Regeling vervallen per 01-02-2013

Financieel Besluit Wmo (Nadere financiële regels over maatschappelijke ondersteuning) (4.17d)

Geldend van 01-01-2012 t/m 31-01-2013

Intitulé

Financieel Besluit Wmo (Nadere financiële regels over maatschappelijke ondersteuning) (4.17d)

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Begripsomschrijvingen

Artikel 1

Dit Financieel Besluit (nadere regels maatschappelijke ondersteuning) verstaat onder:

a.Inkomen:

het verzamelinkomen of belastbaar inkomen dat relevant is voor de maximale eigen bijdrage of eigen aandeel die in een kalenderjaar verschuldigd is, als bedoeld in de artikelen 4.1 en 4.2 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning (Algemene maatregel van bestuur);

b.Norminkomen:

het verzamelinkomen berekend op het niveau van het geldende sociaal

minimum;

c.Verordening:

de Verordening maatschappelijke ondersteuning;

d.Algemene maatregel van bestuur:

het Besluit maatschappelijke ondersteuning, Stb.450;

e.Forfaitaire vergoeding:

een bijdrage ineens die los van het inkomen en los van de werkelijke kosten van een voorziening wordt verstrekt;

f.Gemaximeerde vergoeding:

een vergoeding in de kosten van een voorziening die tot een vastgesteld maximum wordt verstrekt, al dan niet met inachtneming van een inkomensgrens.

g.Overige vervoervoorzieningen:

alle vervoervoorzieningen buiten het collectief vervoer, zoals genoemd in artikel 22 onder b en c van de verordening, waarvoor een financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget kan worden verleend of welke in natura kunnen worden verstrekt.

h.Instandhoudingkosten:

kosten die gemaakt worden om een voorziening te kunnen gebruiken en de levensduur te waarborgen. Deze kosten betreffen uitsluitend kosten van reparaties en onderhoud en, zonodig, WA-verzekering van woonvoorzieningen genoemd in artikel 8 lid 5 van dit besluit, vervoermiddelen en rolstoelen.

Drempelbedrag

Artikel 2

Voor voorzieningen onder de € 250,00 wordt, met uitzondering van de Hulp bij het Huishouden, geen financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget gegeven.

Hoofdstuk 2 Hulp bij het Huishouden

Persoonsgebonden budget in uren

Artikel 3

  • 1. Het bruto persoonsgebonden budget (PGB) wordt voor Hulp bij het Huishouden 1 (HH1) in de vorm van een bedrag vastgesteld op basis van € 19,34 per uur.

  • 2. Het bruto persoonsgebonden budget (PGB) wordt voor Hulp bij het Huishouden 2 (HH2) in de vorm van een bedrag vastgesteld op basis van € 22,91 per uur.

  • 3. Het bruto persoonsgebonden budget (PGB) wordt voor een alfahulp in de vorm van een bedrag vastgesteld op basis van € 13,20 per uur.

  • 4. Het netto PGB is het bruto PGB verminderd met de eigen bijdrage die wordt vastgesteld door het Centraal Administratiekantoor (CAK).

  • 5. De aanvrager verantwoordt het totale PGB bedrag twee maal per kalenderjaar aan het college en maakt daarbij gebruik van de door het college beschikbaar gestelde formulieren.

Betalingsschema

Artikel 4

De eerste uitbetaling van de PGB vindt plaats binnen één maand na dagtekening van de beschikking. Het volgende PGB wordt één keer per 4 weken uitbetaald.

