Regeling vervallen per 29-03-2018

Verordening geldelijke, secundaire en facilitaire voorzieningen van het gemeentebestuur (8.6)

Geldend van 01-04-2002 t/m 28-03-2018

Intitulé

Verordening geldelijke, secundaire en facilitaire voorzieningen van het gemeentebestuur

De gemeenteraad van Haaksbergen;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 26 februari 2002

APF op donderdag 4 april 2002;

overwegende, dat het wenselijk is om de gemeentelijke regelingen omtrent de geldelijke en secundaire voorzieningen en facilitaire voorzieningen van het gemeentebestuur van Haaksbergen naar aanleiding van de nieuwe vergoedingssystematiek van het Rijk te actualiseren en onder te brengen in één nieuwe regeling;

het Rechtspositiebesluit burgemeesters 1994, het Rechtspositiebesluit wethouders, het Rechtspositiebesluit Raads -en commissieleden en de artikelen 35 en 82 van de Gemeentewet;

besluit:

vast te stellen

de Verordening geldelijke, secundaire en facilitaire voorzieningen van het gemeentebestuur van Haaksbergen 2002

HOOFDSTUK I Algemene bepalingen

Artikel 1

  • 1. In deze regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      Raadslid: een lid van de gemeenteraad;

    • b.

      Burgemeester en wethouders: de burgemeester en de wethouders vormen samen het college van burgemeester en wethouders;

    • c.

      Wethouder: een lid van het college van burgemeester en wethouders zoals benoemd conform artikel 35 van de Gemeentewet;

    • d.

      Commissie: de commissie ingesteld door de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester, als bedoeld in artikel 82, 83 en 84 van de Gemeentewet;

    • e.

      Commissielid: een lid van een door de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester ingestelde commissie, dat niet tevens lid van de raad is of ambtenaar die als zodanig tot lid van een commissie is benoemd;

    • f.

      Fractie: het lid of de leden van de gemeenteraad, dat of die aan de voorzitter van de gemeenteraad te kennen heeft of hebben gegeven alleen of tezamen tot een afzonderlijke politieke groepering te behoren;

    • g.

      Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden: Koninklijk besluit van 22 maart 1994 (Stbl. 244)

    • h.

      Rechtspositiebesluit wethouders: Koninklijk besluit van 22 maart 1994 (Stbl. 243);

    • i.

      Rechtspositiebesluit burgemeesters 1994: Koninklijk besluit van 15 juni 1994 (Stbl. 462).

  • 2. De bepalingen van deze verordening zijn gegeven ter invulling van en deels ter aanvulling op de regelgeving genoemd onder lid 1, sub f tot en met i, en de daarop gebaseerde rijksregelgeving.

Artikel 2

  • 1. Daar waar de bedragen die in deze verordening worden genoemd niet jaarlijks door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties of de Belastingdienst zijn of worden vastgesteld, passen burgemeester en wethouders jaarlijks de bedragen aan het prijsindexcijfer dat jaarlijks door de gemeenteraad wordt vastgesteld.

  • 2. Daar waar in deze verordening het begrip functioneel of functionaliteit wordt gebruikt, betekent dat: in het belang van de gemeente.

  • 3. Daar waar in deze verordening het begrip redelijk of redelijkheid wordt gebruikt, betekent dat: dat de betreffende uitgaven, gelet op de aard van de activiteit of het daarmee gediende gemeentelijk belang waarvoor zij zijn gedaan, als gebruikelijk, algemeen aanvaardbaar en passend bij de aanwending van publieke middelen kunnen worden beschouwd.

Artikel 3

Daar waar deze verordening regels bevat over leden van het college van burgemeester en wethouders gelden deze mede voor de burgemeester, voor zover dat niet leidt tot strijdigheid met het Rechtspositiebesluit burgemeesters 1994 en de daarop gebaseerde rijksregelgeving.

