Brandbeveiligingsverordening (7.13b)

Geldend van 01-04-2012 t/m heden

Intitulé

Brandbeveiligingsverordening (7.13b)

Onderwerp: Brandbeveiligingsverordening

Samenvatting

Deze verordening geeft regels over het voorkomen, beperken en bestrijden van brand, het beperken van brandgevaar, het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand en al hetgeen daarmee verband houdt.

De gemeenteraad van Haaksbergen;

voorstel van het college van: 27 maart 2012

wettelijke basis: bepalingen van de Wet veiligheidregio’s (artikel 3), het Bouwbesluit 2012, de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht

besluit:

vast te stellen de

Brandbeveiligingsverordening

Begripsomschrijvingen

Artikel 1

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    een inrichting: een voor mensen toegankelijke ruimtelijk begrensde plaats voor zover die geen bouwwerk is;

  • b.

    bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.

Verbodsbepaling

Artikel 2

  • 1.

    Het is verboden zonder of in afwijking van een door het college verleende gebruiksvergunning een inrichting in gebruik te hebben of te houden, voor zover daarin:

    • a.

      meer dan 50 personen tegelijk aanwezig zullen zijn of,

    • b.

      aan meer dan 5 personen bedrijfsmatig of in het kader van verzorging nachtverblijf zal worden verschaft of,

    • c.

      aan meer dan 10 personen jonger dan 12 jaar, of aan meer dan 10 lichamelijk of geestelijk gehandicapte personen dagverblijf zal worden verschaft.

  • 2.

    Het college kan aan de gebruiksvergunning voorwaarden verbinden met inachtneming van het bepaalde in artikel 4.

  • 3.

    Het college kan aan de gebruiksvergunning nieuwe voorwaarden verbinden en daaraan verbonden voorwaarden wijzigen of intrekken, indien het belang waarvoor de gebruiksvergunning is verleend dit vereist op grond van een verandering van inzichten of verandering van de omstandigheden gelegen buiten de inrichting, opgetreden na het verlenen van de gebruiksvergunning.

  • 4.

    Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing.

  • 5.

    Het verbod zoals genoemd in lid 1 van dit artikel is niet van toepassing indien bij of krachtens enig wettelijk voorschrift of beschikking van het bevoegd gezag het brandveilig gebruik van de betreffende inrichting in voldoende mate is geborgd.

Weigeringsgronden

Artikel 3

Het college weigert een gebruiksvergunning, indien de in de aanvraag vermelde wijze van gebruik van de inrichting niet brandveilig is en door het stellen van voorschriften ook niet kan worden bereikt.

Gebruikseisen

Artikel 4

De eisen gesteld aan het brandveilig gebruik van bouwwerken in de artikelen 1.16, 1.17 en 6.5 en in de afdelingen 6.5, 6.6, 7.1 en 7.2 van het Bouwbesluit 2012 (Stb. 2011, 416 en 676) zijn van overeenkomstige toepassing op vergunningplichtige en niet vergunningplichtige inrichtingen.

Brandveiligheidsvoorzieningen

Artikel 5

De eisen gesteld aan het brandveilig gebruik van bouwwerken in de afdelingen 6.7 en 6.8 van het Bouwbesluit 2012 (Stb. 2011, 416 en 676) zijn, met uitzondering van de artikelen 6.28, 6.29 en 6.39, van overeenkomstige toepassing op vergunningplichtige en niet vergunningplichtige inrichtingen.

Melden van brand en broei

Artikel 6

Ieder die brand of broei ontdekt of deze vermoedt, is verplicht dit onmiddellijk aan de brandweer te melden.

Bossen, heidevelden, venen

Artikel 7

De eigenaar van een aaneengesloten of vrijwel aaneengesloten opstand die voor meer dan de helft bestaat uit naaldhout, een heideveld, een veen of een ander erf of terrein, voor zover niet bedoeld in artikel 8, tweede lid, onder b van de Woningwet, en dat met brandbare gewassen is begroeid, is verplicht de voorschriften op te volgen, die het college geeft tot het voorkomen van brand en het beperken van de gevolgen van brand.

Bestuurlijke boete

Artikel 8

Overtreding van de regels van deze verordening kan worden beboet met een bestuurlijke boete van maximaal het bedrag, genoemd in artikel 34, vierde lid, onder 1°, van de Arbeidsomstandighedenwet.

Overgangsrecht

Artikel 9

  • 1.

    Vergunningen die zijn verleend op grond van de op 11 november 2010 vastgestelde Brandbeveiligingsverordening en die van kracht zijn op het moment van inwerkingtreding van deze verordening worden aangemerkt als vergunningen krachtens deze verordening.

  • 2.

    Indien vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de op 11 november 2010 vastgestelde Brandbeveiligingsverordening is ingediend waarop nog niet is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.

Inwerktreding

Artikel 10

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 april 2012.

  • 2.