Hoofdstuk 3 Eigen bijdragen en eigen aandeel

Omvang van eigen bijdragen en eigen aandeel

Artikel 5

  • 1. De in een kalenderjaar verschuldigde eigen bijdrage en/of eigen aandeel bedraagt:

    • a.

      voor de ongehuwde persoon jonger dan 65 jaar € 18,00 per vier weken, met dien verstande dat indien zijn inkomen meer bedraagt dan € 22.905,00 het bedrag van € 18,00 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn inkomen en € 22.905,00;

    • b.

      voor de ongehuwde persoon van 65 jaar of ouder € 18,00 per vier weken, met dien verstande dat indien zijn inkomen meer bedraagt dan € 16.007,00 het bedrag van € 18,00 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn inkomen en € 16.007,00;

    • c.

      voor de gehuwde personen indien een van beiden jonger is dan 65 jaar € 25,80 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan € 28.306,00 het bedrag van € 25,80 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijke inkomen en € 28.306,00;

    • d.

      voor de gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn € 25,80 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan € 22.319,00 het bedrag van € 25,80 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijke inkomen en € 22.319,00.

  • 2. De eigen bijdrage en/of eigen aandeel is verschuldigd zolang recht bestaat op de voorziening

Maximering aantal perioden voor een eigen bijdrage of eigen aandeel

Artikel 6

Indien een voorziening bestaat uit een roerende zaak die in eigendom wordt verstrekt of uit een bouwkundige of woontechnische aanpassing van een woning die eigendom is van de aanvrager of een individuele vervoersvoorziening, wordt gedurende een periode van 39 maal vier weken een eigen bijdrage in rekening gebracht, dan wel bij de vaststelling van de hoogte van een financiële tegemoetkoming gedurende die periode een met toepassing van het in artikel 5 vastgesteld bedrag (eigen aandeel) in mindering gebracht.

Hoofdstuk 4 Woonvoorzieningen

Persoonsgebonden budget

Artikel 7

  • 1. De hoogte van het persoonsgebonden budget is gelijk aan de kostprijs van de goedkoopst adequate voorziening;

  • 2. De goedkoopst adequate voorziening blijkt uit een door het college goedgekeurde offerte of uit een door de gemeente met een gecontracteerde leverancier afgesloten overeenkomst,

  • 3. Het PGB kan worden verhoogd met instandhoudingkosten.

  • Financiële tegemoetkoming

Artikel 8

  • 1. Verhuiskosten: De maximale vergoeding voor verhuiskosten op declaratiebasis (artikel 15 lid 1 onder a Verordening) bedraagt € 2.000,00 voor een gelijkvloerse woning en

    € 2.500,00 voor een eengezinswoning.

  • 2. Woningaanpassingen en woonvoorzieningen van niet-bouwkundige of woontechnische aard: de financiële tegemoetkoming voor woningaanpassing en woonvoorzieningen van niet bouwkundige of woontechnische aard (artikel 15, lid 1, onder b, c en d, van de Verordening) bedraagt 100% van de goedgekeurde kosten.

  • 3. Tijdelijke huisvesting: De hoogte van de financiële tegemoetkoming voor tijdelijke huisvesting (artikel 15, lid 2, onder b, van de Verordening) bedraagt maximaal:

    • a.

      de werkelijke kosten met een maximum van € 680,67per maand als tegemoetkoming in de kosten van het tijdelijk betrekken van zelfstandige woonruimte en het langer moeten aanhouden van de te verlaten woonruimte;

    • b.

      de werkelijke kosten met een maximum van € 453,78 per maand als tegemoetkoming in de kosten van het tijdelijk betrekken van een niet-zelfstandige woonruimte.

  • 4. Huurderving: De financiële tegemoetkoming tot een maximum van € 453,78, in de kosten van huurderving (artikel 15, lid 2, onder c, van de verordening), omvat de werkelijke kosten van kale huur, vermeerderd met de subsidiabele servicekosten, tot een maximum dat overeenkomt met de maximum huurgrens per maand als bedoeld in de Wet op de Huurtoeslag.

  • 5. Onderhoud en reparatie woonvoorzieningen

    a. de vergoeding wordtuitsluitendverstrekt voor de onderstaande voorzieningen:

    - stoelliften;

    - rolstoel- of sta - plateauliften;

    - woonhuisliften;

    - hefplateau - liften;

    - balansliften;

    - tilliften;

    - mechanisme voor een hoog / laag verstelbaar keukenblok;

    - elektromechanische openings - en sluitingsmechanisme van deuren;

    - bad of wastafel;

    - onderspoeling- en föhninrichting

    - intercom;

    - airco;

    - plafondliften.

    b. indien de gemeente een contract met een leverancier heeft afgesloten voor de  levering van de onder het eerste lid genoemde voorzieningen, gelden voor de hoogte van de kosten van onderhoud en reparatie de desbetreffende prijzen uit

    het contract. Dit geldt ook indien de toekenning van de voorziening heeft plaatsgevonden in de vorm van een persoonsgebonden budget.

