Regeling vervallen per 31-12-2018

Verordening wet inburgering Haaren 2010

Geldend van 07-02-2013 t/m 30-12-2018 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2013

Intitulé

Verordening wet inburgering Haaren 2010

De raad van de gemeente Haaren;

in zijn vergadering van 24 januari 2013;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 8 januari 2013;

gelet op de behandeling in de raadscommissie van 24 januari 2013;

gelet op de wijzigingwet wet inburgering.

BESLUIT:

De Verordening Wet inburgering gemeente Haaren 2010 gewijzigd vast te stellen, met inachtneming van amendement nummer 7 van het CDA, conform bijlage en terug te laten werken tot 1 januari 2013

 

Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen en informatieverstrekking

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    a. het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haaren;

    b. de wet: de Wet inburgering;

    c. voorziening: een (duale) inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening.

    d. Derdelander: de persoon als bedoeld in artikel 5 tweede lid van de wet

    e. Bijstandsnorm: de bijstand als bedoeld in artikel 5 onder c van de Wet werk en bijstand

    f. Onderwijskundig onderzoek: onderzoek naar het startniveau en de leerbaarheid

    voorafgaand aan de inburgering

  • 2. De begripsomschrijvingen in de wet en de daarop berustende regelingen zijn van toepassing op de begrippen die in deze verordening worden gebruikt.

Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars

  • 1. Het college draagt er zorg voor dat de inburgeringsplichtigen en de vrijwillige inburgeraars op een doeltreffende en doelmatige wijze worden geïnformeerd over hun rechten en plichten uit hoofde van de wet en over het aanbod van en de toegang tot de voorzieningen.

  • 2. Het college kan bij de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen en de vrijwillige inburgeraars gebruikmaken van de volgende middelen:

    a. Website van de gemeente

    b. Landelijke folders

    c. informatiepunt bij Stichting Vluchtelingenwerk

    d. informatiepunt bij Sociale Zaken

Artikel 3 Budgetplafond

  • 1 Vervallen

Hoofdstuk 2 Het aanbieden van een voorziening aan inburgeringsplichtigen

Artikel 4 Aanwijzen van de doelgroepen

Het college van burgemeester en wethouders biedt aan asielgerechtigden en aan geestelijk bedienaren, die voor 1 januari 2013 inburgeringsplichtig zijn geworden en die zich pas na 1 januari 2013 melden bij de gemeente en aan wie de beschikking waarbij een verblijfstitel is verleend niet langer dan drie maanden voor de meldingsdatum is afgegeven, een voorziening aan.

Artikel 5 De samenstelling van de voorziening

  • 1. Het college stemt de inburgeringsvoorziening, met uitzondering van de inburgeringsvoorziening aan geestelijke bedienaren, of de taalkennisvoorziening af op het startniveau en de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de inburgeringsplichtige. Het college draagt er zorg voor dat de inburgeringsplichtige een toets wordt afgenomen om het startniveau en de leerbaarheid te bepalen.

  • 2. Een voorziening kan, naast datgene dat in de wet is geregeld, een of meer van de volgende onderdelen bevatten:

    a. deelname aan maatschappelijke participatie en taalstage

    b. deelname aan instrumenten als genoemd in artikel 8 van de Re-integratieverordening 2009 of instrumenten als bedoeld in Hoofdstuk 4 van de Verordening Werkleeraanbod WIJ.

    c. maatschappelijke begeleiding door Stichting Vluchtelingenwerk

  • 3. Een inburgeringsvoorziening, inburgeringcomponent van de gecombineerde voorziening of een taalkennisvoorziening kan op verzoek van de inburgeringsplichtige in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget worden vastgesteld.

  • 4. Aan de verstrekking van het persoonlijk inburgeringsbudget zijn de volgende voorwaarden verbonden:

    a. Het college kan via de gecontracteerde aanbieder van inburgeringstrajecten geen adequaat aanbod doen aan de inburgeringsplichtige en

    b. de kosten van het traject zijn niet hoger dan het vergelijkbaar gemeentelijk aanbod en

    c. de klant is naar het oordeel van het college in staat om zelf een passend traject te regelen en

    d. de kosten van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening worden rechtstreeks voldaan aan de instelling die de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening verzorgt;

Artikel 6 De procedure van het doen van een aanbod

  • 1. Het college doet binnen zes weken het aanbod, bedoeld in artikel 19, eerste of tweede lid, van de wet schriftelijk. Het aanbod wordt gezonden naar het adres waar de inburgeringsplichtige in de gemeentelijke basisadministratie is ingeschreven, dan wel wordt uitgereikt aan de inburgeringsplichtige tijdens een gesprek.

