verstrekt waarin aangegeven is aan welke vereisten de met het persoonsgebonden budget te verwerven voorziening dient te voldoen.

  • 4.

    Na verzending van de beschikking wordt het persoonsgebonden budget ter beschikking gesteld door storting op de rekening van de aanvrager. Budgetten die periodiek worden verstrekt worden echter in termijnen uitbetaald. Het college stelt hiertoe nadere regels.

  • 5.

    Het college gaat steekproefsgewijs na of het verstrekte persoongebonden budget besteed is aan het doel waarvoor het verstrekt is. De budgethouder is verplicht de daarvoor noodzakelijke stukken, zoals genoemd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Grootegast, op verzoek van het college per ommegaande te verstrekken. De omvang van de steekproef wordt bepaald door het college en is afhankelijk van de hoeveelheid geconstateerde onrechtmatige verstrekkingen.

  • 6.

    Na ontvangst van de in het vorige lid genoemde bescheiden wordt door het college beoordeeld of er aanleiding bestaat het persoonsgebonden budget geheel of ten dele terug te vorderen of te verrekenen.

Artikel 7. Eigen bijdragen en eigen aandeel.

Bij het verstrekken van individuele voorzieningen op grond van de wet is de aanvrager een eigen bijdrage aan de gemeente Grootegast verschuldigd of wordt de financiële tegemoetkoming afgestemd op het inkomen. Burgemeester en wethouders leggen in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Grootegast de omvang van de eigen bijdrage en het eigen aandeel vast.

Hoofdstuk 3. Hulp bij het huishouden.

Artikel 8. Vormen van hulp bij het huishouden.

De door het college, ter compensatie van beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek bij het voeren van een huishouden, te verstrekken voorziening kan bestaan uit:

a. hulp bij het huishouden in natura;

b. een persoonsgebonden budget te besteden aan hulp bij het huishouden.

Artikel 9. Recht op hulp bij het huishouden.

Een persoon als bedoeld in artikel 1, onder d. en e. van deze verordening kan voor de in artikel 8 onder a. of b. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien:

a. aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek of;

b. problemen bij het uitvoeren van de mantelzorg

het zelf uitvoeren van een of meer huishoudelijke taken onmogelijk maken.

Artikel 10. Gebruikelijke zorg.

In afwijking van het gestelde in artikel 9 van deze verordening komt een persoon als bedoeld in artikel 1, onder d.en e. van deze verordening niet in aanmerking voor hulp bij het huishouden als tot de leefeenheid waar deze persoon deel van uitmaakt een of meer huisgenoten behoren die wel in staat zijn het huishoudelijk werk te verrichten.

Artikel 11. Omvang van de hulp bij het huishouden.

De omvang van de hulp bij het huishouden wordt uitgedrukt in klassen met de daarbij behorende uren. Deze klassen met de daarbij behorende uren worden vastgelegd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Grootegast.

Artikel 12. Omvang van het persoonsgebonden budget.

De bedragen die per klasse in de vorm van een persoonsgebonden budget worden verstrekt, worden door het college vastgesteld en vastgelegd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Grootegast.

Hoofdstuk 4. Woonvoorzieningen.

Artikel 13. Het recht op een woonvoorziening.

Een persoon als bedoeld in artikel 1 onder d. van deze verordening kan voor een woonvoorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek het normale gebruik van de woning belemmeren.

Artikel 14. Vormen van woonvoorzieningen.

  • 1.

    De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het voeren van een huishouden, te verstrekken woonvoorziening kan bestaan uit:

    • a.

      vergoeding in de kosten van verhuizen en inrichting;

    • b.

      woningaanpassing, hieronder wordt begrepen:

      • i.

        de aanneemsom voor het treffen van een voorziening(hierin begrepen de loon- en materiaalkosten, alsmede de kosten voor demontage, opslag en revisie bij hergebruik hulpmiddelen, apparatuur en installaties);

      • ii.

        de risicoverrekening van loon- en materiaalkosten, met inachtneming van het bepaaldein de risicoregeling woning- en utiliteitsbouw 1991;

      • iii.

        Tevens zijn inbegrepende kosten van werkzaamheden die de sociale verhuurders door de eigen technische dienst uitvoeren;

      • iv.

