Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Gulpen-Wittem houdende regels omtrent jeugdhulp Verordening jeugdhulp versie 2019 Maastricht Heuvelland

Geldend van 01-01-2019 t/m heden

Intitulé

Verordening jeugdhulp Maastricht-Heuvelland versie 2019

De raad van de gemeente Gulpen-Wittem;

  • gelezen het voorstel van het College van burgemeester en wethouders van 7 november 2018;

  • gezien de adviezen van de regionale Adviesraden Maastricht-Heuvelland;

  • gelet op de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1, vierde lid, van de Jeugdwet;  

  • overwegende dat:

    • o

       de Jeugdwet de verantwoordelijkheid voor het organiseren van goede en toegankelijke jeugdhulp bij de gemeente heeft belegd;

    • o

      waarbij het uitgangspunt is dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouders en de jeugdige zelf ligt;

    • o

      dat het noodzakelijk is om regels vast te stellen over de door het College te verlenen individuele voorzieningen en overige voorzieningen. Deze regels hebben betrekking op:

      • a.

        de voorwaarden voor toekenning en de wijze van beoordeling van, en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening,

      • b.

        over de wijze waarop de toegang tot en de toekenning van een individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen

      • c.

        de wijze waarop de hoogte van een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld

      • d.

        voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele voorziening of een persoonsgebonden budget alsmede misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet

      • e.

        regels ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan

      • f.

        dat het voorts wenselijk is te bepalen onder welke voorwaarden degene aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, de jeugdhulp kan betrekken van een persoon die behoort tot diens sociale netwerk;

 

besluit vast te stellen de Verordening jeugdhulp Maastricht-Heuvelland versie 2019

Hoofdstuk 1: Begripsbepalingen

Artikel 1. Definities

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • 1.

    andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Jeugdwet, op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen;

  • 2.

    overige voorziening: overige voorziening als bedoeld in hoofdstuk 2 van de wet;

  • 3.

    hulpvraag: behoefte van een jeugdige en/of zijn ouders aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid van de wet;

  • 4.

    individuele voorziening: op de jeugdige en/of zijn ouders toegesneden voorziening als bedoeld in artikel 2, tweede lid;

  • 5.

    formele hulp: hulp die wordt geleverd door een zorgaanbieder die:

    • a.

      Als zorgverlenende organisatie staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel conform de vereisten van de Handelsregisterwet 2007 en niet behoort tot het sociaal netwerk van de aanvrager, of;

    • b.

      staat ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg BIG en niet behoort tot het sociaal netwerk van de aanvrager;

    • c.

      een zelfstandige zonder personeel (zzp’er) is, die beschikt over een modelovereenkomst waarin de arbeidsrelatie is vastgelegd en niet behoort tot het sociaal netwerk van de aanvrager.

  • 6.

    Informele hulp: hulp die wordt geleverd door een persoon, die niet onder de definitie van formele hulp valt;

  • 7.

    melding: melding van een hulpvraag als bedoeld in artikel 3, eerste lid;

  • 8.

    nadere regels: Nadere regels Jeugdhulp 2019 gemeente Gulpen-Wittem.

  • 9.

    gesprek: gesprek in het kader van het onderzoek als bedoeld in artikel 7;

  • 10.

    verslag: een weergave van de uitkomsten van het onderzoek als bedoeld in artikel 8;

  • 11.

    familiegroepsplan (persoonlijk plan): waarin en jeugdige en/of zijn ouders de omstandigheden als bedoeld in artikel 2.1 , onderdelen a tot en met g van de Wet, beschrijft en aangeeft welke jeugdhulp naar zijn mening het meest is aangewezen;

  • 12.

    1gezin1plan1regisseur (hulpverleningsplan): de schriftelijke verslaglegging van de adviezen, verwijzingen en afspraken die in samenspraak met de jeugdige en/of zijn ouders zijn gemaakt naar aanleiding van zijn melding, alsmede de beoogde resultaten en de evaluatie daarvan;

  • 13.

    plan van aanpak: het plan dat , op het moment dat duidelijk is wat de hulpvraag van het gezin is en in kaart is gebracht wat de mogelijke beantwoording van de vraag inhoudt, wordt opgesteld door de (potentiële) zorgaanbieder. Hierin wordt verwoord welk arrangement van toepassing is;

  • 14.

    PGB: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet, zijnde een door het College verstrekt budget aan een jeugdige of zijn ouders, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken;

  • 15.

    Wet: Jeugdwet.

  • 16.

    Voorliggende voorziening: recht op zorg bij of krachtens de Wet langdurige zorg, de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen of een zorgverzekering als bedoeld in de Zorgverzekeringswet.

  • 17.

    Voorziening in natura: een voorziening die in de vorm van persoonlijke dienstverlening wordt verstrekt.

  • 18.

    Financiële tegemoetkoming: wijze van verstrekking van een individuele voorziening in de vorm van een forfaitair of gemaximeerd bedrag.

  • 19.

    Budgethouder: een ondersteuningsbehoevende aan wie ingevolge de Verordening jeugdhulp een persoonsgebonden budget is toegekend, dan wel diens wettelijke vertegenwoordiger.

Hoofdstuk 2: Vormen van jeugdhulp

Artikel 2. Vormen van jeugdhulp

  • 1. De Raad legt vormen van ondersteuning op hoofdlijnen vast en delegeert uitwerking aan College.

  • 2. Het College draagt zorg voor een flexibel aanbod aan preventie en jeugdhulp. Dit aanbod kan bestaan uit ondersteuningsvormen en overige voorzieningen die algemeen toegankelijk zijn (of met een lichte toegangstoets) en de individuele voorzieningen.