    Woningsanering

Artikel 9

  • 1. De tegemoetkoming voor woningsanering (artikel 15, lid 1, onder c, van de Verordening) betreft uitsluitend de kosten die noodzakelijk zijn voor vervanging van vloerbedekking en/of gordijnen in verband met cara of allergische aandoeningen, of vervanging van tapijt dat niet geschikt is voor rolstoelgebruik. De maximale vergoedingen worden gebaseerd op de lid 2 genoemde bedragen en de in lid 3 vermelde afschrijvingspercentages.

  • 2. Voor vloerbedekking en raambedekking gelden de volgende normbedragen per m2 inclusief bijkomende kosten als egaliseren, leggen, ophangen etc.

    a. Vinyl (PVC) vloerbedekking (rolstoelgeschikt) per strekkende meter van 4 meter breed € 72,50

    b. Gordijnen per m2 raamoppervlak *) € 22,00

    *) naar eigen keuze kan worden gekozen voor rolgordijnen of lamellen.

  • 3. Afschrijvingspercentages: Bij het bepalen van de hoogte van de financiële tegemoetkoming wordt rekening gehouden met afschrijving van de te vervangen stoffering, door toepassing van de volgende afschrijvingspercentages op de in lid 2 genoemde normbedragen

  • Gebruiksduur

    Tot 2 jaar

    Tot 4 jaar

    Tot 6 jaar

    Tot 8 jaar

    Ouder 8 jr

    Vergoeding

    100%

    75%

    50%

    25%

    Nihil

  • Vereisten keukenaanpassing

Artikel 10

  • Bij keukenaanpassing gelden de volgende vereisten:

  • a.Het aanbrengen van een aangepaste keuken:

    Wanneer volgens het advies noodzakelijk wordt geacht een aangepaste, vrij onderrijdbare keuken aan te brengen, zal een keuken met een max. lengte van 2,4 m worden vergoed. De opstelplaats van het kooktoestel is hierbij inbegrepen.

  • b.Ter verkrijging van voldoende opbergruimte zullen over de volle lengte (2,4 m) bovenkastjes worden aangebracht.

    Bij een onderrijdbaar aanrechtblok dat niet in hoogte verstelbaar is, dienen de wandtegels van de bovenkant van het aanrechtblad (± 0,9 m + peil) tot de onderkant van de kastjes (± 1,5 m + peil) te worden aangebracht (achterwand aanrecht).

  • c. Bij een onderrijdbaar aanrechtblok dat wel in hoogte verstelbaar is, zal het tegelwerk vanaf peil tot een hoogte van ± 1,5 m worden aangebracht (gehele achterwand aanrecht). De zijwanden van de hiervoor omschreven aanrechttypen zullen ter breedte van het aanrechtblad met een max. hoogte van ± 1,5 m worden vergoed.

  • d. Indien het noodzakelijk is dat een keuken in het kader van de Wmo aangepast dient te worden en er derhalve nieuwe vloertegels aangebracht dienen te worden zal alleen een oppervlakte van vloertegels worden vergoed, waarvan de breedte voor het aanrechtblok langs max. 0,60 meter bedraagt. Bij de aangepaste keuken zullen max. 2 aansluitpunten van wandcontactdozen worden vergoed.

Hoofdstuk 5 Vervoervoorzieningen

Persoonsgebonden budget

Artikel 11

  • 1. De hoogte van het persoonsgebonden budget is gelijk aan de kostprijs van de goedkoopst

    adequate voorziening, zoals deze door de gemeente kan worden aangeschaft bij de

    gecontracteerde leverancier.

