Regeling vervallen per 10-03-2011

Monumentenverordening gemeente Gulpen-Wittem 2008

Geldend van 10-03-2011 t/m 09-03-2011

Intitulé

Monumentenverordening gemeente Gulpen-Wittem 2008

De raad van de gemeente Gulpen-Wittem;

Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 12-08.-2008;

gelet op het bepaalde in artikel 149 van de Gemeentewet en de artikelen 12, 14, 14a, 15 en 16 van de

Monumentenwet 1988 en de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht;

b e s l u i t : vast te stellen de

Monumentenverordening gemeente Gulpen- Wittem 2008

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

  • 1.

    monumenten:

  • 1.

    zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, betekenis voor de wetenschap of

cultuurhistorische waarde;

  • 2.

    terreinen die van algemeen belang zijn wegens daar aanwezige zaken als bedoeld onder 1;

  • 2.

    gemeentelijk monument:

onroerende monument, bedoelt in onderdeel 1, onder 1, dat overeenkomstig de bepalingen van deze

verordening als beschermd gemeentelijk monument is aangewezen;

3.gemeentelijke monumentenlijst:

de lijst waarop zijn geregistreerd de overeenkomstig deze verordening als beschermd gemeentelijk

monument aangewezen zaken;

4.gemeentelijk archeologisch monument:

monument bedoelt in onderdeel 1, onder 2;

5.rijksmonument:

onroerend monument, dat is ingeschreven in de ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgestelde

registers;

6.kerkelijke monument:

onroerend monument, dat eigendom is van een kerkgenootschap, een zelfstandig onderdeel daarvan,

een lichaam waarin kerkgenootschappen zijn verenigd, of van een ander genootschap op geestelijke

grondslag en welke uitsluitend of voor een overwegend deel worden gebruikt voor het gezamenlijk

belijden van de godsdienst of levensovertuiging;

7.monumentencommissie:

Op basis van art.15, lid 1 Monumentenwet 1988 door het college van burgemeester en wethouders

ingestelde commissie of instantie, met als taak burgemeester en wethouders op verzoek of uit eigen

beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet 1988, de verordening en het

monumentenbeleid.

8.gemeentelijk stads- en dorpsgezichten:

groepen van onroerende zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge

ruimtelijke of structurele samenhang dan wel haar wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde en

in welke groepen zich één of meer monumenten bevinden;

9.beschermde stads- en dorpsgezichten:

Stads- en dorpsgezichten die door Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en Onze

Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer als zodanig ingevolge artikel

35 van de Monumentenwet 1988 zijn aangewezen;

10.archeologische attentiegebieden:

terreinen waarvan het algemeen belang wegens hun betekenis voor de archeologische

monumentenzorg vaststaat of vermoed wordt op grond van historische gegevens en/of door

archeologische vondsten en onderzoek;

11.gemeentelijke archeologisch attentiegebieden:

archeologische attentiegebieden die overeenkomstig de bepalingen van deze verordening op de

gemeentelijk archeologische attentie gebiedkaart en –lijst zijn geplaatst;

12.gemeentelijk archeologisch attentiegebied kaart en –lijst;

Kaart en lijst waarop zijn geregistreerd de overeenkomstig deze verordening aangewezen

gemeentelijke archeologische attentiegebieden;

13.bouwhistorisch onderzoek:

In een schriftelijke rapportage vastgelegd onderzoek naar de bouwgeschiedenis en de

cultuurhistorische, esthetische en wetenschappelijke waarden en kwaliteiten van een onroerend

monument;

14.restauratieplan:

bouwplan voor het slopen, wijzigen, c.q. herstellen van een beschermd gemeentelijk monument of

dorpsgezicht, bestaand uit:

1.bestaande toestand tekening van plattegronden, gevels en doorsneden, schaal 1:100. (eventuele

bouwsporen dienen in de tekening te worden aangegeven.);

  • 2.

    gewenste toestand tekening van plattegronden, gevels en doorsneden, schaal 1:100;

  • 3.

