Regeling vervallen per 01-01-2015

Verordening Welzijnfonds Haaren 2012

Geldend van 09-02-2012 t/m 31-12-2014 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2012

Intitulé

Verordening Welzijnfonds Haaren 2012

De raad van de gemeente Haaren;in zijn vergadering van 19 januari 2012;gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 27 december 2011;gelet op de behandeling in de raadscommissie van 19 januari 2012;gelet op artikel 150 van de Gemeentewet. 

BESLUIT:

Vast te stellen de Verordening Welzijnsfonds Haaren 2012 onder voorbehoud van de vaststelling van de voorgenomen wijziging van de Wet werk en bijstand per 1 januari 2012 en onder gelijktijdige intrekking van de Verordening Welzijnsfonds gemeente Haaren 2009

VERORDENING WELZIJNSFONDS HAAREN 2012

Hoofdstuk 1 HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Definities

1. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader omschreven zijn, hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand 2012 en de Algemene wet bestuursrecht;2. bijdrage: de met toepassing van deze verordening verleende of te verlenen geldelijke bijdrage3. aanvrager: de in de gemeente Haaren woonachtige persoon, ouder dan 18 jaar, die staat ingeschreven in de Gemeentelijke Basisadministratie, die een aanvraag om een bijdrage op grond van deze regels indient;4. minimuminkomen: het op de aanvrager, rekening houdend met de samenstelling van zijn huishouden, van toepassing zijnde inkomen, zoals dat wordt berekend conform de Notitie draagkrachtrichtlijnen gemeente Haaren-Boxtel;5. vermogen: het op de aanvrager, rekening houdend met de samenstelling van zijn huishouden, van toepassing zijnde vermogen, bedoeld in artikel 34 Wet werk en bijstand;6. huishouden: de alleenstaande, die zelfstandig een huishouden voert waaronder begrepen de alleenstaande wonend in een gezinsvervangend tehuis, de alleenstaande ouder met een of meer ten laste komende kinderen ex artikel 4 lid 1 sub e Wet werk en bijstand, die zelfstandig een huishouden voert, de in gezinsverband levende gehuwden of daarmee ex artikel 3 Wet werk en bijstand gelijkgestelden, al dan niet met kinderen, die een zelfstandig huishouden voeren;7. Peilmaand: de maand januari van het kalenderjaar waarop de aanvraag betrekking heeft;8. Peildatum: de eerste januari van het kalenderjaar waarop de aanvraag betrekking heeft.

 

Artikel 2 Doel

De Verordening beoogt de deelname aan maatschappelijke activiteiten te bevorderen door een financiële bijdrage in de kosten van maatschappelijke activiteiten te bieden aan personen die een minimuminkomen en vermogen hebben als bedoeld in artikel 1. Onder maatschappelijke activiteiten verstaan wij sociaal-culturele, educatieve of sportieve activiteiten, die beogen het sociaal isolement te voorkomen of doorbreken. De bijdrage hoeft niet te worden aangewend voor kosten die noodzakelijk zijn om sociaal-medische redenen.

 

Artikel 3 Doelgroep

  • 1 Deze bijdrageregeling is uitsluitend van toepassing op aanvragers met hun gezinsleden, die in het kalenderjaar waarvoor een bijdrage wordt aangevraagd woonachtig zijn in de gemeente, tenzij zij verblijven in een AWBZ-instelling, dan wel een opleiding volgen conform Hoofdstuk 2 van de Wet Studiefinanciering 2000.

  • 2  Schoolgaande gezinsleden in de leeftijd van 4 tot en met 17 jaar zijn uitgezonderd van deze regeling. Voor de berekening van de leeftijd is de peildatum bepalend.

     

Hoofdstuk 2 VOORWAARDEN EN VOORSCHRIFTEN

Artikel 4 Aanvraag

  • 1 De bijdrage dient door de aanvrager te worden aangevraagd bij burgemeester en wethouders via een volledig door de aanvrager ingevuld en ondertekend aanvraagformulier.