HOOFDSTUK II Integriteit

Artikel 4

  • 1. De raadsleden, commissieleden, wethouders en de burgemeester maken openbaar welke andere functies dan het lidmaatschap van de gemeenteraad zij vervullen.

  • 2. Openbaarmaking geschiedt door terinzagelegging van een opgave van de in het eerste lid bedoelde functies op het gemeentehuis.

Artikel 5

  • 1. Met betrekking tot het aannemen van geschenken, attenties, uitnodigingen, enz. en het melden van misstanden worden burgemeester en wethouders, raadsleden en commissieleden geacht te handelen overeenkomstig de gedragscode bestuurders en ambtenaren van de gemeente Haaksbergen.

  • 2. Burgemeester en wethouders en de gemeenteraad kunnen een nadere uitwerking geven aan dit integriteitsbeleid.

Artikel 6

Daar waar twijfel bestaat over het naleven van de in deze verordening gestelde procedures, of over het gebruik van de in deze verordening genoemde faciliteiten of over de rechtmatigheid, functionaliteit of redelijkheid van een op deze verordening gebaseerde declaratie, heeft overleg plaats tussen het hoofd van de afdeling Personeel & Organisatie en de portefeuillehouder Financiën.

HOOFDSTUK III Vergoeding voor raadsleden

Artikel 7

  • 1. Raadsleden ontvangen een vergoeding voor werkzaamheden 100% van de bedragen, vermeld in artikel 2 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, zoals deze bedragen jaarlijks door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zijn of worden vastgesteld.

  • 2. Raadsleden ontvangen een vaste onkostenvergoeding, als tegemoetkoming in de overige aan de uitoefening van het ambt verbonden kosten van 100% van de bedragen, vermeld in artikel 2 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, zoals deze bedragen jaarlijks door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zijn of worden vastgesteld.

  • 3. Hij of zij die gedurende een gedeelte van een kalenderjaar raadslid is geweest ontvangt de vergoedingen, bedoeld in het eerste en tweede lid van dit artikel, naar evenredigheid van het aantal dagen dat hij of zij in dat jaar het raadslidmaatschap heeft bekleed.

  • 4. De in het eerste en tweede lid van dit artikel genoemde vergoedingen worden, met inachtneming van de fiscale regelgeving, maandelijks uitbetaald.

HOOFDSTUK IV Vergoeding voor commissieleden

Artikel 8

De commissieleden die geen vaste vergoeding ontvangen als bedoeld in artikel 96, tweede lid van de Gemeentewet, ontvangen voor het bijwonen van vergaderingen van de commissie, op declaratiebasis een vergoeding van 100% van het bedrag vermeld in artikel 14 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, zoals dit bedrag jaarlijks door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is of wordt vastgesteld.

HOOFDSTUK V Vergoeding leden college van burgemeester en wethouders

Artikel 9

  • 1. Wethouders ontvangen een vaste onkostenvergoeding, als tegemoetkoming in de overige aan de uitoefening van het ambt verbonden kosten van 100% van de bedragen, vermeld in artikel 25 van het Rechtspositiebesluit wethouders, zoals deze bedragen jaarlijks door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zijn of worden vastgesteld.

  • 2. De wethouder die met toepassing van artikel 36, tweede lid, van de Gemeentewet de betrekking in deeltijd uitoefent, ontvangt de vaste onkostenvergoeding, bedoeld in het eerste lid, naar evenredigheid met de vastgestelde tijdsbestedingsnorm, bedoeld in artikel 36, vierde lid, van de Gemeentewet.

  • 3. De onkostenvergoeding wordt alleen toegekend over de tijd, dat het ambt daadwerkelijk wordt uitgeoefend, waarbij ziekte korter dan een maand buiten beschouwing blijft.

  • 4. De in het eerste lid van dit artikel genoemde onkostenvergoedingen worden maandelijks, met inachtneming van de fiscale regelgeving, uitbetaald.

