Regeling vervallen per 15-09-2011

Verordening minimabeleid 2009 (4.10a)

Geldend van 01-01-2009 t/m 14-09-2011

Intitulé

Verordening minimabeleid 2009 (4.10a)

Onderwerp: Verordening minimabeleid 2009

Samenvatting

Deze verordening geeft aan voor welke voorzieningen er een bijdrage wordt verstrekt voor burgers met een laag inkomen (tot 115% sociaal minimum) om te stimuleren dat zij kunnen meedoen aan maatschappelijke activiteiten.

De gemeenteraad van Haaksbergen;

voorstel van het college van: 27 januari 2009

wettelijke basis: bepalingen van de Wet werk en bijstand, de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht

besluit:

vast te stellen de

Verordening minimabeleid gemeente Haaksbergen 2009

Begripsbepalingen

Artikel 1

  • 1.

    In deze verordening zijn de begrippen van toepassing zoals vastgesteld in de Wet werk en bijstand (hierna:WWB) onder Hoofdstuk 1, § 1.1, in de artikelen 1tot en met 6.

  • 2.

    Verder wordt in deze verordening verstaan onder:

    de aanvrager:

    de alleenstaande, de alleenstaande ouder en de gehuwde, die inwoner is van de

    gemeente Haaksbergen en als zodanig opgenomen is in de Gemeentelijke

    Basisadministratie (hierna: GBA) van de gemeente Haaksbergen.

Bijdragen

Artikel 2

  • 1. Het college kan bijdragen toekennen voor de volgende basisvoorzieningen:

    • a.

      lidmaatschap bibliotheek;

    • b.

      contributie sportverenigingen en andere gesubsidieerde instellingen op het

      welzijnsterrein;

    • c.

      scholings- en vormingsactiviteiten;

    • d.

      schoolreisjes en schoolexcursies;

    • e.

      abonnement op een tijdschrift;

    • f.

      abonnement voor een internetaansluiting.

  • 2. De kosten voor de in het eerste lid genoemde voorzieningen dienen betrekking te hebben op het jaar waarin wordt aangevraagd.

Artikel 2a

  • 1. Elke aanvrager kan voor zijn/haar huishouden een voorziening in natura krijgen in de vorm van een voor de aanvrager, ‘gratis’ abonnement op dagblad Twentsche Courant Tubantia. Dit abonnement geldt per huishouden per jaar.

  • 2. Voor aanvragers die kiezen voor een abonnement op een ander dagblad, wordt de bijdrage voor dat abonnement vastgesteld op maximaal € 156,00 op jaarbasis.

Artikel 3

De bijdrage voor de in artikel 2, eerste lid, onder a tot en met f, genoemde basisvoorzienin-

gen tezamen bedraagt 75% van de gemaakte kosten met een maximum van:

  • a.

    € 140,00 per kalenderjaar voor gehuwden/partners;

  • b.

    € 140,00 per kalenderjaar voor een alleenstaande ouder;

  • c.

    € 85,00 per kalenderjaar voor een alleenstaande.

Artikel 3a

Het college kan, voor elk bij de aanvrager inwonend schoolgaand kind in de leeftijd van 4 tot en met 17 jaar, een extra forfaitaire bijdrage verstrekken van € 130,00 kalenderjaar.

Artikel 4

  • 1. Een bijdrage of verstrekking in natura als bedoeld in artikel 2a, eerste lid, van deze verordening dient schriftelijk te worden aangevraagd door middel van een door het college vast te stellen aanvraagformulier.

  • 2. Aanvragen kunnen gedurende het hele kalenderjaar worden ingediend.

Artikel 5

Een bijdrage als bedoeld in de artikelen 2, 2a, tweede lid, en 3a of verstrekking in natura als bedoeld in artikel 2a, eerste lid, van deze verordening kan slechts worden toegekend indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a.

    de aanvrager is tenminste vanaf 1 januari van het betreffende kalenderjaar

    waarin wordt aangevraagd, inwoner van de gemeente Haaksbergen;

  • b.

    het inkomen van de aanvrager dient gelijk te zijn of minder te bedragen dan 115% van de toepasselijke bijstandsnorm;

  • c.

    de aanvrager mag niet beschikken over vermogen dat het vrij te laten vermogen, zoals dat is bepaald in artikel 34 van de WWB te boven gaat;

  • d.

    de aanvrager kan voor de beoogde kosten geen aanspraak maken op een

    voorliggende voorziening, hierbij inbegrepen de WWB;

  • e.

    de aanvrager heeft aangetoond de kosten van de door hem aangevraagde voorzieningen te hebben gemaakt. De kosten als bedoeld in de artikelen 2a, eerste lid, en artikel 3a hoeven niet te worden aangetoond.