        Indien de voorziening in zelfwerkzaamheid wordt getroffen, dan vervalt de post loonkosten en worden alleen de materiaalkosten als subsidiabel aangemerkt;

      • v.

        het architectenhonorarium, alleen in die gevallen dat het noodzakelijk is dat een architect voor de woningaanpassing moet worden ingeschakeld. Het architectenhonorarium wordt tot ten hoogste 10% van de aanneemsomexclusief btw subsidiabel geacht;

      • vi.

        de kosten voor het toezicht op de uitvoering, indien dit noodzakelijk is, tot een maximum van 2% van de aanneemsom exclusief btw;

      • vii.

        de leges voor zover deze betrekking hebben op het treffen van de voorziening;

      • viii.

        de verschuldigde en niet verrekenbare of terugvorderbare omzetbelasting;

      • ix.

        de door het college schriftelijk goedgekeurde kostenverhogingen, die ten tijde van de raming van de kosten redelijkerwijs niet voorzien hadden kunnen zijn;

      • x.

        de kosten in verband met noodzakelijk technisch onderzoek, c.q. bodemonderzoek en adviezen met betrekking tot het verrichten van de aanpassing;

      • xi.

        de kosten van heraansluiting op de openbare nutsvoorziening;

      • xii.

        de administratiekosten die de verhuurder maakt ten behoeve van het treffen van een voorziening voor de persoon met beperkingen, voor zover de kosten vallen onder de voorwaarden die gesteld zijn in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Grootegast.

    • c.

      woonvoorzieningen van niet-bouwkundige en woontechnische aard;

    • d.

      onderhoud, keuring en reparatie;

    • e.

      tijdelijke huisvesting;

    • f.

      huurderving;

    • g.

      uitraasruimte;

    • h.

      verwijderen van voorzieningen.

  • 2.

    De woonvoorzieningen kunnen worden verstrekt in natura, in de vorm van een financiële tegemoetkoming of als persoonsgebonden budget (PGB).

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen aan de eigenaar van de woning niet zijnde de aanvrager een financiële tegemoetkoming voor de in het eerste lid onder b., d. en f. bedoelde woonvoorziening verstrekken.

Artikel 15. Het recht op een woonvoorziening en het primaat van de verhuizing.

Een persoon als bedoeld in artikel 1, lid d van deze verordening kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 14, eerste lid onder b. en c. van deze verordening in aanmerking worden gebracht wanneer de in artikel 14, eerste lid onder a. van deze verordening genoemde voorziening niet mogelijk is of niet de goedkoopst adequate voorziening is.

Artikel 16. Uitsluitingen.

De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op het treffen van:

  • a.

    voorzieningen aan hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantiewoningen, recreatiewoningen, kamerverhuur;

  • b.

    specifiek op gehandicapten en ouderen gerichte woongebouwen voor wat betreft voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten of voorzieningen die bij nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kunnen worden.

Artikel 17. Hoofdverblijf.

  • 1.

    Een woonvoorziening wordt slechts verleend indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waaraan de voorziening wordt getroffen.

  • 2.

    In afwijking van het gestelde in het eerste lid kan een woonvoorziening getroffen worden voor het bezoekbaar maken van één woonruimte indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft in een AWBZ-instelling.

  • 3.

    De bezoekbaar te maken woning/aan te passen woning moet in de gemeente Grootegast staan.

  • 4.

    De woonvoorziening betreft slechts het bezoekbaar maken van de in het tweede lid bedoelde woonruimte met een door het college in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente vast te leggen maximumbedrag.

  • 5.

    Onder bezoekbaar maken wordt uitsluitend verstaan dat de aanvrager de woonruimte, de woonkamer en een toilet kan bereiken.

Artikel 18. Beperkingen.

  • 1.

