Regeling vervallen per 01-01-2017

Financiële verordening Haaksbergen (9.1b)

Geldend van 01-01-2016 t/m 31-12-2016

Intitulé

Financiële verordening Haaksbergen (9.1b)

Financiële verordening Haaksbergen (9.1b)

Samenvatting

Deze verordening geeft aan wat de uitgangspunten zijn voor het financieel beleid, alsmede voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Haaksbergen.

De gemeenteraad van Haaksbergen;

Voorstel van het college van: 17 november 2015

Wettelijke basis: bepalingen van de Gemeentewet (artikel 212) en de Algemene wet bestuursrecht.

Besluit:

Vast te stellen de Financiële verordening Haaksbergen

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepaling

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    afdeling: iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie met een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college;

  • b.

    overheidsbedrijf: onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt;

  • c.

    deelprogramma: onderdeel van een programma bestaande uit een samenstel van een aantal samenhangende producten of een enkel product;

  • d.

    kadernota: een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming;

  • e.

    administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd;

  • f.

    rechtmatigheid: het in overeenstemming zijn met geldende wet- en regelgeving, waaronder gemeentelijke verordeningen en raadsbesluiten;

  • g.

    programma: het geheel van activiteiten om de beoogde maatschappelijke effecten te bereiken;

  • h.

    bestuursrapportage: tussentijdse rapportage van het college aan de raad over de uitputting van budgetten en investeringskredieten en de voortgang van de uitvoering van het beleid.

Hoofdstuk 2 Begroting en verantwoording

Artikel 2 Programma-indeling

  • 1. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode een programma-indeling voor die raadsperiode vast.

  • 2. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode de onderverdeling van de programma’s in deelprogramma’s vast.

  • 3. De raad stelt op voorstel van het college per programma relevante indicatoren vast voor het meten van en het afleggen van verantwoording over de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid.

  • 4. Waar mogelijk wordt van de indicatoren een meerjarig beeld gegeven.

  • 5. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode vast over welke onderwerpen hij in extra paragrafen naast de verplichte paragrafen in de begroting en rekening kaders wil stellen en wil worden geïnformeerd.

Artikel 3 Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1. Bij de begroting worden onder elk van de programma’s de lasten en baten weergegeven en bij de jaarstukken worden onder elk van de programma’s de gerealiseerde lasten en baten weergegeven.

  • 2. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven.

  • 3. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming en de investeringen.

  • 4. In de jaarrekening wordt van de lopende investeringen het geautoriseerde investeringskrediet en de uitputting van het geautoriseerde investeringskrediet en de actuele raming van de totale uitgaven weergegeven;

Artikel 4 Planning- en controlcyclus

Voor aanvang van het begrotingsjaar biedt het college de raad een planning & control kalender aan met daarin in elk geval de data voor het aanbieden door het college en het vaststellen door de raad van de jaarstukken, de kadernota, de bestuursrapportages en de begroting met de meerjarenraming.

Artikel 5 Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1. De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten per programma.

  • 2. De investeringskredieten van nieuwe investeringen worden met het vaststellen van de begroting geautoriseerd.

  • 3. Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, legt het college vooraf aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel en een voorstel voor het autoriseren van een investeringskrediet aan de raad voor.

  • 4. Het college informeert de raad vooraf als het college verwacht dat de lasten de geautoriseerde lasten of de investeringsuitgaven de geautoriseerde investeringskredieten dreigen te overschrijden of de baten de geautoriseerde baten dreigen te onderschrijden. De raad geeft vervolgens aan of hij hiervoor een voorstel wil voor wijziging van het budget of een voorstel voor bijstelling van het beleid.

  • 5. Bij de behandeling van de bestuursrapportages in de raad, doet het college voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde budgetten en de investeringskredieten en het bijstellen van het beleid.

  • 6. Bij investeringen groter dan € 1.000.000 informeert het college de raad in het voorstel over het effect van de investering op de schuldpositie van de gemeente.

  • 7. Investeringskredieten vervallen automatisch na twee jaar, tenzij de raad anders heeft besloten.

  • 8. Bij vaststelling van een bestuursrapportage of bij vaststelling van de jaarrekening kan de raad besluiten om een krediet dat volgens het zevende lid van dit artikel komt te vervallen, langer beschikbaar te houden.