    situatietekening van het bouwwerk, schaal 1:100;

  • 4.

    fotorapportage van de te wijzigen c.q. te restaureren onderdelen;

  • 5.

    principedetails van de te wijzigen c.q. te restaureren onderdelen, schaal 1:5;

  • 6.

    straataanzicht (schaal 1:100/200)en foto`s van de belendende bouwwerken;

Artikel 2 Het gebruik van het monument

Bij de toepassing van de verordening wordt binnen de kaders van het vigerende bestemmingsplan,

rekening gehouden met de bestaande en mogelijke toekomstige gebruiksfuncties van het monument,

en onroerende zaken gelegen in een beschermde dorpsgezicht en respectievelijk met terreinen gelegen

in een archeologisch attentiegebied.

Hoofdstuk 2 beschermde gemeentelijke monumenten,

Paragraaf 1. De aanwijzing als beschermd gemeentelijk monument en de registratie op

de gemeentelijke monumentenlijst.

Artikel 3 De aanwijzing tot gemeentelijk monument

1.Burgemeester en wethouders kunnen, al dan niet op verzoek van belanghebbenden, besluiten, een

onroerend monument als bedoelt in artikel 1 lid 1 aanwijzen als beschermd gemeentelijk

monument. Rijksmonumenten die zijn ingeschreven in het register als bedoeld in artikel 6 van de

Monumentenwet 1988, worden door burgemeester en wethouders niet op de gemeentelijke

monumentenlijst geplaatst.

2.Op de voorbereiding van een besluit tot aanwijzing als bedoeld in het eerste lid is afdeling 3.4 van

de Algemene Wet Bestuursrecht van toepassing.

3.Voorafgaande aan de ter inzage legging van een ontwerpbesluit tot aanwijzing van een

gemeentelijk monument dan wel afwijzing van een daartoe strekkend verzoek, wordt de

monumentencommissie, in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen.

4.De monumentencommissie adviseert schriftelijk binnen acht weken na ontvangst van het verzoek

van burgemeester en wethouders.

5.Als belanghebbende als bedoeld in artikel 3:13 Algemene Wet Bestuursrecht wordt in ieder geval

verstaan de eigenaar van een monument.

  • 6.

    Zienswijzen kunnen worden ingebracht door eenieder.

  • 7.

    Indien zienswijzen worden ingebracht naar aanleiding van een ontwerpbesluit, indien wenselijk

adviseert de monumentencommissie. Lid 4 is van overeenkomstige toepassing.

8.Als er sprake is van een besluit tot aanwijzing van een gemeentelijk monument, beslissen

burgemeester en wethouders binnen zestien weken na de ter inzage legging van het

ontwerpbesluit.

9.Met ingang van de datum waarop op verzoek van belanghebbenden, besluiten, een onroerend

monument als bedoelt in artikel 1 lid 1 aanwijzen als beschermd gemeentelijk monument tot

aanwijzing als gemeentelijk monument ontvangt tot het moment dat de registratie als bedoeld in

artikel 5 plaatsvindt, dan wel vaststaat dat het monument niet wordt geregistreerd, zijn de artikelen

7 tot en met 11 van overeenkomstige toepassing.

10.Monumenten die zijn ingeschreven in het register als bedoeld in artikel 6 van de Monumentenwet

1988, worden door burgemeester en wethouders niet op de gemeentelijke monumentenlijst

geplaatst.

11.Monumenten, op de gemeentelijke monumentenlijst die worden ingeschreven in het Rijksregister

als bedoeld in artikel 6 van de Monumentenwet 1988, worden geacht niet meer op de

gemeentelijke monumentenlijst te zijn geplaatst.

Artikel 4 Mededeling aanwijzingsbesluit

1.De aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt medegedeeld aan degenen die als zakelijk

gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan en aan de ingeschreven hypothecaire

schuldeisers.

2.De aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, inschrijven in het register Wet kenbaarheid

publiekrechtelijke beperkingen onroerdende zaken (Wkpb).

Artikel 5 Registratie op de gemeentelijke monumentenlijst

  • 1.