    De aanvraag voor een woonvoorziening als bedoeld in dit hoofdstuk wordt geweigerd indien:

    • a.

      de noodzaak tot het treffen van de woonvoorziening het gevolg is van een verhuizing waartoe op grond van belemmeringen bij het normale gebruik van de woning ten gevolg van ziekte of gebrek geen aanleiding bestond en er geen andere belangrijke reden aanwezig was;

    • b.

      de aanvrager niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment beschikbare meest geschikte woning, tenzij daarvoor tevoren schriftelijk toestemming is verleend door burgemeester en wethouders;

    • c.

      deze betrekking heeft op voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten anders dan automatische deuropeners, hellingbanen en extra trapleuningen;

    • d.

      de woonvoorziening aangevraagd wordt op een moment dat op basis van leeftijd, gezinssituatie of woonsituatie te voorzien was dat deze voorziening noodzakelijk zou zijn en er geen sprake is van een onverwacht optredende noodzaak;

    • e.

      de aanvrager voor het eerst zelfstandig gaat wonen, verhuisd is vanuit of naar een woonruimte die niet geschikt is het gehele jaar door bewoond te worden, verhuisd is naar een AWBZ-instelling of een andere instelling gericht op het verstrekken van zorg, of er in de verlaten woonruimte geen problemen met het normale gebruik van de woning zijn ondervonden;

    • f.

      de verhuizing heeft plaatsgevonden voordat burgemeester en wethouders schriftelijk op de aanvraag hebben beschikt.

  • 2.

    Gereedmelding:

    • a.

      onmiddellijk na de voltooiing van de werkzaamheden doch uiterlijk binnen 15 maanden na het verlenen van de financiële tegemoetkoming verklaart de gerechtigde van de financiële tegemoetkoming aan het college dat de bedoelde werkzaamheden zijn voltooid.

    • b.

      De gereedmelding is tevens een verzoek om vaststelling van de financiële tegemoetkoming. Na de gereedmelding stelt het college vast of is voldaan aan de voorwaarden waaronder de financiële tegemoetkoming is verleend;

    • c.

      Degene aan wie een financiële tegemoetkoming wordt verstrekt, dient gedurende 5 jaar alle rekeningen en betalingsbewijzen met betrekking tot de werkzaamheden voor controle beschikbaar te houden.

Artikel 19. Terugbetaling bij verkoop.

De eigenaar-bewoner, die krachtens deze verordening een woonvoorziening heeft ontvangen die leidt tot waardestijging van de woning, dient bij verkoop van deze woning binnen een periode van vijf jaar na de datum van gereedmelding van de voorziening, deze verkoop van de woning onverwijld aan burgemeester en wethouders te melden. De meerwaarde van de woning dient volgens het in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Grootegast door het college vastgestelde afschrijvingsschema te worden terugbetaald.

Hoofdstuk 5. Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel.

Artikel 20. Vormen van vervoersvoorzieningen.

De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het zich lokaal verplaatsen te verstrekken vervoersvoorziening kan bestaan uit:

a. een collectief systeem van aanvullend al dan niet openbaar vervoer;

b. een vervoersvoorziening in natura;

c. een persoonsgebonden budget te besteden aan een vervoersvoorziening.

Artikel 21. Het recht op een vervoersvoorziening.

  • 1.

    Een persoon als bedoeld in artikel 1, onder d. van deze verordening kan voor de in artikel 20, onder a. van deze verordening vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek:

    • a.

      het gebruik van het openbaar vervoer of

    • b.

      het bereiken van het openbaar vervoer onmogelijk maken.

  • 2.

    Een persoon als bedoeld in artikel 1, onder d. van deze verordening die geïndiceerd is voor een collectief systeem als bedoeld in artikel 20, onder a. van deze verordening, die daarvan geen gebruik wenst te maken, kan in plaats daarvan desgevraagd in aanmerking komen voor een financiële tegemoetkoming als vastgesteld en vastgelegd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Grootegast.

  • 3.

    Een persoon als bedoeld in artikel 1, onder d. van deze verordening kan voor de in artikel 20, onder b. en c. van deze verordening vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht wanneer aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek het gebruik van een collectief systeem als bedoeld in artikel 20, onder a. van deze verordening, onmogelijk maken.

    • a.

      Voor een persoon die permanent woonachtig is in het verpleeghuis ‘Wilhelminaoord’ te Opende bestaat de onder artikel 20, eerste lid, onder a. van deze verordening genoemde voorziening uit het recht op vervoer middels een door het college aan deze instelling beschikbaar gestelde personenbus.

    • b.

