Regeling vervallen per 29-05-2013

Handhavingsverordening Wet werk en bijstand (WWB) en Wet Investeren in Jongeren (WIJ) 2010

Geldend van 01-11-2010 t/m 28-05-2013

Intitulé

Handhavingsverordening Wet werk en bijstand (WWB) en Wet Investeren in Jongeren (WIJ) 2010

De raad van de gemeente Grootegast,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 5 oktober 2010;

gelet op artikel 8a van de Wet werk en bijstand, artikel 12, eerste lid onderdeel c van de Wet investeren in jongeren en artikel 212 van de Gemeentewet;

overwegende dat het noodzakelijk is regels te stellen voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van bijstand alsmede van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet;

besluit vast te stellen de:

Handhavingverordening Wet werk en bijstand (WWB) en Wet investeren in jongeren (WIJ) 2010

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand, Wet investeren in jongeren en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a

      wet: de Wet werk en bijstand en/of Wet investeren in jongeren;

    • b

      bijstand: de bijstand zoals genoemd onder artikel 5, onder b van de wet en artikel 35, eerste lid van de wet, respectievelijk algemene bijstand en bijzondere bijstand;

    • c

      WIJ-norm: de op grond van hoofdstuk 4 van de wet op de jongere van toepassing zijnde norm, vermeerderd of verminderd met de door het college vastgestelde verhoging of verlaging als bedoeld in de artikelen 30 tot en met 34 van de wet.

    • d

      werkleeraanbod: het aanbieden van algemeen geaccepteerde arbeid, een voorziening gericht op arbeidsinschakeling, waaronder begrepen scholing, opleiding of sociale activering alsmede ondersteuning bij de arbeidsinschakeling.

    • e

      recidive: het binnen een periode van 12 maanden wederom verwijtbaar niet nakomen van de inlichtingenplicht;

    • f

      inlichtingenplicht: de verplichtingen genoemd in artikel 17, eerste, tweede en vierde lid WWB en artikel 44 WIJ en de artikelen 28, tweede lid en 29, eerste lid van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

    • g

      benadelingbedrag: het bruto of nettobedrag dat ten onrechte als uitkering is verleend op grond van de wet als gevolg van het niet- of niet-behoorlijk nakomen van de inlichtingenverplichting;

    • h

      college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Grootegast.

Hoofdstuk 2. Preventie

Artikel 2 Voorlichting en communicatie

Het college stelt een beleidsplan vast, waarin onder andere aandacht wordt besteed aan voorlichting en communicatie. Onderdeel daarvan is de wijze waarop het college belanghebbenden informeert over de regelgeving en de daaraan vervatte rechten en plichten die aan het aanvragen en ontvangen van bijstand op grond van de WWB en een werkleeraanbod en een inkomensvoorziening in het kader van de WIJ verbonden zijn. Tevens worden de consequenties van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet hierin omschreven.

Artikel 3 Controle bij de aanvraag en tijdens en na de beëindiging van de bijstand

  • 1.

    Het college beschrijft in het in artikel 2 beschreven beleidsplan de wijze van controle bij de aanvraag.

  • 2.

    Het college voert controle uit op de rechtmatigheid van de uitkering, het werkleeraanbod en de inkomensvoorziening , alsmede onderzoeken naar de reden van de beëindiging van de uitkering, werkleeraanbod en/of inkomensvoorziening. Vorm en inhoud van de onderzoeken worden door het college vastgelegd in het beleidsplan. Op basis van deze onderzoeken neemt het college een besluit met betrekking tot de rechtmatigheid van de verstrekte uitkering, werkleeraanbod en/of inkomensvoorziening en de wederzijds tussen het college en de belanghebbende resterende verplichtingen en de afhandeling daarvan.

Hoofdstuk 3. Terugvordering en verhaal

Artikel 4 Terugvordering

  • 1.

    Het college vordert de kosten van bijstand boven een nader door het college vast te stellen bedrag terug in de gevallen die in de artikelen 58 en 59 van de Wwb zijn aangegeven, voorzover zich daar geen andere wettelijke regeling tegen verzet;

  • 2.

    Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn kan het college besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien;

  • 3.

    Het college stelt nadere regels vast omtrent de terugvordering van bruto kosten van bijstand, kosten van invordering en wettelijke rente.

Artikel 5 Verhaal

  • 1.

    Het college verhaalt de kosten van bijstand boven een nader door het college vast te stellen bedrag tot het tijdstip waarop de artikelen 56, 61 en 62 van de Wwb in werking treden in de gevallen en overeenkomstig de regels aangegeven in de artikelen 92, tweede en derde lid, tot en met 105 en artikel 141 Abw, voorzover zich daar geen andere wettelijke regeling tegen verzet;

  • 2.

    Het college kan van verhaal geheel of gedeeltelijk afzien indien daarvoor, gelet op de omstandigheden van degene op wie verhaald wordt gezocht of degene die de bijstand ontvangt of heeft ontvangen, dringende redenen aanwezig zijn;

  • 3.