  • 2 De bijdrage dient te worden aangevraagd uiterlijk 10 januari van het jaar volgend op het jaar waarin de kosten zijn gemaakt.

Artikel 5 Voorwaarden

  • 1 De bijdrage wordt uitsluitend verstrekt voor zover de aanvrager niet beschikt over draagkracht op grond van de draagkrachtrichtlijnen gemeente Haaren-Boxtel;

  • 2 De aanvrager is verplicht alle inlichtingen te verstrekken die in het belang van een goede controle op de verstrekking van de bijdrage nodig of wenselijk wordt geacht.

  • 3 Indien bij aanvrager beslag is gelegd op een deel van het inkomen en aanvrager neemt deel aan een schuldregeling, wordt, in afwijking van het bepaalde in lid 1, uitgegaan van het beschikbare inkomen.

  • 4 Voor de bepaling van de draagkracht als bedoeld in het eerste lid wordt met betrekking tot inkomen de peilmaand gehanteerd; voor de bepaling van het vermogen en van de omvang van het gezin is de peildatum bepalend.

Artikel 6 Terugvordering

  • 1 Indien de aanvrager onjuiste inlichtingen heeft verstrekt op basis waarvan aan hem ten onrechte de bijdrage is toegekend of indien aanvrager desgevraagd de bewijsstukken niet overlegt waaruit blijkt dat hij de kosten waarvoor de bijdrage werd verstrekt, daadwerkelijk heeft gemaakt, of wanneer een onverschuldigde betaling aan hem is gedaan, vordert het college de kosten van de bijdrage geheel of gedeeltelijk terug.

  • 2 Bij de beoordeling van de hoogte van het terug te vorderen bedrag, als bedoeld in het eerste lid, houdt het college rekening met de ernst van het feit, de mate van verwijtbaarheid en de persoonlijke omstandigheden van de aanvrager.

  • 3 Alvorens tot terugvordering over te gaan, wordt de belanghebbende in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen.

  • 4 Het horen van belanghebbende kan achterwege worden gelaten indien:a. de vereiste spoed zich daartegen verzet;b. de belanghebbende al eerder in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen en zich sindsdien geen nieuwe feiten of omstandigheden hebben voorgedaan;c. er sprake is van zeer ernstige gedragingen als bedoeld in artikel 17 van de Afstemmingsverordening. 

  • 5 Terugvordering van de kosten als bedoeld in het eerste lid van dit artikel vindt eerst plaats nadat het college de eerder toegekende bijdrage bij een zelfstandig besluit heeft ingetrokken. Het college vordert bij zelfstandig besluit vervolgens de bijdrage terug op grond van het bepaalde in artikel 6:203 Burgerlijk Wetboek.

     

Hoofdstuk 3 BEREKENING VAN DE BIJDRAGE

Artikel 7 Hoogte van de bijdrage

  • 1 De bijdrage bedraagt in 2012 € 164,- per persoon.

  • 2 De bijdrage is overdraagbaar aan een ander lid van het huishouden tenzij dat lid is uitgezonderd van de bijdrage op grond van artikel 3 van deze verordening.

  • 3 De bijdrage per gezinslid bedoeld in lid 1 wordt jaarlijks aangepast middels indexering, waarbij het wettelijke percentage voor de kosten levensonderhoud wordt gevolgd, met een afronding naar boven op een hele euro.  

Artikel 8 Kosten deelname maatschappelijke activiteiten

Burgemeester en wethouders stellen vast voor welke kostensoorten een bijdrage op grond van deze verordening wordt verstrekt. De Verordening maatschappelijke participatie schoolgaande kinderen 2012 wordt beschouwd als een voorliggende voorziening op deze verordening.

 

Artikel 9 Uitbetaling

  • 1 De bijdrage op grond van deze regeling wordt uitgekeerd op basis van declaraties die zijn ingediend met behulp van een door de afdeling sociale zaken ter beschikking gesteld formulier.