Artikel 10

  • 1. Aan de leden van het college van burgemeester en wethouders vindt vergoeding plaats van de functionele kosten die een lid van het college van burgemeester en wethouders maakt in de uitoefening van zijn functie ten aanzien van de contacten en bijeenkomsten met relaties, voor zover die nog niet worden vergoed volgens een der andere bepalingen van deze verordening.

  • 2. De vergoeding van functionele kosten als bedoeld in het eerste lid bedraagt 100% van de gemaakte kosten indien en voor zover die met inachtneming van de aard van de contacten of de bijeenkomsten redelijk en verantwoord kunnen worden geacht.

  • 3. Deelname van de partner aan dergelijke contacten en bijeenkomsten worden niet vergoed, tenzij de aanwezigheid van de partner functioneel gewenst of noodzakelijk is, zoals moet blijken uit de toelichting op het declaratieformulier.

Artikel 11

Attenties voor derden welke niet namens het gemeentebestuur gedaan worden kunnen niet ten laste van het representatiebudget worden gebracht, doch komen ten laste van de eigen vaste onkostenvergoeding van de leden van het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 12

  • 1. Aan de leden van het college van burgemeester en wethouders worden de reis- en verblijfkosten, die zij ten behoeve van de gemeente maken, op declaratiebasis vergoed overeenkomstig het Reisbesluit binnenland.

  • 2. Indien voor een reis reeds in enigerlei vorm in de reis- en/of verblijfkosten is voorzien, heeft een lid van het college slechts aanspraak op een vergoeding tot het bedrag waarmee de vergoeding ingevolge deze verordening de eerstbedoelde vergoeding te boven gaat.

HOOFDSTUK VI Nevenfuncties collegeleden

Artikel 13

  • 1. Indien het college van burgemeester en wethouders of de gemeenteraad een lid van het college van burgemeester en wethouders tot commissaris in een vennootschap benoemen c.q. voordragen tot benoeming, komt de benoemde met de desbetreffende vennootschap overeen dat de vennootschap de inkomsten uit het commissariaat rechtstreeks aan de gemeente Haaksbergen zal betalen en dat de gemeente met betrekking tot de bedoelde inkomsten een eigen vordering op de vennootschap zal hebben.

  • 2. Onder inkomsten uit commissariaten zoals bedoeld in het eerste lid worden verstaan: presentiegelden, tantièmes en vaste onkostenvergoedingen.

Artikel 14

  • 1. Reis- en verblijfkosten van reizen die leden van het college van burgemeester en wethouders maken in het kader van nevenfuncties, die zij vervullen uit hoofde van het ambt, worden bij de desbetreffende organisatie gedeclareerd. Wanneer de externe organisatie de kosten niet kan dragen, kunnen de kosten na instemming van het college van burgemeester en wethouders voor rekening van de gemeente worden gebracht.

  • 2. Reis- en verblijfkosten van buitenlandse reizen die leden van het college van burgemeester en wethouders maken in het kader van nevenfuncties, die zij vervullen uit hoofde van het ambt, worden bij de desbetreffende organisatie gedeclareerd. Wanneer de reis tevens een gemeentelijk belang heeft en er sprake is van een non-profit organisatie die deze kosten niet kan dragen, kunnen deze kosten na instemming van het college van burgemeester en wethouders worden vergoed.

HOOFDSTUK VII Bedrijfsvoeringfaciliteiten

Artikel 15

  • 1. De kosten van cursussen, seminars en congressen die dienen ter behoorlijke vervulling van de functie, komen voor een vergoeding in aanmerking.

  • 2. De in het eerste lid van dit artikel bedoelde kosten worden voor raadsleden vergoed tot een maximumvergoeding per fractie. Het fractiebudget bedraagt ten hoogste € 250,00 per jaar maal het aantal fractieleden.

  • 3. Declaraties van een raadslid voor kosten als bedoeld in het eerste lid van dit artikel worden uitbetaald op basis van een fractiebesluit.

