Regeling vervallen per 01-01-2012

Verordening parkeerbelastingen 2011 (9.5b)

Geldend van 01-01-2011 t/m 31-12-2011

Intitulé

Verordening parkeerbelastingen 2011 (9.5b)

Onderwerp: Verordening parkeerbelastingen 2011

Samenvatting

Deze verordening bevat de kaders voor het heffen van parkeerbelastingen

De gemeenteraad van Haaksbergen;

voorstel van het college van: 23 november 2010

wettelijke basis: bepalingen van de Gemeentewet (artikel 225) en

de Algemene wet bestuursrecht

besluit:

vast te stellen de

Verordening parkeerbelastingen 2011

Begripsomschrijvingen

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    parkeren:

  • het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • b.

    houder:

  • degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorrijtuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 (Stb. 1994, 475) aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;

  • c.

    parkeerapparatuur:

  • parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeermeters, en

  • hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan.

Belastbaar feit

Artikel 2

Onder de naam ‘parkeerbelastingen’ worden de volgende belastingen geheven:

  • a.

    een belasting terzake van het parkeren van een voertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college te bepalen plaats, tijdstip en wijze;

  • b.

    een belasting terzake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een voertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze.

Belastingplicht

Artikel 3

  • 1.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onder a, wordt geheven van degene die het voertuig heeft geparkeerd.

  • 2.

    Als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:

    • a.

      degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;

    • b.

      zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, onder a, heeft plaatsgevonden: de houder van het voertuig, met dien verstande dat:

      • 1.

        indien een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereen-

        komst wordt overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren

        ingevolge deze overeenkomst de huurder van het voertuig was, niet de

        houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het voertuig

        heeft geparkeerd;

      • 2.

        indien blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan

        ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het voertuig

        heeft geparkeerd.

  • 3.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onder a, wordt niet geheven van degene die op de voet van het tweede lid, onder b, als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, indien deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het voertuig gebruik heeft gemaakt en dat hij dit gebruik redelijker-wijs niet heeft kunnen voorkomen.

  • 4.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onder b, wordt geheven van degene die de vergunning heeft aangevraagd.

Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak

Artikel 4

De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.

Vrijstellingen

Artikel 5

De belasting wordt niet geheven van de houder van een invalidenparkeerkaart en bestuurders van een invalidenvoertuig als bedoeld in artikel 1, sub r, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990.

Ontstaan van de belastingschuld

Artikel 6

  • 1.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onder a, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren.

  • 2.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onder b, is verschuldigd op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

Wijze van heffing en termijnen van betaling

Artikel 7

  • 1.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onder a, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte en moet worden betaald bij de aanvang van het parkeren.

  • 2.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onder b, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte en moet worden betaald op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

  • 3.

    Een naheffingsaanslag moet terstond worden betaald.

Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen

Artikel 8

De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 2, onder a, mag worden geparkeerd geschiedt in alle gevallen door het college bij openbaar te maken besluit.

Kosten naheffingsaanslag

Artikel 9

De kosten van de naheffingsaanslag terzake van de belasting bedoeld in artikel 2, onder a, bedragen € 29,95.

Kwijtschelding

Artikel 10

Bij de invordering van parkeerbelastingen wordt geen kwijtschelding verleend.

Nadere regels door het college

Artikel 11

Het college kan nadere regels geven over de heffing en invordering van de parkeerbelastingen.

Inwerkingtreding

Artikel 12

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2011.

  • 2.

    Alle aanwijzingen van het college van de plaatsen waar, de tijdstippen en de wijze waarop tegen betaling van de belasting mag worden geparkeerd op grond van de Verordening parkeerbelastingen worden gehandhaafd onder de werking van deze verordening

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2011.

  • 4.

    Op het moment dat deze verordening in werking treedt, wordt de op 17 december 2008 vastgestelde Verordening parkeerbelastingen 2009 ingetrokken.

Citeertitel

Artikel 13

Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening parkeerbelastingen 2011.

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 22 december 2010.

mr. G. Raaben, drs. K.B. Loohuis

griffier, voorzitter

Tarieventabel parkeerbelastingen behorende bij en deel uitmakende van de

Verordening parkeerbelastingen 2011

  • 1.

    Het tarief voor het parkeren bij parkeerapparatuur als bedoeld in artikel 2, onder a op de parkeerplaatsen c.q. -terreinen met de letters A, B, C, D, E en F

    bedraagt per 9 minuten € 0,10.

  • 2.

    Het tarief voor een parkeervergunning als bedoeld in artikel 2, onder b, bedraagt voor een vergunning met onbeperkte parkeerduur :

    • -

      voor een jaar € 498,50

    • -

      voor een kwartaal € 129,55

    • -

      voor een maand € 44,85

    • -

      voor een dag € 7,50

  • 3.

    Gedeelten van de in deze tabel genoemde eenheden van tijdsduur worden voor

    volle eenheden gerekend.

Behoort bij besluit van de gemeenteraad d.d. 22 december 2010.

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 22 december 2010.

mr. G. Raaben, drs. K.B. Loohuis

griffier, voorzitter