Artikel 6

Geen bijdrage of verstrekking in natura als bedoeld in artikel 2a, eerste lid, van deze verordening wordt toegekend aan:

  • a.

    de aanvrager van wie, naar het oordeel van het college, kan worden aangenomen dat het bestedingspatroon een beletsel vormt voor een duurzame oplossing van de financiële problematiek;

  • b.

    de aanvrager die blijk heeft gegeven van een tekortschietend besef van verantwoor- delijkheid voor de voorziening in het bestaan.

Artikel 7

  • 1. Het college stelt een onderzoek in naar de feiten en omstandigheden die blijkens deze verordening van belang zijn bij de beoordeling van de aanvraag om een bijdrage als bedoeld in de artikelen 2, 2a, tweede lid en 3a of verstrekking in natura als bedoeld in artikel 2a, eerste lid, van deze verordening.

  • 2. De aanvrager is verplicht inzage te verstrekken in bescheiden die gegevens bevatten die naar het oordeel van het college van belang zijn bij de beoordeling van de aanvraag.

Artikel 8

Het college draagt, ter uitvoering van het minimabeleid, zorg voor een actieve voorlichting, mede teneinde het niet-gebruik of onderconsumptie van de Sociale Zekerheidsvoorzieningen te verminderen.

Artikel 9

  • 1.

    Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen van deze verordening indien het college van mening is dat de aanvrager in bijzondere omstandigheden verkeert waardoor toepassing van deze verordening niet tot het beoogde of gewenste doel leidt, te weten het voorkomen of doorbreken van een sociaal isolement.

  • 2.

    Het college kan nadere voorschriften vaststellen voor de uitvoering van de bepalingen van deze verordening.

Slotbepalingen

Artikel 10

  • 1.

    De bijdragen als bedoeld in de artikelen 3 en 3a van deze verordening wordenjaarlijks door het college geïndexeerd aan de hand van de gemiddelde inflatie. De gemiddelde inflatie is gebaseerd op de consumentenprijsindex (CPI) en wordt gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek.

  • 2.

    De bijdrage als bedoeld in artikel 2a, tweede lid, van deze verordening wordt jaarlijksdoor het college aangepast aan de kosten van de voorziening in natura, die het college betaalt voor de voorziening in artikel 2a, eerste lid, van de verordening.

Artikel 11

Deze verordening treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 2009 en zij wordt ingetrokken op 1 januari 2014.

Artikel 12

Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening minimabeleid 2009.

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 25 februari 2009

mr. G. Raaben drs. K.B. Loohuis

griffier voorzitter

Toelichting

Toelichting bij de Verordening minimabeleid Haaksbergen 2009

Toelichting voorzieningen: artikel 2

Op grond van bijgaande Verordening minimabeleid 2009 kunnen bijdragen worden verstrekt voor de volgende basisvoorzieningen:

  • a.

    lidmaatschap bibliotheek;

  • b.

    contributie sportverenigingen en andere gesubsidieerde verenigingen op het welzijnsterrein;

  • c.

    scholings- en vormingsactiviteiten;

  • d.

    schoolreisjes en schoolexcursies;

  • e.

    abonnement op een tijdschrift;

  • f.

    abonnement voor een internetaansluiting.

