Verordening BI-zone centrum Haaksbergen (9.25)

Geldend van 01-01-2012 t/m heden

Intitulé

Verordening BI-zone centrum Haaksbergen (9.25)

Onderwerp :    Verordening BI-zone centrum Haaksbergen

Samenvatting

Deze verordening geeft aan dat binnen het aangewezen gebied een BIZ bijdrage (= een belasting die strekt ter bestrijding van de kosten die verbonden zijn aan activiteiten die zijn gericht op het bevorderen van leefbaarheid, veiligheid, ruimtelijke kwaliteit of een ander mede publiek belang in de openbare ruimte van de BI-zone) wordt geheven en dat de opbrengst van de belasting als subsidie wordt verstrekt aan de in deze verordening aangewezen stichting voor activiteiten die zijn opgenomen in de uitvoeringsovereenkomst die de gemeente en de stichting hebben gesloten.

 

De gemeenteraad van Haaksbergen;

 

voorstel van het college van:            

 

wettelijke basis: bepalingen van Experimentenwet BI-zones (artikel 1, eerste lid, en artikel 7, vierde lid), de Gemeentewet (artikelen 149 en 156, eerste lid) en de Algemene wet bestuursrecht

 

besluit:

 

vast te stellen de

 

Verordening op de heffing en de invordering van een BIZ-bijdrage en op de subsidie voor de BI-zone centrum Haaksbergen

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Begripsomschrijvingen

Artikel 1

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    BI-zone: het bij deze verordening aangewezen gebied in de gemeente waarbinnen de BIZ-bijdrage wordt geheven. Het binnen de blauwe belijning aangegeven gebied, vermeld op de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende kaart, is het aangewezen gebied;

  • b.

    de wet: de Experimentenwet BI-zones;

  • c.

    Uitvoeringsovereenkomst: de tussen de gemeente Haaksbergen en Stichting Centrummanagement Haaksbergen gesloten Uitvoeringsovereenkomst van 21 september 2011 nummer 11-1846.

Aanwijzing stichting

Artikel 2

De Stichting Centrummanagement (hierna: stichting) wordt aangewezen als stichting als bedoeld in artikel 7 van de wet.

HOOFDSTUK 2 BELASTINGBEPALINGEN

Aard van de belasting

Artikel 3

Onder de naam ‘BIZ-bijdrage’ wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die zijn verbonden aan activiteiten die zijn gericht op het bevorderen van leefbaarheid, veiligheid, ruimtelijke kwaliteit of een ander mede publiek belang in de openbare ruimte van de BI-zone.

Belastbaar feit en belastingplicht

Artikel 4

  • 1.

    De BIZ-bijdrage wordt gedurende een periode van 5 jaren jaarlijks geheven ter zake van binnen de BI-zone gelegen onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen.

  • 2.

    De BIZ-bijdrage wordt geheven van degenen die bij het begin van het kalenderjaar in de BI-zone gelegen onroerende zaken al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht, gebruiken.

  • 3.

    Voor de toepassing van het tweede lid wordt:

    • a.

      gebruik door degene aan wie een deel van een onroerende zaak in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven; degene die het deel in gebruik heeft gegeven, is bevoegd de BIZ-bijdrage als zodanig te verhalen op degene aan wie dat deel in gebruik is gegeven;

    • b.

      het ter beschikking stellen van een onroerende zaak voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die die onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld; degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld is bevoegd de BIZ-bijdrage als zodanig te verhalen op degene aan wie die zaak ter beschikking is gesteld.

  • 4.

    Indien een onroerende zaak bij het begin van het kalenderjaar niet in gebruik is, wordt de BIZ-bijdrage geheven van degene die van die zaak het genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht heeft. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het kalenderjaar als zodanig in de basisregistratie kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

Belastingobject

Artikel 5

  • 1.

    Als een onroerende zaak die niet in hoofdzaak tot woning dient wordt aangemerkt de onroerende zaak, bedoeld in hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken, die niet in hoofdzaak tot woning dient.

  • 2.

