Regeling vervallen per 19-03-2014

Monumentenverordening 2005 (6.2)

Geldend van 01-03-2005 t/m 18-03-2014

Intitulé

Monumentenverordening 2005 (6.2)

Aan de raad

Onderwerp: vaststellen Monumentenverordening 2005

De gemeenteraad van Haaksbergen;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 14 december 2004;

gelet op de Monumentenwet 1988, de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht

besluit:

vast te stellen

de Monumentenverordening 2005

Begripsbepalingen

Artikel 1

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    monument:

    • 1.

      zaak die van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde;

    • 2.

      terrein dat van algemeen belang is wegens een daar aanwezige zaak als

      bedoeld onder 1;

  • b.

    gemeentelijk archeologisch monument: monument, bedoeld in onderdeel a, onder

    2;

  • c.

    gemeentelijk monument: onroerend monument, dat overeenkomstig de bepalingen van deze verordening als beschermd gemeentelijk monument is aangewezen;

  • d.

    gemeentelijke monumentenlijst: de lijst waarop zijn geregistreerd deovereenkomstig deze verordening als gemeentelijk monument aangewezen zaken;

  • e.

    beschermd rijksmonument: onroerend monument, dat is ingeschreven in de

    ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgestelde registers;

  • f.

    kerkelijk monument: onroerend monument, dat eigendom is van een

    kerkgenootschap, kerkelijke gemeente of parochie of van een kerkelijke

    instelling en dat uitsluitend of voor een overwegend deel wordt gebruikt voor

    de uitoefening van de eredienst;

  • g.

    gemeentelijke monumentencommissie: de door het college ingestelde commissie met als taak het college op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet 1988, de verordening en het monumentenbeleid;

  • h.

    bouwhistorisch onderzoek: in schriftelijke rapportage vastgelegd onderzoek

    naar de bouwgeschiedenis en de bouwhistorische kwaliteit van een monument.

  • i.

    geïntegreerde welstands- en monumentencommissie: door Het Oversticht ingestelde commissie die het college adviseert over aanvragen om wijzigingsvergunningen als bedoeld in artikel 10 van deze verordening.

Het gebruik van het monument

Artikel 2

Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument.

De aanwijzing tot gemeentelijk monument

Artikel 3

  • 1.

    Het college kan, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, een monument aanwijzen als gemeentelijk monument.

  • 2.

    Voordat het college over de aanwijzing een besluit neemt, vraagt hij adviesaan de gemeentelijke monumentencommissie. In spoedeisende gevallen kan het vragen van dit advies achterwege blijven.

  • 3.

    Het college kan ten behoeve van de aanwijzing van een gemeentelijk monumentbepalen dat bouwhistorisch onderzoek wordt verricht.

  • 4.

    Voordat het college een kerkelijk monument als gemeentelijk monument aanwijst,voert hij overleg met de eigenaar.

  • 5.

    De aanwijzing kan geen monument betreffen dat is aangewezen op grond vanartikel 3 van de Monumentenwet 1988 of dat is aangewezen op grond van de monumentenverordening van de provincie Overijssel.

Termijnen van advies en aanwijzingsbesluit

Artikel 4

  • 1.

    De gemeentelijke monumentencommissie adviseert schriftelijk binnen acht weken na ontvangst van het verzoek van het college.

  • 2.

    Het college beslist binnen twaalf weken na ontvangst van het advies van de gemeentelijke monumentencommissie, maar in ieder geval binnen 20 weken na de adviesaanvraag.

Mededeling aanwijzingsbesluit

Artikel 5

De aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt medegedeeld aan

degenen die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan en aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers.

Registratie op de gemeentelijke monumentenlijst

Artikel 6

  • 1.

    Het college registreert het gemeentelijke monument op de gemeentelijkemonumentenlijst.

  • 2.

    De gemeentelijke monumentenlijst bevat de plaatselijke aanduiding, de datumvan de aanwijzing, de kadastrale aanduiding, de tenaamstelling en een beschrijving van het gemeentelijke monument.

Wijzigen van de aanwijzing

Artikel 7

  • 1.

    Het college kan de aanwijzing ambtshalve of op aanvraag van een belanghebbende wijzigen.

  • 2.

    Artikel 3, tweede tot en met vierde lid, alsmede artikel 4 zijn vanovereenkomstige toepassing op het wijzigingsbesluit.

  • 3.

    Indien de wijziging naar het oordeel van het college van ondergeschiktebetekenis is, blijft overeenkomstige toepassing van artikel 3, tweede tot en met vierde lid, alsmede artikel 4, eerste lid, achterwege.

  • 4.

    De inhoud en de datum van de wijziging worden op de gemeentelijkemonumentenlijst aangetekend.

Intrekken van de aanwijzing

Artikel 8

  • 1.

    Indien het college de aanwijzing intrekt, zijn artikel 3, tweede lid, enartikel 4 van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    De aanwijzing wordt geacht ingetrokken te zijn, indien toepassing wordtgegeven aan artikel 3 van de Monumentenwet 1988 of aan het betreffende artikel uit de monumentenverordening van de provincie Overijssel.

  • 3.

    De intrekking wordt op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.

Verbodsbepaling

Artikel 9

Het is verboden een gemeentelijk monument te beschadigen of te vernielen.

Vergunning

Artikel 10

Het is verboden zonder vergunning van het college of in strijd met bij zodanige vergunning gestelde voorschriften:

  • a.

    een gemeentelijk monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of inenig opzicht te wijzigen;

  • b.

    een gemeentelijk monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken opeen dusdanige wijze, dat het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

Termijnen advies en vergunningverlening

Artikel 11

  • 1.