    Het college registreert het gemeentelijk monument op de gemeentelijke monumentenlijst.

  • 2.

    De gemeentelijke monumentenlijst geeft de plaatselijke aanduiding, de kadastrale aanduiding, de

datum van aanwijzing, de tenaamstelling en een beschrijving van het monument aan.

3.Burgemeester en wethouders maken plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst op de in de

gemeente gebruikelijke wijze bekend in het Heuvelland Aktueel.

4.De gemeentelijke monumentenlijst ligt in het gemeentehuis voor eenieder ter inzage, en kan via

internet worden geraadpleegd.

Artikel 6 Wijzigen of intrekken van de aanwijzing

1.Burgemeester en wethouders kunnen ambtshalve of op verzoek van belanghebbenden een

aanwijzing tot beschermd gemeentelijk monument wijzigen dan wel intrekken.

2.De artikelen 3, tweede tot en met negende lid, artikel 4 en 5 zijn van overeenkomstige toepassing.

Paragraaf 2. Vergunning tot wijziging of afbraak van gemeentelijke monumenten.

Artikel 7 Verbodsbepaling

  • 1.

    Het is verboden een gemeentelijk monument te bekladden, beschadigen of te vernielen.

  • 2.

    Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders of in strijd met bij zodanige

vergunning gestelde voorschriften:

a.een gemeentelijk monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig

opzicht te wijzigen;

b.een gemeentelijk monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een

wijze, waardoor het wordt ontsierd of in gevaar wordt gebracht.

Artikel 8 Vergunning

1.Op de voorbereiding van een besluit op een aanvraag om vergunning als bedoelt in artikel 7, 2e lid,

is afdeling 3.4 van de Algemene Wet Bestuurrecht van toepassing

  • 2.

    Zienswijze kunnen naar voren worden gebracht door eenieder

  • 3.

    Bij de aanvraag van voornoemde vergunning worden de door burgemeester en wethouders

verlangde gegevens, zoals aangegeven op het door de burgemeester en wethouders vastgestelde

aanvraagformulier en als bedoelt in artikel 1, lid1, onderdeel 1.4 van deze verordening overgelegd.

Burgemeester en wethouders kunnen ter beoordeling van de aanvraag een bouwhistorisch

onderzoek als bedoelt in artikel 1, lid1, onderdeel, 13 van de aanvrager verlangen.

4.Burgemeester en wethouders zenden onmiddellijk een afschrift van de aanvraag aan de

monumentencommissie.

5.De monumentencommissie adviseert schriftelijk binnen 2 maanden na de datum van ontvangst van

het afschrift.

6.Burgemeester en wethouders beslissen binnen 6 maanden na de datum van ontvangst van het

advies van de monumentencommissie, doch in ieder geval binnen de in artikel 3:18 Algemene Wet

Bestuursrecht bepaalde termijn.

7.Indien burgemeester en wethouders niet voldoen aan het zesde lid, wordt de vergunning geacht te

zijn verleend.

8.De werking van de vergunning wordt opgeschort totdat de beroepstermijn is verstreken of, indien

(hoger) beroep is ingesteld, op het (hoger) beroep is beslist. De vergunninghouder kan de

voorzieningenrechter van de rechtbank, onderscheidenlijk de voorzitter van de Afdeling

bestuursrechtspraak van de Raad van State verzoeken de opschorting op te heffen.

Artikel 10 Voorschriften

1.Burgemeester en wethouders kunnen aan een vergunning voorschriften verbinden in het belang

van de monumentenzorg.

Artikel 11 Intrekken van de vergunning

  • 1.

    De vergunning kan door burgemeester en wethouders worden ingetrokken indien:

    • a.

      blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is

verleend;

  • b.

    blijkt dat de vergunninghouder de voorschriften, bedoeld in artikel 10 niet naleeft;

  • c.

    de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben

gewijzigd, dat het belang van het monument zwaarder dient te wegen.

d.Niet binnen één jaar na het onherroepelijk worden van de vergunning, van de

vergunning gebruik wordt gemaakt.