    Een onroerende zaak dient niet in hoofdzaak tot woning indien de waarde die op grond van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken is vastgesteld voor die onroerende zaak niet in hoofdzaak kan worden toegerekend aan delen van die onroerende zaak die dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden.

Maatstaf van heffing

Artikel 6

  • 1.

    De BIZ-bijdrage wordt geheven naar de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken voor het belastingobject vastgestelde waarde voor het kalenderjaar bedoeld in artikel 4, tweede lid, van deze verordening.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf buiten aanmerking gelaten de waarde van gedeelten van de onroerende zaak die in hoofdzaak tot woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden.

  • 3.

    Indien met betrekking tot het belastingobject geen waarde is vastgesteld op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken wordt de heffingsmaatstaf van dat belastingobject bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid, van de Wet waardering onroerende zaken.

  • 4.

    Indien meerdere objecten, in gebruik door één gebruiker of in eigendom zijn van één eigenaar, zijn gelegen in de BIZ-zone wordt de WOZ-waarde van de objecten bij elkaar opgeteld en wordt over deze totale WOZ-waarde de BIZ-bijdrage berekend.

Waardevrijstellingen

Artikel 7

In afwijking van artikel 6 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf buiten

aanmerking gelaten, voor zover dit niet reeds is geschied bij de bepaling van de in dat artikel bedoelde waarde, de waarde van:

  • a.

    onroerende zaken die in hoofdzaak bestemd zijn voor de openbare eredienst of voor het houden van openbare bezinningssamenkomsten van levensbeschouwelijke aard en onroerende zaken die niet bedrijfsmatig geëxploiteerd worden en in hoofdzaak bestemd zijn voor sociaal-culturele of levensbeschouwelijke bijeenkomsten;

  • b.

    werktuigen die van een onroerende zaak kunnen worden afgescheiden zonder dat beschadiging van betekenis aan die werktuigen wordt toegebracht en die niet op zichzelf als gebouwde eigendommen zijn aan te merken;

  • c.

    straatmeubilair, waaronder begrepen alle zodanig gebouwde eigendommen – niet zijnde gebouwen – die zijn geplaatst ten gerieve of in het belang van het publiek ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing van de gemeente, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri’s, hekken en palen;

Hoogte BIZ-bijdrage

Artikel 8

  • 1. De BIZ-bijdrage bedraagt bij een waarde van:

    2012

    2013

    2014

    2015

    2016

    a. € 100.000,- of minder

    € 400,-

    € 410,-

    € 420,-

    € 430,-

    € 440,-

    b. meer dan € 100.000,- doch minder dan € 200.000,-

    € 550,-

    € 560,-

    € 570,-

    € 580,-

    € 590,-

    c. meer dan of gelijk aan € 200.000,- doch minder dan € 350.000,-

    € 700,-

    € 710,-

    € 720,-

    € 730,-

    € 740,-

    d. meer dan of gelijk aan € 350.000,- doch minder dan € 500.000,-

    € 850,-

    € 860,-

    € 870,-

    € 880,-

    € 890,-

    e. meer dan of gelijk aan € 500.000,- doch minder dan € 750.000,-

    €1.000,-

    €1.010,-

    €1.020,-

    €1.030,-

    €1.040,-

    f. meer dan of gelijk aan € 750.000,- doch minder dan € 1.000.000,-

    €1.150,-

    €1.160,-

    €1.170,-

    €1.180,-

    €1.190,-

    g. meer dan € 1.000.000,-

    €1.300,-

    €1.310,-

    €1.320,-

    €1.330,-

    €1.340,-

    • 2.

      In afwijking van het vorige lid bedraagt de BIZ-bijdrage € 0,-- voor de volgende objecten:

    • a. telefooncentrales, zendmasten, musea, scholen, parken, waterpartijen, stations ten behoeve van bus- of treinverkeer, begraafplaatsen, urnentuinen en crematoria;

      b. objecten in gebruik ten behoeve van gas-, water-, stroom- of energiedistributie, waaronder transformatiehuisjes en hoogspanningsmasten en met uitzondering van benzinestations;

      c. ongebouwde eigendommen, die als zelfstandige onroerende zaak in de zin van de Wet waardering onroerende zaken zijn afgebakend en die worden gebezigd ten behoeve van de opslag of distributie van zaken of daartoe bestemd zijn, dan wel bestemd zijn voor de bouw van woningen;

    • 3.

