Nadere regels jeugdhulp Haaksbergen (4.40b)

Geldend van 01-01-2019 t/m heden

Intitulé

Nadere regels jeugdhulp Haaksbergen (4.40b)

Samenvatting

Deze nadere regels bevatten procedureregels op grond van artikel 4 van de Verordening jeugdhulp.

Burgemeester en wethouders van Haaksbergen;

Wettelijke basis:

bepalingen van de Verordening jeugdhulp (artikel 4) en de Algemene wet bestuursrecht.

Besluiten:

Vast te stellen de Nadere regels jeugdhulp Haaksbergen.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze nadere regels verstaan onder:

  • a.

    gesprek: gesprek als bedoeld in artikel 4 van deze nadere regels;

  • b.

    melding: melding van een hulpvraag als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van deze nadere regels;

  • c.

    diagnostiek: het door een externe onafhankelijk in kaart brengen van de problematiek van de jeugdige en zijn ouders, zodat er meer informatie beschikbaar komt over de problematiek van de jeugdige en zijn ouders, zodat de juiste ondersteuning kan worden bepaald.

Artikel 2 Melding

  • 1.

    De jeugdige of zijn ouders kunnen een hulpvraag schriftelijk of mondeling – al dan niet telefonisch - bij het college melden.

  • 2.

    Niet als melding wordt aangemerkt de hulpvraag die meteen kan worden beantwoord en geen nader onderzoek behoeft.

  • 3.

    Het college bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk.

Artikel 3 Het vooronderzoek

  • 1.

    Het college verzamelt alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 4 van deze nadere regels, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de jeugdige en zijn situatie en maakt vervolgens zo spoedig mogelijk met hem of zijn ouders een afspraak voor een gesprek. Hierbij brengt het college de jeugdige en zijn ouders op de hoogte van de mogelijkheid om binnen een redelijke termijn een familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet op te stellen. Als de jeugdige en zijn ouders daarom verzoeken, draagt het college zorg voor ondersteuning bij het opstellen van een familiegroepsplan.

  • 2.

    Voor het gesprek verschaffen de jeugdige of zijn ouders aan het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. De jeugdige of zijn ouders verstrekken in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.

  • 3.

    Het college kan in overleg me de jeugdige of zijn ouders afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid.

Artikel 4 Het gesprek

  • 1.

    Het college onderzoekt in een gesprek of, waar nodig, meerdere gesprekken met de jeugdige en/of zijn ouders en, indien gewenst, met familie en deskundigen zo spoedig mogelijke en voor zover nodig:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige en het probleem of de hulpvraag;

    • b.

      het gewenste resultaat van het onderzoek om jeugdhulp;

    • c.

      het vermogen van de jeugdige of zijn ouders om zelf of met de ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden;

    • d.

      de mogelijkheden om gebruik te maken van een andere voorziening;

    • e.

      de mogelijkheden om jeugdhulp te verlenen met gebruikmaking van een overige voorziening;

    • f.

      de mogelijkheden om een individuele voorziening te verstrekken;

    • g.

      de wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen;

    • h.

      hoe rekening zal worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders, en;

    • i.

      de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een persoonsgebonden budget, waarbij de jeugdige of zijn ouders in voor hen begrijpelijke bewoordingen worden ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 2.

    Als de jeugdige en zijn ouders een familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet hebben opgesteld, betrekt het college dat als eerste bij het onderzoek, bedoeld in het eerste lid.

  • 3.

    Het college informeert de jeugdige of zijn ouders over de gang van zaken bij het gesprek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt hen toestemming om hun persoonsgegevens te verwerken.

  • 4.

    Het college kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van een gesprek.

Artikel 5 Het verslag

  • 1.

    Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek bedoeld in artikel 4 van deze nadere regels.

  • 2.

    Binnen drie weken na het afronden van het onderzoek verstrekt het college aan de jeugdige of zijn ouders een verslag van de uitkomsten van het onderzoek.

  • 3.

    Opmerkingen of latere aanvullingen van de jeugdige of zijn ouders worden aan het verslag toegevoegd.

  • 4.

    Het college kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van schriftelijke verslaglegging.

Artikel 6 De aanvraag

  • 1.

    Jeugdigen en ouders kunnen een aanvraag om een individuele voorziening schriftelijk indienen bij het college.

  • 2.

    Een aanvraag wordt ingediend door middel van een door het college vastgesteld formulier.

  • 3.

    Het college kan een ondertekend verslag van het gesprek aanmerken als aanvraag als de jeugdige of zijn ouders dat op het verslag hebben aangegeven.

Artikel 7 Advisering en diagnostiek

  • 1.

    Het college kan een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies vragen als het dit van belang acht voor de beoordeling van de aanvraag om een individuele voorziening.

  • 2.

    Het college kan diagnostiek inzetten om te bepalen welke ondersteuning de jeugdige en zijn ouders nodig hebben en om tussentijds te bepalen of met de ingezette ondersteuning het gewenste resultaat wordt behaald.

  • 3.

    Na afronding van de diagnostiek legt de onafhankelijke persoon of instantie die de diagnostiek heeft uitgevoerd, zijn of haar bevindingen en advies schriftelijk vast.

Artikel 8 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze nadere regels treden in werking op 1 januari 2019.

  • 2.

    Op het moment dat deze nadere regels in werking treden, worden de op 29 november 2017 vastgestelde Nadere regels jeugdhulp ingetrokken.

Artikel 9 Citeertitel

Deze nadere regels worden aangehaald als: Nadere regels jeugdhulp.

Haaksbergen, 28 november 2018.

M.E. Kragting

secretaris

G.J. Kok MDR

burgemeester

Ondertekening