    Het college vraagt advies aan de geïntegreerde welstands- en monumentencommissie voordat het college beslist op de aanvraag op grond van artikel 10.

  • 2.

    Binnen acht weken na de adviesaanvraag brengt de geïntegreerde welstands- en monumentencommissie schriftelijk advies uit aan het college.

  • 3.

    Het college beslist binnen acht weken na ontvangst van het advies van degeïntegreerde welstands- en monumentencommissie, maar in ieder geval binnen 16 weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 4.

    Het college kan de in het derde lid genoemde termijn van 16 weken met tenhoogste tien weken verlengen, mits zij de aanvrager daarvan kennis geeft binnen de in het derde lid genoemde termijn.

  • 5.

    Indien het college niet voldoet aan het derde of vierde lid, wordt devergunning geacht te zijn verleend.

  • 6.

    Een vergunning ingevolge deze verordening blijft buiten werking gedurende zesweken na de datum waarop zij is verleend of van rechtswege is verleend. Indien gedurende deze termijn bezwaar wordt gemaakt op grond van de Algemene wet bestuursrecht, blijft de vergunning buiten werking totdat op het bezwaar is beslist.

Kerkelijk monument

Artikel 12

Het college verleent met betrekking tot een kerkelijk monument geen vergunning ingevolge de bepalingen van artikel 10 anders dan in overeenstemming met de eigenaar, indien en voor zover het een vergunning betreft, waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstuitoefening in het monument in het geding zijn.

Intrekken van de vergunning

Artikel 13

  • 1.

    De vergunning kan door het college worden ingetrokken indien:

    • a.

      blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;

    • b.

      blijkt dat de vergunninghouder de voorschriften als bedoeld in artikel 10

      niet naleeft;

    • c.

      de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het monument zwaarder dient te wegen;

    • d.

      niet binnen één jaar van de vergunning gebruik wordt gemaakt.

  • 2.

    Het besluit tot intrekking van de vergunning wordt in afschrift gezonden aan degeïntegreerde welstands- en monumentencommissie en de gemeentelijke monumentencommissie.

Vergunning voor beschermd rijksmonument

Artikel 14

  • 1.

    1.Het college zendt onmiddellijk een afschrift van de aanvraag om vergunningvoor een beschermd rijksmonument met de naar voren gebrachte zienswijzen aan de geïntegreerde welstands- en monumentencommissie na afloop van de termijn van 14 dagen, bedoeld in artikel 12, tweede lid, van de Monumentenwet 1988.

  • 2.

    De geïntegreerde welstands- en monumentencommissie adviseert schriftelijk over de aanvraag binnen acht weken na de datum van verzending van het afschrift.

  • 3.

    Bij overschrijding van de in het tweede lid genoemde termijn wordt de geïntegreerde welstands- en monumentencommissie geacht geadviseerd te hebben.

Schadevergoeding

Artikel 15

  • 1.

    Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van:

    • a.

      de weigering van het college een vergunning als bedoeld in artikel 10 teverlenen;

    • b.

      voorschriften door het college verbonden aan een vergunning als bedoeld in artikel 10; schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijze niet of nietgeheel te zijnen laste behoort te blijven, kent het college hem op zijn aanvraag een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.

  • 2.

    Voor de behandeling van de aanvragen zijn de bepalingen van de verordening terregeling van de procedure bij toepassing van artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening van overeenkomstige toepassing.

Strafbepaling

Artikel 16

Hij, die handelt in strijd met de artikelen 9 en 10 van deze verordening, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie.

Toezichthouders

Artikel 17

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze

verordening zijn belast: de door het college dan wel de burgemeester aangewezen ambtenaren.

Artikel 18

  • 1.

    Voor zover deze verordening betrekking heeft op gemeentelijke monumententreedt zij in werking op 1 maart 2005.

  • 2.

    De Monumentenverordening van 24 april 1996 en de eerste wijziging van deze Monumentenverordening van 26 februari 1997, voor zover het betreft bepalingen over gemeentelijke monumenten, worden ingetrokken op het in het eerste lid genoemde moment.

  • 3.

    Voor zover deze verordening betrekking heeft op beschermde rijksmonumenten,treedt zij in werking overeenkomstig het bepaalde in artikel 15, tweede lid, van de Monumentenwet 1988.

  • 4.

    De Monumentenverordening, vastgesteld bij besluit van de raad van 24 april 1996 en de eerste wijziging van de Monumentenverordening van 26 februari 1997, voor zover het betreft bepalingen over beschermde rijksmonumenten, worden ingetrokken op het in det derde lid genoemde moment.

  • 5.

    De op grond van de ingevolge het tweede lid ingetrokken verordeninggeregistreerde gemeentelijke monumenten worden geacht aangewezen te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

  • 6.

    De gemeentelijke monumenten, geregistreerd op de monumentenlijst van deingevolge het tweede lid genoemde ingetrokken verordening, worden geacht geregistreerd te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

  • 7.

    Aanvragen om vergunning die zijn ingediend voor de inwerkingtreding van dezeverordening worden afgehandeld met inachtneming van de in het tweede lid ingetrokken verordening.

Citeertitel.

Artikel 19

Deze verordening kan worden aangehaald als: Monumentenverordening 2005.

Haaksbergen, 16 februari 2005

de raad voornoemd,

de griffier, de voorzitter,

(mr. G. Raaben) (drs. K.B. Loohuis)

Samensteller:

G.E.M. Willemsen

Toelichting

Toelichting monumentenverordening (pdf | 65 kB)