      Indien de BIZ-bijdrage beneden € 10,-- blijft, wordt geen BIZ-bijdrage geheven. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van de op een aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen aangemerkt als één BIZ-bijdrage-bedrag.

    Wijze van heffing

Artikel 9

De BIZ-bijdrage wordt bij wege van aanslag geheven.

Termijnen van betaling

Artikel 10

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 worden de aanslagen betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede termijn twee maanden later.

  • 2.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen.

Nadere regels door het college

Artikel 11

Het college kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de BIZ-bijdrage.

HOOFDSTUK 3 SUBSIDIEBEPALINGEN

Algemeen

Artikel 12

Op de subsidie op grond van deze verordening is de Algemene subsidieverordening niet van toepassing.

Bevoegdheid subsidieverstrekking

Artikel 13

  • 1.

    Over een aanvraag om subsidie op grond van deze verordening, beslist het college.

  • 2.

    Het college is bevoegd subsidie te verstrekken voor activiteiten die zijn opgenomen in de Uitvoeringsovereenkomst.

Subsidievaststelling

Artikel 14

  • 1.

    Het college stelt de subsidie op grond van deze verordening vast overeenkomstig artikel 4:43 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2.

    De subsidie voor enig jaar wordt vastgesteld op ten hoogste het bedrag van de voor dat jaar geïnde BIZ-bijdragen die in de in artikel 4, eerste lid, bedoelde periode worden geheven, verminderd met de gemaakte perceptiekosten voor de heffing en invordering van de BIZ-bijdragen over de betreffende periode, zoals opgenomen in de Uitvoeringsovereenkomst.

Wijze van betalen

Artikel 15

  • 1.

    De subsidie wordt, in elk jaar waarin de BIZ-bijdrage wordt geheven, jaarlijks door het college betaalbaar gesteld in maximaal drie termijnen, met inachtneming van het bepaalde in de volgende leden.

  • 2.

    Het totaal van de drie jaarlijkse termijnen bedraagt ten hoogste het bedrag van de BIZ-bijdragen die in het betreffende jaar worden geïnd, verminderd met de in het betreffende jaar gemaakte perceptiekosten voor de heffing en invordering van de BIZ-bijdragen, zoals opgenomen in de Uitvoeringsovereenkomst.

  • 3.

    Het totaal van de drie jaarlijkse termijnbedragen worden als volgt betaalbaar gesteld:

    • a.

      Voor 28 februari van het betreffende jaar: 50% van de BIZ-bijdragen voor dat jaar;

    • b.

      voor 1 mei van het betreffende jaar: 25% van de BIZ-bijdragen voor dat jaar, verminderd met het bedrag dat op voet van sub a van dit lid betaalbaar is gesteld én verminderd met de voorlopig gecalculeerde in dat jaar gemaakte perceptiekosten.

    • c.

      het restant zal, na definitieve calculatie met inachtneming van het bepaalde in het tweede lid, vóór 31 december van het betreffende jaar betaalbaar worden gesteld.

Melding van relevante wijzigingen

Artikel 16

  • 1.

    De stichting stelt het college zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte van meer dan ondergeschikte veranderingen in haar financiële situatie.

  • 2.

    De stichting stelt het college zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte van een wijziging van de statuten, dan wel van verandering of beëindiging van activiteiten.

Intrekking of wijzigen subsidievaststeling

Artikel 17

Het college is bevoegd tot het intrekken of ten nadele van de ontvanger wijzigen van de subsidievaststelling op grond van artikel 4:49 van de Algemene wet bestuursrecht.

HOOFDSTUK 4 SLOTBEPALINGEN

Inwerkingtreding

Artikel 18

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2012.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2012.

Citeertitel

Artikel 7

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening BI-zone centrum Haaksbergen.

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 28 september 2011

mr. G. Raaben P. van Veen

griffier voorzitter

Bijlage: Verordening BI-zone Haaksbergen (pdf | 895 kB)