    Bij nader door het college vast te stellen regels kan voor de vaststelling van de hoogte van de verhaalsbijdrage naast de bestaande maatstaven een nader vast te stellen systematiek worden gehanteerd.

Artikel 6 Invordering en kwijtschelding

  • 1.

    Het college stelt zich tot doel om de teruggevorderde en de op derden verhaalde bijstand optimaal in te vorderen, voorzover zich daar geen andere wettelijke regeling tegen verzet;

  • 2.

    Het college kan besluiten van gehele of gedeeltelijke (verdere) invordering af te zien indien de belanghebbende:

    • a

      een minnelijke regeling in het kader van, of analoog aan, de WSNP heeft getroffen, dan wel na het doorlopen van het gerechtelijk traject is toegelaten tot de WSNP;

    • b

      gedurende vijf jaar ononderbroken volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan;

    • c

      gedurende vijf jaar weliswaar niet ononderbroken/volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan, maar het achterstallige bedrag over die periode, vermeerderd met de daarover verschuldigde wettelijke rente en de op de invordering betrekking hebbende kosten, alsnog uit eigener beweging binnen die periode heeft betaald;

    • d

      gedurende vijf jaar geen betalingen heeft verricht en niet aannemelijk is dat hij deze op enig moment zal gaan verrichten of een voor het college acceptabel voorstel tot afkoop doet;

  • 3.

    De in het tweede lid onder b. en c. genoemde termijn is drie jaar indien de terugvordering niet het gevolg is van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid Wwb;

  • 4.

    Indien sprake is van recidive binnen een termijn van vijf jaar, bij het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid Wwb, is het gestelde in het tweede lid niet van toepassing;

  • 5.

    Het tweede lid is niet van toepassing indien een opgelegde periodieke onderhoudsverplichting nog niet is geëindigd;

  • 6.

    Het college stelt middels het jaarlijkse handhavingplan criteria vast voor categorieën van vorderingen en termijnen voor het verrichten van heronderzoek op vorderingen.

Hoofdstuk 4. Controle

Artikel 7 Controle tijdens en na beëindiging van de bijstand/inkomensvoorziening WIJ

Het college voert heronderzoeken uit om de rechtmatigheid van de uitkering te controleren, alsmede onderzoeken naar de reden van beëindiging van de uitkering, binnen door het college nader te bepalen termijnen en neemt op basis daarvan besluiten met betrekking tot de rechtmatigheid van de uitkering en de wederzijds tussen het college en de belanghebbende resterende verplichtingen en de afhandeling daarvan.

Artikel 8 Controlemiddelen

  • 1.

    In het handhavingplan beschrijft het college tenminste de wijze van controle, de handelwijze bij inconsistenties alsmede het gebruik van risicoprofielen bij de beoordeling van inlichtingen die door belanghebbende zijn verstrekt;

  • 2.

    Het college maakt ter controle voorts gebruik van bestandsvergelijkingen met actuele gegevens en van de samenloopsignalen die daaruit voortkomen;

  • 3.

    Het college onderzoekt overige signalen en tips die relevant zijn voor het recht op bijstand.

Hoofsdstuk 5. Gevolgen bij fraude

Artikel 9 Verlaging van de bijstand

Indien belanghebbende geen, onjuiste of onvolledige inlichtingen verstrekt, die van invloed zijn of kunnen zijn op het recht op bijstand, het geldend maken van het recht op bijstand, de hoogte of de duur van de bijstand, of op het bedrag van de bijstand dat aan hem wordt betaald, verlaagt het college de bijstand, conform hetgeen hierover is bepaald in de Maatregelenverordening Wet werk en bijstand gemeente Grootegast, onverminderd de mogelijkheid tot terugvordering van de eventueel ten onrechte ontvangen bijstand.

Artikel 10 Aangifte bij het Openbaar Ministerie

Indien een gedraging van belanghebbende als bedoeld in artikel 9 leidt tot benadeling van de gemeente van meer dan € 10.000,--, doet het College, onverminderd de mogelijkheid de bijstand te verlagen en de ten onrechte ontvangen bijstand terug te vorderen, aangifte bij het Openbaar Ministerie, in overeenstemming met de door het Openbaar Ministerie op dit punt gehanteerde uitgangspunten.

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 11 Uitvoering

De uitvoering van deze verordening berust bij het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 12 Onvoorziene omstandigheden

In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 13 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als "Handhavingsverordening WWB en WIJ 2010".

Artikel 14 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 november 2010.

Artikel 15 Vervallen

De verordening handhaving Wet werk en bijstand van 14 december 2004 komt te vervallen en wordt hierbij ingetrokken.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 19 oktober 2010

De voorzitter, De griffier,

Toelichting Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

De gemeenteraad stelt op hoofdlijnen het beleid rond handhaving vast d.m.v. de Handhavingverordening en geeft daarmee de gelegenheid om nadere invulling te geven aan de verordening in de vorm van beleidsregels (Handhavingplan).