      Vanaf het moment dat een persoon in het verpleeghuis ‘Wilhelminaoord’ te Opende woonachtig is, wordt deze persoon geacht gebruik te maken van de onder artikel 21, vierde lid, onder a van deze verordening genoemde vervoersvoorziening. Vanaf dat moment vervalt, indien van toepassing, diens recht op deelname aan het vervoerssysteem als bedoeld in artikel 20, eerste lid, onder a., b. of c. van deze verordening.

  • 5.

    Voor de bij artikel 20, onder b. en c. van deze verordening genoemde voorzieningen geldt dat zij ook in aanvulling op het gebruik van een collectief systeem als bedoeld in artikel 20, onder a van deze verordening verstrekt kunnen worden.

  • 6.

    Bij het vaststellen van de hoogte van het persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 21, onder c van deze verordening kan rekening worden gehouden met de individuele vervoersbehoefte van de persoon als bedoeld in artikel 1, onder d van deze verordening en de mate waarin een collectief systeem als bedoeld in artikel 20, onder a van deze verordening in die vervoersbehoefte kan voorzien.

  • 7.

    Voor zover de behoefte van echtgenoten/partners niet samenvallen, wordt niet meer dan 1,5 maal een enkele financiële tegemoetkoming toegekend.

Artikel 22. Algemeen gebruikelijke vervoersvoorzieningen.

Indien het inkomen van een ongehuwde persoon of het gezamenlijk inkomen van gehuwde personen meer bedraagt dan 1,5 maal in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Grootegast voor de diverse categorieën genoemde inkomensgrenzen, wordt het bezit van een personenauto algemeen gebruikelijk geacht, zodat een auto of een met een auto vergelijkbare voorziening en de daarmee samenhangende gebruiks- en onderhoudskosten niet in aanmerking komen voor verstrekking of vergoeding.

Artikel 23. Vervoer in de directe woon- en leefomgeving.

Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt ten aanzien van de vervoersbehoefte ten behoeve van maatschappelijke participatie uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag, tenzij zich een uitzonderingssituatie voordoet waarbij het gaat om een bovenregionaal contact, dat uitsluitend door de aanvrager zelf bezocht kan worden, terwijl het bezoek voor de aanvrager noodzakelijk is om dreigende vereenzaming te voorkomen.

Hoofdstuk 6. Verplaatsen in en rond de woning.

Artikel 24. Vormen van rolstoelvoorzieningen.

De door burgemeester en wethouders, ter compensatie van beperkingen bij het verplaatsen in en om de woning dan wel voor sportbeoefening te verstrekken voorziening kan bestaan uit:

a. een rolstoelvoorziening in natura;

b. een persoonsgebonden budget te besteden aan een rolstoelvoorziening;

c. een persoonsgebonden budget te besteden aan een sportrolstoel.

Artikel 25. Het recht op een rolstoelvoorziening.

  • 1.

    Een persoon als bedoeld in artikel 1, onder d. van deze verordening kan voor de in artikel 24, onder a. en b. van deze verordening vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek incidenteel zittend verplaatsen in en rond de woning noodzakelijk maken en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of een andere wettelijke regeling geen adequate oplossing bieden.

  • 2.

    Een persoon als bedoeld in artikel 1, onder d. van deze verordening kan voor de in artikel 24, onder c. van deze verordening vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek het sporten zonder sportrolstoel onmogelijk maken.

Artikel 26. Aanspraak op rolstoelvoorzieningen voor AWBZ-bewoners.

In uitzondering op het gestelde in artikel 25, eerste lid komt een persoon die verblijft in een op grond van artikel 5 van de Wet toelating zorginstellingen erkende instelling uitsluitend voor een rolstoel in aanmerking indien hij geen recht heeft op een rolstoel, verstrekt op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten.

Hoofdstuk 7. Het verkrijgen van voorzieningen en het motiveren van besluiten.

Artikel 27. Gebruik aanvraagformulier.

Een aanvraag dient te worden ingediend door middel van een door burgemeester en wethouders ter beschikking gesteld formulier.

Artikel 28. Aanvragen

Aanvragen in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning dienen te worden ingediend bij het loket Welzijn en Zorg van de gemeente Grootegast.

Artikel 29. Inlichtingen, onderzoek en advies.