  • 4. Het scholingsbudget van burgemeester en wethouders bedraagt ten hoogste € 1.000,00 per jaar maaI het aantal leden van burgemeester en wethouders.

  • 5. De reis- en verblijfkosten, voortvloeiend uit activiteiten uit het eerste lid van dit artikel, komen voor vergoeding in aanmerking en worden vastgesteld overeenkomstig de bepalingen in het eerste lid van artikel 12.

Artikel 16

  • 1. Op aanvraag kan ten behoeve van de vervulling van het raadslidmaatschap voor de duur van het lidmaatschap een computer met programmatuur met een aanschafwaarde van maximaal € 2.300,00 aan de raadsleden en burgemeester en wethouders in bruikleen ter beschikking worden gesteld.

  • 2. In plaats van het in bruikleen krijgen van een computer met programmatuur, als bedoeld in het eerste lid, kunnen raadsleden en burgemeester en wethouders, die hebben geopteerd voor het fictief werknemerschap, gebruik maken van de gemeentelijke pc-regeling voor ambtenaren.

Artikel 17

Op aanvraag kan door de gemeente het ISDN-abonnement of internet via de kabel van raadsleden of leden van burgemeester en wethouders worden vergoed, onder gelijktijdige verlaging van de onkostenvergoeding met hetzelfde bedrag.

Artikel 18

Op aanvraag kan door de gemeente voor zakelijk gebruik aan leden van burgemeester en wethouders een mobiele telefoon in bruikleen ter beschikking worden gesteld.

Artikel 19

Wanneer gebruik wordt gemaakt van andere dan in de artikelen 15 tot en met 18 genoemde gemeentelijke faciliteiten, dient vooraf bij de desbetreffende budgetbeheerder een opgave met doel te worden gedaan.

HOOFDSTUK VIII Kinderopvang

Artikel 20

Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat een raadslid of een lid van burgemeester en wethouders een tegemoetkoming ontvangt ter zake van kosten voor in verband met de vervulling van het raadslidmaatschap noodzakelijke kinderopvang. In dat geval geldt de verordening kinderopvang van de gemeente Haaksbergen.

HOOFDSTUK IX Spaarloonregeling

Artikel 21

Op aanvraag kunnen raadsleden en leden van burgemeester en wethouders die hebben gekozen voor het fictief werknemerschap, deelnemen aan de gemeentelijke Spaarloonregeling.

HOOFDSTUK X Verzekeringen

Artikel 22

De gemeente heeft een algemene aansprakelijkheidsverzekering afgesloten waaronder de burgemeester en wethouders en de leden van de raad, als zodanig handelend, vallen.

HOOFDSTUK XI Uitkering wethouders bij aftreden

Artikel 23

  • 1. Op de wethouders is de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (APPA) van toepassing.

  • 2. Wanneer een wethouder na zijn aftreden raadslid wordt, wordt de raadsvergoeding op het wachtgeld in mindering gebracht.

  • 3. Ten aanzien van de pensioenopbouw wordt de raadsvergoeding rekenkundig niet in mindering gebracht. Daardoor vindt de pensioenopbouw plaats over het volledige wachtgeld, tenzij daarop andere inkomsten in mindering moeten worden gebracht (zie ook artikel 138a van de APPA).

HOOFDSTUK XII Uitkering raadsleden bij aftreden

Artikel 24

  • 1. Degene die raadslid is geweest, kan met ingang van de datum van aftreden aanspraak maken op een uitkering ten laste van de gemeente.

  • 2. De in het eerste lid van dit artikel bedoelde aanspraak wordt uitsluitend geëffectueerd indien belanghebbende daartoe binnen drie maanden na de datum van aftreden een schriftelijk verzoek indient bij burgemeester en wethouders.

Artikel 25

  • 1. Het aantal maanden waarin een uitkering wordt verstrekt komt overeen met het onafgebroken aantal volledige jaren raadslidmaatschap.