Toelichting op sub b:

Deze voorziening behoeft enige toelichting. Het is ook mogelijk om een bijdrage te geven voor andere (landelijke) verenigingen en instellingen, zoals patiëntenverenigingen (bijvoorbeeld de fibromyalgievereniging) en ouderenbonden (bijvoorbeeld ANBO en KBO). Ook is het bijvoorbeeld mogelijk om een bijdrage te geven voor het zwemmen onder begeleiding van een fysiotherapeut (de zgn. hydrotherapie) in het extra verwarmde zwembad te Neede. Ook het verstrekken van de contributie voor sportverenigingen wordt ruim opgevat, in die zin dat ook de kosten van bijvoorbeeld een sportstudio voor een bijdrage in aanmerking komen. Mensen krijgen daardoor bijvoorbeeld ook de mogelijkheid om te kiezen voor fitness in plaats van voetbal.

De totale maximum bijdrage wordt door het vorenstaande echter niet verhoogd.

De overige voorzieningen, zoals genoemde onder a, c, d, e, en f. behoeven geen nadere toelichting.

Toelichting “gratis” krant: artikel 2a

In artikel 2a is als extra optie de mogelijkheid opgenomen om een “gratis” abonnement te krijgen op het dagblad Twentsche Courant Tubantia. De aanvrager dient hiervoor een aanvraag minimabeleid in te dienen. Nadat is vastgesteld, dat de aanvrager tot de doelgroep behoort ontvangt hij de gebruikelijke beschikking. Het gaat hierbij om een toekenning in natura, die bij beschikking wordt vastgesteld.

Aanvragers houden echter de keuzevrijheid voor een andere krant (artikel 2a, tweede lid). De gemeentelijke bijdrage is echter maximaal € 156,00. Voor dit laatstgenoemde bedrag kun je geen jaarabonnement op een andere krant krijgen, maar het vastgestelde bedrag is gelijk aan de waarde van de verstrekking in natura zoals bedoeld in artikel 2a, eerste lid.

Toelichting bijdrage schoolgaande kinderen: artikel 3a

Voor schoolgaande kinderen in de leeftijd van 4 tot en met 17 jaar die basisonderwijs of (speciaal) voortgezet onderwijs volgen kan een bijdrage voor een tegemoetkoming in de studiekosten worden verstrekt. De peildatum voor het bepalen van de leeftijd van het kind is 1 januari van het kalenderjaar waarin de aanvraag is ingediend. Het gaat om bij de aanvrager inwonende schoolgaande kinderen. Het betreft eigen kinderen of stiefkinderen zoals bedoeld in artikel 4, onder d, van de WWB. De vraag of kinderen inwonend zijn wordt beantwoord door de registratie in het GBA. Deze registratie is in principe leidend, behalve daar waar uit het (eigen) onderzoek blijkt dat deze registratie onjuist is. Aanvrager hoeft niet aan te tonen, dat de kinderen schoolgaand zijn en hoeft ook geen kosten aan te tonen. Kinderen van 4 tot en met 16 jaar zijn wettelijk leerplichtig. Daarmee is automatisch aangetoond dat ze schoolgaand zijn. De groep17-jarigen is kwalificatieplichtig en we gaan ervan uit dat ouders ook voor deze groep nog kosten maakt. Ook voor deze groep hoeft niet te worden aangetoond dat ze schoolgaand zijn. Vanaf 18 jaar vervalt de bijdrage, omdat kinderen dan zelf studiefinanciering ontvangen of inmiddels aan het werk zijn.

De doelgroep

Om duidelijkheid te verschaffen naar de inwoners moet de doelgroep exact omschreven worden. De Wet werk en bijstand (hierna: WWB) en de Koppelingswet, die per 1 juli 1997 inwerking is getreden, moeten hierbij als uitgangspunt dienen.

Bijdragen kunnen worden verstrekt aan drie categorieën, te weten:

* echtpaar,

* alleenstaande ouder en

* alleenstaande.

De Koppelingswet heeft tot doel om vreemdelingen die niet rechtmatig in Nederland verblijven uit te sluiten van collectieve voorzieningen. De Koppelingswet moet er voor zorgen dat illegaal verblijf van vreemdelingen in Nederland wordt tegengegaan.

De Koppelingswet heeft dan ook gevolgen voor de WWB.

Volgens de WWB is het niet mogelijk om bijstand te verstrekken aan vreemdelingen die niet beschikken over een verblijfsvergunning. Ook vreemdelingen zonder verblijfsvergunning, maar met een verklaring van de Vreemdelingendienst dat zij met instemming van het bevoegd gezag in Nederland verblijven, hebben geen recht op bijstand.