  • 3. De ondersteuning die geboden wordt vanuit het flexibel aanbod kan bestaan uit:

    • a.

      ondersteuning bij vraagverheldering en basisdiagnostiek van de jeugdige en zijn ouders;

    • b.

      advisering over de aangewezen individuele voorziening

    • c.

      ondersteuning van, hulp aan of zorg voor jeugdigen en hun ouders gericht op het verminderen, stabiliseren, behandelen en opheffen, of omgaan met gevolgen van psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking van de jeugdige, opvoedingsproblemen van de ouders en adoptiegerelateerde problemen;

    • d.

      het begeleiden van jeugdigen met een somatische, verstandelijke, lichamelijk of zintuiglijke beperking, een chronisch psychisch probleem of psychosociale problemen met als doel het bevorderen van hun deelname aan het maatschappelijk verkeer en van hun zelfstandig functioneren;

    • e.

      het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van de persoonlijke verzorging van jeugdigen voor zover gericht op het opheffen van een tekort aan zelfredzaamheid bij algemene dagelijkse levensverrichtingen;

    • f.

      het ondersteunen van ouders van jeugdigen ter voorkoming van overbelasting (respijtzorg);

    • g.

      het vervoer van een jeugdige van en naar een locatie waar de ondersteuning, hulp of zorg wordt verleend;

    • h.

      het tot stand brengen van een hulpverleningsplan

  • 4. Tot de individuele voorzieningen behoren in ieder geval:

    • a.

      jeugdhulp met verblijf

    • b.

      vormen van specialistische jeugdhulp, waaronder geestelijke gezondheidszorg en zorg voor jeugdige (licht) verstandelijk beperkten

    • c.

      pleegzorg

    • d.

      intensief casemanagement door de gecertificeerde instelling in het kader van drang en dwang

    • e.

      het vervoer van een jeugdige en/of diens ouders cq verzorgers van en naar een locatie waar de ondersteuning, hulp, zorg of het verblijf wordt verleend.

  • 5. Het College stelt bij nadere regeling vast welke voorzieningen op basis van artikel 2, tweede lid in elk geval beschikbaar zijn.

Hoofdstuk 3: Melding en onderzoek

Artikel 3: Melding hulpvraag

  • 1. Een hulpvraag kan door of namens jeugdigen en ouders bij het College worden gemeld.

  • 2. Het College bevestigt de ontvangst van een melding aan de melder.

  • 3. In spoedeisende gevallen treft het College zo spoedig mogelijk een passende tijdelijke maatregel of vraagt het College een machtiging gesloten jeugdhulp als bedoeld in hoofdstuk 6 van de wet.

  • 4. Jeugdigen en ouders kunnen zich rechtstreeks wenden tot een overige voorziening (is toegang zonder gemeente).

Artikel 4. Cliëntondersteuning

  • 1. Het College zorgt ervoor dat ingezetenen gedurende het proces van aanvraag tot beslissing een beroep kunnen doen op gratis en onafhankelijke cliëntondersteuning op maat, waarbij het belang van de cliënt uitgangspunt is.

  • 2. Het College wijst de jeugdige en/of zijn ouders voor het onderzoek, op de mogelijkheid gebruik te maken van gratis en onafhankelijke cliëntondersteuning (zoals bedoeld in artikel 2.3.2 eerste lid van de wet maatschappelijke ondersteuning 2015).

Artikel 5. Familiegroepsplan/Persoonlijk plan

  • 1. Het College brengt de jeugdige en/of zijn ouders op de hoogte van de mogelijkheid om een familiegroepsplan/persoonlijk plan op te stellen en stelt hen na de melding in de gelegenheid het plan te overhandigen.

  • 2. Als de cliënt een familiegroepsplan/persoonlijk plan als bedoeld in het eerste lid aan het College heeft overhandigd, betrekt het College dat plan bij het onderzoek, bedoeld in artikel 7.

Artikel 6. Vooronderzoek

  • 1. Het College verzamelt alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 7, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de jeugdige en zijn situatie en maakt vervolgens zo spoedig mogelijk met hem een afspraak voor een gesprek.

  • 2. De jeugdige en/of zijn ouders verschaffen voor het gesprek alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het College voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen.

  • 3. Het College kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid.

Artikel 7. Gesprek

  • 1. Het College onderzoekt in een gesprek met de jeugdige en/of zijn ouders en/of cliëntondersteuner, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:

    • a.

      De aard en ernst van de opgroei- of opvoedingsproblemen, de psychische problemen en stoornissen.

    • b.

      de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige en het probleem of de hulpvraag;

    • c.

      het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp;

    • d.

      het vermogen van de jeugdige of zijn ouders om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden;

    • e.

      de mogelijkheden om gebruik te maken van een andere voorziening;

    • f.

      de mogelijkheden om jeugdhulp te verlenen met gebruikmaking van een overige voorziening;

    • g.

      de noodzaak om een individuele voorziening te verstrekken;

    • h.

      de wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen;

    • i.

      hoe rekening zal worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders, en

    • j.

      de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een PGB, waarbij de jeugdige of zijn ouders in begrijpelijke bewoordingen worden ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 2. Vervalt.

  • 3. Het College informeert de jeugdige of zijn ouders over de gang van zaken bij het gesprek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt hen toestemming om hun relevante persoonsgegevens te verwerken.

  • 4. Het College kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van een gesprek.

  • 5. Als de jeugdige en/of zijn ouders een familiegroepsplan/persoonlijk plan als bedoeld in artikel 5 eerste lid aan het College heeft overhandigd, betrekt het College dat plan bij het onderzoek, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 7A: criteria en afwegingsfactoren

  • 1. het College kent een individuele voorziening toe indien en voor zover vastgesteld is dat:

    • a.

      een individuele voorziening aangewezen is gezien de aard en ernst van de hulpvraag, of;

    • b.

      de jeugdige zelf, of met zijn ouders of andere personen uit zijn naaste omgeving, geen afdoende oplossing voor zijn hulpvraag kan vinden, of;

    • c.

      een overige voorziening die algemeen toegankelijk is als bedoeld in artikel 2 lid 2 niet adequaat is voor de oplossing van de hulpvraag, of;

    • d.

      de jeugdige of de ouders geen aanspraak kunnen maken op een andere voorziening om de hulpvraag te beantwoorden.

