Beleidsregels Uitwegen Gemeente Haaren 2016

Geldend van 01-01-2016 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels Uitwegen Gemeente Haaren 2016

Beleidsregels Uitwegen Gemeente Haaren 2016

Inhoudsopgave

1. Inleiding

2. Wettelijke grondslag

3. Procedure

4. Vormgeving en uitvoering

5. Kosten

6. Overgangsrecht

7. Hardheidsclausule

8. Inwerkingtreding

9. Citeertitel

Bijlagen

1. Aanvraagformulier

2. Offerte

1.INLEIDING

Een uitweg, ook wel ‘uitrit’, 'inrit' of ‘oprit’ genoemd, is een aansluiting vanuit een perceel op de openbare weg. Deze notitie heeft uitsluitend betrekking op uitwegen van een ‘bestemming’ (bijvoorbeeld woningen, bedrijven of (landbouw)percelen) op de openbare weg.

Op grond van artikel 2:12 van de Algemeen Plaatselijke Verordening (APV) behandelt de gemeente Haaren aanvragen voor het maken en/of veranderen van een uitweg.

Traditioneel verzorgt de gemeente bij verkoop van een perceel binnen een bestemmingsplan de aanleg van één uitweg. De kosten hiervan zijn verrekend in de prijs van de verkochte gemeentegrond. In sommige gevallen is zelfs ruimte voor een tweede inrit. Dit kan echter alleen als aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. Daarnaast worden binnen de bebouwde kom in bestaande situaties uitwegen gerealiseerd. Dit wordt door de gemeente uitgevoerd.

De belangrijkste wijziging met het vorige beleid, “Inrittenbeleid gemeente Haaren“, is dat de afmeting voor uitwegen voor woningen met een frontbreedte van meer dan 20 meter vergroot is.

Volgens de Algemeen Plaatselijke Verordening (APV) is voor het maken of veranderen van een uitweg in bestaande situaties, toestemming van het college van Burgemeester en Wethouders nodig. In dit geval worden de kosten voor het maken en of veranderen van een uitweg aan de aanvrager/eigenaar van het te ontsluiten perceel doorberekend.

Sinds de komst van de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht (Wabo) is B&W ook bevoegd gezag voor bijna alle provinciale uitwegen, dus ontheffingverlening en handhaving, inclusief gedogen. B&W zijn verplicht de provincie om advies te vragen.

Verder bepaalt de Wabo in art. 2.26, derde en vierde lid, dat het bevoegd gezag de bij de betrokken verordening aangewezen bestuursorganen in de gelegenheid stelt (=verplicht dus!) advies uit te brengen over de aanvraag of het ontwerp van de beschikking op de aanvraag om een omgevingsvergunning. Alleen wanneer de uitweg behoort bij een project waarvoor de provincie bevoegd gezag is, blijft de provincie ook voor de uitweg het bevoegd gezag.

In de ‘Beleidsregels Uitwegen Gemeente Haaren’ geeft het college een concreet afwegingskader voor het weigeren of accepteren van uitwegmeldingen op grond van artikel artikel 2:12 ‘Maken, veranderen van een uitweg’ van de ‘Algemene plaatselijke verordening’ en haar eigendomsrecht. Daarmee verzekeren wij ons ervan dat meldingen uniform worden behandeld. Dat komt de rechtszekerheid en rechtsgelijkheid ten goede. Het is het college van burgemeesters en wethouders toegestaan om gemotiveerd van deze regels af te wijken. De juridische grondslag voor deze afwijking van de beleidsregels is te vinden in artikel 4:84 Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De notitie ‘Beleidsregels Uitwegen Gemeente Haaren’ bestaat achtereenvolgens uit een beschrijving van de wettelijke grondslag, procedure, vormgeving en uitvoering. Vervolgens komen kosten, overgangsrecht, hardheidsclausule, inwerkingtreding en citeertitel aan bod.

