Regeling vervallen per 01-10-2014

Algemene Subsidieverordening gemeente Haaren 2013

Geldend van 01-02-2013 t/m 30-09-2014

Intitulé

Algemene Subsidieverordening gemeente Haaren 2013

Hoofdstuk 1 algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a)Aanvrager: een rechtspersoon of een natuurlijk persoon of groep, die zich zonder winstoogmerk als hoofddoel stelt het behartigen   van belangen, het organiseren van activiteiten op één van de terreinen waarop deze verordening van toepassing is.

b) Activiteitenplan: overzicht van de aard en omvang van de activiteiten.

c) Begroting: voorlopige berekening van inkomsten en uitgaven voor het komend jaar.

d) Boekjaar: is gelijk aan een kalenderjaar, de periode van 1 januari tot en met 31 december.

e) College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haaren.

f) Formulier: een door het college van  burgemeester en wethouders vastgesteld document  waarmee de verlening of vaststelling van een subsidie dient te worden aangevraagd.

g) Jaarrekening: financieel verslag, inclusief winst- en verliesrekening en balans.

h) Gemeente: gemeente Haaren.

i) Jaarverslag: een overzicht van de verrichte activiteiten in een jaar.

j) Niet-professionele organisaties: een met naam en adres genoemd, formeel of georganiseerd verband van verschillende mensen dat met enige regelmaat bijeenkomsten en / of activiteiten organiseert, waarbij alle inkomsten worden ingezet ten gunste van de doelstelling van de organisatie en waarbij de uitvoering van het primaire proces door vrijwilligers wordt gedaan en er geen verband bestaat tussen de verrichte werkzaamheden en de verdiensten van de vrijwilligers.

k) Prestatiesubsidie: een prestatiesubsidie wordt verstrekt aan een instelling of een rechtspersoon voor het uitvoeren van vooraf met het college afgesproken activiteiten met duidelijk afgesproken resultaten. Deze subsidie is alleen beschikbaar voor professionele organisaties.

l) Professional: een natuurlijk persoon, die zijn werkzaamheden beroepsmatig verricht en daarvoor een geldelijke beloning ontvangt.

m) Professionele organisaties: een met naam en adres genoemd, formeel of georganiseerd verband van verschillende mensen dat met enige regelmaat bijeenkomst en / of activiteiten organiseert, waarbij het aansturen van de uitvoering van het primaire proces door professionals wordt gedaan en er een verband bestaat tussen de verrichte werkzaamheden en de verdiensten van de professionals.

n) Projectsubsidie: een subsidie die wordt verstrekt voor het uitvoeren van bepaalde activiteiten die het karakter hebben van een evenement of project. Deze subsidie is alleen beschikbaar voor niet professionele organisaties en natuurlijke personen.

o) Raad: de gemeenteraad van Haaren.

p) Subsidie: de aanspraak op financiële middelen als bedoeld in artikel 4:21 Awb, door een bestuursorgaan verstrekt met het op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten.

q) Subsidiejaar: het kalenderjaar waarop de subsidie betrekking heeft.

r) Subsidieplafond: het bedrag dat als subsidie in de door de gemeenteraad vastgestelde gemeentebegroting is opgenomen.

s) Vrijwilliger: een natuurlijk persoon, die zijn werkzaamheden niet beroepsmatig verricht en daarvoor geen geldelijke beloning ontvangt.

t) Waarderingsubsidie: een subsidie waarmee activiteiten worden beloond, die in belangrijke mate bijdragen aan het culturele en maatschappelijke leven in de gemeente, zonder deze naar aard en inhoud te beïnvloeden. Deze subsidie is alleen beschikbaar voor niet professionele subsidieaanvragers.

u) Wet: Algemene wet bestuursrecht (Awb).

 

Artikel 1.2 Reikwijdte

  • 1 De subsidieverordening is van toepassing op de subsidiering van alle activiteiten die door aanvragers in het gemeentelijk belang worden uitgevoerd en waarvoor geen andere gemeentelijke subsidieverordening geldt.

  • 2 Deze verordening is niet van toepassing op geldelijke bijdragen aan gemeenschappelijke regelingen waaraan de gemeente deelneemt. 

  • 3 In de beleidsregels of in een vastgestelde beleidsnota worden de activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt nader bepaald, alsmede de nadere criteria die voor de verstrekking worden vastgesteld. 

Artikel 1.3 Bevoegdheid van het college en van de raad

  • 1 Het college is belast met de uitvoering van deze verordening.

  • 2 De besluiten betreffende de verlening en/of vaststelling van de subsidies worden genomen door het college.

  • 3 De raad stelt ter uitvoering van deze verordening nadere beleidregels vast. 

  • 4 De raad stelt het subsidieplafond, zo nodig per cluster, vast.

     

Artikel 1.4 Evaluatie subsidiëring

Voor subsidiëring op grond van deze verordening kan worden overgegaan, als bedoeld in artikel 4:24 van de wet, om ten minste eenmaal per vijf jaren een verslag te publiceren over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk. Deze evaluatie geldt voor de gemeente als subsidieverstrekker.

 

Artikel 1.5 Begrotingsvoorbehoud

Een subsidie ten laste van een begroting, die nog niet is vastgesteld, wordt verleend onder de voorwaarde zoals bedoeld in artikel 4:34, lid 1 van de wet.

 

Hoofdstuk 2 DE SUBSIDIEAANVRAAG

Artikel 2.1 Aanvraag

De aanvrager dient een aanvraag tot subsidieverlening in met het hiervoor voorgeschreven formulier.

 

Artikel 2.2 De prestatiesubsidie

  • 1 Een aanvraag om een prestatiesubsidie wordt jaarlijks vóór 1 juli van het jaar voorafgaand aan de subsidieperiode ingediend.

    .

  • 2 Bij de aanvraag dient te worden overlegd:

        a. een activiteitenplan;

        b. een begroting die betrekking heeft op de periode waarop de activiteiten worden uitgevoerd;

        c. de laatst opgemaakte jaarrekening en jaarverslag; inclusief een accountantsverklaring bij een

            subsidiebedrag van € 25.000,- of hoger;

        d. de omvang van de reserves en voorzieningen;

        e. een beschrijving van de wijze waarop de subsidie wordt ingezet om een bijdrage te leveren aan

            de realisatie van de gemeentelijke beleidsdoelen;

         f. de hoogte van het gevraagde subsidie.

     

  • 3 Als voor dezelfde activiteit tevens subsidie is aangevraagd bij één of meer andere instellingen of

    bestuursorganen, doet de aanvrager daarvan mededeling in de hoogte van de aanvraag.

     

  • 4 Bij een eerste aanvraag worden tevens overgelegd:

        a. de statuten;

        b. een afschrift van de inschrijving bij de Kamer van Koophandel (niet ouder dan 6 maanden);

        c. een beschrijving van de organisatievorm voor zover niet al is vermeld in de statuten.

     

Artikel 2.3 De projectsubsidie

  • 1 Een aanvraag om een projectsubsidie wordt ingediend uiterlijk acht weken voordat met het uitvoeren van de activiteiten een begin wordt gemaakt.