  • 2 Bij maandelijks gelijke, periodieke kosten kan volstaan worden met het eenmalig indienen van een declaratie met bewijsstuk. De kosten worden vergoed voor (het restant van) het kalenderjaar met ingang van de maand waarop het bewijsstuk betrekking heeft.

  • 3 Betaling geschiedt op een daartoe door de aanvrager op te geven bank- of girorekeningnummer.

     

Artikel 10 Hardheidsclausule

Door of namens het college van burgemeester en wethouders kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende worden afgeweken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassong hiervan tot onbillijkheden van overwegende aard leiden.

Artikel 11 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als Verordening Welzijnsfonds Haaren 2012.

 

Artikel 12 In werking treden

Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na publicatie en werkt terug tot 1 januari 2012.

 

Ondertekening

De raad van de gemeente Haaren,Anja Tissen                                          Wil van Pinxterenraadsgriffier                                          plaatsvervangend voorzitter
 

Toelichting 1 VERORDENING WELZIJNSFONDS 2012

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Het college van burgemeester en wethouders acht deelname aan maatschappelijk verkeer voor al haar inwoners noodzakelijk. Door het Welzijnsfonds wordt aan inwoners die een laag inkomen hebben een bijdrage verstrekt voor dergelijke kosten. Bij de wijziging van de Wet werk en bijstand krijgen gemeenten de opdracht om een verordening te maken voor maatschappelijke participatie van schoolgaande kinderen. In deze verordening moet de gemeente maatschappelijke participatie regelen van kinderen in de vorm van categoriale bijzondere bijstand, waarvoor een wettelijke inkomensgrens geldt van 110% van de bijstandsnorm. Deze regelingen kennen een overlap qua doelgroep en strekking. Wij kiezen er voor om twee verschillende verordeningen te hebben, n.l. een voor het Welzijnsfonds waar een inwoner van Haaren met uitzondering van hun schoolgaande kinderen van 4 tot en met 17 jaar, die aan de draagkrachtrichtlijnen voldoet kosten voor maatschappelijke participatie kan declareren. Volgens deze richtlijnen heeft iemand met een inkomen dat hoger is dan 110% slechts een gedeeltelijke draagkracht. Daarnaast komt er een verordening maatschappelijke participatie voor schoolgaande kinderen waarin men met een inkomen tot 110% van de geldende bijstandsnorm een vast bedrag kan krijgen voor kinderen van 4 tot en met 18 jaar in de vorm van categoriale bijzondere bijstand. Hiervoor hebben wij de volgende argumenten:1. de WWB verplicht gemeenten om een verordening vast te stellen voor categoriale bijzondere bijstand voor schoolgaande kinderen;2. De gemeente Haaren kiest er voor om het minimabeleid zo veel mogelijk in stand te laten. Om die reden kiezen wij er voor om de draagkrachtregeling voor het Welzijnsfonds in tact te laten;3. de mogelijkheid van het verstrekken van categoriale bijzondere bijstand voor schoolgaande kinderen is klantvriendelijk (er hoeven geen bonnen meer te worden overgelegd) en in het voordeel van de klant omdat naast de declaraties voor het Welzijnsfonds altijd het bedrag van € 164 wordt uitgekeerd.

Uit deze keuze vloeit voort dat de verordening Welzijnsfonds wordt aangepast. De mogelijkheid dat ouders voor hun schoolgaande kinderen van 4 tot en met 17 jaar een bedrag mogen declareren van € 160 per kind, vervalt in de verordening Welzijnsfonds 2012. Via de nieuwe verordening maatschappelijke participatie regelen wij de mogelijkheid dat ditzelfde bedrag als categoriale bijzondere bijstand wordt toegekend voor dezelfde doelgroep. De vaststelling van de verordeningen moet daarom ook in samenhang met elkaar worden bezien.