2.WETTELIJKE GRONDSLAG

Op grond van artikel 14 van de Wegenwet moet de eigenaar van een weg, uitwegen op zijn weg gedogen. Uit jurisprudentie blijkt echter dat middels een verordening nadere regels gesteld mogen worden, bijvoorbeeld in het kader van de verkeersveiligheid. Doorgaans worden deze regels vastgelegd in de APV. In artikel 2:12 van de APV van de gemeente Haaren is opgenomen dat degene die voornemens is om een uitweg te maken en of te veranderen, tevoren melding dient te maken bij het college van Burgemeester en Wethouders. De uitweg kan door de Buitendienst van de gemeente worden gemaakt of veranderd indien het college toestemming heeft verleend. Het artikel 2:12 van de APV staat hieronder integraal weergegeven.

Artikel 2:12 Maken, veranderen van een uitweg

  • 1.

    Het is verboden een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg:

    • a.

      Indien degene die voornemens is een uitweg te maken naar de weg en of veranderen te brengen in een bestaande uitweg naar de weg daarvan niet van tevoren melding heeft gedaan aan het college, onder indiening van een situatieschets van de gewenste uitweg, materiaalgebruik en een foto van de bestaande situatie; ·b. indien het college het maken of veranderen van de uitweg heeft verboden.

  • 2.

    Het college verbiedt het maken of veranderen van de uitweg:

    • a.

      indien daardoor het verkeer op de weg in gevaar wordt gebracht;

    • b.

      indien dat zonder noodzaak ten koste gaat van een openbare parkeerplaats;

    • c.

      indien het openbaar groen en het uiterlijk aanzien van de weg daardoor op onaanvaardbare wijze wordt aangetast;

    • d.

      indien er sprake is van een uitweg van een perceel dat al door een andere uitweg wordt ontsloten, en de aanleg van deze tweede uitweg ten koste gaat van een openbare parkeerplaats of het openbaar groen.

  • 3.

    De uitweg kan worden aangelegd indien het college niet binnen zes weken na ontvangst van de melding heeft beslist dat de gewenste uitweg wordt verboden.

  • 4.

    Het verbod in het eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer Rijkswaterstaatswerken, de Waterschapskeur of het Provinciaal wegenreglement.

De weigeringsgronden onder 2:12, lid 2 worden nader uitgewerkt in de toetsingscriteria in hoofdstuk 3 en 4 van deze beleidsnotitie.

3.PROCEDURE

Volgens de APV is voor het maken, veranderen van een uitweg toestemming nodig van het college. Sinds 1 oktober 2010 is de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. Het maken en of veranderen van een uitweg valt niet onder de Wabo.

Melden van het maken, veranderen van een uitweg

Degene die voornemens is een uitweg te maken of te veranderen, dient tevoren dit te aan het college te melden. Melding dient te geschieden d.m.v. het indienen van een ingevuld “Meldingsformulier voor het maken of veranderen van een uitweg”.

Dit formulier is te vinden op de gemeentelijke website of op te vragen bij de balie van de gemeentewinkel in het gemeentehuis.

Indieningvereisten aan melding

  • 1.

    Een melding moet worden ingediend op een door het college vastgesteld meldingsformulier.

  • 2.

    Het meldingsformulier en eventuele bijlagen bevatten de volgende gegevens:

    • a.

      de naam en het adres van de aanvrager;

    • b.

      de dagtekening van de aanvraag;

    • c.

      een duidelijke motivering;

    • d.

      een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd;

    • e.

      een situatieschets van de gewenste uitweg;

    • f.

      een foto van de bestaande situatie;

    • g.

      de afmeting in lengte en breedte van de uitweg;

    • h.

      het type verkeer waarvoor de uitweg geschikt dient te zijn;

    • i.

      of de uitweg een relatie heeft met een bouwplan en zo ja welk bouwplan.