     

  • 2 Bij de aanvraag dient te worden overlegd:

         a.  een omschrijving van de activiteit of het experiment;

         b. een begroting;

         c. het aantal te verwachten deelnemers en bezoekers;

         d. het gevraagde subsidiebedrag;

         e. een opgave bij welke andere instellingen en / of bestuursorganen een bijdrage is gevraagd en zo

             ja tot welk bedrag.

     

  • 3 De activiteit of het experiment dient gericht te zijn op het bevorderen van het welzijn van de bewoners van de gemeente Haaren en iets toe te voegen aan de reeds bestaande activiteiten op dit terrein.

     

  • 4 De activiteit of het experiment dient duidelijk te worden omschreven en er dient een beoogd resultaat aan te worden gekoppeld.

     

  • 5 Een nieuwe activiteit of het experiment kan zich over meerdere jaren uitstrekken.

  • 6 Voor het herhalen van een activiteit of experiment kan wederom projectsubsidie worden toegekend. 

    Echter, een aanvraag voor een projectsubsidie voor eenzelfde activiteit of experiment kan                                                 maximaal twee keer worden aangevraagd. Bij een derde keer is er sprake van een structureel karakter en kan deze aanvraag niet langer met het toekennen van een projectsubsidie worden gehonoreerd.

     

Artikel 2.4 De waarderingssubsidie

  • 1 Een aanvraag om een waarderingsubsidie wordt ingediend vóór 1 juli van het jaar voorafgaand aan de subsidieperiode van vier jaar waarin de activiteiten worden gerealiseerd. De subsidie is opgebouwd uit een basisbedrag en een variabel bedrag per (jeugd-)lid. Gedurende de periode van twee jaar wordt op basis van wijzigingen van het aantal (jeugd)leden de hoogte van de subsidie niet aangepast. 

  • 2 De aanvrager legt bij de aanvraag de volgende gegevens en bescheiden over

        a. een activiteitenplan;

        b. een begroting;

        c. het gevraagde subsidiebedrag;

        d. een lijst met namen en adressen van (jeugd)leden, indien en voor zover van toepassing.

     

  • 3 De activiteiten dienen te zijn gericht op het bevorderen van het welzijn van de bewoners

    van de gemeente Haaren en iets toevoegen aan de reeds bestaande activiteiten op dit terrein.

     

  • 4 Als voor dezelfde activiteit tevens subsidie is aangevraagd bij één of meer andere instellingen of bestuursorganen, doet de aanvrager daarvan mededeling in de hoogte van de aanvraag.

     

  • 5 Bij een eerste aanvraag worden tevens overgelegd:

        a. een afschrift van de statuten;

        b. een afschrift van de inschrijving bij de Kamer van Koophandel (niet ouder dan 6 maanden);

        c. een beschrijving van de organisatievorm voor zover niet al vermeld in de statuten.

     

Artikel 2.5 Het niet of niet volledig indienen van de subsidieaanvraag

Ten aanzien van aanvragen die weliswaar tijdig maar niet volledig zijn ingediend wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld het verzuim binnen vier weken te herstellen. Indien daaraan binnen de gestelde termijn niet is voldaan, kan het college besluiten de aanvraag niet in behandeling te nemen.

 

Hoofdstuk 3 Subsidieverlening

Artikel 3.1 Beslistermijn subsidieverlening prestatie- en waarderingssubsidie

Het college beslist op een aanvraag als bedoeld in artikel 2.2 en artikel 2.4 vóór 31 december van het jaar waarin de subsidie is aangevraagd. Deze termijn kan eenmalig worden verlengd met acht weken.

 

Artikel 3.2 Beslistermijn subsidieverlening projectsubsidie

Het college beslist op een aanvraag als bedoeld in artikel 2.3 binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag.

 

 

Artikel 3.3 Tijdvak subsidie

  • 1 Het tijdvak dat wordt vermeld in de beschikking tot het verlenen van subsidie in de vorm van een periodieke aanspraak op financiële middelen is ten hoogste vier jaar.

     

  • 2 Indien een meerjarige subsidie is verleend en de budgettaire positie daartoe aanleiding geeft, behoudt het college de bevoegdheid om tot een tussentijdse vermindering van de subsidie over te gaan.

     

Artikel 3.4 Weigeringgronden

Naast de in artikel 4:25, lid 2 en artikel 4:35 van de wet genoemde weigeringsgronden, wordt subsidie geweigerd als:

a) de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd niet gericht zijn op of niet aanwijsbaar ten goede komen aan ingezetenen van de gemeente;

b) de aanvrager niet in het belang van de plaatselijke gemeenschap werkt of gebruik maakt van middelen dien naar het oordeel van het college in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde;

c) uit bij de aanvraag overlegde bescheiden blijkt dat de  aanvrager zelf in de kosten daarvan kan voorzien, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden;

d) niet wordt voldaan aan deze verordening en / of aan de vastgestelde beleidsregels;

e) de activiteiten niet passen in het algemeen beleid van de gemeente;

f) de activiteiten van of het lidmaatschap van een aanvrager niet openstaan voor alle inwoners van de gemeente, uitgezonderd als de activiteiten zijn bedoeld voor specifieke doelgroepen, die als zodanig door het college of door de raad zijn erkend;

g) de primaire verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de activiteit niet bij de aanvrager ligt.

 

Hoofdstuk 4 VERPLICHTINGEN SUBSIDIEONTVANGER

(*) Van toepassing op organisaties, die voor een prestatiesubsidie in aanmerking komen

Artikel 4.1 Egalisatiereserve, bestemmingsreserve en voorziening (*)

  • 1 Een aanvrager dient aan het einde van de periode waarvoor subsidie is verleend het voordelig of nadelig saldo toe te voegen of te onttrekken aan de egalisatiereserve. De hoogte van de reserves mogen niet meer zijn dan 10% van alle ten laste van de exploitatie komende uitgaven.

  • 2 Het college kan aanvrager op hun verzoek toestemming verlenen, naast een egalisatiereserve, een of meerdere bestemmingsreserves of voorzieningen te hebben.

  • 3 Een verzoek als genoemd in lid 2 van dit artikel dient schriftelijk te worden ingediend en te zijn gemotiveerd.

  • 4 Op een verzoek als genoemd in lid 2 van dit artikel beslist het college binnen 13 weken na ontvangst van het verzoek.

     

Artikel 4.2 Afroming reserves en voorzieningen (*)

Indien uit de financiële verantwoording blijkt dat een aanvrager, na de periode waarvoor subsidie is verleend, naar het oordeel van het college een te hoog egalisatiereserve heeft in relatie tot het gestelde in lid 2 van artikel 4.1 of bestemmingsreserve of voorzieningen heeft opgebouwd, anders dan door het college vooraf goedgekeurde of verplicht gestelde voorzieningen, dan wordt het subsidiebedrag voor  het volgend boekjaar verlaagd met het bedrag waarmee de toegestane hoogte van de egalisatiereserve wordt overschreden of met het bedrag aan niet goedgekeurde of niet verplicht gestelde voorzieningen.