Vanuit de argumentatie dat het doel van het minimabeleid is, alle mensen met een minimum inkomen te laten deelnemen aan het sociaal verkeer, zijn wij van mening dat de vreemdelingen zonder verblijfsvergunning maar met de verklaring van de Vreemdelingendienst op dezelfde wijze behandeld dienen te worden als de overige inwoners van de gemeente. Daarom is het noodzakelijk om de doelgroep van het minimabeleid met deze categorieën uit te breiden.

Gezien de uitgangspunten van de WWB en de Koppelingswet wordt aangesloten bij de doelgroep WWB, hetgeen betekent dat alleen vreemdelingen die onder de WWB en de Vreemdelingenwet vallen aanspraak kunnen maken op een bijdrage op grond van het minimabeleid. Een uitzondering dient gemaakt te worden voor vreemdelingen zonder verblijfsvergunning maar met een verklaring van de Vreemdelingendienst.

Eigen verantwoordelijkheid (toelichting artikel 6):

Onder tekortschietend besef van verantwoordelijkheid wordt, onder andere, verstaan:

  • -

    het naar het oordeel van het college, in een periode van 12 maanden voorafgaande aan de aanvraag, in onvoldoende mate trachten om algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen,

  • -

    het, in een periode van 12 maanden voorafgaande aan de aanvraag, langer dan de wettelijk toegestane vakantieduur in het buitenland te verblijven,

  • -

    het, in een periode van 12 maanden voorafgaande aan de aanvraag, schenden van de inlichtingenplicht zoals bedoeld in artikel 17 van de WWB.

Bij de toepassing van artikel 6 zoeken we aansluiting bij onze Afstemmingsverordening. Daarin zijn onder andere bepalingen opgenomen over het al dan niet in voldoende mate trachten om algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen. Concreet houdt dit in, dat aanvrager geen bijdrage of verstrekking in natura krijgt indien hij in het het afgelopen jaar een verlaging (sanctie) heeft gehad wegens gedrag als bedoeld in hoofdstuk 2 van de Afstemmingsverordening.

Ook bij de beoordeling van het bestedingspatroon zoeken we aansluiting bij de Afstemmingsverordening. In artikel 10a van de Afstemmingsverordening is bepaald, dat iemand een verlaging (sanctie) krijgt indien er sprake is van het onverantwoord interen van vermogen (terwijl te voorzien is dat men op korte termijn bijstandsafhankelijk wordt). Ook in dit soort situaties verstrekken wij geen bijdrage of verstrekking in natura op grond van het minimabeleid.

Aparte regeling voor minimabeleid

Vanaf 1988 kent de gemeente Haaksbergen een aparte regeling voor minimabeleid en is gekozen om dit niet te integreren in de bijzondere bijstand.

Inkomensgrens

Op grond van de voorgaande verordeningen minimabeleid, kon iemand voor een bijdrage in aanmerking komen indien hij/zij een inkomen heeft tot maximaal 115% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm.

In de Verordening minimabeleid 2009 is deze inkomensgrens ongewijzigd gehandhaafd.

De hoogte van de bijdragen

De maximale bijdragen van het minimabeleid zijn vastgesteld op

€ 140,00 voor een echtpaar/samenwonende of een alleenstaande ouder en

€ 85,00 voor een alleenstaande.

De hierboven genoemde bedragen zijn reeds geïndexeerd aan de hand van de jaarlijkse inflatiecijfers van het CBS.

Op grond van het tot nu toe gevoerde minimabeleid is een eigen bijdrage gevraagd van 25% van de kosten. Deze eigen bijdrage geldt voor de voorzieningen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder a tot en met f. De gedachte hierachter is, dat het redelijk is om ook van mensen met een inkomen op het minimumniveau een eigen bijdrage te vragen als het gaat om sociaal-culturele activiteiten.

De eigen bijdrage van 25% voor de genoemde voorzieningen is dan ook gehandhaafd.

Bij het abonnement op de krant (artikel 2a, tweede lid) en de forfaitaire bijdrage voor schoolgaande kinderen (artikel 3a) is geen sprake van een eigen bijdrage.