  • 2. Het PGB kan worden verhoogd met instandhoudingkosten.

  • 3. Onder instandhoudingkosten worden begrepen kosten van reparaties en onderhoud en, zonodig, WA-verzekering.

  • 4. Het PGB voor aanschaf van een vervoermiddel wordt ineens betaald aan de budgethouder.

  • 5. Instandhoudingskosten worden jaarlijks vastgesteld en betaald.

  • Hoogte financiële tegemoetkoming

Artikel 12

  • 1. De tegemoetkoming voor het gebruik eigen auto of bruikleen auto(artikel 22 onder cVerordening) is gebaseerd op:

    • ·

      een verplaatsing van 1850 km op jaarbasis

    • ·

      een kostendekkende kilometervergoeding ad € 0,419 voor gebruik eigen auto, of

      € 0,277 voor gebruik bruikleenauto.

    • ·

      een eigen bijdrage per kilometer ad € 0,15 die gebaseerd op het zone-

      tarief voor Wvmo-pashouders.

      Dit uitgangspunt leidt tot d volgende gemaximeerde vergoedingen op jaarbasis (op declaratiebasis):

    • 1. voor het gebruik van de eigen auto € 498,00

      2 . voor het gebruik van een bruikleenauto € 235,00

    • 3. voor het gebruik van de individuele taxi € 2.580,00

      4. voor het gebruik van de rolstoeltaxi € 3.030,00

  • 2. Indien belanghebbende beschikt over een eigen auto en er de voorkeur aan geeft om deze te gebruiken in plaats van de taxi, kan in plaats van een taxivergoedingeen tegemoetkoming in de gebruikskosten eigen auto toegekend worden, waarbij de indicatie

    ‘individueel taxivervoer’ in stand blijft.

  • 3. Rechthebbenden op een scootmobiel ontvangen 375 zones per jaar (50%).

  • 4. Aanpassingskosten van de eigen auto: Deze voorziening wordt slechts toegekend indien de aan te passen auto niet ouder is dan vijf jaar. De kosten van de noodzakelijke aanpassingen worden voor 100% vergoed, behoudens algemeen gebruikelijkevoorzieningen.

  • Rijvaardigheidstraining

Artikel 13

Indien het naar het oordeel van het college noodzakelijk is, kunnen de kosten van lessen rijvaardigheidstraining voor een scootmobiel worden vergoed.

Hoofdstuk 6 Rolstoelen

Persoonsgebonden budget

Artikel 14

  • 1. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor aanschaf van een rolstoel is gelijk aan de kostprijs van de goedkoopst adequate voorziening, zoals deze door de gemeente kan worden aangeschaft bij de gecontracteerde leverancier.

  • 2. Het PGB kan worden verhoogd met kosten van individuele aanpassingen.

  • 3. Het PGB wordt na ontvangst van de offerte ineens betaald aan de budgethouder en de budgethouder moet zich achteraf verantwoorden doordat hij een factuur en betalingsbewijs aan de gemeente overlegd.

  • 4. Indien een PGB voor aanschaf van een rolstoel wordt verstrekt, wordt ook een PGB voor instandhoudingkosten toegekend.

  • 5. Het PGB voor de instandhoudingkosten wordt vooraf betaald en is eenmalig voor een periode van maximaal 5 jaar zolang de technische levensduur van de voorziening niet is verstreken en de kosten niet vallen onder garantiebepalingen van de leverancier.

  • Sportrolstoel

Artikel 15

  • 1. Het persoonsgebonden budget voor de aanschaf, de reparaties en het onderhoud van een sportrolstoel (artikel 27 onder d Verordening) bedraagt € 2.450,00.

  • 2. Het in het eerste lid genoemde budget wordt niet vaker dan eens in de 3 jaar verstrekt.

  • 3. Het in het eerste lid genoemde budget kan in het vierde en daarop volgende jaren op declaratiebasis worden aangevuld met een maximale bijdrage in de onderhoud- en reparatiekosten tot een maximum van € 359,00 per jaar.