Hoofdstuk 3 Rijksmonumenten

Artikel 12 Vergunning

1.Burgemeester en wethouders zenden onmiddellijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om

vergunning voor een rijksmonument aan de monumentencommissie.

2.De monumentencommissie adviseert schriftelijk over de aanvraag binnen twee maanden na de

datum van verzending van het afschrift. Bij overschrijding van deze termijn wordt de

monumentencommissie geacht te hebben geadviseerd.

3.De procedure voor de afgifte van vergunning voor het wijzigen van beschermde rijksmonumenten

door burgemeester en wethouders is geregeld in de artikelen 11 t/m 21 van de monumentenwet

1988

Hoofdstuk 4 Schadevergoedingen

Artikel 13 Schadevergoeding

  • 1.

    Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van:

    • a.

      de weigering van burgemeester en wethouders een vergunning als bedoelt in artikel 7, tweede

lid te verlenen;

b.voorschriften door burgemeester en wethouders verbonden aan een vergunning als bedoelt in

artikel 9, tweede lid;

2.Artikel 23 t/m 29 van de Monumentenwet 1988 worden eveneens van toepassing verklaard, met

dien verstande dat het college van burgemeester en wethouders in plaats treedt van Onze Minister

van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en dat voor Ministerie dient te worden gelezen; de

gemeente Gulpen-Wittem.

Hoofdstuk 5 Strafbepalingen

Artikel 14 Strafbepalingen

Hij, die handelt in strijd met de artikel 7 van deze verordening wordt gestraft met een geldboete van de

tweede categorie.

Hoofdstuk 6 Toezicht en opsporing

Artikel 15 Toezichthouders

  • 1.

    Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast:

    • a.

      medewerker vergunningverlening monumenten;

    • b.

      medewerker handhaving bouw- en woning toezicht;

  • 2.

    Verder zijn met het toezicht op naleving van bepaalde bij of krachtens deze verordening belast de

bij besluit van burgemeester en wethouders dan wel de burgemeester aan te wijzen persoon.

Artikel 16 Opsporing

1.De opsporing van de in artikel 14 strafbaar gestelde feiten is, naast de in artikel 141 van het

Wetboek van Strafverordening genoemde opsporingsambtenaren, opgedragen aan hen die door

burgemeester en wethouders met de zorg voor de naleving van deze verordening zijn belast, ieder

voor zover het de feiten betreft die in de aanwijzing zijn vermeld.

2.Zo dikwijls de zorg voor de naleving van deze verordening dit vereist wordt hierbij de last

verstrekt al dan niet besloten ruimten en plaatsen, met uitzondering van woningen, desnoods tegen

de wil van rechthebbende, bewoner of gebruiker te betreden, aan hen die en voor zover zij door het

bevoegd gezag belast zijn met het toezicht op de naleving van deze verordening.

Hoofdstuk 7 Slot- en overgangsbepalingen

Artikel 22 Inwerkingtreding

1.Voor zover deze verordening betrekking heeft op gemeentelijke monumenten treedt zij in werking

op de derde dag na de dag waarop zij is bekendgemaakt in de Heuvelland Aktueel.

2.Voor zover deze verordening betrekking heeft op beschermde rijksmonumenten treedt zij in

werking overeenkomstig het bepaalde in artikel 15, lid 2, van de Monumentenwet 1988.

3.De monumentenverordening, vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 25 februari 1999,

voor zover het betreft bepalingen over beschermde rijksmonumenten, vervalt op de datum waarop

het tweedelid toepassing vindt.

4.Aanvragen om een vergunning die zijn ingediend vóór de in werkingtreding van deze verordening

worden afgehandeld met in achtneming van de in het derde lid3 ingetrokken verordening.

Artikel 23 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als ”Monumentenverordening Gulpen-Wittem 2008”.

Aldus besloten door de raad der gemeente Gulpen-Wittem van 09-10-2008

de griffier, de voorzitter,

M.van der Walle drs. A.R.B. van den Tilllaar