    De op 11 november 2010 vastgestelde Brandbeveiligingsverordening 2002 wordt ingetrokken op 1 april 2012.

Citeertitel

Artikel 11

Deze verordening wordt aangehaald als: Brandbeveiligingsverordening.

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 25 april 2012.

mr. G. Raaben dr. J.C. Gerritsen

griffier, voorzitter

Toelichting op de Brandbeveiligingsverordening

Brandbeveiligingsverordening is vangnet

De brandbeveiligingsverordening is een vangnet voor brandveiligheidvoorzieningen die noodzakelijk zijn maar waarvoor geen wettelijke basis voorhanden is.

Onderwerp van de regeling: objecten die geen bouwwerk zijn

Bij het gebruiksvergunningen-systeem van de brandbeveiligingsverordening gaat het om objecten die geen bouwwerken zijn: 'niet-bouwwerken'. Deze ‘niet-bouwwerken’ worden aangeduid als inrichting. Het kan gaan om bijvoorbeeld een los met de wal verbonden drijvend hotel, een drijvende discotheek of een tijdelijke tent. Het onderwerp is vooraf niet te bepalen.

Doel van de regeling

De omschrijving in de Wet veiligheidsregio’s zelf kent een beperking van doel, namelijk brandveiligheid, maar (behalve door andere wettelijke voorschriften) geen beperking van object. De omschrijving is van toepassing op de gehele omgeving.

Voor een dergelijk object is het vanwege het feit dat niet van tevoren duidelijk is waarom het gaat, moeilijk concrete regels te maken. Veel objecten lijken echter op bekende bouwwerken. Overeenkomstig daaraan kunnen eisen worden gesteld, afhankelijk van de specifieke situatie. Hier wordt mee bedoeld dat voor het brandveilig gebruik van bijvoorbeeld een grote feesttent (een inrichting) grotendeels dezelfde regels van toepassing kunnen zijn als voor het brandveilig gebruik van een grote feestzaal (bouwwerk).

Gebruiksvergunning voor een inrichting

De Brandbeveiligingsverordening kent een gebruiksvergunningenstelsel voor die situaties die uit een oogpunt van brandveiligheid meer dan gebruikelijke aandacht nodig hebben. Gezien de onbepaaldheid van de situaties is niet gekozen voor een meldingsplicht i.p.v. vergunningsplicht, omdat tussen die situaties dan bij voorbaat onderscheid gemaakt moet worden.

Voor het stellen van eisen via een vergunning of via de directe werking van de verordening is het nodig dat de situatie waarop de vergunning of eisen van toepassing is, is afgebakend: een ruimtelijk begrensde plaats, voor zover die geen bouwwerk is. Kortheidshalve is gekozen voor één begrip: inrichting.

Het is duidelijk dat voor een zo grote verscheidenheid aan situaties het niet goed mogelijk is concrete eisen te stellen. Om dezelfde reden is het aanvragen van een vergunning vormvrij.

Het Bouwbesluit 2012 geeft richtlijnen voor de te stellen voorwaarden. Aan een los aangemeerde drijvende hotelboot bijvoorbeeld kunnen dezelfde brandveiligheidseisen worden gesteld als aan een vast met de wal verbonden drijvende hotelboot (bouwwerk in de zin van de bouwverordening).

De uitzondering die in artikel 2, lid 5, is gemaakt voor het verbod zonder of in afwijking van een gebruiksvergunning van het college een inrichting in gebruik te hebben of te houden, is opgenomen vanwege de volgende redenen.

Vaak is het brandveilig gebruik van de inrichting in de evenementenvergunning op grond van de Algemene plaatselijke verordening (APV) reeds in voldoende mate geborgd door recente of periodieke vergunningverlening, (periodiek) toezicht en eventueel repressieve handhaving. Met deze mogelijkheid tot afwijken van het verbod wordt tevens voorkomen dat extra of afwijkende veiligheidseisen worden gesteld dan die eisen waaraan reeds voldaan dient te worden conform de verleende beschikking. In de praktijk kan dit betekenen dat er voor het plaatsen van een feesttent behalve een evenementenvergunning niet ook nog een gebruiksvergunning aangevraagd hoeft te worden.

Deze uitzondering houdt vanzelfsprekend in dat, indien een gebruiksvergunningaanvraag op grond van artikel 2 wordt ontvangen, het college onderzoek dient te doen naar en verslag te doen in het gemeentelijk archiefdossier van de omstandigheid dat het brandveilig gebruik van het betreffende inrichting in voldoende mate is geborgd door andere wettelijke voorschriften die gesteld zijn door en toezicht en handhaving die uitgeoefend worden door het college.

Strafbepaling

Overtreding van de regels van deze verordening wordt op grond van artikel 64, eerste lid, van de Wet veiligheidsregio’s gestraft met hechtenis van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie. De wetgever heeft hier een sluitende regeling beoogd, zodat er geen ruimte is voor een regeling op dit gebied in de verordening zelf.