Regeling vervallen per 01-01-2019

Nadere regels maatschappelijke ondersteuning (4.33)

Geldend van 01-02-2013 t/m 31-12-2018

Intitulé

Nadere regels maatschappelijke ondersteuning (4.33)

Onderwerp : Nadere regels maatschappelijke ondersteuning

 

Samenvatting

Deze nadere regels geven de financiële bepalingen aan voor de uitvoering van de individuele Wmo-voorzieningen.

 

 

 

 

Burgemeester en wethouders van Haaksbergen;

 

wettelijke basis: bepalingen van de Wet maatschappelijke ondersteuning, de Verordening maatschappelijke ondersteuning en de Algemene wet bestuursrecht

 

 

 

besluit:

 

vast te stellen de

 

 

Nadere regels maatschappelijke ondersteuning 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Begripsomschrijving

Artikel 1

Deze nadere regels maatschappelijke ondersteuning verstaan onder:

  • a.

    verordening: de Verordening maatschappelijke ondersteuning;

  • b.

    belanghebbende: een persoon met een beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem die behoefte heeft aan compensatie ten behoeve van het bevorderen van zijn deelname aan het maatschappelijk verkeer en het zelfstandig functioneren, die voor zichzelf of, met behulp van een machtiging, door een ander een aanmelding of een aanvraag doet of laat doen;

Overwegende bezwaren (uitwerking artikel 19 verordening)

Artikel 2

  • 1.

    Het college is in de volgende situaties van oordeel dat er sprake is van overwegende bezwaren zodat er geen persoonsgebonden budget wordt verstrekt:

    • a.

      de belanghebbende is handelingsonbekwaam;

    • b.

      de belanghebbende heeft geen inzicht in zijn functionele beperkingen;

    • c.

      de belanghebbende heeft als gevolg van dementie, een verstandelijke handicap of ernstige psychische problemen onvoldoende inzicht in de eigen situatie;

    • d.

      de belanghebbende heeft te maken met verslavingsproblematiek;

    • e.

      de belanghebbende heeft eerder misbruik gemaakt van het persoonsgeboden budget;

    • f.

      de belanghebbende heeft te maken met schuldenproblematiek;

    • g.

      de belanghebbende is bekend met een zeer progressief ziektebeeld;

    • h.

      de belanghebbende is een kind in de groei.

  • 2.

    Het college kan in andere situaties dan genoemd in het eerste lid, oordelen dat er sprake is van overwegende bezwaren zodat er geen persoonsgebonden budget wordt verstrekt

Eigen bijdragen en eigen aandeel (uitwerking artikel 22, tweede lid, verordening)

Artikel 3

De bedragen en het percentage die gelden voor een eigen bijdrage of eigen aandeel zijn gelijk aan de bedragen zoals opgenomen in het Besluit maatschappelijke ondersteuning, Stb.2006 nr. 450, artikel 4.1, lid 1, zoals jaarlijks aangepast.

Persoonsgebonden budget

Artikel 4

  • 1.

    De bruto bedragen voor een persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden zijn:

    • a.

      voor Hulp bij het Huishouden 1 (HH1) € 19,89 per uur.

    • b.

      voor Hulp bij het Huishouden 2 (HH2) € 23,45 per uur.

    • c.

      voor alfahulp € 13,27 per uur.

  • 2.

    Het netto persoonsgebonden budget is het bruto persoonsgebonden budget verminderd met de eigen bijdrage die wordt vastgesteld door het Centraal Administratiekantoor (CAK).

  • 3.

    De bedragen voor een persoonsgebonden budget voor een voorziening anders dan huishoudelijke hulp, worden bepaald als tegenwaarde van de voorziening die de aanvrager op dat moment ontvangen zou hebben als de voorziening in natura zou zijn verstrekt. Was dat een niet nieuwe voorziening geweest, dan wordt de tegenwaarde daarop gebaseerd, met een looptijd gelijk aan de verkorte afschrijvingstermijn, rekening houdend met onderhoud en verzekering. Was de naturaverstrekking een nieuwe voorziening geweest, dan wordt de tegenwaarde daarop gebaseerd, rekening houdend met een eventueel door de gemeente te ontvangen korting en rekening houdend met onderhoud en verzekering.

  • 4.

    De eerste uitbetaling van het persoonsgebonden budget vindt plaats binnen één maand na dagtekening van de beschikking. Het volgende persoonsgebonden budget bij huishoudelijke hulp wordt één keer per 4 weken uitbetaald.