  • 2. De maximale duur van de uitkering is twee jaar.

  • 3. De uitkering eindigt met ingang van de dag:

    • -

      volgende op die waarin het gewezen raadslid is overleden;

    • -

      waarop het gewezen raadslid wederom als raadslid is beëdigd;

    • -

      waarop het gewezen raadslid als lid van burgemeester en wethouders is beëdigd.

  • 4. De uitkering wordt toegekend voor zolang belanghebbende de leeftijd van 65 jaar nog niet heeft bereikt.

Artikel 26

De maandelijkse uitkering bedraagt de eerste 12 maanden 80% en de daarop volgende 12 maanden 70% van de vaste vergoeding voor werkzaamheden op het moment van aftreden.

Artikel 27

De artikelen 24 tot en met 26 zijn niet van toepassing indien een raadslid van zijn lidmaatschap vervallen is verklaard op grond van artikel X 8 van de Kieswet.

HOOFDSTUK XIII Uitkering raadsleden bij overlijden

Artikel 28

  • 1. Onder nabestaande wordt in dit artikel verstaan: de weduwe, weduwnaar of nabestaande levenspartner(s) met wie het overleden raadslid samenwoonde op basis van een samenlevingscontract.

  • 2. Zo spoedig mogelijk na het overlijden van een raadslid wordt aan de nabestaande als bedoeld in het eerste lid, ten laste van de gemeente een bedrag uitgekeerd, gelijk aan de vaste vergoeding voor werkzaamheden als raadslid over een tijdvak van drie maanden, zoals bepaald in artikel 7 van deze verordening zoals die gold ten tijde van het overlijden.

  • 3. Laat de overledene geen nabestaande na als bedoeld in het eerste lid, dan wordt even bedoeld bedrag uitgekeerd ten behoeve van de minderjarige wettige of natuurlijke kinderen van de overledene, of minderjarige kinderen waarover de overledene ten tijde van het overlijden de pleegouderlijke zorg droeg. Onder pleegouderlijke zorg wordt verstaan de zorg voor het onderhoud en de opvoeding van het kind als was het een eigen kind, onafhankelijk van enige verplichting daartoe of van het genieten van een vergoeding daarvoor. Ontbreken ook zodanige kinderen, dan geschiedt de uitkering, indien de overledene kostwinner was van ouders, meerderjarige kinderen, broers of zusters, ten behoeve van deze betrekking.

  • 4. Laat de overledene geen betrekking als bedoeld in het tweede en derde lid na, dan kan het aldaar bedoelde bedrag geheel of ten dele worden uitgekeerd voor de betaling van de kosten van de laatste ziekte en van de lijkbezorging voor zover de nalatenschap voor de betaling van die kosten niet toereikend wordt geacht.

HOOFDSTUK XIV Vergoedingen raadsfracties

Artikel 29

  • 1. Aan elke fractie wordt op verzoek een tegemoetkoming verleend in de kosten van de werkzaamheden van deze fractie.

  • 2. Het doel van de fractievergoeding is een bijdrage in de secretariële ondersteuning van een fractie in verband met de voorbereiding op het raadswerk. De fractie is verantwoordelijk voor een verantwoorde besteding van de fractievergoeding.

  • 3. Als kosten waarin een tegemoetkoming kan worden gegeven komen in aanmerking:

    • a.

      reis-, verblijf- en andere kosten, gemaakt in verband met bijeenkomsten van raadsfracties of politieke partijen, in opdracht van de fractie bijgewoond;

    • b.

      bureaukosten, waaronder begrepen die van abonnementen op bestuurlijke tijdschriften en losbladige uitgaven en van aankoop van bestuurlijke boeken op naam van de fractie;

    • c.

      scholingskosten, in opdracht van de fractie gemaakt;

    • d.

      contributies en kosten van donateurschappen van de fractie;

    • e.

      kosten van assistentie van de fractie.