Artikel 4.3 Doelmatigheid

De subsidie zorgt er voor dat:

a) doeleinden, gesteld in het plan van activiteiten, op doelmatige wijze worden nagestreefd;

b) de werkzaamheden op een zodanige wijze worden geregeld dat deze in goed beleid en beheer worden uitgevoerd;

c) de subsidie op een doelmatige wijze wordt gebruikt voor de doeleinden waarvoor deze wordt verleend.

 

Artikel 4.4 Uitvoeringsovereenkomst (*)

Aan de beschikking tot verlening van prestatiesubsidies kan het voorschrift worden verbonden dat een uitvoeringsovereenkomst als bedoeld in artikel 4:36 van de wet wordt gesloten.

Artikel 4.5 Administratie subsidieontvanger

  • 1 De subsidieaanvrager voert een zodanig ingerichte administratie, dat daaruit te allen tijde de voor

    het vaststellen van de subsidie van belang zijnde rechten en verplichtingen alsmede de betalingen

    en ontvangsten kunnen worden nagegaan.

     

  • 2 De subsidieontvanger verleent aan de door of namens het college aangewezen ambtenaren of

    deskundigen inzage in de administratie, als dit naar de mening van het college nodig is voor het

     vormen van een oordeel over het besteden van de verstrekte subsidie.

     

  • 3 Bij prestatiesubsidies moet de subsidieontvanger de administratie als bedoeld in het eerste lid en

    de daartoe behorende bescheiden gedurende vijf jaren bewaren.

     

Artikel 4.6 Meldingsplicht bij prestatiesubsidies

De ontvanger van een prestatiesubsidie informeert het college onverwijld over:

a. aanmerkelijke verschillen die zijn of dreigen te ontstaan tussen de werkelijke uitgaven en

    inkomsten en de begrote uitgaven en inkomsten gedurende het boekjaar, onder vermelding

    van de oorzaak van de verschillen;

b. het oprichten van dan wel deelnemen in een rechtspersoon;

c. het wijzigen van de statuten;

d. het in eigendom verwerven, het vervreemden of het bezwaren van registergoederen, indien zij

    mede zijn verworven door middel van de subsidiegelden, dan wel de lasten daarvan (rente en

    aflossing) mede worden bekostigd uit de subsidiegelden;

e. het aangaan en beëindigen van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding of bezwaring

    van registergoederen of tot huur, verhuur of pacht daarvan, indien deze goederen geheel of

    gedeeltelijk zijn verworven door middel van de subsidie dan wel de daaraan verbonden

    uitgaven daarvoor mede zijn bekostigd uit de subsidie;

f.  het aangaan van kredietovereenkomsten en van overeenkomsten van geldlening;

g. het aangaan van overeenkomsten waarbij de subsidieontvanger zich verbindt tot

    zekerheidsstelling met inbegrip van zekerheidsstelling voor schulden van derden of waarbij hij zich

    als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt of zich voor een derde sterk maakt;

h.  het vormen van fondsen en reserveringen;

i.   het vaststellen of wijzigen van tarieven voor de door de subsidieontvanger in de gewone

    uitoefening van zijn gesubsidieerde activiteiten te verrichten prestaties;

j.  het ontbinden van de rechtspersoon;

k. het doen van aangifte tot zijn faillissement of het aanvragen van zijn surséance van betaling;

l.  de ontvanger informeert het college tenminste één keer in het jaar door het zenden van een  tussenrapportage.

 

Artikel 4.7 Meldingsplicht bij waarderingssubsidies

  • 1 De ontvanger van een waarderingssubsidie informeert het college onverwijld over:

    a. het oprichten van dan wel deelnemen in een rechtspersoon;

    b. het wijzigen van de statuten;

    c. het vormen van fondsen en reserveringen;

    d. het ontbinden van de rechtspersoon.

     

  • 2 De ontvanger van een waarderingssubsidie behoeft NIET te voldoen aan de verplichting zoals    

    beschreven in artikel 4:24 van de wet en behoeft derhalve niet minimaal één maal in de vijf jaren te    

    rapporteren welke (maatschappelijke) effecten zij met de inzet van de gesubsidieerde middelen

    heeft bereikt. Het gaat hierbij niet om gerealiseerde activiteiten, maar om de realisatie van

    gewenste (maatschappelijke) effecten.

     

Artikel 4.8 Andere verplichtingen

  • 1 De aanvrager die een subsidie ontvangt, verzekert haar roerende en onroerende zaken op        

    afdoende wijze tegen risico van diefstal en brand en ook het risico van wettelijke aansprakelijkheid    

     tegenover derden.

     

  • 2 De aanvrager verzekert voor vrijwilligers die werkzaamheden verrichten in het kader van de gesubsidieerde activiteiten, hun wettelijke aansprakelijkheid.

     

Artikel 4.9 Ontheffing van verplichtingen

Door het college kan vrijstelling of ontheffing worden verleend van het bepaalde in artikelen 4.5, 4.6, 4.7 en 4.8.

Hoofdstuk 5 DE SUBSIDIEVASTSTELLING

Artikel 5.1 De subsidievaststelling prestatiesubsidies

  • 1 De ontvanger van een prestatiesubsidie dient vóór 1 juli na afloop van het tijdvak waarvoor de subsidie is verleend een aanvraag tot het vaststellen van subsidie in.

     

  • 2 De aanvraag gaat vergezeld van een jaarverslag en een jaarrekening inclusief een

    accountantsverklaring, indien een subsidie € 25.000,- of meer bedraagt.

     

Artikel 5.2 De subsidievaststelling van waarderings- en projectsubsidies

  • 1 Bij het verlenen van de projectsubsidie tot € 2.500,- wordt tegelijkertijd de subsidie vastgesteld, met inachtneming van het bepaalde in artikel 7.4. 

  • 2 De waarderingssubsidies van € 2.500,- of meer worden na de verstrekkingsperiode vastgesteld. De ontvanger van een waarderingsubsidie dient vóór 1 juli na afloop van het tijdvak waarvoor de subsidie is verleend een aanvraag tot het vaststellen van subsidie in.

  • 3 De ontvanger van een projectsubsidie dient binnen vier weken na het plaatsvinden van de activiteit een aanvraag tot het vaststellen van subsidie in.

     

Artikel 5.3 Beslistermijn

  • 1 Het college beschikt op de aanvraag tot vaststelling van de structurele subsidie voor 31 december van het jaar van indiening.

  • 2 Het college kan de termijn eenmalig met acht weken verlengen en doet daarvan mededeling aan de betreffende aanvrager.

     

Hoofdstuk 6 INTREKKEN EN WIJZIGEN SUBSIDIE

Artikel 6.1 Intrekken en wijzigen subsidie

  • 1 1. Het college kan de subsidieverlening of -vaststelling intrekken of wijzigen als:

    a. conservatoir beslag op het vermogen of een deel van het vermogen van de subsidieontvanger is gelegd;

    b. de subsidieontvanger surséance van betaling is verleend of in staat van faillissement is verklaard;

    c. de activiteit of een deel van de activiteit in strijd is met de wet en / of fundamentele

        rechtsbeginselen.