  • 2. Het College kan nadere regels vaststellen ter verdere uitwerking van de algemene criteria als genoemd in het eerste lid of ter bepaling van specifieke criteria voor bepaalde individuele voorzieningen.

Artikel 8. Verslag

  • 1. De jeugdige en/of zijn ouders ontvangen een schriftelijke weergave van de uitkomsten van het onderzoek. Indien er een hulpverleningsplan wordt opgesteld geldt dat als verslag van het onderzoek.

  • 2. Binnen 21 werkdagen na het gesprek verstrekt het College het verslag aan de cliënt.

  • 3. De jeugdige en/of zijn ouders tekenen het verslag voor gezien of akkoord. Opmerkingen of latere aanvullingen van de cliënt over dit verslag zullen als bijlage aan het verslag worden toegevoegd.

  • 4. de jeugdige en/of zijn ouders zorgen ervoor dat een getekend exemplaar binnen 7 werkdagen wordt geretourneerd.

  • 5. als de jeugdige en/of zijn ouders tekenen voor gezien, geven zij daarbij tevens aan wat de reden is dat men niet akkoord is.

Hoofdstuk 4: Proceswaarborgen voor jeugdige en/of zijn ouders

Artikel 9. Second opinion, klachtregeling

  • 1. Het College stelt een regeling vast die de jeugdige en/of zijn ouders de mogelijkheid biedt van een herbeoordeling van de melding door een andere medewerker voor de gevallen dat de jeugdige en/of zijn ouders en de medewerker niet tot overeenstemming komen over een hulpverleningsplan.

  • 2. Het College stelt een regeling vast voor afhandeling van klachten van de jeugdige en/of zijn ouders die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van meldingen en aanvragen als bedoeld in deze Verordening.

Artikel 10. Periodiek onderzoek en nazorg

  • 1. Het College onderzoekt periodiek of er aanleiding is een beslissing te heroverwegen.

  • 2. Het College onderzoekt periodiek al dan niet steekproefsgewijs, of het in het hulpverleningsplan beoogde doel wordt bereikt.

  • 3. Het College kan nadere regels stellen ten aanzien van lid 1 en 2 in het Besluit nadere regels .

Hoofdstuk 5: Toegang via huisarts, medisch specialist of jeugdarts

Artikel 11. Toegang jeugdhulp via de huisarts, medisch specialist of jeugdarts

  • 1. Het College draagt zorg voor de toewijzing van jeugdhulp na een verwijzing door de huisarts, medisch specialist en jeugdarts naar een jeugdhulpaanbieder, als en voor zover genoemde jeugdhulpaanbieder van oordeel is dat inzet van jeugdhulp nodig is en dit onderbouwen kan met een plan van aanpak.

  • 2. Als de jeugdige of zijn ouders hierom verzoeken, legt het College de te verlenen individuele voorziening, dan wel het afwijzen daarvan, vast in een beschikking als bedoeld in artikel 13.

  • 3. Wanneer een jeugdige en/of zijn ouders bezwaren hebben tegen betrokkenheid van het lokale toegangsteam, kunnen zij dit kenbaar maken aan de jeugdhulpaanbieder. Het College neemt dan het besluit enkel op aanwijzen van de jeugdhulpaanbieder dat

    • a.

      toewijzing van individuele jeugdhulp noodzakelijk is;

    • b.

      dat noodzaak is onderbouwd met een plan van aanpak.

Hoofdstuk 6: Aanvraag en beschikking

Artikel 12. Aanvraag

  • 1. Jeugdigen en ouders kunnen een aanvraag om een individuele voorziening indienen bij het College.

  • 2. Een aanvraag dient altijd schriftelijk te worden ingediend.

  • 3. Het College kan een ondertekend verslag van het gesprek aanmerken als aanvraag als de jeugdige en/of zijn ouders dat op het verslag hebben aangegeven.

  • 4. Het College kan een ondertekend hulpverleningsplan aanmerken als aanvraag als de jeugdige en/of zijn ouders dat op het plan hebben aangegeven.

Artikel 13. Inhoud beschikking

  • 1. Een beschikking wordt in ieder geval afgegeven:

    • a.

      als de jeugdige en/of zijn ouders hierom verzoeken;

    • b.

      wanneer het de verstrekking van een PGB betreft;

    • c.

      bij een afwijzing en

    • d.

      wanneer dit voor het juridisch proces nodig is.

  • 2. In de beschikking tot verstrekking van een individuele voorziening wordt in ieder geval aangegeven hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.

  • 3. Bij het verstrekken van een individuele voorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;

    • b.

      wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is, hoe de voorziening wordt verstrekt.

  • 4. Bij het verstrekken van een individuele voorziening in de vorm van een PGB wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      voor welk resultaat het PGB dient te worden aangewend;

    • b.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het PGB;

    • c.

      wat de hoogte van het PGB is en hoe hiertoe is gekomen;

    • d.

      wat de duur is van de verstrekking waarvoor het PGB is bedoeld,

    • e.

      de wijze van verantwoording van de besteding van het PGB

Hoofdstuk 7: Persoonsgebonden budget

Artikel 14. Regels voor PGB

  • 1. Verstrekking van een PGB vindt plaats op basis van een door de jeugdige of diens ouders/verzorgers opgesteld en door het College geaccordeerd budgetplan. In het plan staat hoe de budgethouder zijn hulp wil organiseren, wie deze hulp gaat leveren en op welke manier de kwaliteit van de hulp en de veiligheid van de jeugdige en/of diens ouders/verzorgers zijn geborgd. Het plan bevat alle informatie ten aanzien van:

    • a.

      de te treffen voorziening en het beoogde doel;

    • b.

      de voorgenomen uitvoering daarvan;

    • c.

      de kwalificaties van de uitvoering;

    • d.

      een motivering waarom hij een PGB wenst;

    • e.

      de aan de uitvoering verbonden kosten;

    • f.

      in het plan staat als voorwaarde geformuleerd dat de hulpverlener calamiteiten dient de melden bij de meldingsambtenaar genoemd in artikel 19 en de medewerking moet verlenen aan onderzoek door deze toezichthouder aangaande rechtmatigheid, kwaliteit en veiligheid.