  • 2. In het aanbod wordt een omschrijving gegeven van de voorziening die wordt aangeboden en worden de rechten en verplichtingen vermeld, die aan die voorziening worden verbonden.

  • 3. De inburgeringsplichtige aan wie een aanbod wordt gedaan, deelt binnen 2 weken het college schriftelijk met het daarvoor bestemde formulier mee of hij het aanbod al dan niet aanvaardt.

  • 4. Wanneer de inburgeringsplichtige het aanbod aanvaardt, vraagt het college aan de aanbieder van de inburgering om het startniveau en de leerbaarheid te toetsen en vraagt om een voorstel te doen voor het te volgen programma, waarmee de inburgeringsplichtige wordt

    opgeleid conform het in lid 2 bedoelde aanbod. Op basis van dit voorstel neemt het college een besluit tot vaststelling van de voorziening.

  • 5. Het trajectplan wordt ondertekend door aanbieder, inburgeringsplichtige en casemanager.

  • 6. Indien de inburgeringsplichtige het aanbod niet aanvaardt, neemt de gemeente binnen twee weken na het verstrijken van de termijn bedoeld in lid 3 het besluit om de inburgeringsplicht op te leggen en de handhavingtermijn vast te leggen conform de wet. De inburgeringsplichtige moet er zelf voor zorgen dat hij aan zijn inburgeringsplicht voldoet binnen deze gestelde termijn.

  • 7. Het college kan delen van de procedure opdragen aan een organisatie die deskundigheid heeft op het terrein van inburgering. Het college sluit daartoe een overeenkomst met deze organisatie.

Artikel 7 De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget

  • 1. Het college behandelt het verzoek van de inburgeringsplichtige om in aanmerking te komen voor een voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget op de volgende wijze:

    a. De inburgeringsplichtige dient schriftelijk en met redenen omkleed een verzoek in bij het college om in aanmerking te komen voor een persoonlijk inburgeringsbudget

    b. Het college beoordeelt of de inburgeraar op grond van de voorwaarden bedoeld in artikel 5, vierde lid van deze verordening in aanmerking komt voor een persoonlijk inburgeringsbudget

    c. De inburgeraar dient binnen zes weken schriftelijk een voorstel voor een inburgeringsprogramma in bij het college. Indien de inburgeringsplichtige daarom verzoekt ondersteunt het college de inburgeringsplichtige bij zijn keuze voor een

    inburgeringstraject.

    d. Het college neemt binnen acht weken na ontvangst van het voorstel een besluit.

  • 2. Het college keurt het voorstel van de inburgeringsplichtige voor het volgen van een (duaal) inburgeringsprogramma goed, indien dit programma:

    -   naar het oordeel van het college een adequaat traject is om hem voor te bereiden 

        op en toe te leiden naar het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als 

        tweede taal I of II; en

    -   wordt verzorgd door een inburgeringsbedrijf dat beschikt over het Keurmerk inburgering

  • 3. Het college keurt het voorstel van de inburgeringsplichtige voor het volgen van een taalkennisvoorziening goed, indien deze taalkennisvoorziening:

    -   naar het oordeel van het college een adequaat traject is om hem

        de kennis van de Nederlandse taal te laten verwerven die

        noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een

        mbo-opleiding op niveau 1 of 2; en

    -   wordt verzorgd door een instituut dat beschikt over aantoonbare

        ervaring en deskundigheid op het gebied van het verzorgen van

        taalkennisvoorzieningen.

  • 4. Als het college de voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget heeft vastgesteld, sluiten het college en de inburgeringsplichtige een overeenkomst met het inburgeringbedrijf. Voor zover van toepassing wordt deze overeenkomst mede ondertekend door andere partijen die zijn betrokken bij dit inburgeringstraject.

  • 5. Het college kan delen van de procedure opdragen aan een organisatie die deskundigheid heeft op het terrein van inburgering. Het college sluit daartoe een overeenkomst met deze organisatie.

Artikel 8 De inning van de eigen bijdrage

  • 1. De eigen bijdrage, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet wordt in ten hoogste negen termijnen betaald.

  • 2. Het college legt in de beschikking tot vaststelling van de voorziening de termijnen van betaling vast. Indien het college de eigen bijdrage verrekent met de algemene bijstand, wordt dat in de beschikking vastgelegd.

