Regeling vervallen per 26-03-2024

Inspraakverordening Haarlem

Geldend van 16-09-2011 t/m 25-03-2024

Intitulé

Inspraakverordening Haarlem

Paragraaf I Inspraak

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    inspraak: het betrekken van ingezetenen en belanghebbenden bij een voorgenomen besluit van een bestuursorgaan;

  • b.

    inspraakprocedure: de wijze waarop de inspraak gestalte wordt gegeven;

  • c.

    bestuursorgaan: een orgaan van het gemeentebestuur als genoemd in de artikelen 6 en 83 van de Gemeentewet;

  • d.

    belanghebbende: degene wiens belang bij het voorgenomen besluit is betrokken.

Artikel 2 Onderwerp van inspraak

  • 1. Inspraak wordt in beginsel verleend op voorgenomen besluiten waarbij het redelijkerwijze te verwachten is dat velen zich daarbij betrokken voelen.

  • 2. Geen inspraak wordt verleend:

    • a.

      bij een ondergeschikte herziening van een eerder voorgenomen of vastgesteld besluit;

    • b.

      als een hogere regeling wordt uitgevoerd waarbij het bestuursorgaan geen of nauwelijks beleidsvrijheid heeft;

    • c.

      op de vaststelling van de begroting, de meerjarenbegroting en de tarieven voor gemeentelijke dienstverlening en belastingen bedoeld in hoofdstuk XV van de Gemeentewet;

    • d.

      als de uitvoering van een voorgenomen besluit zo spoedeisend is dat inspraak niet kan worden afgewacht;

    • e.

      als het bestuursorgaan besluit dat inspraak om andere, nader aan te geven redenen niet gewenst is.

Artikel 3 Inspraakgerechtigden

Inspraak wordt verleend aan ingezetenen en belanghebbenden.

Artikel 4 Inspraakprocedure

  • 1. Op inspraak is in principe de procedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van

    toepassing.

  • 2. Het bestuursorgaan op wiens voorgenomen besluit de inspraak mogelijk is, kan een andereinspraakprocedure vaststellen.

Artikel 5 Verwerking van inspraak

  • 1. Ter afronding van de inspraak wordt een verslag opgesteld.

  • 2. Het verslag bevat in elk geval:

    • a.

      een overzicht van de gevolgde inspraakprocedure;

    • b.

      een weergave van zienswijzen die tijdens de inspraak mondeling of schriftelijk naar voren zijn gebracht;

    • c.

      een reactie op deze zienswijzen, waarbij met redenen omkleed wordt aangegeven op welke puntenhet voorgenomen besluit al dan niet wordt aangepast.

  • 3. Het verslag wordt openbaar gemaakt uiterlijk tegelijk met het definitieve besluit.?

Paragraaf II Klachtrecht

Artikel 6 Klacht

Over de uitvoering van deze verordening of van een wettelijk voorgeschreven inspraakprocedure en over een gedraging van een bestuursorgaan bij de uitvoering van een inspraakprocedure, kan een

inspraakgerechtigde binnen één jaar een klacht indienen bij het bestuursorgaan dat de beslissing heeft genomen.

Artikel 7 Samenstelling Klachtencommissie Inspraak

  • 1. De raad stelt op grond van artikel 84 Gemeentewet een Klachtencommissie Inspraak in.

  • 2. De commissie bestaat uit een voorzitter en vier leden. De voorzitter is lid van de commissie.

  • 3. De raad benoemt de leden van de commissie.

  • 4. Drie leden van de commissie worden voorgedragen door het college van burgemeester en  wethouders.

    Deze leden mogen geen raadslid of ambtenaar van de gemeente Haarlem zijn.

  • 5. Twee leden worden door de raad uit zijn midden benoemd.

  • 6. De commissie kiest uit haar midden een voorzitter, die geen raadslid van de gemeente Haarlem mag

    zijn.

Artikel 8 Kamers

De commissie kan uit haar midden geen kamers instellen.

Artikel 9 Zittingsduur

De leden van de commissie die geen raadslid zijn, treden af op de dag waarop de leden van degemeenteraad aftreden.