Artikel 30

  • 1. De tegemoetkoming bestaat uit:

    • a.

      per fractie een bedrag van € 163,77 ( 359,80) per jaar (peiljaar 2001);

    • b.

      per lid van de onder a genoemde fractie een bedrag van € 116,62 ( 257,--) per jaar (peiljaar 2001).

  • 2. De in lid 1 genoemde bedragen worden jaarlijks verhoogd met hetzelfde percentage als de tegemoetkoming in de kosten, die ingevolge artikel 95 van de Gemeentewet door de leden van de raad worden ontvangen.

  • 3. Burgemeester en wethouders stellen de aanpassing bedoeld in lid 2 jaarlijks vast.

Artikel 31

  • 1. De tegemoetkoming wordt jaarlijks uitbetaald.

  • 2. Burgemeester en wethouders verlenen desgevraagd per kwartaal voorschotten op de tegemoetkomingen.

Artikel 32

  • 1. De vaststelling van de ingevolge artikel 30 maximaal toe te kennen tegemoetkoming heeft plaats op basis van het aantal tot een fractie behorende leden op 1 januari van een kalenderjaar, waarbij tijdelijke vacatures worden meegeteld.

  • 2. In het jaar waarin een periodieke verkiezing van de leden van gemeenteraad wordt gehouden geschiedt de in het eerste lid bedoelde vaststelling in twee gedeelten en wel:

    • -

      over de periode januari tot en met april op viertwaalfde van de maximaal toe te kennen jaarlijkse tegemoetkoming;

    • -

      over de periode mei tot en met december op achttwaalfde van de maximaal toe te kennen jaarlijks tegemoetkoming met dien verstande dat met betrekking tot dit gedeelte het aantal leden wordt bepaald op basis van de samenstelling van gemeenteraad op 1 mei van dat jaar.

Artikel 33

De fractie wijst uit haar midden een lid aan dat voor de toepassing van deze verordening vereiste administratie voert en aan wie de in artikel 30 bedoelde vergoeding wordt uitbetaald.

Artikel 34

  • 1. Jaarlijks wordt een gespecificeerd fractieverslag gemaakt waaruit blijkt op welke wijze de in artikel 30 bedoelde tegemoetkomingen zijn besteed.

  • 2. Het in het eerste lid bedoelde fractieverslag wordt door de fractie vastgesteld en in de maand april aan burgemeester en wethouders toegezonden.

  • 3. Het in het eerste lid bedoelde fractieverslag wordt in de maand mei door burgemeester en wethouders aan de gemeenteraad overlegd.

HOOFDSTUK XV Wijze van kostenvergoeding door de gemeente

Artikel 35

  • 1. Declaratie van de conform deze verordening voor vergoeding of tegemoetkoming in aanmerking komende kosten kan plaatsvinden door het indienen van het declaratieformulier.

  • 2. Bij de declaratie dienen de rekeningen, nota's e.d. als bewijsstuk te worden overlegd, voor zover deze in redelijkheid voorhanden zijn.

  • 3. Als bij een aanvraag om kosten te vergoeden bepaalde bescheiden ontbreken, kan de ambtenaar die de declaratie afhandelt die bescheiden zelf rechtstreeks opvragen bij de desbetreffende bestuurder.

  • 4. Alle declaraties en facturen worden persoonlijk door de declarant gedateerd, ondertekend en voorzien van de benodigde bewijsstukken, toelichtingen en parafen ingediend bij de ambtelijke organisatie.

  • 5. Binnen de ambtelijke organisatie wordt de administratie van de kostenvergoedingen gevoerd en vindt de controle op bewijsstukken, op het naleven van de voorgeschreven procedures en op de toelichting op functionaliteit en doelmatigheid plaats. De controlerende ambtenaar deelt de budgethouder mee dat tot betaling kan worden overgegaan.

Artikel 36

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen een andere vergoeding toekennen indien de gedeclareerde kosten afwijken van de bepalingen genoemd in de artikelen 12 tot en met 34 van deze verordening.