     

  • 2 Het college kan met inachtneming van een redelijke termijn, zolang de subsidie niet is vastgesteld,

    een beschikking tot subsidieverlening intrekken of ten nadele van de ontvanger wijzigen als de

    activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet hebben plaatsgevonden, de subsidieontvanger

    niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden voorschriften, verplichtingen en prestaties

    en de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt.

     

Hoofdstuk 7 BETALING EN TERUGVORDERING

Artikel 7.1 Voorschotten

Het college kan de aanvrager voorschotten verlenen op te vertrekken subsidies. Bij de subsidieverlening wordt aangegeven of en op welke wijze de voorschotten worden uitbetaald.

 

Artikel 7.2 Betaling

De subsidie wordt binnen acht weken na de subsidieverlening betaald of in termijnen verstrekt.

 

Artikel 7.3 Opschorting en terugvordering

De verplichting tot betaling van de subsidie of een voorschot wordt opgeschort indien het college het

voornemen heeft bekend gemaakt de subsidieverlening of subsidievaststelling ten nadele van de

subsidieontvanger in te trekken of te wijzigen.

 

Artikel 7.4 Indexering van de subsidiebedragen

Bij de vaststelling van het subsidieplafond stelt de raad tevens de jaarlijkse indexering van de subsidiebedragen vast.

 

Hoofdstuk 8 SLOT- EN OVERGANGSBEPALINGEN

Artikel 8.1 Hardheidsclausule

Het college kan afwijken van het gestelde in deze verordening als onverkorte toepassing daarvan naar zijn oordeel tot onbillijkheden of bijzondere hardheden zou leiden.

 

Artikel 8.2 Overgangsbepaling

Op subsidies verstrekt vóór de inwerkingtreding van deze verordening is de Algemene Subsidie Verordening 2010 van toepassing

Artikel 8.3 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 februari 2013.

 

Artikel 8.4 Intrekking verordening

De Algemene Subsidieverordening Haaren 2010 wordt ingetrokken per 1 februari 2013.

 

Artikel 8.5 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Algemene Subsidieverordening Gemeente Haaren 2013.

 

Ondertekening

Vastgesteld in de vergadering van de raad d.d. 24 januari 2013.
 
 
de griffier,                             de voorzitter,
 
Anja Tissen,                         Frans Ronnes
 

Toelichting 1

TOELICHTING

De toelichting valt in twee delen uiteen:

I . Algemene toelichting

II.  Artikelsgewijze toelichting.

In de algemene toelichting wordt stilgestaan bij de Asv als algemene verordening, het begrip subsidie, procedurele aspecten, weigeringen (en niet in behandeling nemen, maatregelen en sancties), rechtsbescherming en subsidieplafond.

In de toelichting per artikel wordt beoogd de verordening leesbaarder te maken. Het geeft geen uitleg over de inhoud van de verordening.

I. Algemene toelichting

Algemeen

Deze Algemene subsidieverordening (Asv) dient als een algemene verordening, een zogenaamde parapluverordening, die gemeentebreed van toepassing is. Niet alleen subsidies met betrekking tot  welzijnsaanvragen, maar bijvoorbeeld ook milieusubsidies zullen overeenkomstig deze Asv worden aangevraagd, verleend, bevoorschot en vastgesteld.

De Asv dient rekening te houden met de subsidietitel 4.2 in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Awb bevat een groot aantal artikelen over de subsidieprocedure die ook direct van toepassing is op de subsidieverlening door het college van burgemeester en wethouders.

Op grond van de Awb (artikel 4:23, lid1) is in beginsel een wettelijk voorschrift (zoals een verordening) vereist voor welke activiteiten subsidie kan worden verleend. Op dit uitgangpunt bestaan voor het gemeentelijk subsidiebeleid de volgende uitzonderingen:

a. een wettelijk voorschrift is niet vereist indien de gemeentebegroting de subsidieontvanger en het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld, vermeld;

b. een wettelijk voorschrift is niet vereist in incidentele gevallen, mits de subsidie voor ten hoogste vier jaren wordt verstrekt.

Met deze verordening wordt voldaan aan het vereiste van een wettelijk voorschrift.

Het is gewenst dat voor alle gemeentelijke subsidies een basis is te vinden in een verordening. Door een wettelijk voorschrift kan duidelijkheid worden geschapen over de rechten en plichten van enerzijds de raad en het college van burgemeester en wethouders en anderzijds de subsidieaanvrager. Hiermee is het algemene beginsel van behoorlijk bestuur, te weten het rechtszekerheidsbeginsel en daarnaast de doelmatigheid gediend.

Het begrip subsidie

Het begrip "subsidie" is gedefinieerd in artikel 4:21 van de wet: “de aanspraak op financiële middelen,

door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten.”

Voor de inkadering van de gemeentelijke subsidieverlening is het belangrijk dat een aantal aspecten van het subsidiebegrip nader worden uiteengezet. Achtereenvolgens worden uiteengezet:

a. aanspraak op financiële middelen;

b. verstrekt door een bestuursorgaan (meestal het college van burgemeester en wethouders);

c. aanvrager;

d. activiteiten van de aanvrager (subsidieontvanger in spé);

e. anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan (meestal het college) geleverde goederen of diensten

Ad a. Aanspraak op financiële middelen

In het algemeen ontstaat een aanspraak op financiële middelen door een besluit van het college van burgemeester en wethouders (inzake de concrete subsidieaanvraag), inhoudende dat een activiteit wordt gesubsidieerd. Als dat besluit is genomen, is het college van burgemeester en wethouders verplicht subsidie te betalen na uitvoering van de subsidiabele activiteit en als de verplichtingen die aan de subsidiëring zijn verbonden, worden nagekomen. Daarop vooruitlopend kan een voorschot worden verstrekt.

Door een beschikking tot subsidieverlening (beschikking voorafgaand aan de subsidieperiode) wordt ten aanzien van de individuele subsidieaanvrager een besluit genomen en ontstaat een voorlopige aanspraak op de financiële middelen.

Door een beschikking tot subsidievaststelling (ook wel afrekening genoemd) wordt ten aanzien van de individuele subsidieaanvrager een besluit genomen en ontstaat definitief aanspraak op de financiële middelen.

Ad b. Verstrekt door de raad c.q. het college van burgemeester en wethouders

Van subsidie is alleen sprake als de raad c.q. het college van burgemeester en wethouders (meestal het college) financiële middelen verstrekt. Geld van particulieren, zoals fondsen, vallen niet onder het subsidiebegrip van de Asv. Op deze regel bestaat één uitzondering, namelijk als de situatie zich voordoet dat een particuliere organisatie- op grond van een door de raad genomen besluit- gelden verstrekt in het kader van de uitoefening van een publieke taak.

Ad c. Aanvrager

Nu de wetgever het nodig achtte om in de Awb op te nemen dat naast rechtspersonen ook aan individuele, natuurlijke personen subsidie kan worden toegekend, wordt in deze verordening dit uitgangspunt gehanteerd. In plaats van ‘rechtspersonen” wordt daarom het ruimere begrip “aanvrager” aangehouden. Indien in de Asv expliciet regels worden gesteld die een rechtspersoon en niet een natuurlijk persoon betreffen, dan wordt in plaats van de algemene term “aanvrager” de specifieke term “rechtspersoon” gebruikt.