Maximering aantal perioden voor een eigen bijdrage of eigen aandeel

Artikel 5

Indien een voorziening bestaat uit een roerende zaak die in eigendom wordt verstrekt of uit een bouwkundige of woon technische aanpassing van een woning die eigendom is van de aanvrager of een individuele vervoersvoorziening, wordt gedurende een periode van 39 maal vier weken een eigen bijdrage in rekening gebracht, dan wel bij de vaststelling van de hoogte van een financiële tegemoetkoming gedurende die periode een met toepassing van het in artikel 5 vastgesteld bedrag (eigen aandeel) in mindering gebracht.

Voorziening voor het zich lokaal verplaatsen per vervoersmiddel

Artikel 6

De gemaximeerde vergoedingen (op declaratiebasis) op jaarbasis voor het zich lokaal verplaatsen per vervoersmiddel zijn:

  • a.

    voor het gebruik van de eigen auto € 498,00

  • b.

    voor het gebruik van een bruikleenauto € 235,00

  • c.

    voor het gebruik van de individuele taxi € 2.580,00

  • d.

    voor het gebruik van de rolstoeltaxi € 3.030,00

Verhuiskostenvergoeding

Artikel 7

De maximale vergoeding voor verhuiskosten bedraagt € 2.000,00 voor een gelijkvloerse woning en € 2.500,00 voor een eengezinswoning.

Andere bedragen

Artikel 8

Het bedrag voor het aanschaffen en onderhouden van een sportrolstoel voor minimaal 3 jaar bedraagt € 2.450,00.

Inwerkingtreding en citeertitel

Artikel 9

  • 1. Deze nadere regels treden in werking op 1 februari 2013.

  • 2. Op het moment dat deze nadere regels in werking, wordt het op 17 juli 2012 vastgestelde Financieel Besluit Wmo ingetrokken.

Artikel 10

Deze nadere regels worden aangehaald als: Nadere regels maatschappelijke ondersteuning.

Haaksbergen, 9 april 2013

burgemeester en wethouders

J.J.A. Broekman Dr. J.C. Gerritsen

secretaris burgemeester

Toelichting op Nadere regels maatschappelijke ondersteuning

Overwegende bezwaren

Artikel 2

1.Overwegende bezwaren kunnen zich in de situaties die genoemd zijn in het eerste lid, onderdelen a tot en met f, van dit artikel voordoen als er een ernstig vermoeden is dat de budgethouder problemen zal hebben met het omgaan met een persoonsgebonden budget. Uit het indicatietraject kan duidelijk worden dat het ernstige vermoeden bestaat dat de belanghebbende problemen zal hebben met het omgaan met het persoonsgebonden budget. Het risico is dat de belanghebbende het geldbedrag niet besteedt zoals het is bedoeld en achteraf niet kan verantwoorden waar het geld aan uitgegeven is.

Naast deze uitzonderingen komt het voor dat bij een aanvrager met een zeer progressief ziektebeeld al op voorhand vast staat dat binnen korte tijd vervanging van de voorziening nodig is, wellicht daarna weer. Het is dan ook de vraag of deze situatie zich wel leent voor een persoonsgebonden budget. Het college heeft daarom besloten dat geen persoonsgebonden budget wordt verstrekt als het om een hulpmiddel gaat en belanghebbende bekend is met een progressief ziektebeeld of wanneer het een kind in de groei betreft. Dit omdat dergelijke hulpmiddelen (en de aanpassingen daarvan) frequenter verstrekt worden waardoor een reguliere afschrijvingstermijn van het hulpmiddel doorgaans niet haalbaar is.

2.De opsomming in het eerste lid is niet limitatief. Er kunnen andere situaties denkbaar zijn waarin het verstrekken van een persoonsgebonden budget niet gewenst is. In deze situaties kan een persoonsgebonden budget worden geweigerd. Het is niet eenvoudig om bij het onderzoek op een aanvraag een scherp onderscheid te maken tussen wie het persoonsgebonden budget wel goed kan beheren en wie niet.

Voorziening voor het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 5

  • 1.

    De tegemoetkoming voor het gebruik eigen auto of bruikleen autois gebaseerd op:

    • a.

      een verplaatsing van 1850 km op jaarbasis

    • b.

      een kostendekkende kilometervergoeding ad € 0,419 voor gebruik eigen auto, of

      € 0,277 voor gebruik bruikleenauto.

    • c.

      een eigen bijdrage per kilometer ad € 0,15 die gebaseerd is op het zonetarief voor Wmo-pashouders.