  • 9. In de begroting wordt een post onvoorzien van € 40.000 opgenomen.

Artikel 6 Tussentijdse rapportage

  • 1. Het college informeert de raad door middel van bestuursrapportages over de realisatie van de begroting van de gemeente over het lopende boekjaar.

  • 2. De bestuursrapportages bevatten een uiteenzetting over de uitvoering en de bijstelling van het beleid en een overzicht met de bijgestelde raming van:

    • a.

      de baten en de lasten per programma;

    • b.

      het totale saldo van de baten en de lasten volgend uit de onderdelen a en b;

    • c.

      de (beoogde) toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per programma; en

    • d.

      het resultaat, volgend uit de onderdelen c en d, alsmede de realisatie en raming van de uitputting van de investeringskredieten.

  • 3. In de bestuursrapportages licht het college afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van de baten en de lasten van programma’s en investeringskredieten in de begroting groter dan € 15.000 toe.

Artikel 7 Informatieplicht

Het college besluit over:

  • a.

    de aan- en verkoop van goederen, werken en diensten met een waarde groter dan € 800.000;

  • b.

    het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties; en

  • c.

    het verstrekken van kapitaal aan instellingen en ondernemingen,

nadat de raad is geïnformeerd over het voornemen en hiertoe in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.

Hoofdstuk 3 Financieel beleid

Artikel 8 Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1. Materiële vaste activa met een meerjarig maatschappelijk nut worden onder aftrek van bijdragen van derden geactiveerd.

  • 2. Materiële vaste activa worden afgeschreven volgens de methodiek en de termijnen zoals vermeld in de bijlage afschrijvingsbeleid bij deze verordening.

  • 3. Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

  • 4. Geactiveerde kosten voor onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief worden lineair in maximaal vijf jaar afgeschreven.

  • 5. Een saldo voor agio of disagio wordt lineair in maximaal vijf jaar afgeschreven.

Artikel 9 Voorziening voor oninbare vorderingen

  • 1.

    Voor de vorderingen op verbonden partijen en derden wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een individuele beoordeling op oninbaarheid van de openstaande vorderingen.

  • 2.

    Voor openstaande vorderingen betreffende:

    • a.

      onroerende zaakbelasting eigenaren;

    • b.

      rioolheffing;

    • c.

      afvalstoffenheffing; en

    • d.

      bijstandsvertrekking,

wordt, met uitzondering van individuele vorderingen groter dan € 5.000 een voorziening wegens oninbaarheid gevormd ter grootte van het historische percentage van oninbaarheid.

Artikel 10 Reserves en voorzieningen

  • 1. Het college biedt de raad eens in de vier jaar een nota reserves en voorzieningen aan. Deze nota wordt door de raad vastgesteld en behandelt:

    • a.

      de vorming en besteding van reserves;

    • b.

      de vorming en besteding van voorzieningen; en

    • c.

      de rentetoerekening aan reserves en voorzieningen.

  • 2. Bij een voorstel voor de instelling van een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen wordt minimaal aangegeven:

    • a.

      het specifieke doel van de reserve;

    • b.

      de voeding van de reserve;

    • c.

      de maximale hoogte van de reserve; en

    • d.

      de maximale looptijd.

  • 3. Indien een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen binnen de aangegeven maximale looptijd niet heeft geleid tot een investering, valt de bestemmingsreserve vrij en wordt deze aan de algemene reserve toegevoegd.

Artikel 11 Kostprijsberekening

  • 1. Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van goederen, werken en diensten van de gemeente, die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten de indirecte kosten betrokken, die rechtstreeks samenhangen met de door de gemeente verleende diensten.

  • 2. Bij de kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en voor rioolheffing en afvalstoffenheffing de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de kosten van het kwijtscheldingsbeleid.

  • 3. Voor de inzet van materiële activa worden naast directe kosten, indirecte kosten en afschrijvingskosten, de rente voor de financiering van het actief toegerekend. Deze rente is een vergoeding voor de inzet van vreemd vermogen en van eigen vermogen. De rentepercentages voor deze vergoeding worden bij de behandeling van de begroting vastgesteld.

Artikel 12 Prijzen economische activiteiten

  • 1. Voor de levering van goederen, diensten of werken aan overheidsbedrijven en derden en met welke bijbehorende activiteiten de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt tenminste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd.