Beoordelen van de aanvraag door gemeente

De melding wordt door de gemeente, specifiek de afdeling Ruimte en Samenleving op verschillende punten getoetst:

  • a.

    indieningvereisten aan melding;

  • b.

    volledigheid het bestemmingsplan;

  • c.

    de Algemene Plaatselijke Verordening (APV);

  • d.

    de beleidsregels voor de beoordeling van meldingen voor het maken of veranderen van een uitweg.

Voor het beoordelen van de aanvraag wordt door de gemeente het onderstaande stappenplan gevolgd:

  • 1.

    registratie en kennis nemen van de melding;

  • 2.

    Indien de melding niet voldoet aan de indieningvereisten, neemt de gemeente de melding niet in behandeling. Het meldingsformulier wordt gemotiveerd geretourneerd aan de melder.

  • 3.

    indien nodig: verwijzing naar andere belanghebbenden;

  • 4.

    ontvangst leges;

  • 5.

    indien nodig de inschakeling extern adviseur;

  • 6.

    toetsing;

  • 7.

    besluit college: accepteren of weigeren;

  • 8.

    offerte op maat opstellen;

  • 9.

    nadat de melder akkoord is gegaan met de offerte, wordt de uitweg door de Buitendienst van de gemeente gemaakt of veranderd.

Relatie met aanvraag bouwvergunning

Wanneer een bouwvergunning voor bijvoorbeeld een garage of een carport wordt aangevraagd, dan is het te verwachten dat ook een uitweg nodig zal zijn om de garage of carport te ontsluiten. Uit jurisprudentie blijkt dat de gemeente in dergelijke situaties niet verplicht is om medewerking te verlenen, zelfs niet als het bouwwerk al is gebouwd.

4.VORMGEVING EN UITVOERING

Algemeen:

  • a.

    zowel het maken als veranderen als het beheer van een uitweg, wordt binnen en buiten de bebouwde kom door de gemeente verzorgd.

  • b.

    Bij woningen wordt één uitweg per woning toegestaan. In sommige gevallen is zelfs ruimte voor een tweede inrit. Dit kan echter alleen als aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.

  • c.

    Vanaf de weg moet duidelijk herkenbaar zijn dat de uitweg leidt naar privéterrein.

  • d.

    Tot aan de perceelsgrens worden bij het wegprofiel passende bestratingmaterialen gebruikt. Geen gesloten verhardingen.

  • e.

    Wanneer een uitweg over een watergang of sloot aangelegd moet worden, dan dient eerst i.v.m. eigendom duiker, een vergunning bij Waterschap De Dommel (de Waterschapskeur) aangevraagd worden.

  • f.

    De vormgeving en uitvoering van uitwegen is vooral gebaseerd op de door de aanvrager aangegeven verwachte frictie en belasting van de uitweg.

  • g.

    Na akkoord met de offerte door de aanvrager, gaat de gemeente over tot uitvoering.

  • h.

    De kosten voor het aanleggen of veranderen van een uitweg worden door de gemeente aan de aanvrager in rekening gebracht.

Een uitweg is een aansluiting vanuit een perceel op de openbare weg. Deze notitie heeft uitsluitend betrekking op uitwegen van een ‘bestemming’ (woningen, bedrijven of (landbouw)percelen) op de openbare weg. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen:

  • 1.

    Uitwegen naar woningen binnen en buiten de bebouwde kom;

  • 2.

    Uitwegen naar bedrijven (op bedrijventerreinen) binnen de bebouwde kom

  • 3.

    Uitwegen naar bedrijven buiten de bebouwde kom en uitwegen naar (landbouw)percelen.

1. Uitwegen naar woningen binnen en buiten de bebouwde kom:

In het huidige beleid rond uitwegen wordt de particuliere woningbouw onderverdeeld in:

  • a.

    vrijstaande woningen;

  • b.

    twee- onder éénkappers;

  • c.

    hoekwoningen van rijtjeswoningen;

  • d.

    rijtjeswoningen.