  • 1.

    het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht op een voorziening, degene door wie een aanvraag is ingediend:

    • a.

      op te roepen in persoon te verschijnen op een door burgemeester en wethouders te bepalen plaats en tijdstip en hem te ondervragen;

    • b.

      op een door het college te bepalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen ondervragen en/of onderzoeken.

  • 2.

    Het college vraagt een door hen daartoe aangewezen adviesinstantie om advies indien:

    • a.

      de medische noodzaak van en/of de inhoud, soort en aard van de gevraagde voorziening niet op voorhand duidelijk is, dan wel zonder inschakeling van de adviesinstantie niet kan worden vastgesteld;

    • b.

      de gevraagde voorziening om medische redenen wordt afgewezen;

    • c.

      het college dit overigens gewenst vinden.

  • 3.

    Een aanvrager is verplicht aan het college of de door hen aangewezen adviesinstantie die gegevens te verschaffen of te doen verschaffen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag.

  • 4.

    De adviseur dient te beschikken over kennis op de volgende gebieden:

    • a.

      medische kennis op het niveau van een arts;

    • b.

      sociale kennis;

    • c.

      ergonomische kennis;

    • d.

      technische kennis.

  • 5.

    Bij de advisering zoals genoemd in het eerste lid wordt door de adviseur gebruik gemaakt van de systematiek zoals neergelegd in de International Classification of Functions, Disabilities and Impairments, de zogenaamde ICF classificatie.

  • 6.

    Bij een volgende aanvraag voor een voorziening heeft het college de bevoegdheid aan te geven, dat opnieuw advies dient te worden uitgebracht.

  • 7.

    De beschikking vermeldt op welke wijze de genomen beschikking bijdraagt aan het behouden en bevorderen van de zelfredzaamheid en de normale maatschappelijke participatie van mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en van mensen met een psychosociaal probleem.

Artikel 30. Samenhangende afstemming.

Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager laten burgemeester en wethouders onderzoek verrichten naar de situatie van de aanvrager.

Artikel 31. Wijzigingen in de situatie.

Degene aan wie krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht aan burgemeester en wethouders mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.

Artikel 32. Intrekking van een voorziening

  • 1.

    Het college kan een besluit, genomen op grond van deze verordening, geheel of gedeeltelijk intrekken indien:

    • a.

      niet is voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening;

    • b.

      op grond van gegevens beschikt is en gebleken is dat de gegevens zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen.

  • 2.

    Een besluit tot verlening van een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget kan worden ingetrokken indien blijkt dat de tegemoetkoming of het budget binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van het middel waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

Artikel 33. Terugvordering

  • 1.

    Ingeval een voorziening is ingetrokken kan op basis daarvan reeds uitbetaalde financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget worden teruggevorderd.

  • 2.

    In geval het recht op een in eigendom verstrekte voorziening is ingetrokken kan deze voorziening worden teruggevorderd indien de voorziening is verleend op basis van valselijk verstrekte gegevens.

Hoofdstuk 8. Slotbepalingen.

Artikel 34. Hardheidsclausule.

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 35. Bevoegdheid burgemeester en wethouders.

Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en het op deze verordening berustende Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Grootegast geldende bedragen verhogen of verlagen conform de ontwikkelingen van de prijsindex gezinsconsumptie volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Artikel 36. Evaluatie.

Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt eenmaal per jaar geëvalueerd. Indien de evaluatie daartoe aanleiding geeft wordt deze verordening aangepast. Burgemeester en wethouders zenden hiertoe binnen 6 maanden na de inwerkingtreding van de verordening en vervolgens telkens na afloop van het kalenderjaar aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effectiviteit van de verordening in de praktijk.

Artikel 37. Inwerkingtreding.

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 maart 2009.

Gelijktijdig met het in werking treden van deze verordening wordt de laatstelijk bij raadsbesluit van 19 september 2006 vastgestelde ‘Verordening voorzieningen Maatschappelijke ondersteuning gemeente Grootegast ingetrokken.

Artikel 38. Citeertitel.

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Grootegast (versie 2009).

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Grootegast op 16 december 2008.
H.R. Kastermans, raadsgriffier K.B. Dijkstra, raadsvoorzitter