  • 2. Uit het plan dient te kunnen worden afgeleid of en in hoeverre:

    • a.

      de jeugdige en/of zijn ouders naar het oordeel van het College op eigen kracht voldoende in staat zijn tot een redelijke waardering van de belangen ten aanzien van de hulpvraag dan wel met hulp uit hun sociale netwerk dan wel van een curator, bewindvoerder, mentor, gemachtigde of gecertificeerde instelling in staat zijn om de aan een persoonsgebonden budget verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren en

    • b.

      de jeugdige en/of zijn ouders gemotiveerd op het standpunt stellen dat zij de individuele voorziening die wordt geleverd door een aanbieder, niet passend achten; en

    • c.

      naar het oordeel van het College is gewaarborgd dat de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort en die de jeugdige of zijn ouders van het budget willen betrekken, van goede kwaliteit is.

  • 3. Onverminderd artikel 8.1.4, tweede en vierde lid, van de Wet verstrekt het College geen PGB voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de belanghebbende voorafgaand aan de indiening van de aanvraag heeft gemaakt en niet meer is na te gaan of de ingekochte voorziening noodzakelijk was.

  • 4. De hoogte van een PGB:

    • a.

      is gebaseerd op een door de jeugdige of zijn ouders opgesteld en door het College vastgesteld plan zoals beschreven in lid 1;

    • b.

      wordt berekend op basis van een prijs of tarief waarmee redelijkerwijs is verzekerd dat het PGB toereikend is om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede diensten en andere maatregelen die tot de individuele voorzieningen behoren, van derden te betrekken, en

    • c.

      bedraagt ten hoogste de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate individuele voorziening in natura.

  • 5. De hoogte van een PGB voor een voorziening wordt bepaald:

    • a.

      Op ten hoogste de kostprijs van de voorziening die de aanvrager op dat moment zou hebben ontvangen als de voorziening in natura zou zijn verstrekt middels een contract tussen Gemeente en aanbieder, rekening houdend met een eventueel door de Gemeente te ontvangen korting;

    • b.

      Afhankelijk van de ondersteuningsvorm en onverminderd het bepaalde in sub 1 van dit lid, hanteren we voor dienstverlening een tarief per uur (individuele dienstverlening), per dagdeel (groepsbegeleiding) en/of per etmaal (verblijf), gespecificeerd naar informele en formele hulp. Een overzicht van de toepasselijke tarieven is opgenomen in bijlage 1.

  • 6. De hoogte van een PGB voor de kosten van vervoer zoals bedoeld in artikel 2, lid 4 sub e, wordt bepaald:

    • a.

      0p ten hoogste de kostprijs van vervoer die de aanvrager op dat moment zou hebben ontvangen als het vervoer in natura zou zijn verstrekt, of

    • b.

      op ten hoogste de kostprijs van openbaar vervoer.

  • 7. Onverminderd het bepaalde in dit artikel geldt bij de inzet van het PGB voor informele hulp:

    • a.

      dat de hulpverlener in alle gevallen dient te beschikken over een verklaring omtrent gedrag, en

    • b.

      dat als de dienst zorg omvat waarvoor krachtens landelijk gelden kwaliteitscriteria een minimaal opleidingsvereiste is, de hulpverlener over de betreffende kwalificatie beschikt.

    • c.

      dat de ondersteuning aan de jeugdige en/of zijn ouders niet mag leiden tot overbelasting bij de persoon die deze niet-professionele hulp verleent.

  • 8. Onderverminderd het bepaalde in dit artikel is de richtlijn bestedingsmogelijkheden PGB van toepassing zoals opgenomen in bijlage 2 Het college kan in individuele situaties afwijkende bestedingsmogelijkheden toestaan. Indien van toepassing worden deze vastgelegd in de beschikking.

  • 9. De PGB tarieven voor de dienstverlening en informele hulp in het kader van de Jeugdwet worden jaarlijks, met ingang van 1 januari, geïndexeerd conform het CPI indexcijfer, alle huishoudens (reeks 2018 = 100). De aanpassing zal worden berekend op basis van de jaarmutatie van de maand juli en wordt afgerond op één decimaal. Indien deze bedragen wijzigen draagt het College zorg voor de kenbaarheid van de laatstelijk in de plaats gestelde bedragen.

  • 10. Indien het CPI-indexcijfer een negatief indexcijfer geeft, wordt het indexcijfer van 0 gehanteerd.

Artikel 14A. Voorwaarden voor een persoonsgebonden budget

In de beoordeling van het PGB-plan betrekt het College in ieder geval de volgende aspecten:

  • a.

    de benodigde ondersteuning is niet goed vooraf in te plannen;

  • b.

    de benodigde ondersteuning moet op ongebruikelijke tijden geleverd worden;

  • c.

    de benodigde ondersteuning moet op veel korte momenten per dag geboden worden;

  • d.

    de benodigde ondersteuning moet op verschillende locaties worden geleverd;

  • e.

    als het noodzakelijk is om 24 uur ondersteuning op afroep te organiseren;

  • f.

    als de ondersteuning door de aard van de beperking door een vaste hulpverlener moet worden geboden.