Ad. a./b./c.) In de eerste drie gevallen is meestal voldoende ruimte op het perceel aanwezig om met één uitweg de ontsluiting van het perceel én het opstellen van een personenauto op eigen terrein mogelijk te maken. In sommige gevallen is zelfs ruimte voor een tweede uitweg. Dit kan echter alleen als:

  • 1.

    er sprake is van een inrit aan een andere straatzijde (hoekwoning) én er sprake is van een bouwkundige aanleiding;

  • 2.

    de afstand tot de bestaande inrit niet leidt tot versnippering in het straatbeeld -(om dit te voorkomen wordt een minimale afstand verlangd van 20,00 meter tussen de inritten vereist, deze maat is alleen van toepassing als beide inritten zich aan één zijde van het perceel bevinden).

Ad d.) In het geval van tussenwoningen ontbreekt vaak ruimte op het perceel om een personenauto, haaks op de rijrichting, op eigen terrein te plaatsen. Hiervoor is een minimale afstand tussen de perceelgrens en de bebouwing van

5,00 meter noodzakelijk. Dit komt ook overeen met de afmeting voor een parkeerplaats (2,50 m breedte en 5,00 meter lengte).

Wijzigingen in de Woningwet en de toename van het autobezit hebben geleid tot aanvragen om inritvergunningen in situaties waar dit wellicht ongewenst is. Voorbeelden hiervan zijn legio te vinden bij:

  • 1.

    het ontsluiten van vergunningsvrij opgerichte carports;

  • 2.

    of het aanbrengen van verhardingen in voortuinen van zowel vrijstaande- als rijtjeswoningen.

Aanleg:

  • 1.

    Bij woningen is een uitweg toegestaan van maximaal 3,50 meter breed , tenzij in het bestemmingsplan een afwijkende maat is aangegeven.

  • 2.

    Voor percelen van woningen met een frontbreedte van meer dan 20 meter is een uitweg van maximaal 6 meter breed toegestaan.

  • 3.

    Bij een dubbele uitweg naar twee woningen is de maximale breedte 6,50 meter.

  • 4.

    Bij twee enkele uitwegen bedraagt de maximale afstand tussen elke uitweg en de perceelsgrens (haaks op de openbare weg) 0,50 meter.

2. Uitwegen naar bedrijven (op bedrijventerreinen) binnen de bebouwde kom

Uitwegen voor bedrijven binnen de bebouwde kom worden onderverdeeld in:

a) uitwegen op bedrijventerreinen;

b) uitwegen buiten bedrijventerreinen.

Ad a) Er geldt dat buiten de bedrijventerreinen alleen dan uitwegen voor bedrijven worden aangelegd als de vestiging van het bedrijf is toegestaan binnen het vigerende bestemmingsplan en de parkeerdruk op straat hiermee wordt verlicht.

Ad b) Bij uitwegen buiten bedrijventerreinen wordt een onderscheid gemaakt tussen de zgn. aan-huis gebonden beroepen en de overige bedrijven. Daarbij staat de term aan-huis gebonden beroepen voor o.a. assurantiekantoortjes, thuiskappers, huisartsen, fysiotherapeuten en ontwerpbureautjes die veelal aan huis zijn gevestigd.

Aanleg:

  • 1.

    Bij nieuwbouw dienen in principe twee uitwegen van maximaal 6,00 meter voldoende te zijn om het perceel te bereiken/verlaten.

  • 2.

    Bedrijven met een frontbreedte tot en met 50,00 meter kunnen volgens de bovenstaande richtlijnen maximaal één uitweg van 12,00 meter breed hebben. Twee uitwegen, die samen een breedte van maximaal 12,00 meter hebben, wordt toegestaan mits er minimaal 6,00 meter tussen beide uitwegen aanwezig is en de frontbreedte van het perceel tenminste 30,00 meter bedraagt.