Artikel 9 De inhoud van de beschikking

Het besluit tot vaststelling van de voorziening bevat in ieder geval:

a. een beschrijving van de voorziening;

b. een opgave van de rechten en verplichtingen van de inburgeringsplichtige;

c. de datum waarop het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II moet zijn behaald, c.q. de datum waarop de taalkennisvoorziening moet zijn afgerond;

d.de termijnen en wijze van betaling van de eigen bijdrage; en

e. ingeval van een oudkomer: de datum waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht, bedoeld in artikel 26 van de wet, aanvangt.

Artikel 10 Opleggen van verplichtingen

Het college kan een inburgeringsplichtige bij beschikking een of meer van de volgende verplichtingen opleggen:

a. het deelnemen aan de voorziening;

b. het deelnemen aan gesprekken met de trajectbegeleider;

c. het deelnemen aan voortgangsgesprekken;

d. voor de eerste maal deelnemen aan het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II op een tijdstip dat door het college wordt bepaald;

e. het melden indien door ziekte dan wel door andere relevante omstandigheden bijvoorbeeld vakantie niet aan de verplichtingen in de beschikking kan worden voldaan;

f. het deelnemen aan andere activiteiten die noodzakelijk worden geacht om de (gecombineerde) inburgeringsvoorziening succesvol te laten verlopen.

Hoofdstuk 3 De bestuurlijke boete

Artikel 11 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

  • 1. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste het bedrag gelijk aan 10 % van de bijstandsnorm die geldt of zou gelden als hij belanghebbende in de zin van de WWB zou zijn, gedurende een maand, indien de inburgeringsplichtige of de persoon ten aanzien van wie het college op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgeringsplichtig is geen of onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek, bedoeld in artikel 25, vierde lid, van de wet.

  • 2. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste het bedrag gelijk aan 20 % van de bijstandsnorm die voor de inburgeringsplichtige geldt of zou gelden als hij belanghebbende in de zin van de WWB zou zijn, gedurende een maand indien de inburgeringsplichtige geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde voorziening, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de wet of aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 8 van deze verordening.

  • 3. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste het bedrag, gelijk aan 20 % van de bijstandsnorm die voor de inburgeringsplichtige geldt of zou gelden als hij belanghebbende in de zin van de WWB zou zijn, gedurende een maand indien de inburgeringsplichtige niet binnen de in artikel 7, eerste lid, van de wet bedoelde termijn of binnen de door het college op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel a of b, van de wet verlengde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

  • 4. De boetes die worden opgelegd op grond van het eerste tweede en derde lid zijn niet hoger dan de in artikel 34 van de wet genoemde maximale bedragen.

Artikel 12 Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

  • 1. De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 11, eerste lid, bedraagt ten hoogste twee maal het bedrag genoemd in artikel 11, eerste lid, van deze verordening, indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar angemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding.

  • 2. De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 11, tweede lid, bedraagt ten hoogste twee maal het bedrag genoemd in artikel 11 tweede lid van deze verordening, indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding.

  • 3. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste twee maal het bedrag genoemd in artikel 11, derde lid, van deze verordening, indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 32 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

  • 4. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste twee maal het bedrag genoemd in artikel 11 derde lid van deze verordening indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 33 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

  • 5. De boetes die worden opgelegd op grond van het eerste tot en met vierde lid, zijn niet hoger dan de in artikel 34 van de wet genoemde maximale bedragen.

Artikel 13 Procedure voor het opleggen van boetes

  • 1. De hoogte van de boete wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate waarin de gedraging de belanghebbende verweten kan worden en de omstandigheden waarin hij verkeert.

  • 2. Indien daarvoor dringende redenen zijn kunnen burgemeester en wethouders besluiten af te zien van het opleggen van een boete.

  • 3. Indien burgemeester en wethouders jegens de belanghebbende een handeling verrichten waaraan deze in redelijkheid de gevolgtrekking kan verbinden dat aan hem wegens een bepaalde gedraging een boete zal worden opgelegd, is de belanghebbende niet langer verplicht ter zake van die gedraging enige verklaring af te leggen, voor zover het betreft de boeteoplegging. De belanghebbende wordt hiervan in kennis gesteld alvorens hem mondeling om informatie wordt gevraagd.

  • 4. Indien burgemeester en wethouders voornemens zijn om aan de belanghebbende een boete op te leggen, wordt hiervan kennis gegeven aan de belanghebbende onder vermelding van de gronden waarop het voornemen berust. De kennisgeving is een handeling als bedoeld in het eerste lid.