  • 2. Burgemeester en wethouders maken het raadslid bekend dat zij van de declaratie zijn afgeweken. Desgewenst wordt dit schriftelijk bevestigd.

  • 3. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om in de gevallen waarin de artikelen 12 tot en met 34 van deze verordening niet of naar hun oordeel niet op redelijke wijze voorziet, een besluit naar billijkheid te nemen.

Artikel 37

Op bestuurlijk niveau wordt de functionaliteit van de kosten van burgemeester en wethouders getoetst. Deze toets wordt tot uitdrukking gebracht door de paraaf van de burgemeester op alle declaratieformulieren en begeleidingsformulieren van de leden van de raad. De declaraties van de burgemeester worden door de portefeuillehouder Financiën geparafeerd. Als vervangers fungeren de reguliere vervangers, met dien verstande dat de betrokkenen niet hun eigen declaratie paraferen.

Artikel 38

  • 1. Burgemeester en wethouders stellen voor de administratieve verwerking van de declaraties procedureregels vast.

  • 2. De in deze verordening bedoelde formulieren worden door burgemeester en wethouders vastgesteld en zo nodig gewijzigd en na vaststelling of wijziging ter kennisname toegezonden aan de fracties.

Artikel 39

  • 1. Declaraties van raadsleden en leden van burgemeester en wethouders worden op een zodanige wijze financieel-administratief verwerkt, dat op een eenvoudige wijze een totaaloverzicht van de gedeclareerde en vergoede kosten kan worden verkregen.

  • 2. Per kwartaal worden door het ambtelijk apparaat de bestede bedragen voor reis- en verblijfkosten, scholingskosten en representatiekosten ten opzichte van het budget in detail afgedrukt en via de budgethouder naar de burgemeester en de portefeuillehouder Financiën gestuurd ter parafering. Na parafering gaat de rapportage terug naar de budgethouder ter archivering.

  • 3. De portefeuillehouder Financiën is in eerste aanleg degene die de naar aanleiding van de in het vorige lid genoemde rapportage gerezen op- of aanmerkingen bespreekbaar maakt.

HOOFDSTUK XVI Uitvoeringsregels

Artikel 40

  • 1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om ter zake van de in deze verordening opgenomen bepalingen nadere uitvoerings- en procedureregels te geven.

  • 2. Burgemeester en wethouders brengen de nadere uitvoerings- en procedureregels als bedoeld in dit artikel ter kennis van de gemeenteraad.

HOOFDSTUK XVII Hardheidsclausule

Artikel 41

In gevallen waarin deze verordening niet voorziet wordt, binnen de grenzen zoals die zijn gesteld in de rechtspositiebesluiten, door burgemeester en wethouders naar billijkheid beslist.

HOOFDSTUK XVIII Slotbepalingen

Artikel 42

Deze verordening treedt in werking op 1 april 2002 .

Artikel 43

De navolgende verordeningen, richtlijnen en regelingen worden voor de gemeenteraad ingetrokken:

  • a.

    de "Verordening financiële voorzieningen wethouders", vastgesteld op 25 november 1992 en in werking getreden per 1 januari 1993;

  • b.

    de "Verordening geldelijke voorzieningen raads- en commissieleden", vastgesteld op 1 maart 1977 en in werking getreden op 1 januari 1975;

  • c.

    de "Verordening geldelijke tegemoetkoming gemeenteraadsfracties", vastgesteld op 26 september 2001 en in werking getreden op 5 oktober 2001

Artikel 44

Deze verordening kan worden aangehaald als de Verordening geldelijke, secundaire en facilitaire voorzieningen gemeentebestuur 2002.

Ondertekening

Haaksbergen, 24 april 2002

de Raad voornoemd,

de secretaris

L.J.J.M. Franken

de voorzitter

drs. R. Lanning

Toelichting

Toelichting (pdf | 460 kB)