  • Rijvaardigheidstraining

Artikel 16

Indien het naar het oordeel van het college noodzakelijk is, kunnen de kosten van lessen rolstoel- of rijvaardigheidstraining worden vergoed.

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

Indexering Wmo-inkomensgrenzen

Artikel 17

De Wmo-inkomensgrenzen volgen automatisch de aanpassingen van het wettelijk minimumloon en de daaraan gerelateerde normen op grond van de Wet werk en bijstand exclusief vakantietoeslag.

Inwerkingtreding en citeertitel

Artikel 18

  • 1. Dit Financieel Besluit Wmo treedt in werking op 1 januari 2012.

  • 2. Op het moment dat dit besluit in werking treedt, wordt het op 23 augustus 2011 vastgestelde en op 22 februari 2011 gewijzigde Financieel Besluit Wmo ingetrokken.

Artikel 19

Deze nadere regels worden aangehaald als: Financieel Besluit Wmo.

Haaksbergen, 17 juli 2012

burgemeester en wethouders

J.J.A. Broekman Dr. J.C. Gerritsen

secretaris burgemeester

Toelichting op het ‘Financieel Besluit Wmo’

Inleiding.

Naast een ‘Verordening maatschappelijke ondersteuning’ en het ‘Verstrekkingenboek Wmo’ is er ook een gemeentelijk ´Financieel Besluit Wmo´.

In dit besluit zijn bij elkaar gebracht alle bedragen, die op basis van de verordening moeten worden vastgesteld

Het voordeel van het opnemen van alle bedragen in een besluit is dat bij wijziging van de bedragen (bijvoorbeeld omdat er aan de hand van de prijsindex een bijstelling van bedragen plaatsvindt) niet de verordening gewijzigd moet worden waarvoor de bevoegdheid bij de gemeenteraad ligt. Bijstelling van het Besluit door het college kan aanzienlijk sneller plaatsvinden.

Ook dit Wmo-besluit volgt de indeling van de Wmo-verordening.

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

Deze begrippen zijn voldoende omschreven. Zij behoeven geen nadere toelichting.

Hoofdstuk 2. Hulp bij het huishouden

Artikel 3 persoongebonden budget

Het persoonsgebonden budget (PGB) is de tegenhanger van een voorziening in natura. Bij een voorziening in natura gaat het om een voorziening die de kosten (eventueel na aftrek van een eigen bijdrage) volledig dekt. Ook een PGB dient zodanig te worden vastgesteld dat daarmee een adequate voorziening kan worden ingekocht.

Verstrekking van een PGB vindt plaats op verzoek van de zorgvrager. Dit vormt normaliter onderdeel van de aanvraag. Een belanghebbende komt in eerste instantie in aanmerking voor een algemene voorziening. Is die algemene voorziening naar het oordeel van de gemeente niet adequaat, dan kan de zorgvrager een individuele voorziening ontvangen. Daarna kan op verzoek van de zorgvrager een verstrekking in de vorm van een naturaverstrekking of een PGB of plaatsvinden.

In dit artikel is onder het eerste lid de hoogte van het bruto PGB per uur vastgelegd, omdat de verordening uitgaat van een systeem in uren. Het uurtarief is gebaseerd op het gemiddelde uurtarief van de door de gemeente gecontracteerde zorgaanbieders, zodat het budget als voldoende beschouwd moet worden om op de markt een zorgleverancier te vinden.

Aan de budgethouder wordt het bruto PGB toegekend en uitgekeerd. Het Centaal Administratie Kantoor (CAK) berekent en int de eigen bijdrage. Bruto PGB minus de eigen bijdrage is het netto PGB.

Artikel 4 Betalingsschema

Behoeft geen toelichting.

Artikel 5 Eigen bijdrage

In dit artikel is de berekeningsmethodiek van de eigen bijdrage opgenomen.

Artikel 6 Maximering aantal perioden voor een eigen bijdrage of eigen aandeel

De bepalingen uit dit artikel zijn in het Financieel Besluit Wmo opgenomen naar aanleiding van de op 1 juli 2010 inwerking getreden eerste wijziging van het Verstrekkingenboek Wmo.