  • 5. Op verzoek van de belanghebbende die de in het vorige lid bedoelde kennisgeving wegens zijn gebrekkige kennis van de Nederlandse taal onvoldoende begrijpt, dragen burgemeester en wethouders er zoveel mogelijk zorg voor dat de in die kennisgeving vermelde gronden aan de belanghebbende worden medegedeeld in een voor hem begrijpelijke taal.

  • 6. In afwijking van afdeling 4.1.2 van de Algemene wet bestuursrecht stellen burgemeester en wethouders de belanghebbende in de gelegenheid om naar keuze schriftelijk of mondeling zijn zienswijze naar voren te brengen voordat de boete wordt opgelegd.

  • 7. Indien de belanghebbende zijn zienswijze mondeling naar voren brengt, dragen burgemeester en wethouders er op verzoek van de belanghebbende die de Nederlandse taal onvoldoende begrijpt, zorg voor dat een tolk wordt benoemd die de belanghebbende kan bijstaan, tenzij redelijkerwijs kan worden aangenomen dat daaraan geen behoefte bestaat.

  • 8. Indien degene aan wie een boete is opgelegd algemene bijstand of een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers of de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen ontvangt, wordt het besluit waarbij de boete is opgelegd ten uitvoer gelegd door verrekening met die bijstand of uitkering.

  • 9. Indien degene aan wie een boete is opgelegd geen bijstand of uitkering als bedoeld in het tweede of vierde lid ontvangt of meer ontvangt, dan wel ten aanzien van zodanige uitkering toepassing van het derde en vierde lid niet mogelijk is, wordt het besluit waarbij de boete is opgelegd bij gebreke van tijdige betaling met toepassing van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering op zijn kosten betekend en ten uitvoer gelegd.

Hoofdstuk 4 Het aanbieden van een voorziening aan vrijwillige inburgeraars

Vervallen

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 21 Hardheidsclausule

Het college kan afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 22 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de 8e dag na publicatie en werkt terug tot 1 januari 2010 onder gelijktijdige intrekking van de Verordening Wet inburgering gemeente Haaren.

Artikel 23 Citeertitel

De verordening wordt aangehaald als: Verordening Wet inburgering gemeente Haaren 2010.

Toelichting 1

Toelichting bij de wijzigingen in de verordening Wet inburgering gemeente Haaren 2010

A.In artikel 3 werd geregeld dat de gemeente een budgetplafond kon instellen. Omdat vanaf 1-1-2013 alleen nog een gering aantal personen een aanbod kunnen krijgen vanuit de gemeente (zie toelichting bij artikel 4) is dit artikel overbodig geworden.

B.In artikel 4 wordt benoemd welke personen na 1 januari 2013 nog een aanbod kunnen krijgen vanuit de gemeente. Het betreft personen die al voor 1 januari 2013 inburgeringsplichtig zijn geworden, maar die zich pas na die datum bij de gemeente melden. Zij vallen nog onder het regime van de wet zoals die geldt voor 1 januari 2013 en hebben dus nog recht op een aanbod van de gemeente. De gemeente beperkt zich hier tot de groep asielgerechtigden en geestelijk bedienaren die wij conform de wet een aanbod moeten doen. Alle andere inburgeringsplichtigen mogen we een aanbod doen. Met dit artikel kiezen we ervoor andere inburgeringsplichtigen geen aanbod meer te doen. Zij moeten hun inburgering dus zelf regelen en bekostigen en kunnen ook een beroep doen op de leenfaciliteiten. Er wordt een termijn gesteld waar binnen men zich moet melden om in aanmerking te komen voor een inburgeringaanbod. Dit is gedaan om te voorkomen dat de gemeente na afzienbare tijd alsnog een aanbod moet doen, terwijl we daar qua financiën en qua afspraken met het Koning Willem 1 College niet meer op zijn voorbereid. Nadrukkelijk is de termijn gekoppeld aan de datum waarop de beschikking over de verblijfstitel is afgegeven en niet de datum waarop men inburgeringsplichtig is geworden. Dit is gedaan omdat het vaker voorkomt dat de beschikking over de verblijfstitel enkele maanden later wordt afgegeven dan de ingangsdatum van de verblijfstitel en de inburgeringplicht.

 

C.In Hoofdstuk 4 wordt beschreven wanneer de gemeente een aanbod kan doen aan vrijwillige inburgeraars en hoe zij dat wil doen. Omdat deze doelgroep na 1 januari 2013 geen aanbod meer krijgt van de gemeente kan deze bepaling helemaal vervallen.