 

 

 

 

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 definitiesDe begrippen die in de beleidsregels worden gebruikt hebben een gelijkluidende betekenis als de omschrijving in de Wet werk en bijstand. Omdat uit de verordening moet blijken waar belanghebbenden recht op hebben zijn de begripsomschrijvingen uit de wet hierin opgenomen. Bijdrage: de hoogte van de bijdrage wordt in deze verordening vastgelegd voor het jaar 2011. Jaarlijks zal indexering plaatsvinden. Aanvrager: alleen personen die in Haaren staan ingeschreven in de Gemeentelijke Basisadministratie en ouder zijn dan 18 jaar kunnen een bijdrage aanvragen; aanvragers hoeven niet in de peilmaand ingeschreven te staan in de gemeente. Minimuminkomen: uitgangspunt is dat mensen met een minimuminkomen een bijdrage kunnen aanvragen voor de kosten van deelname aan maatschappelijke activiteiten. Het minimuminkomen en de daarmee samenhangende bijdrage wordt berekend conform de draagkrachtrichtlijnen gemeente Haaren-BoxtelHuishouden: dit begrip wordt gehanteerd om de omvang van het gezin van de aanvrager vast te stellen alsmede indirect de maximaal toe te kennen bijdrage te berekenen Peilmaand: bij het berekenen van de draagkracht op jaarbasis wordt uitgegaan van de inkomstengegevens per huishouden zoals die zijn over de maand januari van ieder kalenderjaar.Peildatum: Voor het vermogen wordt uitgegaan van de situatie op 1 januari van het kalenderjaar.

Artikel 2 DoelHet college van Burgemeester en wethouders wil maatschappelijke participatie bevorderen en acht het noodzakelijk dat deelname aan maatschappelijke activiteiten bereikbaar is voor alle inwoners. Daarom stelt zij een bijdrage ter beschikking aan de inwoners die over onvoldoende draagkracht beschikken om deze kosten te betalen uit hun inkomen of vermogen.Wanneer deelname aan bepaalde activiteiten om sociale of medische redenen noodzakelijk is, hoeft het Welzijnsfonds niet te worden aangesproken. In dergelijke situaties kan bijzondere bijstand worden verstrekt voor deze kosten. Het gaat bijvoorbeeld om bezoek aan peuterspeelzaal door kinderen die daarvoor een sociaal-medische indicatie hebben (waaronder deelname aan voor- en vroegschoolse educatie) of beoefenen van bepaalde sporten indien dit medisch noodzakelijk is (bepaalde bewegingsprogramma’s of zwemmen). Het Welzijnsfonds beoogt immers de vrije keuze te geven aan de klant waar hij de bijdrage aan besteedt. Besteding aan noodzakelijke kosten is hiermee in strijd. Bovendien geldt het Welzijnsfonds als een voorliggende voorziening boven de bijzondere bijstand. Dat is immers alleen toepasbaar indien er geen andere bronnen zijn waaruit de kosten kunnen worden bestreden. Wanneer we deze noodzakelijke kosten wel in het Welzijnsfonds zouden laten, dan zou dit ertoe leiden dat het gezin eerst deze kosten uit de gezinsbijdrage moet betalen en pas daarna eventueel bijzondere bijstand zou kunnen worden gegeven. Omdat de bijdrage uit het Welzijnsfonds binnen het gezin overdraagbaar is, zou daardoor de hele gezinsbijdrage opgesoupeerd kunnen worden door één gezinslid. Dat is niet rechtvaardig tegenover de andere gezinsleden. Om die reden is ervoor gekozen om dergelijke noodzakelijke kosten niet via het Welzijnsfonds te laten vergoeden.