Hoofdstuk 3 Woonvoorzieningen

Artikel 7 Persoonsgebonden budget

Woonvoorzieningen kunnen in de vorm van een financiële tegemoetkoming, in natura en als een PGB worden verstrekt (artikel 13 Wmo-verordening).

Natura-voorzieningen worden veelal in bruikleen verstrekt. De gemeente Haaksbergen heeft hiervoor een overeenkomst met Hulpmiddelen Centrum Noord Oost Nederland (HCNON), als het gaat om o.a. losse douche- en toiletmiddelen en tilliften.

Met Liftenfabriek Otto Ooms BV is een contract afgesloten voor de levering van diverse soorten trapliften. In beide overeenkomsten zijn vaste prijzen afgesproken voor voorzieningen.

Een tweede vorm is de toekenning van een financiële tegemoetkoming in de kosten van een bouwkundige aanpassing. Voor de hoogte van deze tegemoetkoming is uitgangspunt een door het college goedgekeurde kostenbegroting.

Kiest een cliënt voor een PGB, dan wordt eveneens aangesloten bij een door het college goedgekeurde offerte. Het PGB kan dan worden aangewend voor realisatie van een andere dan de goedkoopst adequate voorziening.

Hierop uitgezonderd is de situatie dat een PGB wordt gevraagd voor een voorziening waar-voor de gemeente een contract heeft afgesloten met een leverancier op basis van een openbare aanbestedingsprocedure. Ook indien het een woonvoorziening in een huurwoning betreft waarbij vaste prijsafspraken met de desbetreffende huurder zijn gemaakt, geldt een andere regeling. In deze gevallen vormt het prijsniveau in deze overeenkomsten het uitgangspunt bij de berekening van het PGB.

Enkele woonvoorzieningen zijn genormeerd, namelijk de tegemoetkoming in verhuiskosten en de woningsanering. Deze voorzieningen worden als PGB toegekend, waarbij de hoogte ervan in het Wmo-besluit is vastgelegd.

Het PGB is, blijkens de Verordening maatschappelijke ondersteuning, de tegenwaarde van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate te verstrekken voorziening in natura. In de Wvg werden diverse woonvoorzieningen in natura in bruikleen verstrekt. Hiervoor zijn, na een Europese aanbesteding leveranciers gecontracteerd. Voor diverse woonvoorzieningen is dit de firma Welzorg. Indien een zorgvrager ervoor kiest voorzieningen, die vallen onder de contracten, verstrekt te krijgen in de vorm van een PGB, dan wordt de hoogte van het PGB bepaald op de contractprijs, dat wil zeggen de prijs waartegen de gemeente de voorziening kan inkopen (dus inclusief de bedongen korting).

Beschikbaarheid van voorzieningen uit het depot wordt buiten beschouwing gelaten.

De belanghebbende heeft vrijheid in de keuze van een erkende leverancier bij wie hij de voorzieningen wenst aan te kopen. De gemeente stelt wel nadere eisen aan de kwaliteit en bruikbaarheid van het hulpmiddel:

  • ·

    Zo moet een aan te kopen voorziening voorzien zijn van bijvoorbeeld een CE- of GQ-keurmerk;

  • ·

    De voorziening dient nieuw aangeschaft te worden in de reguliere handel, waarbij internet aanschaffingen (Marktplaats bijvoorbeeld) uitgesloten worden. Uitgangspunt hierbij is dat het moet gaan om een verantwoorde verstrekking;

  • ·

    Bij beschikking kunnen extra voorwaarden worden gesteld.

Bovenstaande impliceert ook dat het PGB niet in alle gevallen kostendekkend is. Immers, het kan zijn dat een zorgvrager niet dezelfde korting kan bedingen als de gemeente. Echter, omdat het niet de bedoeling is dat kosten van een PGB hoger zijn dan een gelijkwaardige verstrekking in natura, achten wij dit inherent aan de keus voor een PGB en daarom acceptabel.