Ad d. Activiteiten van de subsidieontvanger

Subsidie wordt verstrekt voor bepaalde activiteiten van de subsidieaanvrager. Die activiteiten worden in de beschikking tot subsidieverlening vermeld, zodanig dat de bestedingsrichting van de subsidie duidelijk is. Dat wil zeggen dat bijvoorbeeld bijstandsuitkeringen verstrekt als algehele of aanvullende inkomensvoorziening en donaties niet onder het subsidiebegrip vallen, omdat de activiteiten niet zijn benoemd.

Subsidiabele activiteiten dienen te passen binnen het gemeentelijk subsidiekader en dienen in overwegende mate ten dienste te staan van de totaliteit van de inwoners van de gemeente Haaren (het algemeen belang) of van groepen of individuele Haarense inwoners.

Activiteiten die hieraan niet voldoen, komen in beginsel niet in aanmerking voor subsidie.

Ad e. Anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten

De levering van goederen en diensten (als activiteiten) zijn uitgezonderd van het subsidiebegrip, omdat deze op commerciële basis én in het directe belang van de gemeente als privaatrechtelijke persoon worden geleverd. De uitzondering is beperkt tot de levering aan de gemeente. Als de activiteit onder meer bestaat uit het door de ontvanger (van financiële middelen) aan een derde af te leveren of van een derde te verkrijgen voorziening, product of dienst op commerciële basis, dan is er sprake van een subsidie. Of sprake is van subsidieverlening of een commerciële transactie moet aan de hand van de omstandigheden van het geval worden vastgesteld.

Procedurele aspecten

In de Asv wordt vooral het subsidieproces beschreven. Insteek daarbij is het vaststellen van een zo eenvoudig mogelijke procedure en toepassing ervan. Daarbij wordt opgemerkt dat de zwaarte van de subsidieprocedure wordt bepaald door het aantal handelingen in het proces van subsidiëring, de vereisten en verplichtingen en de in te dienen stukken.

De Asv hanteert de volgende elementen in de subsidieprocedure:

- aanvraag (hoofdstukken 2 en 3)

- verlening (hoofdstuk 4)

- vaststelling (hoofdstuk 5)

- voorschotten (hoofdstuk 7).

Subsidieaanvraag

Een aanvraag is een verzoek van een belanghebbende aan het college van burgemeester en wethouders een besluit te nemen. De Awb geeft regels waaraan een aanvraag dient te voldoen. Het gaat dan onder meer om de verplichting van de aanvrager voldoende informatie te verschaffen. In de verordening zijn op dit punt nadere bepalingen opgenomen. Tevens zijn regels opgenomen met betrekking tot de data of termijnen waarvoor uiterlijk een aanvraag moet worden ingediend.

Onderscheid wordt gemaakt tussen de aanvraag van een beschikking tot subsidieverlening en de aanvraag van een beschikking tot subsidievaststelling. Een aanvraag wordt zo bezien gekenmerkt door eenzijdigheid. Deze eenzijdigheid doet niet geheel recht aan de bestaande praktijk. Bij sommige subsidies wordt veel waarde gehecht aan overleg tussen de gemeente en de gesubsidieerde aanvrager, juist ook in het stadium vóór de subsidieverlening. Tijdens het overleg wordt getracht zoveel mogelijk overeenstemming te verkrijgen over de door een aanvrager te leveren activiteiten en het daarvoor door de gemeente te verlenen subsidiebedrag. Het resultaat van dit onderhandelingsproces wordt neergelegd in een document met prestatieafspraken, vervolgens een onlosmakelijk bestanddeel is van de beschikking tot subsidieverlening.

Het indienen van een aanvraag is een verantwoordelijkheid van het bestuur van een vereniging, instelling of stichting. Tot die verantwoordelijkheid hoort het op de hoogte zijn van de regelgeving vastgelegd door de gemeente. Dat wil zeggen dat het op tijd indienen van een volledige aanvraag een volledige verantwoordelijkheid is van de aanvrager. Het zich verschuilen achter argumenten als “wij waren niet op de hoogte” geldt niet. Op grond van jurisprudentie geldt dat elke bestuurder geacht wordt zich op de hoogte te stellen van en te houden aan de regelgeving die hem / haar als bestuurder aangaat.

Subsidieverlening

De subsidieverlening is geregeld in de hoofdstukken 2 en 3 van de Asv. De beschikking tot subsidieverlening houdt in dat de aanvrager aanspraak op financiële middelen verkrijgt. De subsidieverlening is niet voorlopig of vrijblijvend. Indien de subsidieontvanger de activiteiten verricht en de verplichtingen nakomt, kan in beginsel niet op de subsidieverlening worden teruggekomen.

Aan de subsidieverlening en aan de subsidievaststelling worden verplichtingen (voorschriften) verbonden. De hier opgenomen verplichtingen zijn de standaardbepalingen die in het algemeen van toepassing zijn. Daarnaast kunnen aan de subsidiëring bijzondere verplichtingen worden verbonden die inhoudelijk van belang zijn voor het doel waarvoor wordt gesubsidieerd. Deze verplichtingen zullen na overleg met de subsidieontvanger worden vastgelegd in de beschikking.

Subsidievaststelling

De beschikking tot subsidievaststelling is geregeld in artikel 4:42 e.v. Awb. De beschikking tot subsidievaststelling is de beschikking waarbij wordt vastgesteld dat de aanvrager subsidie ontvangt ter hoogte van een bepaald bedrag. Daarvoor zal het nodig zijn dat wordt vastgesteld dat de gesubsidieerde activiteit is verricht en dat de opgelegde verplichtingen zijn nageleefd. Dan kan eventueel ook worden bepaald dat er een bedrag door de subsidieontvanger moet worden terugbetaald of dat deze juist nog een nabetaling krijgt. Die vaststelling wordt mede gebaseerd op de grondslag van de subsidievorm. Zo zal bij de vaststelling van de ene subsidie de controle zich voornamelijk richten op de uitvoering van activiteiten en bij de ander juist meer op het feit dat wordt voldaan aan de geformuleerde criteria om voor subsidie in aanmerking te komen. 

In het geval dat géén beschikking tot subsidieverlening is gegeven, worden de activiteiten waarvoor subsidie wordt vertrekt, aangegeven in de beschikking tot subsidievaststelling. Dus: in een dergelijke situatie wordt de subsidie bij de beschikking tot subsidievaststelling vertrekt. Vandaar het woord “verstrekken” en dat gebeurt bij de beschikking tot subsidievaststelling, aldus artikel 4:43, lid 1 Awb. In een dergelijke situatie wordt in een beschikking tot subsidievaststelling gemeld dat de betreffende subsidie wordt verstrekt.

Voorschotten

Op grond van de verordening (hoofdstuk 7.1) c.q. op grond van de beschikking tot subsidieverlening kunnen voorschotten worden verleend. Voorschotten zijn bedragen die naar aanleiding van de beschikking tot subsidieverlening worden in termijnen uitgekeerd aan de aanvrager gedurende het boekjaar of een andere periode waarbinnen de betreffende activiteiten dienen te worden uitgevoerd, vooruitlopend op de vaststelling van de subsidie.