Artikel 3 DoelgroepIn dit artikel worden een aantal doelgroepen uitgezonderd van het recht op een bijdrage. Uitgezonderd worden personen die verblijven in een AWBZ-instelling. Voor hun deelname aan het maatschappelijk verkeer zijn zij voor het grootste gedeelte aangewezen op de instelling waar zij verblijven. Bovendien voeren zij geen zelfstandige huishouding.De groep studerenden die aanspraak maken op studiefinanciering worden geacht een inkomen te hebben wat voldoende is om deel te nemen aan maatschappelijke activiteiten. Daarnaast worden studenten bij hun deelname aan maatschappelijk verkeer al vaak met kortingen tegemoet gekomen. Dit geldt niet voor studenten die aanspraak kunnen maken op de Wet Tegemoetkoming Onderwijsbijdrage en Studiekosten (WTOS). Hun vergoeding is zo laag dat wij niet kunnen verwachten dat zij daarmee hun kosten voor maatschappelijke participatie kunnen betalen. Bovendien kunnen zij in tegenstelling tot WSF-studenten, geen lening afsluiten. Om die reden achten wij het passend dat zij wel gebruik kunnen maken van het Welzijnsfonds. Aanvragers hoeven niet in de peilmaand woonachtig te zijn in onze gemeente. Ook wie op een latere datum in de gemeente komt wonen, kan aanspraak maken op een vergoeding van het Welzijnsfonds. Voor alle nieuwelingen in onze gemeente is dit van belang, en speciaal voor mensen die vanuit een Asielzoekerscentrum in onze gemeente komen wonen. Het bevordert de integratie in onze gemeente wanneer nieuwe inwoners direct de financiële mogelijkheden krijgen om lid te worden van sportverenigingen o.d. Door het Welzijnsfonds open te stellen voor nieuwe inwoners worden financiële belemmeringen voor maatschappelijk participeren weggenomen.De regeling geldt niet voor schoolgaande kinderen in de leeftijd van 4 tot en met 17 jaar. Op hen is de nieuwe verordening maatschappelijke participatie schoolgaande kinderen van toepassing, mits de ouders een inkomen hebben tot 110% van de bijstandsnorm. Voor die kinderen verstrekt de gemeente op basis van die nieuwe verordening hetzelfde bedrag in de vorm van categoriale bijzondere bijstand. Voor het recht op de vergoeding via Welzijnsfonds of op grond van de verordening maatschappelijke participatie van schoolgaande kinderen is de peildatum van 1 januari bepalend.

Artikel 4 AanvraagIn dit artikel is geregeld dat de aanvraag schriftelijk moet worden ingediend via een door burgemeester en wethouders vastgesteld formulier. Daarnaast is in dit artikel een termijn gesteld aan de periode waarbinnen een aanvraag moet worden ingediend.

Artikel 5 VoorwaardenVoor de berekening van de draagkracht worden de richtlijnen van de draagkrachtregeling gemeente Haaren-Boxtel gebruikt. Wanneer beslag gelegd is op het inkomen wordt uitgegaan van het reële inkomen in plaats van het beschikbare inkomen. Het is immers niet de bedoeling dat de aanvrager door middel van een bijdrage uit het Welzijnsfonds alsnog wordt “beloond” voor het feit dat hij vanwege schulden een lager beschikbaar inkomen heeft. Anderzijds is het niet wenselijk dat personen die meewerken aan een schuldregeling worden gefrustreerd door een weigering voor het Welzijnsfonds. Om die reden kan bij deze personen toch worden uitgegaan van het beschikbare inkomen na beslaglegging of schuldregeling.De bijdrage wordt over een kalenderjaar verstrekt. De peilmaand is daarom de maand januari van elk jaar. De inkomsten die betrekking hebben op de peilmaand en het vermogen op 1 januari zijn daarom bepalend voor de bijdrage. Wat betreft de gezinssituatie is de situatie per 1 januari van ieder kalenderjaar bepalend.

Artikel 6 TerugvorderingWanneer achteraf wordt geconstateerd dat een bijdrage is toegekend op basis van door de cliënt verstrekte onjuiste informatie, wordt de bijdrage teruggevorderd indien de bijdrage niet zou zijn verstrekt wanneer de juiste informatie zou hebben geleid tot een afwijzing.Ook wanneer blijkt dat de cliënt bij aanvraag of wanneer hem nadien daarom is verzocht niet in staat is om de bewijsstukken te overleggen, wordt de bijdrage teruggevorderd. Terugvordering kan ook plaatsvinden wanneer de gemeente onverschuldigd betalingen heeft gedaan. Bij de terugvordering wordt rekening gehouden met de ernst van het feit, de mate van verwijtbaarheid en de persoonlijke omstandigheden van de cliënt. De cliënt dient hierover te worden gehoord, tenzij er sprake is van omstandigheden als bedoeld in lid 4.Omdat besluiten in het kader van deze regeling geen besluiten zijn krachtens een wet, dient terugvordering plaats te vinden op grond van het Burgerlijk Wetboek.