  • 3.

    Bij grote bedrijfspercelen, bedrijven met een frontbreedte van meer dan 50,00 meter, kunnen meerdere uitwegen worden toegestaan. Per

50,00 meter frontbreedte van het bedrijvenperceel kan dat maximaal een uitweg van 12,00 meter breed zijn.

  • 4.

    Betreft het twee uitwegen; een inrit en een uitrit (beide eenrichtingsverkeer), dan mogen deze op kortere afstand van elkaar gerealiseerd worden. Uit de uitvoering moet echter wel duidelijk blijken dat het twee aparte uitwegen zijn. De maximale breedte is 12,00 meter voor beide uitwegen samen.

  • 5.

    Om dubbele uitwegen met naastgelegen percelen te voorkomen, moeten uitwegen naar bedrijven tenminste 0,50 meter van de perceelsgrens af liggen.

Aanleg:

  • 1.

    omdat hier veelal sprake is van smalle wegen (3,00 – 3,50 meter) is het wenselijk een acceptabele en werkbare breedte van maximaal 15,00 meter te hanteren;

  • 2.

    het aantal uitwegen bedraagt maximaal twee per perceel;

  • 3.

    de uitwegverharding mag de afwatering van de aanliggende weg en berm niet verstoren;

  • 4.

    bij een verhardingsbreedte van meer als 10,00 meter moet een goot worden aangebracht waarin een straatkolk wordt aangebracht die het water af voert naar de dichtstbijzijnde sloot.

  • 5.

    KOSTEN

  • 1.

    De kosten voor het maken of veranderen van een uitweg zijn voor de aanvrager. De kosten voor de realisatie van een verharde uitweg gerekend vanaf de rijbaan tot aan de (eerste) erfgrens. De gemeente legt geen verharding aan op gronden die niet haar eigendom zijn.

  • 2.

    Op basis van de bijgevoegde: ‘Offerte perceel’, zal de aanvrager in kennis worden gesteld van de, met het maken en of veranderen van een uitweg, gepaard gaande kosten. Dit geldt voor alle kosten die met de aanleg/ verandering samenhangen. Bijvoorbeeld het aanpassen van groenvakken, kabels en leidingen en het verplaatsen van straatmeubilair of lichtmasten.

  • 3.

    De, met het verlenen van de toestemming gepaard gaande leges, worden eveneens bij de aanvrager in rekening gebracht. Een en ander in overeenstemming met de jaarlijks door de gemeenteraad vastgestelde legesverordening. Kosten die de aanvrager maakt voor het verkrijgen van toestemming van derden dient de aanvrager rechtstreeks met derden te verrekenen.

  • 4.

    Onderhoud van civieltechnische en waterhuishoudkundige voorzieningen zijn voor rekening van de eigenaar van de uitweg.

  • 5.

    Over de prijs behorend, bij de offerte, kan niet worden onderhandeld.

  • 6.

    OVERGANGSRECHT

De ‘Beleidsregels Uitwegen Gemeente Haaren’ zijn van toepassing op meldingen die na het in werkingtreden van deze beleidsregels: 1 januari 2016, zijn ontvangen.

7. HARDHEIDSCLAUSULE

Het is het college van Burgemeester en Wethouders toegestaan om gemotiveerd van de ‘Beleidsregels Uitwegen Gemeente Haaren’ af te wijken. De juridische grondslag voor deze afwijking van de beleidsregels is te vinden in artikel 4:84 Awb. Dit artikel luidt als volgt: “ Het bestuursorgaan handelt overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen”.

8. INWERKINGTREDING

De ‘Beleidsregels Uitwegen Gemeente Haaren’ treden op 1 januari 2016 in werking.

9. CITEERTITEL

Deze beleidsregels worden aangehaald als ‘Beleidsregels Uitwegen Gemeente Haaren 2016’.

BIJLAGEN