Artikel 14B. Weigering persoonsgebonden budget

  • 1. Een persoonsgebonden budget is uitsluitend mogelijk voor individuele voorzieningen.

  • 2. Het College kent geen persoonsgebonden budget toe:

    • a.

      als niet wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd in artikel 14 en 14 A van deze Verordening;

    • b.

      als het bieden van een keuze voor het persoonsgebonden budget negatieve gevolgen zou hebben voor het voortbestaan van het systeem van de desbetreffende individuele voorzieningen in natura;

    • c.

      als er sprake is van ondersteuning in een spoedeisende situatie;

    • d.

      ten behoeve van de bemiddeling bij het aanvragen van een indicatie of bij bemiddeling van het beheer van het persoonsgebonden budget;

    • e.

      als blijkt dat belanghebbende onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid.

    • f.

      Het ernstige vermoeden bestaat dat aanvrager niet in staat is de aan het persoonsgebonden budget verbonden taken uit te voeren.

    • g.

      De veiligheid, doeltreffendheid en cliëntgerichtheid, doel- en rechtmatigheid onvoldoende is gegarandeerd.

Artikel 14C. Uitbetaling en controle van het persoonsgebonden budget

  • 1. Het PGB wordt niet uitbetaald op de bankrekening van de budgethouder, maar op rekening van het servicecentrum PGB van de Sociale Verzekeringsbank. Budgethouders hebben een trekkingsrecht op basis van het toegekende PGB.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan het College besluiten eenmalige persoonsgebonden budgetten uit te keren op een andere rekening dan die van het servicecentrum PGB van de Sociale Verzekeringsbank. Uitbetaling vindt ook in deze gevallen in principe achteraf plaats.

  • 3. Het trekkingsrecht op basis van een PGB geldt in beginsel per kalenderjaar.

  • 4. In individuele gevallen kan worden afgeweken van het bepaalde in het derde lid.

  • 5. De Sociale Verzekeringsbank controleert vooraf de zorgovereenkomst(en) tussen de budgethouder en zijn zorgverlener arbeidsrechtelijk.

  • 6. Het College controleert vooraf de zorgovereenkomst op de afspraken zoals overeengekomen in het budgetplan.

  • 7. Het College kan, achteraf, na afloop van de verstrekking dan wel na afloop van enig kalenderjaar het verstrekte PGB middels een steekproef controleren.

  • 8. Het College kan op basis van een steekproef een verder controle uitvoeren aan de hand van door de budgethouder te overleggen relevante, originele en gedateerde facturen en/of betaalbewijzen en/of een overzicht van de salarisadministratie met bewijsmiddelen.

  • 9. In verband met de in lid 8 van dit artikel genoemde controle dient de budgethouder gedurende een periode van 3 jaar bewijsstukken te bewaren van de besteding van het PGB.

  • 10. Indien, met de in dit artikel genoemde bescheiden niet of niet volledig de adequate besteding van het PGB aangetoond kan worden, of bij gebleken misbruik dan wel aanwending van het PGB ten behoeve van andere zaken dan waartoe dit is toegekend, kan het College bij gebleken misbruik (fraude) het al verstrekte PGB geheel of ten dele intrekken en terugvorderen. In de overige gevallen kan het College het PGB geheel of ten dele intrekken.

  • 11. Bij het overlijden van de cliënt zal het PGB voor periodieke dienstverlening worden stopgezet per eerste dan van de maand volgend op de maand van overlijden.

Hoofdstuk 8: bijdrage aan voorzieningen

Artikel 15. VERVALT

Artikel 16. VERVALT

Hoofdstuk 9: Kwaliteit en toezicht

Artikel 17. Kwaliteitseisen jeugdhulp

  • 1. Aanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen, door:

    • a.

      het afstemmen van voorzieningen op de persoonlijke situatie van de jeugdige en/of zijn ouders;

    • b.

      het afstemmen van voorzieningen op andere vormen van zorg waaronder informele zorg;

    • c.

      erop toe te zien dat beroepskrachten tijdens hun werkzaamheden in het kader van het leveren van voorzieningen handelen in overeenstemming met de professionele standaard;

    • d.

      voor zover van toepassing, erop toe te zien dat de kwaliteit van de voorzieningen en de deskundigheid van de beroepskrachten tenminste voldoen aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor de in de toepasselijke sector erkende keurmerken.

  • 2. Aanbieders stellen een regeling vast voor de afhandeling van klachten van jeugdige en/of zijn ouders ten aanzien van alle voorzieningen.

  • 3. Aanbieders stellen een regeling vast voor de medezeggenschap van cliënten over voorgenomen besluiten van de aanbieder welke voor de gebruikers van belang zijn.

  • 4. Het College kan bij nadere regels, in overeenkomsten en bij subsidieverlening aanvullende eisen stellen aan de kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten en verleners van hulp en ondersteuning op basis van een informeel PGB goed werkgeverschap, de klachtregeling en medezeggenschapseisen daaronder begrepen.

  • 5. Het College ziet toe op de naleving van de eisen die voortvloeien uit lid 1 tot en met 4, in ieder geval door periodieke overleggen met de aanbieders, een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek, en het zo nodig in overleg met de jeugdige en/of zijn ouders ter plaatse controleren van de geleverde voorzieningen.

Artikel 18. Vertrouwenspersoon

  • 1. Het College zorgt ervoor dat jeugdigen, ouders en pleegouders een beroep kunnen doen op een onafhankelijke vertrouwenspersoon.

  • 2. Het College wijst jeugdigen en ouders erop dat zij zich desgewenst kunnen laten bijstaan door een onafhankelijke vertrouwenspersoon.