Bij het bepalen van de beleidsregels zal een verdieping plaatsvinden van de verordening die zal zijn toegespitst op een sluitende aanpak van fraude.

In deze notitie wordt per hoofdstuk een toelichting gegeven op de Handhavingverordening.

Hoofdstuk 2. Preventie

Het bestrijden van fraude verlegt zich meer en meer naar het moment waarop de potentiële klant een beroep doet op bijstand. Een goede controle op de aanvraag voorkomt dat klanten ten onrechte in de bijstand komen. De controle wordt vooraf gegaan door voorlichting en heldere communicatie over het fraudebeleid van de afdeling samenlevingszaken.

Controle op de aanvraag wordt onder andere vormgegeven door eventuele huisbezoeken, afhankelijk van het risicoprofiel en het gebruik van SUWI-net waarin actuele gegevens staan van potentiële klanten met betrekking tot inkomen uit loon of uitkering.

Bij preventie kan ook gebruik worden gemaakt van risicoprofielen. Aan de hand hiervan kan beter worden ingeschat of een klant fraudegevoelig is. In het Handhavingplan zal nader invulling worden gegeven aan risicoprofielen.

Hoofdstuk 3. Terugvordering en verhaal

Deze paragraaf bepaalt onder andere dat de gemeente de ten onrechte verstrekte bijstand terugvordert boven een nader vast te stellen bedrag. Hier wijzigt niets ten opzichte van de huidige situatie. De toevoeging bij art. 4 eerste lid is opgenomen omdat het principe, om daar waar mogelijk, tot terugvordering over te gaan niet absoluut is. Om te voorkomen dat teruggevorderd zou moeten worden in die gevallen waar een wettelijke regeling zich verzet tegen dat besluit is de betreffende nuance opgenomen. Te denken valt aan de bepalingen omtrent verjaring in het Burgerlijk Wetboek (BW) of de bepalingen rond het wettelijk traject van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP). Deze opsomming is echter niet limitatief, en aangezien toekomstige wetswijzigingen nog bepalingen kunnen toevoegen is gekozen voor een algemene formulering.

De zogenaamde “dringende reden” om af te zien van terugvordering en verhaal komt terug in het Handhavingplan.

Dit hoofdstuk regelt ook de wijze van incasso. Regel is dat het optimale wordt gedaan om in te vorderen. In het Handhavingplan zal het incassobeleid worden vormgegeven. Onderdeel daarvan is het vigerende beleid met betrekking tot kwijtschelding van (delen van) vorderingen, dat wordt ingezet om betaalgedrag van de debiteur te stimuleren. Als de debiteur zich houdt aan de afspraken, kan na drie of vijf (fraudevordering) jaar aflossen kwijtschelding worden overwogen. Ook een voorstel tot afkoop is onderdeel van het incassobeleid. Dit zal in de regel vooral gelden bij grote bedragen. In het Handhavingplan worden de voorwaarden voor kwijtschelding aangegeven.

Tot slot bepaalt dit hoofdstuk de mogelijkheid om kosten, die verbonden zijn aan incasso, terug te vorderen, als ook de wettelijke rente waarmee de vordering wordt verhoogd bij wanbetaling. In het Handhavingplan zullen kosten en rente worden vastgelegd. Reeds afgedragen belastingen over de bijstand en betaalde ziekenfondspremies worden eveneens teruggevorderd. In het Handhavingplan wordt hier nader invulling aan gegeven.

Hoofdstuk 4. Controle

Deze paragraaf gaat over de controle tijdens de bijstandsuitkering en na de beëindiging. In het Handhavingplan zullen de termijnen waarbinnen deze onderzoeken moeten worden verricht en de voorwaarden waaronder, worden beschreven.

Verder bepaalt dit hoofdstuk de wijze waarop fraude wordt bestreden tijdens de uitkering. Middelen die hiervoor worden ingezet zijn de bestandkoppelingen met de Belastingdienst en het Inlichtingenbureau. Ook worden bij de bestrijding risicoprofielen ingezet. Zodoende kunnen voor de koppeling klanten worden geselecteerd die passen binnen een risicoprofiel. Deze aspecten worden in het Handhavingplan nader uitgewerkt.

Hoofdstuk 5. Gevolgen bij fraude

Deze paragraaf regelt de verlaging van de uitkering, conform de Maatregelenverordening, als betrokkene niet aan verplichtingen voldoet of ten onrechte bijstand heeft ontvangen. Daarnaast wordt aangifte van fraude gedaan bij het Openbaar Ministerie. De voorwaarden voor aangifte worden jaarlijks afgestemd met het Openbaar Ministerie en zullen worden vermeld in het Handhavingplan.

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Behoeft geen nadere toelichting.

02-11-10scan raadsbesluit.PDF