Weigeren, niet in behandeling nemen, maatregelen en sancties

De Awb geeft in een aantal artikelen de mogelijkheid subsidie te weigeren en te besluiten tot maatregelen en sancties als een subsidiebeschikking reeds is afgegeven. In deze paragraaf wordt nader ingegaan op deze kwesties.

Weigeren van subsidie

Weigeren van een subsidie betekent in de praktijk dat een subsidieaanvraag wordt afgewezen, waardoor geen subsidieverlening of subsidievaststelling plaatsvindt. Weigering van subsidie werkt in de toekomst en kan zijn gebaseerd op formele of inhoudelijke gronden.

Formele gronden

De weigering op formele gronden is verankerd in artikelen 4:25, lid 2 en 4:35 Awb. Van een dergelijke weigering is sprake als gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:

- de activiteit niet of niet geheel zullen plaatsvinden;

- de aanvrager niet zal voldoen aan de verplichtingen;

- de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen;

- onjuiste gegevens zijn verstrekt;

- sprake is van faillissement of surseance van betaling.

Het betreft hier een niet-limitatieve opsomming van een aantal algemeen geldende, facultatieve gronden om een subsidieaanvraag te weigeren. Deze gronden werken aanvullend ten opzichte van de weigeringsgronden in de Asv.

Inhoudelijke gronden

Van een weigering op inhoudelijke gronden kan bijvoorbeeld sprake zijn als:

- de subsidiëring niet past binnen het algemeen gemeentelijk belang, beleid of doelstellingen;

- de voor het beleidsterrein vastgestelde beleidsregel leidt tot weigering;

- in de gemeentelijke begroting geen budget beschikbaar is of doordat het in de beleidsregel verankerde subsidieplafond is bereikt;

- de gelden niet of in onvoldoende mate besteed zullen worden voor het doel waarvoor subsidie beschikbaar wordt gesteld;

- de aanvrager ook zonder aanvullende gemeentelijke subsidie over voldoende middelen beschikt om de kosten van de subsidiabele activiteiten te dekken.

Niet in behandeling nemen

In artikel 4:5 Awb is geregeld dat een aanvraag niet in behandeling kan worden genomen als niet is voldaan aan of enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van een aanvraag of de verstrekt gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag. Dit is niet van toepassing op sw termijnoverschrijding.

De aanvrager moet wel in de gelegenheid worden gesteld de aanvraag aan te vullen.

De in de Asv opgenomen data en termijnen ten aanzien van het indienen van een aanvraag worden dan ook beschouwd als fatale data en termijnen en geen termijnen van orde.

Maatregelen en sancties

Een maatregel of sanctie wordt toegepast als er al een subsidierelatie bestaat via subsidieverlening of vaststelling. Deze hebben achteraf invloed op de subsidierelatie. De sanctiemogelijkheden hebben betrekking op:

- lager vaststellen;

- ambtshalve vaststellen;

- intrekken en wijzigen;

- stopzetten van betaling.

Lager vaststellen

De Awb regelt in artikel 4:46 de gronden wanneer subsidie lager kan worden vastgesteld dan in de subsidieverlening is vermeld. Deze gronden zijn:

- de activiteiten of producten en presentaties hebben niet of niet volledig plaatsgevonden;

- de subsidieontvanger voldoet niet aan de verplichtingen;

- de subsidieontvanger heeft onjuiste / onvolledige gegevens verstrekt;

- de subsidieverlening was onjuist en subsidieontvanger wist dit of behoorde dit te weten.

De hier benoemde gronden moeten niet worden verward met een lagere vaststelling van de subsidie die afhankelijk is gesteld van de werkelijk gemaakte kosten. Daarvoor geldt dat in de beschikking tot subsidieverlening wordt bepaald dat de subsidievaststelling wordt gebaseerd op de werkelijk gemaakte kosten tot ten hoogste het bij die subsidieverlening toegekende bedrag.

Ambtshalve vaststellen

De Awb bepaalt in artikel 4:44, lid 3 en 4 de rechtsgevolgen bij uitblijven van de aanvraag. De regeling komt erop neer dat de subsidieontvanger éénmaal wordt aangemaand als de aanvraagtermijn is overschreden of als een aanvraagtermijn ontbreekt. Als dan nog geen aanvraag volgt, kan de subsidie ambtshalve worden vastgesteld. Deze regeling geldt ook bij onvolledige aanvragen.

Intrekken en wijzigen

Ook is er sprake van ambtshalve vaststelling, als wordt besloten tot intrekken en wijzigen van verleende of vastgestelde subsidies. De mogelijkheden om dergelijke maatregelen te treffen zijn tevens geregeld in de Awb (artikel 4:35 e.v.).

Hier worden drie verschillende gronden voor intrekken en wijzigen benoemd:

1) Formele gronden als nog geen vaststelling heeft plaatsgevonden. Dit doet zich voor als:

- de activiteiten niet of niet geheel plaatsvinden;

- de ontvanger niet voldoet aan de verplichtingen;

- de ontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft vertrekt;

- de subsidieverlening onjuist is en de subsidieontvanger dit behoorde te weten;

- er geen voldoende gelden op de gemeentebegroting beschikbaar zijn gesteld.

2) Materiële gronden als nog geen vaststelling heeft plaatsgevonden. Hiervan is sprake als:

- de subsidieverlening onjuist is, of

- sprake is van gewijzigde omstandigheden of inzichten.

3) Materiële gronden nadat subsidievaststelling heeft plaatsgevonden. Dit doet zich voor als:

- sprake is van feiten en omstandigheden die niet bekend waren ten tijde van de vaststelling en zouden leiden tot een lagere vaststelling;

- de vaststelling onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten;

- de subsidieontvanger na de vaststelling niet heeft voldaan aan de verbonden verplichtingen.

Stopzetten van betalingen

Vooruitlopend op een beslissing tot intrekking of wijziging bij toepassing van de hiervoor vermelde punten 1 en 3, kan worden besloten de subsidiebetaling of bevoorschotting tijdelijk op te schorten.

Rechtsbescherming

Het subsidieproces kenmerkt zich als een geheel van overlegsituaties, beschikkingen, afspraken, etc. Dit vloeit mede voort uit de opzet om door middel van overleg tussen de gemeente en aanvragers tot een goede invulling te komen van de rechten en plichten die over en weer bestaan. Het is hierdoor voor de betrokkenen en eventuele derdebelanghebbenden evenwel niet altijd even eenvoudig om te beoordelen wanneer bezwaar of beroep mogelijk is.

In het subsidieproces onderscheiden we drie momenten waarop rechtsbescherming bij de bestuursrechter bestaat. De subsidieverlening, de voorschotverlening en de subsidievaststelling zijn beschikkingen waartegen op grond van de Awb bezwaar kan worden gemaakt en beroep kan worden ingesteld bij de bestuursrechter.

Ook tegen de weigering, intrekking of wijziging van deze beschikkingen is bezwaar en beroep mogelijk.

In deze gevallen worden de betrokkenen geïnformeerd over welke wijze bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.