Artikel 7 Hoogte van de bijdragePer 1 januari 2012 werd de hoogte van de vergoeding vastgesteld op € 164,- per persoon per kalenderjaar. Door prijsstijgingen kan het noodzakelijk zijn om de hoogte van de bijdrage regelmatig opnieuw te beoordelen. De hoogte van de bijdrage wordt jaarlijks geïndexeerd. De bijdrage is overdraagbaar aan een ander lid van het huishouden. Ter verduidelijking: indien het huishouden uit twee of meer personen bestaat, dan kan een lid van het huishouden geheel of gedeeltelijk afzien van zijn of haar bijdrage en dat overdragen aan een ander lid van het huishouden om de gedeclareerde kosten van dat gezinslid te dekken. De bijdrage mag niet worden overgedragen aan personen die zijn uitgezonderd op grond van artikel 3 van deze beleidsregels.

Artikel 8 Kosten deelname aan maatschappelijke activiteitenIn de verordening zelf is geen lijst opgenomen van activiteiten die voor een bijdrage in aanmerking komen. Het is aan de bevoegdheid van het college overgelaten om de lijst op te stellen. De kaders hiervoor zijn al vastgelegd in artikel 2 van deze verordening: de kosten dienen maatschappelijke participatie te bevorderen. Het voordeel is dat zonder langdurige procedure aanpassingen in de lijst zijn aan te brengen, wanneer daartoe aanleiding is. Aanpassing kan o.a. noodzakelijk blijken ten gevolge van maatschappelijke ontwikkelingen, waardoor nieuwe kostensoorten zich gaan voordoen. Daarnaast kan dit nodig blijken wanneer een vergoedingensoort moeilijk controleerbaar blijkt voor de uitvoering. Qua doelstelling en doelgroep is er een overlap met de Verordening maatschappelijke participatie schoolgaande kinderen Haaren 2012. Voor kinderen die een beroep kunnen doen op de Verordening maatschappelijke participatie schoolgaande kinderen Haaren 2012 geldt die verordening als voorliggende voorziening voor het Welzijnsfonds. Dit moet worden bezien in samenhang met artikel 3 van deze verordening. Hierdoor wordt voorkomen dat men van beide verordeningen gebruik zou kunnen maken en voor dezelfde kosten een vergoeding kan krijgen.

Artikel 9 Uitbetaling1. Dit artikel is in de verordening opgenomen zodat duidelijk is op welke manier kosten tot vergoeding kunnen komen. De klant moet altijd een declaratie indienen van de kosten die hij vergoed wil zien. Dat kunnen een bewijs van betaling, een lidmaatschapskaart, een toegangskaartje, een treinkaart, maar ook bankafschriften zijn waaruit voldoende blijkt waarvoor de kosten zijn gemaakt. 2. Een uitzondering op het indienen van bewijsstukken geldt voor periodieke, gelijke kosten. Alle periodieke (gelijke) kosten kunnen voor (het restant van) het jaar vergoed worden op basis van één nota / bankafschrijving. Denk hierbij o.a. aan internet, abonnementen tijdschriften, lidmaatschappen en/of peuterspeelzaal. De eerste ingeleverde nota is dan de ingangsmaand van de betaling. De periodiciteit moet blijken uit de bewijsstukken. Voordeel is dat er minder betaalmomenten zijn voor de administratie en dat de cliënt niet iedere maand een bewijsstuk hoeft op te sturen.

Artikel 10 HardheidsclausuleDit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 11 In werking tredenDit artikel behoeft geen toelichting

Artikel 12 CiteertitelDit artikel behoeft geen toelichting