Regeling vervallen per 01-01-2020

Verordening reinigingsheffingen Haaksbergen 2019 (9.12k)

Geldend van 01-01-2019 t/m 31-12-2019

Intitulé

Verordening reinigingsheffingen Haaksbergen 2019 (9.12k)

Samenvatting

Deze verordening bevat de voorwaarden en tarieven voor de heffing en invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten.

De gemeenteraad van Haaksbergen;

Voorstel van het college van: 20 november 2018

Wettelijke basis:

Bepaling van de Gemeentewet (artikel 229, eerste lid, onderdelen a en b), de Wet milieubeheer (artikel 15.33) en de Algemene wet bestuursrecht.

Besluit:

Vast te stellen de Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2019.

Hoofdstuk 1

Artikel 1 Inleidende bepaling

Krachtens deze verordening worden geheven:

  • a.

    een afvalstoffenheffing;

  • b.

    reinigingsrechten.

Artikel 2 Begripsbepaling

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    perceel:

    • 1.

      de onroerende zaak, bedoeld in Hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken;

    • 2.

      een binnen de gemeente gelegen roerende zaak;

    • 3.

      een gedeelte van een roerende zaak dat blijkens zijn indeling is bestemd om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt;

    • 4.

      een samenstel van twee of meer roerende zaken of in onderdeel c bedoelde gedeelten daarvan die bij dezelfde belastingplichtige in gebruik zijn en, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar behoren.

    • 5.

      het binnen de gemeente gelegen deel van de in onderdeel b bedoelde roerende zaak, van een in onderdeel c bedoeld gedeelte daarvan of van een in onderdeel d bedoeld samenstel;

  • b.

    gebruik maken’ in hoofdstuk 2 Afvalstoffenheffing: gebruik maken in de zin van artikel 15.33 Wet milieubeheer;

  • c.

    grof bedrijfsafval: afvalstoffen, met uitzondering van autowrakken, afkomstig van bedrijven en instellingen, welke door aard, omvang of hoeveelheid niet periodiek worden ingezameld;

  • d.

    grove huishoudelijke restafvalstoffen: restafval geproduceerd door en afkomstig uit huishoudens, dat niet wordt aangeboden via de wekelijkse huis-aan-huis inzameling;

  • e.

    grof tuinafval: tuinafval, dat door aard, omvang of hoeveelheid niet periodiek wordt ingezameld;

  • f.

    witgoed: koelkasten, diepvriezers, wasmachines, centrifuges, wasdrogers, fornuizen.

Hoofdstuk 2 Afvalstoffenheffing

Artikel 3 Aard van de belasting en belastbaar feit

  • 1.

    Onder de naam 'afvalstoffenheffing' wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.

  • 2.

    De afvalstoffenheffing bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik maken van een perceel ten aanzien waarvan krachtens artikel 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 4 Belastingplicht

De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge artikel 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 5 Maatstaf van heffing belastingtarief

  • 1.

    De belasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in de hoofdstuk 1 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.

  • 2.

    Voor de berekening van de belasting wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt.

Artikel 6 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4.

    Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in gebruik neemt.

Artikel 9 Termijnen van betaling

  • 1.

    De aanslagen moeten worden betaald uiterlijk twee kalendermaanden na de op het aanslagbiljet vermelde dagtekening.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kunnen op verzoek van de belastingplichtige de aanslagen worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het kalenderjaar overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen ten minste twee bedraagt en maximaal 10, indien aan het navolgende wordt voldaan:

    • a.

      het totaal bedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen reinigingsheffingen of andere belastingen moet minder zijn dan € 6.600,--;

    • b.

      de verschuldigde bedragen moeten door middel van automatische betalingsincasso van de betaalrekening van de belastingschuldige kunnen worden afgeschreven.

  • De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 10 Kwijtschelding

Kwijtschelding van de belasting vindt plaats op basis van de vigerende Verordening kwijtschelding gemeentelijke belastingen.

Hoofdstuk 3 Reinigingsrechten

Artikel 11 Belastbaar feit

Onder de naam 'reinigingsrechten' worden rechten geheven zowel voor het genot van door het gemeentebestuur verstrekte diensten als voor het gebruik van voor de openbare dienst bestemde gemeentebezittingen, werken of inrichtingen die bij de gemeente in beheer of in onderhoud zijn.

Artikel 12 Belastingplicht

De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of van degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruik maakt.

Artikel 13 Maatstaf van heffing en belastingtarief

  • 1.

    De rechten worden geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in de hoofdstukken 2 en 3 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.

  • 2.

    Voor de berekening van de rechten wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt.

Artikel 14 Belastingjaar

Met betrekking tot de rechten die per jaar worden geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 15 Wijze van heffing

  • 1.

    De rechten bedoeld in hoofdstuk 2 en 3 van de tarieventabel worden geheven bij wege van aanslag, gedagtekende bon, nota of andere schriftuur waarop het gevorderde bedrag is vermeld.