Subsidieplafond

De regeling van het subsidieplafond komt er globaal op neer, dat er voorafgaande aan een begrotingsjaar een bedrag dient te worden vastgesteld en bekendgemaakt, dat voor dat betrokken begrotingsjaar beschikbaar is voor het verlenen van subsidies. De invulling daarvan dient te geschieden bij afzonderlijk besluit van de raad (begrotingskaders) en college van burgemeester en wethouders.

Verder is het college verplicht om bij dreigende overschrijding van een subsidieplafond de subsidie te weigeren (artikel 4:25 Awb).

Het college stelt jaarlijks de subsidieplafonds vast binnen de begrotingskaders door de raad vastgesteld. Aan het budgetrecht van de raad wordt door de bevoegdheidsverdeling geen afbreuk gedaan. Immers, indien de raad een begrotingspost lager vaststelt, dient het college in beginsel tot verlaging van het betrokken subsidieplafond te besluiten.

II. Artikelsgewijze toelichting

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

Dit artikel is bedoeld om de verordening leesbaarder te maken. Het geeft geen uitleg over de inhoud van de verordening.

Subsidieplafond

Op grond van de artikelen 4:25 en 4:26 van de wet kan een subsidieplafond worden vastgesteld. Onder subsidieplafond wordt verstaan: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift. Door het vaststellen van een dergelijk plafond wordt een open-eind regeling voorkomen. Opgemerkt wordt dat artikel 4:25, lid 2 van de wet uitdrukkelijk aangeeft dat de subsidieaanvraag geweigerd moet worden als door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden. M.a.w. het bereiken van het subsidieplafond betekent automatisch een weigering van een subsidie.

Artikel 1.2 Reikwijdte

Deze verordening is van toepassing op alle door de gemeente te verlenen subsidies, tenzij voor de

verstrekking van subsidies een bijzondere subsidieverordening van kracht is.

Artikel 1.3 Bevoegdheden

In deze bepaling legt de gemeenteraad de bevoegdheid om subsidie te verlenen bij het college. In het vierde lid wordt de gemeenteraad bevoegd verklaard ter uitvoering van de Algemene Subsidieverordening Gemeente Haaren 2013 nadere beleidsregels vast te stellen.

Beleidsregels houden in beginsel voorschriften in die van tijd tot tijd moeten worden aangepast en daarom niet in de subsidieverordening zelf zijn opgenomen.

Artikel 1.4 Evaluatie van subsidiëring

In artikel 4:24 wordt bepaald dat er één keer in de vijf jaar een verslag wordt gepubliceerd over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidies in praktijk. Hiervan kan worden afgeweken als een wettelijk voorschrift (de Asv) dit bepaalt. Gezien de financiële situatie van de gemeente Haaren en de wenselijkheid om inzicht te verkrijgen in de uitvoering én het vergroten van de (neven)effecten van het gevoerde beleid, wordt ten minste eenmaal per vijf jaren een verslag gepubliceerd over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk.

Artikel 1.5 Begrotingsvoorbehoud

Samen met de mogelijkheid van artikel 4:28 van de wet om in geval van het verlenen van subsidie

voorafgaand aan het vaststellen van de begroting een begrotingsvoorbehoud te maken, is de beheersbaarheid van de gemeentelijke subsidie-uitgaven dan optimaal geregeld.

HOOFDSTUK 2 DE SUBSIDIEAANVRAAG

Artikel 2.1

De formulieren worden vastgesteld en moeten worden gebruikt om het indienen van aanvragen te vergemakkelijken en om de behandeling c.q. afhandeling efficiënter en effectiever te maken.

Artikelen 2.2, 2.3 en 2.4

Er wordt onderscheid gemaakt tussen diverse aanvraagprocedures. Aan een aanvraag om een prestatiesubsidie worden zwaardere eisen gesteld dan aan de aanvraag om een waardering- of projectsubsidie. In deze artikelen wordt per soort subsidie aangegeven voor welke datum of minimale termijn een aanvraag moet worden ingediend en welke bescheiden daarbij moeten worden overlegd.

HOOFDSTUK 3 DE SUBSIDIEVERLENING

Artikel 3.1 en 3.2 Beslistermijnen

In deze artikelen wordt per subsidiesoort aangegeven voor welke datum of minimale termijn een aanvraag moet worden ingediend en welke bescheiden daarbij moeten worden overlegd.

Artikel 3.1 betreft al die subsidieaanvragen die activiteiten betreffen die in een boekjaar (kalenderjaar) worden uitgevoerd. Dan dient op de aanvraag te worden beslist binnen acht weken na de begrotingsvergadering van de gemeenteraad in het jaar voorafgaand aan dat boekjaar.

Artikel 3.2 betreft alle aanvragen voor een (incidentele) projectsubsidie. Dan geldt de termijn van acht weken vanaf de dagtekening van ontvangst van de subsidieaanvraag door het college van burgemeester en wethouders.

De in de artikelen 3.1 en 3.2 genoemde termijnen kunnen eenmalig worden verlengd met acht weken.

Artikel 3.3 Tijdvak

Hierin wordt bepaald dat voor maximaal vier boekjaren een subsidie kan worden verleend. Deze mogelijkheid is opgenomen om een meerjarenbeleid gestalte te geven. Ook worden hiermee de administratie- en lastendruk van de aanvrager en de beoordelaar teruggebracht.

Artikel 3.4 Weigeringsgronden

De Awb gaat uit van drie soorten weigeringsgronden:

1) De Awb-grond, vermeld in artikel 4:25, lid 2 en 3 (het bereiken van het subsidieplafond).

2) De Awb-grond vermeld in artikel 4:35.

3) Autonome weigeringsgrond. Deze weigeringsgronden kunnen alleen worden gehanteerd indien deze nadrukkelijk een wettelijke basis hebben in de Asv.

HOOFDSTUK 4 VERPLICHTINGEN SUBSIDIEONTVANGER

Artikel 4.4 Uitvoeringsovereenkomst

Subsidieverlening moet altijd bij beschikking plaatsvinden. Dat betekent dus dat het niet mogelijk is om een subsidie alleen bij overeenkomst te verlenen.

Ook heeft de overeenkomst het voordeel dat daarin kan worden bepaald dat de subsidieontvanger

verplicht is de activiteiten te verrichten waarvoor subsidie is verleend. De wet verplicht

de subsidieontvanger namelijk niet om de activiteiten te verrichten. Het uitgangspunt is juist dat het de gesubsidieerde te allen tijde vrijstaat om de activiteiten niet te verrichten.

In het uiterste geval kunnen geschillen over een uitvoeringsovereenkomst zelf ter beoordeling worden voorgelegd aan de burgerlijke rechter.

Artikel 4.1 tot en met 4.9

De Awb introduceert in artikel 4:37 e.v. een nieuwe term: “verplichtingen”. Deze wettelijke voorschriften geven het speelveld aan dat het college van burgemeester en wethouders dient aan te houden bij het opleggen van verplichtingen.