  • 2. Bij het verstrekken van leningen of garanties aan overheidsbedrijven en derden brengt het college de geraamde integrale kosten in rekening. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of garantie wordt gemotiveerd.

  • 3. Bij het verstrekken van kapitaal door het college aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van tenminste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.

  • 4. Raadbesluiten met de motivering van het publiek belang als bedoeld in de vorige leden zijn niet nodig als sprake is van:

    • a.

      leveringen van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;

    • b.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;

    • c.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;

    • d.

      een bevoordeling van sociale werkplaatsen;

    • e.

      een bevoordeling van onderwijsinstellingen;

    • f.

      een bevoordeling van publieke media-instellingen; en

    • g.

      een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.

Artikel 13 Financieringsfunctie

  • 1. Het college neemt bij het uitzetten en het aantrekken van middelen de volgende kaders in acht:

    • a.

      voor het aantrekken van financieringen met een looptijd langer dan één jaar worden tenminste twee prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd; en

    • b.

      er wordt geen gebruik gemaakt van financiële derivaten als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wet financiering decentrale overheden.

  • 2. Het college informeert de raad vooraf als de wettelijke kasgeldlimiet, bedoeld in artikel 1, onder f, van de Wet financiering decentrale overheden, of de wettelijke renterisiconorm, bedoeld in artikel 1, onder h, van de Wet financiering decentrale overheden, dreigt te worden overschreden.

  • 3. Bij het verstrekken van leningen, het verstrekken van garanties en het verstrekken van risicodragend kapitaal bedingt het college indien mogelijk zekerheden.

Hoofdstuk 4 Paragrafen

Artikel 14 Financiering

Naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 13 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten neemt het college het volgende op in de paragraaf financiering:

  • a.

    de leningen met een looptijd langer dan een jaar en het verschuldigde rentepercentage;

  • b.

    de liquiditeitsplanning en de financieringsbehoefte voor de komende twee jaar;

  • c.

    de ontwikkeling van de leningenportefeuille en de verwachte stand van de leningenportefeuille voor de komende vier jaar; en

  • d.

    de rentevisie.

Artikel 15 Weerstandsvermogen & risicobeheersing

De raad stelt eens in de vier jaar een nota weerstandsvermogen en risicobeheersing vast.

Artikel 16 Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1. Het college biedt de raad tenminste eens in de tien jaar een onderhoudsplan openbare ruimte aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten van het onderhoud voor het openbaar groen, water, wegen, kunstwerken en straatmeubilair. De raad stelt het plan vast.

  • 2. Het college biedt de raad tenminste eens in de tien jaar een rioleringsplan aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud, de uitbreiding van de riolering en de kosten van het onderhoud en de eventuele uitbreidingen. De raad stelt het plan vast.

  • 3. Het college biedt de raad tenminste eens in de tien jaar een onderhoudsplan gebouwen aan. Het plan bevat voorstellen voor het te plegen onderhoud en de bijbehorende kosten aan de gemeentelijke gebouwen. De raad stelt het plan vast.

Artikel 17 Bedrijfsvoering

Naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 14 van het Besluit begroting en

verantwoording provincies en gemeenten neemt het college het volgende op in de paragraaf bedrijfsvoering:

  • a.

    de omvang, opbouw en ontwikkeling van het personeelsbestand en de loonkosten;

  • b.

    de kosten van inhuur derden.

Artikel 18 Verbonden partijen

De raad stelt eens in de acht jaar een nota verbonden partijen vast.

Artikel 19 Grondbeleid

  • 1. Naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 16 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten neemt het college het volgende op in de paragraaf grondbeleid:

    • a.

      het verloop van de grondvoorraad; en

    • b.

      de te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten.

  • 2. Het college biedt de raad een nota grondbeleid aan. De raad stelt deze nota vast. De nota dient eens in de twee jaar te worden geëvalueerd. In de nota wordt aandacht besteed aan:

    • a.

      de strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente;

    • b.

      te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten;

    • c.

      het verloop van de grondvoorraad; en

    • d.

      de uitgangspunten voor de verkoopprijzen van gronden.