Instandhoudingskosten:

Voor kleine reparatiekosten en, indien een voorziening periodiek moet worden onderhouden,

onderhoudskosten, wordt een bedrag, zijnde instandhoudingskosten, toegekend. De hoogte van deze kosten worden gebaseerd op prijzen zoals opgenomen in de overeenkomsten met de gemeentelijke leveranciers.

De overige artikelen van dit hoofdstuk spreken voor zich en worden niet nader toegelicht.

Hoofdstuk 4 en 5 Vervoervoorzieningen en rolstoelen

Bij de toekenning van een (individueel) vervoermiddel of rolstoel kan de zorgvrager kiezen tussen een voorziening in natura en een PGB. De gemeente Haaksbergen heeft een overeenkomst met de firma Welzorg voor de levering van vervoermiddelen in natura.

Kiest een zorgvrager voor een voorziening in natura, dan wordt de voorziening aangeschaft bij Welzorg, zo mogelijk uit depot, en in bruikleen verstrekt.

Kiest de zorgvrager voor een PGB, dan moet een budget worden toegekend zodat de zorgvrager zelf een adequate voorziening kan aanschaffen en gedurende een periode in stand kan houden.

De goedkoopst adequate voorziening in natura kan worden bepaald op

  • a.

    de contractprijs met Welzorg voor wat betreft de levering van nieuwe voorzieningen of

  • b.

    de economische boekwaarde van voorzieningen in het depot.

In het contract tussen gemeente Haaksbergen en Welzorg zijn voor diverse voorzieningen in diverse productgroepen prijzen afgesproken waartegen de desbetreffende voorziening (nieuw) wordt geleverd. In deze prijzen zijn kortingpercentages verwerkt.

Het kan zijn dat op het moment dat een zorgvrager een PGB voor een vervoermiddel kan worden toegekend, een adequaat middel in het depot is opgeslagen. De boekwaarde van een voorziening uit het depot ligt aanmerkelijk lager dan de prijs van een nieuwe voorziening. Bovendien is de gebruiksduur ervan korter.

Teneinde de bepaling van het PGB eenduidig vast te stellen, is ervoor gekozen het PGB te baseren op de aanschaf van een nieuwe voorziening conform de contractprijzen (dus inclusief bedongen korting). Beschikbaarheid van voorzieningen uit het depot wordt buiten beschouwing gelaten.

Een sportrolstoel kan alleen worden toegekend in de vorm van een PGB. De hoogte ervan is vastgelegd in artikel 15 van het Financieel Besluit Wmo.

De belanghebbende heeft vrijheid in de keuze van een erkende leverancier bij wie hij de voorzieningen wenst aan te kopen. De gemeente stelt nadere eisen aan de kwaliteit en bruikbaarheid van het hulpmiddel.

  • ·

    Zo moet een aan te kopen voorziening voorzien zijn van bijvoorbeeld een CE- of GQ-keurmerk;

  • ·

    De voorziening dient nieuw aangeschaft te worden in de reguliere handel, waarbij internet aanschaffingen (Marktplaats bijvoorbeeld) uitgesloten worden. Uitgangspunt hierbij is dat het moet gaan om een verantwoorde verstrekking;

  • ·

    Bij beschikking kunnen extra voorwaarden worden gesteld.

Instandhoudingskosten

Indien nodig wordt ook een PGB voor de zogeheten instandhoudingkosten toegekend. Dit

PGB is bedoeld als bijdrage in kosten voor onderhoud, reparatie en verplichte verzekeringen.

Hiervoor dienen marktconforme prijzen te worden gehanteerd. Dit budget gaat in vanaf het moment dat de garantiebepalingen zijn verlopen. Om dit moment te kunnen bepalen, is de datum van aanschaf van belang. Diverse voorzieningen, zoals scootmobielen en elektrische rolstoelen voor buitengebruik, moeten wel vanaf de aankoop worden verzekerd. Dus ook gedurende de garantieperiode. Om die reden moet in de garantieperiode het PGB voor instandhouding bepaald worden op de kosten van een (verplichte) WA-verzekering