De Awb onderscheidt doelgebonden en niet-doelgebonden verplichtingen:

- Doelgebonden verplichtingen hebben rechtstreeks betrekking op de gesubsidieerde activiteit en kunnen worden opgelegd bij wettelijk voorschrift en / of beschikking tot subsidieverlening. Het enkel opnemen van deze verplichting in de beschikking tot subsidieverlening is voldoende.

- Niet-doelgebonden verplichtingen zijn niet gericht op direct verwezenlijking van het doel van de subsidie en verlangen daarmee een specifieke wettelijke grondslag in de Asv. Niet-doelgebonden verplichtingen die bijvoorbeeld zijn opgenomen in een beleidsregel zijn rechtens niet afdwingbaar.

Artikel 4.1 en 4.2

Het gestelde in deze artikelen vloeit voort uit de Awb.

Artikel 4.3 tot en met 4.8

Dit zijn doelgebonden verplichtingen. De inhoud spreekt voor zich.

Artikel 4.9 Vrijstelling of ontheffing van verplichtingen

Vrijstelling of ontheffing geldt ten aanzien van onvoorziene omstandigheden waarop de verplichtingen van de Asv niet van toepassing c.q. niet voor bedoeld (kunnen) zijn.

HOOFDSTUK 5 DE SUBSIDIEVASTSTELLING

De Awb regelt de subsidievaststelling in de artikelen 4:42-47.

Zoals bij de bevoorschotting (artikel 7.1) wordt gemeld, stelt de beschikking tot subsidievaststelling het bedrag van de subsidie vast en geeft aanspraak op betaling van het vastgestelde bedrag (artikel 4:42 Awb). Net als bij de aanvraag om subsidieverlening, dient in beginsel ook voor de subsidievaststelling een aanvraag te worden ingediend. In beginsel, want bij sommige subsidies kunnen “verlenen” en “vaststellen” samenvallen. Men spreekt dan in de beschikking tot subsidievaststelling van “verstrekken” (artikel 4:43, lid 1 Awb).

Bij de subsidievaststelling (ook wel afrekening genoemd), wordt bepaald wat uiteindelijk aan subsidie had moeten worden betaald (de financiële verplichting). Als er te weinig is ontvangen door de aanvrager, dient het college van burgemeester en wethouders het ontbrekende bedrag nog uit te keren en mocht de gesubsidieerde activiteit geheel of gedeeltelijk niet zijn uitgevoerd, dan kan subsidie worden teruggevorderd dor het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 5.1 en 5.2 Vaststelling

In deze artikelen wordt per soort subsidie aangegeven voor welke datum of minimale termijn een aanvraag moet worden ingediend en welke bescheiden daarbij moeten worden overlegd. Bij artikel 5.1

geldt de verplichte eis van een goedkeurende accountantsverklaring bij een subsidie van € 25.000,- of hoger. De accountantsverklaring vormt een waarborg tegen onjuist gebruik van die gelden. Van de subsidieontvanger wordt gevergd dat hij de accountant ook laat onderzoeken of aan alle dan wel bepaalde subsidieverplichtingen is voldaan.

In algemene zin kan men stellen dat de subsidieontvanger er voor moet zorgen dat de activiteiten waarvoor subsidie is verleend en de manier waarop daarover verantwoording wordt afgelegd, de toets van de rechtmatigheid moet kunnen doorstaan.

De subsidieontvanger dient bij de aanvraag tot subsidievaststelling van een prestatiesubsidie een goedkeurende accountantsverklaring te overleggen. Niet in alle gevallen blijkt dit mogelijk te zijn. In dat geval is het college toch bevoegd een beslissing op de subsidievaststelling te nemen. De subsidie-ontvanger moet dan zo spoedig mogelijk na de vaststelling van de subsidie door het college de accountantsverklaring overleggen. Indien de subsidieontvanger na vaststelling van de subsidie een niet-goedkeurende accountantsverklaring overlegt, is het college bevoegd de beschikking tot vaststelling van de subsidie geheel of gedeeltelijk in trekken en de vastgestelde en inmiddels betaalde subsidie geheel of gedeeltelijk terug te vorderen.

Artikel 5.3 Beslistermijnen

In lid 1 wordt de termijn genoemd waarop voor aanvragen tot vaststelling van alle soorten subsidies moet worden beslist. Op grond van artikel 4:13, lid 1 Awb dient een beschikking te worden gegeven binnen de bij wettelijk voorschrift (zoals een subsidieverordening) bepaalde termijn of, bij het ontbreken van zulk een termijn, binnen redelijke termijn na ontvangst van de aanvraag.

Lid 2 geeft de termijn voor de beslissing op een aanvraag tot vaststelling bij subsidies die voor meer dan 1 jaar zijn verleend. Bij verlening voor meer dan 1 jaar moet de subsidieontvanger elk jaar een aanvraag tot vaststelling indienen.

Lid 3 geeft het college de mogelijkheid bij bijvoorbeeld ingewikkelde zaken of indien nader onderzoek is gewenst, een andere termijn vast te stellen.

HOOFDSTUK 6 INTREKKEN EN WIJZIGEN SUBSIDIE

Dit hoofdstuk stoelt op artikel 4:50, eerste lid onderdeel c van de wet, dat het mogelijk maakt de al in de wet (vooral in artikel 4:48 en artikel 4:50) genoemde gronden voor het intrekken en wijzigen bij wettelijk voorschrift aan te vullen.

HOOFDSTUK 7 BETALING EN TERUGVORDERING

Artikel 7.1 Voorschotten

Een besluit met betrekking tot het al dan niet verlenen van een voorschot is een besluit in de zin van artikel 1:3 Awb. Voorschotten kunnen door het college van burgemeester en wethouders worden verleend bij verordening en bij beschikking tot subsidieverlening. Voorschotten worden uitgevoerd naar aanleiding van de beschikking tot subsidieverlening en vooruitlopend op subsidievaststelling. Want de beschikking tot subsidievaststelling stelt het bedrag van de subsidie vast en geeft aanspraak op bestelling van het vastgesteld bedrag (artikel 4:42 Awb).

HOOFDSTUK 8 SLOT- EN OVERGANGSBEPALINGEN

Artikel 8.1 Hardheidsclausule

Bedoeld is om aan het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid te geven in bijzondere gevallen af te wijken van de verordening. De hardheidsclausule wordt alleen toegepast als het strikt toepassen van de verordening leidt tot onbillijkheden of bijzondere hardheden. De hardheidsclausule is bijvoorbeeld niet bedoeld om overschrijdingen van fatale termijnen, zonder dat er sprake is van verschoning, goed te keuren.

Artikel 8.2 Overgangsbepaling

- Subsidieaanvragen die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze verordening vallen onder de Asv gemeente Haaren 2010. Reeds lopende aanvragen worden behandeld onder de dan geldende subsidieregels.

- Reeds verleende subsidies vallen onder de verordening waaronder zij tot stand zijn gekomen.

Artikel 8.3 Inwerkingtreding

In dit artikel wordt de ingangsdatum bepaald op 1 februari 2013. Dit betekent dat subsidieaanvragen voor het boekjaar 2013 en aanvragen om projectubsidies voor het jaar 2012 en tot en met 31 januari 2013 niet onder de nieuwe verordening vallen.