Artikel 20 Taakstellingen en reserveringen

Het college neemt het volgende op in de paragraaf taakstellingen en reserveringen:

  • a.

    een overzicht van de taakstellende bezuinigingen, de stand van zaken van de invulling hiervan en een nadere toelichting hierop;

  • b.

    een overzicht van de reserveringen, uitgesplitst naar de ruimte voor nieuw en bestaand beleid en nog te prioriteren stelposten, en een nadere toelichting hierop;

Hoofdstuk 5 Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 21 Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is

voor:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden en contracten;

  • c.

    het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

  • d.

    het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

  • e.

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving; en

  • f.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 22 Financiële organisatie

Het college draagt zorgt voor:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidige toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e.

    de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van de lasten en baten aan de producten van de productenraming en de productenrealisatie;

  • f.

    het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten; en

  • g.

    het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen, opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

Artikel 23 Interne controle

  • 1. Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

  • 2. Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd. Bij afwijkingen in de registratie neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 24 Evaluatie

Deze verordening wordt eens in de vier jaar geëvalueerd. Het college biedt de raad het evaluatierapport aan.

Artikel 25 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2016.

  • 2. Op het moment dat deze verordening in werking treedt, wordt de op 19 december 2012 vastgestelde Financiële verordening ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt en op de begroting, jaarrekening en jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar dat samenvalt met het jaar waarin deze verordening in werking treedt

Artikel 26 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Financiële verordening.

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 16 december 2015.

mr. G. Raaben

griffier

G.J. Kok MDR

burgemeester

Bijlage afschrijvingsbeleid bij artikel 8 van de Financiële verordening

Afschrijvingsbeleid materiële vaste activa met economisch nut

Activa met economisch nut en een verkrijgingsprijs van minder dan € 5.000,00 worden niet geactiveerd, uitgezonderd gronden en terreinen. Gronden en terreinen worden altijd geactiveerd.

Op gronden en terreinen wordt niet afgeschreven.

De volgende materiële vaste activa met economisch nut worden lineair afgeschreven in:

  • a.

    maximaal 60 jaar: rioleringen;

  • b.

    10 jaar: aanleg tijdelijke terreinwerken;

  • c.

    40 jaar: nieuwbouw woonruimten en schoolgebouwen;

  • d.

    40 jaar: nieuwbouw kantoren en bedrijfsgebouwen;

  • e.

    15 jaar: nieuwbouw tijdelijke woonruimten en tijdelijke bedrijfsgebouwen;

  • f.

    25 jaar: renovatie, restauratie en aankoop woonruimten, en schoolgebouwen;

  • g.

    25 jaar: renovatie, restauratie en aankoop kantoren en bedrijfsgebouwen;

  • h.

    15 jaar: technische installaties in bedrijfsgebouwen;

  • i.

    10 jaar: veiligheidsvoorzieningen bedrijfsgebouwen;

  • j.

    10 jaar: telefooninstallaties;

  • k.

    5 jaar: automatiseringsapparatuur;

  • l.

    10 jaar: kantoormeubilair en schoolmeubilair;

  • m.

    8 jaar: motorvaartuigen;

  • n.

    8 jaar: zware transportmiddelen en schuiten;

  • o.

    8 jaar: aanhangwagens, personenauto’s en lichte motorvoertuigen;

  • p.

    10 jaar: aanleg kunstgrasvelden

Afschrijvingsbeleid materiële vaste activa met maatschappelijk nut

De volgende materiële vaste activa met maatschappelijk nut worden lineair afgeschreven in:

  • a.

    10 jaar: parken, sportvelden en groenvoorzieningen;

  • b.

    25 jaar: wegen, straten, pleinen en rotondes;

  • c.

    25 jaar: tunnels, viaducten en bruggen;

  • d.

    25 jaar: geluidswallen;

  • e.

    15 jaar: openbare verlichting;

  • f.

    10 jaar: belijningen en bebordingen, straatmeubilair en rijwielstallingen;

  • g.

    25 jaar: waterwegen, waterbergingen, kades, sluizen, waterkeringen en walbeschoeiing;

  • h.

    15 jaar: pompen en gemalen.

  • i.

    25 jaar: fiets- en wandel/voetpaden

  • j.

    25 jaar: parkeerplaatsen en verkeersafremmende voorzieningen

  • k.

    15 jaar: verkeersregelinstallaties

  • l.

    10 jaar: speeltoestellen