Artikel 19. Meldingsregeling calamiteiten en geweld

  • 1. Het College treft een regeling voor het melden van calamiteiten en geweldsincidenten bij de verstrekking van een voorziening door een aanbieder en kan een meldingsambtenaar aanwijzen.

  • 2. Aanbieders melden iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan bij de verstrekking van een voorziening onverwijld aan de toezichthouder.

  • 3. De toezichthouder doet onderzoek naar de calamiteiten en geweldsincidenten en adviseert het College over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld.

  • 4. Het College kan bij nadere regels bepalen welke verdere eisen gelden voor het melden van calamiteiten en geweld bij de verstrekking van een voorziening.

Artikel 20. Controle recht- en doelmatig gebruik individuele voorziening en bestedingen PGB

  • 1. Het College onderzoekt, al dan niet steekproefsgewijs, of de verstrekte voorzieningen worden gebruikt of besteed ten behoeve van het doel waarvoor ze verstrekt zijn.

  • 2. Het College kan nadere regels stellen met betrekking tot de controle op de besteding.

  • 3. De Sociale verzekeringsbank controleert vooraf de zorgovereenkomst(en) tussen de budgethouder en zijn zorgverlener arbeidsrechtelijk.

  • 4. Het College controleert vooraf de zorgovereenkomst op de afspraken zoals overeengekomen in het budgetplan.

  • 5. Het College kan, achteraf, na afloop van de verstrekking dan wel na afloop van enig kalenderjaar, de verstrekte persoonsgebonden budgetten, middels een steekproef controleren.

  • 6. Het College kan op basis van een steekproef een verdere controle uitvoeren aan de hand van door de budgethouder te overleggen relevante, originele en gedateerde facturen en/of betaalbewijzen en/of een overzicht van de salarisadministratie met bewijsmiddelen.

  • 7. In verband met de in lid 4 van dit artikel genoemde controle dient de budgethouder gedurende een periode van 3 jaar bewijsstukken te bewaren van de besteding van het persoonsgebonden budget.

  • 8. Indien, met de in dit artikel genoemde bescheiden niet of niet volledig adequate besteding van het persoonsgebonden budget aangetoond kan worden of bij gebleken misbruik dan wel aanwending van het persoonsgebonden budget ten behoeve van andere zaken dan waartoe dit is toegekend, kan het College het al verstrekte persoonsgebonden budget geheel of ten dele intrekken en terugvorderen.

  • 9. Ingeval van een persoonsgebonden budget voor een eenmalige aanschaf vooraf wordt uitbetaald, controleert het College de besteding hiervan achteraf. Cliënt dient binnen 3 maanden na verstrekking van het persoonsgebonden budget desgevraagd een originele nota te kunnen overleggen. Het vastgestelde persoonsgebonden budget betreft een maximum vergoeding. Indien de ingediende nota lager is dan het toegekende PGB, zal het PGB worden gelijkgesteld met het bedrag vermeld in de nota.

  • 10. Bij overlijden van de cliënt zal het persoonsgebonden budget voor periodieke dienstverlening worden stopgezet per eerste dag van de maand volgend op de maand van overlijden.

Hoofdstuk 10: Herziening, intrekking en terugvordering, voorkoming en bestrijding ten onrechte ontvangen individuele voorzieningen en PGB’s en misbruik en oneigenlijk gebruik van de Jeugdwet.

Artikel 21. voorkoming en bestrijding ten onrechte ontvangen individuele voorzieningen en PGB’s en misbruik en oneigenlijk gebruik van de Jeugdwet.

  • 1. Het College informeert jongeren en/of hun ouders in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een individuele voorziening of PGB zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.

  • 2. Onverminderd artikel 8.1.2 van de wet doen een jeugdige of zijn ouders op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het College mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening.

  • 3. Onverminderd artikel 8.1.4 van de wet kan het College een beslissing aangaande een individuele voorziening herzien dan wel intrekken als het College vaststelt dat:

    • a.

      de jeugdige of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de jeugdige of zijn ouders niet langer op de individuele voorziening of op het PGB zijn aangewezen;

    • c.

      de individuele voorziening of het PGB niet meer toereikend is te achten;

    • d.

      de jongere langer dan 2 maanden verblijft in een instelling als bedoeld in de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet;

    • e.

      de jeugdige of zijn ouders niet voldoen aan de voorwaarden van de individuele voorziening of het PGB, of

    • f.

      de jeugdige of zijn ouders de individuele voorziening of het PGB niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het is bestemd.

    • g.

      Wijzigingen in het landelijk en/of gemeentelijk beleid hier aanleiding toe geven.

  • 4. Een beslissing tot verlening van een PGB kan worden ingetrokken als blijkt dat het PGB binnen drie maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 5. Als het College een beslissing op grond van het tweede lid, onder a. heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens door de jeugdige en/of zijn ouders opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het College van de jeugdige en/of zijn ouders en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend, geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten individuele voorziening of het ten onrechte genoten PGB.

  • 6. Het College onderzoekt uit het oogpunt van kwaliteit van de geleverde zorg, al dan niet steekproefsgewijs, de bestedingen van PGB’s.

  • 7. Het College kan de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het PGB voor ten hoogste 13 weken als er ten aanzien van een jeugdige en/of zijn ouders een ernstig vermoeden is gerezen dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 8.1.4 eerste lid onder a, d of e van de Wet.

  • 8. Het College kan de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het PGB voor de duur van de opname als sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 21, derde lid, onder d.

  • 9. Het College stelt de PGB-houder schriftelijk op de hoogte van het verzoek op grond van artikel 21, zevende en achtste lid.

Hoofdstuk 11: Medezeggenschap en inspraak

Artikel 22. Betrekken van ingezetene bij het beleid

  • 1. Het College betrekt de ingezetenen van de gemeente bij de voorbereiding van het beleid betreffende jeugdhulp overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.