  • 2.

    Als contante betaling van de rechten genoemd in hoofdstuk 3 wordt mede begrepen een rechtsgeldige ondertekende eenmalige incasso machtiging.

Artikel 16 Ontstaan van de belastingschuld en de heffing naar tijdsgelang voor de jaarlijks verschuldigde rechten

  • 1.

    De rechten bedoeld in hoofdstuk 3 van de tarieventabel zijn verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt zijn de rechten verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4.

    Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist.

Artikel 17 Ontstaan van de belastingschuld voor de overige rechten

De rechten bedoeld in hoofdstuk 3 van de tarieventabel zijn verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening of bij de aanvang van het gebruik van de bezittingen, werken of inrichtingen.

Artikel 18 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald uiterlijk twee kalendermaanden na de op het aanslagbiljet vermelde dagtekening.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kunnen op verzoek van de belastingplichtige de aanslagen worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het kalenderjaar overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen ten minste twee bedraagt en maximaal 10, indien aan het navolgende wordt voldaan:

    • a.

      het totaal bedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen reinigingsheffingen of andere belastingen moet minder zijn dan € 6.600,--;

    • b.

      de verschuldigde bedragen moeten door middel van automatische betalingsincasso van de betaalrekening van de belastingschuldige kunnen worden afgeschreven.

  • 3.

    De op grond van hoofdstuk 3 van de tarieventabel geheven rechten moeten worden betaald:

    • a.

      ingeval van uitreiking van de kennisgeving: op het tijdstip van uitreiking;

    • b.

      ingeval van toezending van de kennisgeving: binnen veertien dagen na de dagtekening.

  • 4.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de leden 1, 2 en 3 gestelde termijnen.

Hoofdstuk 4 Aanvullende bepalingen

Artikel 19 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven over de heffing en invordering van de afvalstoffenheffing en reinigingsrechten.

Artikel 20 Overgangsrecht

  • 1.

    De Verordening reinigingsheffingen 2018 van 20 december 2017 wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 21, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Indien de datum van inwerkingtreding van deze verordening ligt na de in artikel 21, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, blijft de in het eerste lid genoemde verordening gelden voor de in de tussenliggende periode plaatsvindende belastbare feiten voor zover de heffing van de rechten hiervoor in die periode plaatsvindt.

Artikel 21 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2019.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2019.

Artikel 22 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening reinigingsheffingen 2019.

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 19 december 2018.

mr. G. Raaben

griffier

G.J. Kok MDR

burgemeester

Ondertekening

Tarieventabel, behorende bij de Verordening reinigingsheffingen 2019

Algemeen

De bedragen genoemd in deze tabel zijn exclusief omzetbelasting indien deze verschuldigd is.

Hoofdstuk 1 Maatstaven en jaarlijkse tarieven afvalstoffenheffing

1.1 De belasting bedraagt per perceel per belastingjaar € 73,08

1.2 Naast het onder 1.1 bepaalde belastingbedrag bedraagt de belasting per

belastingjaar voor het ten behoeve van het inzamelen van huishoudelijke

afvalstoffen ter beschikking stellen van:

1.3 a. een container met een inhoud van 60 liter voor groente-, fruit-

en tuinafval €   23,16

b. een container met een inhoud van 120 liter voor groente-, fruit-

en tuinafval € 28,56

c. een container met een inhoud van 140 liter voor groente-, fruit-

en tuinafval € 30,36

d. een container met een inhoud van 240 liter voor groente-, fruit-

en tuinafval € 39,36

e. een container met een inhoud van 140 liter voor restafval € 60,60

f. een container met een inhoud van 240 liter voor restafval € 96,96

g. een blokcontainer € 80,88

1.4 Indien een belastingplichtige van de gemeente wisselt van

container-volume, dan bedragen de kosten voor de omwisseling

van één of twee containers, per keer € 30,00

Hoofdstuk 2 Maatstaven en jaarlijkse tarieven reinigingsrechten

2.1 Het recht bedraagt per belastingjaar voor het ten behoeve van het

inzamelen van bedrijfsvuil ter beschikking stellen van:

2.2 a. een container met een inhoud van 60 liter voor groente-, fruit-

en tuinafval € 69,72

b. een container met een inhoud van 120 liter voor groente-, fruit-

en tuinafval bij inzameling € 75,24

c. een container met een inhoud van 140 liter voor groente-, fruit-

en tuinafval bij inzameling € 77,04

d. een container met een inhoud van 140 liter voor restafval € 107,16

e. een container met een inhoud van 240 liter voor restafval € 143,52

Hoofdstuk 3 Maatstaven en tarieven overige reinigingsrechten

3.1 Het recht voor het ontsmetten van een voertuig, een wagen, een

kar e.d., bedraagt per kwartier of gedeelte daarvan per persoon

daaraan besteed € 7,45.

Behorende bij raadsbesluit van 19 december 2018

De griffier van de gemeente Haaksbergen

mr. G. Raaben