  • 2. Het College stelt cliënten en vertegenwoordigers van cliëntgroepen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over Verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 3. Het College zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

  • 4. Het College stelt nadere regels vast ter uitvoering van het tweede en derde lid.

Hoofdstuk 12: Afstemmen met andere voorzieningen

Artikel 23. Afstemming met Gezondheidszorg

  • 1. Het College maakt afspraken met de huisartsen, jeugdartsen en de zorgverzekeraars over de aansluiting tussen de algemene voorzieningen als bedoeld in artikel 2 en de huisartsenzorg inclusief de praktijkondersteuninghuisarts kind en jeugd .

  • 2. Het College maakt afspraken met de huisartsen, de medisch specialisten, de jeugdartsen en de zorgverzekeraars over de voorwaarden waaronder en de wijze waarop de verwijzing, als bedoeld in artikel 2.6 eerste lid, onderdeel g van de wet en artikel 11, eerste lid van deze Verordening, plaatsvindt.

  • 3. Het College maakt afspraken met de huisartsen, de medisch specialisten, de jeugdartsen en de zorgverzekeraars over de wijze waarop de verwijzing bekrachtigd wordt in een besluit van het College met in achtneming van het gestelde in artikel 11, tweede lid van deze Verordening.

  • 4. Het College maakt afspraken met de zorgverzekeraars hoe de continuïteit van de persoonlijke verzorging, geestelijke gezondheidszorg en gehandicaptenzorg te garanderen, voor jeugdigen die in behandeling zijn en de leeftijd van achttien jaar bereiken en daarmee onder de Zorgverzekeringswet of Wet langdurige zorg komen te vallen.

Artikel 24. Afstemming met Gecertificeerde instellingen

  • 1. Het College maakt afspraken met de gecertificeerde instellingen over de aansluiting tussen de algemene voorzieningen als bedoeld in artikel 2, tweede lid van deze Verordening en de gecertificeerde instellingen.

  • 2. Het College zorgt voor de inzet van jeugdhulp op basis van het besluit van de gecertificeerde instelling ter uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel conform artikel 3.5 eerste lid van de wet of ter de uitvoering van jeugdreclassering conform 2.4 tweede lid onder b van de wet.

  • 3. Het College maakt afspraken met de gecertificeerde instellingen over

    • 1.

      het overleg over de aangewezen jeugdhulp in het kader van de kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering, zoals bedoeld in artikel 3.5 eerste lid van de wet,

    • 2.

      het overleg over de eventueel gewenste jeugdhulp na beëindiging van de kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering;

    • 3.

      de vorm en inhoud van het besluit tot inzet van jeugdhulp van de gecertificeerde instelling en hoe het College daarvan op de hoogte gesteld wordt,

    • 4.

      wanneer en onder welke voorwaarden de gecertificeerde instelling budgethouder van een persoonsgebonden budget kan zijn namens de jeugdige en zijn ouders,

    • 5.

      hoe te handelen wanneer de gecertificeerde instelling meent dat niet gecontracteerde jeugdhulp ingezet dient te worden,

    • 6.

      hoe de gecertificeerde instelling zich inzet bij het tegengaan van misbruik en oneigenlijk gebruik van individuele voorzieningen.

  • 4. Het College en de gecertificeerde instelling leggen de afspraken als bedoeld in het derde lid vast in een protocol.

Artikel 25. Afstemming met Justitiedomein

  • 1. Het College zorgt voor de inzet van jeugdhulp op basis van het besluit van de rechter, het openbaar ministerie, de selectiefunctionaris, de inrichtingsarts of de directeur van de justitiële jeugdinrichting bij de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing conform 2.4 tweede lid onder b van de wet.

  • 2. Het College maakt afspraken met de gecertificeerde instellingen, Raad voor de Kinderbescherming en Justitiële Jeugdinrichting over het overleg over de inzet van jeugdhulp zoals bedoeld in het eerste lid.

  • 3. Het College en de gecertificeerde instellingen nemen de afspraken zoals bedoeld in het tweede lid op in het protocol zoals bedoeld in artikel 24.4 van deze Verordening. Met de Raad voor de Kinderbescherming wordt eveneens een protocol opgesteld.

Artikel 26. Veilig Thuis

  • 1. Het College zorgt voor een heldere opdracht van Veilig Thuis richting de algemene voorzieningen als bedoeld in deze Verordening, op bovenlokaal niveau zal Veilig Thuis minimaal de volgende taken uitvoeren:

    • a.

      fungeren als meldpunt voor gevallen/vermoedens van huiselijk geweld en kindermishandeling;

    • b.

      verlenen van informatie, advies en consult aan de melder/vrager;

    • c.

      onderzoek doen naar aanleiding van een melding;

    • d.

      indien nodig inschakelen van politie, gecertificeerde instelling, Raad voor de Kinderbescherming en andere passende hulpverlening.

  • 2. Het College maakt afspraken met Veilig Thuis over het proces van toekennen van individuele voorzieningen zoals bedoeld in artikel 2 van deze Verordening.

Artikel 27. Afstemmen met Onderwijs

  • 1. Het College maakt afspraken met de samenwerkingsverbanden primair en voortgezet onderwijs en de schoolbesturen voor (speciaal) onderwijs over

    • a.

      de afstemming tussen de andere voorzieningen als bedoeld in artikel 2 lid 2 en het onderwijs en voorzieningen op de scholen.

    • b.

      de afstemming, voor zover en indien noodzakelijk, bij het toekennen van individuele voorzieningen voor leerlingen en hun ouders.

  • 2. Het College en de samenwerkingsverbanden primair en voortgezet onderwijs leggen de afspraken als bedoeld in het eerste lid vast.

Artikel 28. Wmo-voorzieningen

Het College draagt zorg voor een goede afstemming van voorzieningen op grond van deze Verordening en voorzieningen voor volwassenen op grond van de Wet maatschappelijk ondersteuning.

  • a.

    Het College draagt zorg voor een goede afstemming van de voorzieningen voor jeugdigen op grond van deze Verordening en voorzieningen volwassenen, zijnde ouders, op grond van de Wet maatschappelijk ondersteuning, in bijzonder de cliëntondersteuning en begeleiding van volwassenen.

  • b.

    Het College draagt zorg voor de continuïteit van zorg onder haar verantwoordelijkheid bij de overgang bij 18 jaar.

Artikel 29. Voorzieningen werk en inkomen

  • 1. Het College draagt zorg voor een goede afstemming van voorzieningen op grond van deze Verordening en (re-integratie)voorzieningen voor jeugdigen in het kader op grond van de Participatiewet, waaronder leerwerktrajecten.

  • 2. Het College draagt zorg voor een goede afstemming van voorzieningen op grond van deze Verordening en voorzieningen voor volwassenen, zijnde ouders, op grond van de Participatiewet, waaronder armoedevoorzieningen.

Hoofdstuk 13: Overige bepalingen

Artikel 30. Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering

  • 1. Het College houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, rekening met:

    • a.

      de aard en omvang van de te verrichten taken;

    • b.

      de voor de sector toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;

    • c.

      een redelijke toeslag voor overheadkosten;

    • d.

      een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;

  • 2. Het College houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren overige voorzieningen, in ieder geval rekening met:

    • a.

      de marktprijs van de voorziening en

    • b.

      de eventuele extra taken die in verband met de voorziening van de leverancier worden gevraagd, zoals verplichte deelname aan samenwerkingsverbanden, zoals het sociale team.

Artikel 31. Evaluatie

Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt eenmaal per jaar geëvalueerd. Het College zendt hiertoe jaarlijks aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de Verordening in de praktijk

Artikel 32. Nadere regels en hardheidsclausule

  • 1. In gevallen, de uitvoering van deze Verordening betreffend, waarin deze Verordening niet voorziet, beslist het College.

  • 2. Het College kan nadere regels stellen over de uitvoering van deze Verordening.

  • 3. Het College kan in bijzondere gevallen ten gunste van de cliënt afwijken van de bepalingen van deze Verordening indien toepassing van de Verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt

Hoofdstuk 14: slotbepaling

Artikel 33. Intrekken oude Verordening en overgangsrecht

  • 1. De Verordening jeugdhulp 2015 gemeente Gulpen-Wittem wordt ingetrokken per 1 januari 2019.

  • 2. Een cliënt houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de Verordening Jeugdhulp 2015 gemeente Gulpen-Wittem, totdat het College een nieuw besluit heeft genomen waarbij het besluit waarmee deze voorziening is verstrekt, wordt ingetrokken.

  • 3. Aanvragen die zijn ingediend onder de Verordening Jeugdhulp 2015 gemeente Gulpen-Wittem en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze Verordening, worden afgehandeld krachtens deze Verordening.

  • 4. Op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de Verordening Jeugdhulp 2015 gemeente Gulpen-Wittem, wordt beslist met inachtneming van die Verordening.

  • 5. Een krachtens de Verordening Jeugdhulp 2015 toegekende voorziening geldt als voorziening toegekend krachtens deze Verordening.

Artikel 34. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze Verordening treedt in werking op 1 januari 2019.

  • 2. Deze Verordening wordt aangehaald als: Verordening jeugdhulp versie 2019 Maastricht Heuvelland.

Ondertekening

Vastgesteld door de gemeenteraad van Gulpen-Wittem in zijn vergadering van 20 december 2018.
De raad van de gemeente Gulpen-Wittem,
de wnd. griffier,
drs. W.H.M. Voorter
de voorzitter,
Ing. N.H.C. Ramaekers-Rutjens

Bijlage 1 Tarieven persoonsgebonden budgetten Wmo en Jeugd

Tarieven nieuwe cliënten per 01-01-2019

Dienstverlening 

Tariefbepaling 

Informele hulp 

Formele hulp 

Individuele begeleiding in loondienst

Per uur

€ 18,42

€ 33,10

Individuele begeleiding ALFA

 

€ 15,42

 € -

Persoonlijke verzorging in loondienst

Per uur

€ 18,42

€ 24,94

Persoonlijke verzorging ALFA

 

€ 15,42

 € -

Groepsbegeleiding

Per dagdeel

€ 18,42

€ 40,92

Groepsbegeleiding met vervoer

Per dagdeel

 € -

€ 45,13

Kortdurend verblijf

Per etmaal

€ 27,62

€ 93,00

Bijlage 2 Richtlijn bestedingsmogelijkheden persoonsgebonden budget

Automatisch of handmatig accorderen zorgovereenkomsten

Keuze handmatig accorderen zodat de mogelijkheid voor controle door de gemeente tijdens het jaar mogelijk blijft.

De hoogte maximaal tarief per uur of dagdeel

Maximaal 100 euro

Gemeentelijk beleid relevant voor de uitvoering door budgethouder: budget dat niet rechtstreeks aan zorg wordt uitgegeven

Bemiddelingskosten

nee

Administratiekosten

nee

Vrij besteedbaar bedrag

1,5% van het (kalender)jaarbudget met een minimum van 60 euro en een maximum van 1250 euro.

Eenmalige uitkering

Geen eenmalige uitkering

Gemeentelijk beleid in uitvoering door de budgethouder als werk- of opdrachtgever: budget dat volledig aan zorg wordt uitgegeven

Reiskosten

nee

Feestdagenuitkering

nee

Automatisch uitbetaald maandloon aan de zorgverlener

Ja

 

Toelichting Verordening jeugdhulp versie 2019

Toelichting Verordening jeugdhulp versie 2019