Artikel 10 Vergaderingen

Voor het houden van een vergadering van de commissie is vereist dat ten minste één raadslid en tweeleden zoals bedoeld in artikel 8, vierde lid, aanwezig zijn.

Artikel 11 Advisering Klachtencommissie Inspraak

  • 1. Indien op grond van artikel 7 een klacht is ingediend, vraagt het bestuursorgaan hierover advies aan de Klachtencommissie Inspraak.

  • 2. De Klachtencommissie Inspraak kan bij haar advies aan het bestuursorgaan ook betrekken de gang van zaken tijdens een voorafgaand participatieproces.

  • 3. De bepalingen van hoofdstuk 9 (Klachtbehandeling) van de Algemene wet bestuursrecht en van Titel II van de Verordening op de behandeling van bezwaar- en beroepschriften zijn voorzover mogelijk van overeenkomstige toepassing.

Paragraaf III Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 12 Intrekking

De verordening nummer 352 d.d. 7 april 2006 wordt ingetrokken.

Artikel 13 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na publicatie in de Stadskrant.

Artikel 14 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Inspraakverordening Haarlem

Toelichting

Sub-paragraaf 1 Algemeen

1.1 Verhouding van de Inspraakverordening met andere wetten

In artikel 150 van de Gemeentewet wordt aan de gemeenteraad de verplichting opgelegd een nspraakverordening vast te stellen. De Algemene wet bestuursrecht (Awb) geeft in afdeling 3.4. regels voor een openbare voorbereidingsprocedure van ontwerp-besluiten. Deze procedure geeft voldoende waarborgen voor een goede inspraakprocedure.

In hoofdlijnen komt de procedure van de Awb (afdeling 3.4.) op het volgende neer:

a. het ontwerp-besluit wordt met de daarop betrekking hebbende stukken ter inzage gelegd;

b. van deze terinzagelegging wordt vooraf mededeling gedaan in de plaatselijke dag- en huis aan huisbladen;

c. belanghebbenden hebben de gelegenheid hun zienswijze schriftelijk of mondeling naar voren te brengen.

In de Inspraakverordening van de gemeente Haarlem is ervoor gekozen dat als inspraakprocedure in principe geldt de procedure van afdeling 3.4. van de Awb (zie Inspraakverordening artikel 4).

De Gemeentewet laat de mogelijkheid open een andere inspraakprocedure vast te stellen. Die mogelijkheid is ook vastgelegd in deze verordening. Wat de meest passende procedure is, zal afhangen van het onderwerp van het voorgenomen besluit, wie de betrokkenen zijn en soms ook van de vorm en

intensiteit van voorafgaande participatie. Om die reden is de mogelijkheid inspraak op een andere wijze vorm te geven in algemene bewoordingen gesteld. Een gedetailleerde en daardoor rigide wijze van regelgeving dient niet de belangen van insprekers.

1.2 Alternatieven voor inspraak

Inspraak is een naar tijd en strekking begrensde fase van het totale besluitvormingsproces. Het moet onderscheiden worden van de andere mogelijkheden die men heeft om zich tot het gemeentebestuur te

wenden, zoals het spreekrecht bij raads- en commissievergaderingen. Andere mogelijkheden die buiten de inspraak vallen zijn: het schrijven van brieven, het bezoeken van spreekuren, het hoduen van informatiebijeenkomsten, ens. Inspraak is uiteraard ook van een andere orde dan de mogelijkheid om besluiten aan te vechten door middel van bezwaar en beroep.

1.3 Verhouding van inspraak tot participatie

Inspraak is ook iets anders dan interactieve beleidsvorming. In Haarlem noemen we dat participatie. Voor veel besluiten geldt dat hierover participatie wordt georganiseerd. Participatie vindt plaats in een eerdere fase dan inspraak. Het is het betrekken van bewoners en andere belanghebbenden op het moment dat een plan om tot een besluit te komen nog in ontwikkeling is. Inspraak vindt plaats als het voorgenomen besluit al is uitgewerkt. Het geeft iedere belanghebbende die dat wil een kans te reageren op het voorstel.

Als er voorafgaand aan de inspraak participatie heeft plaatstgevonden, weegt dat natuurlijk ook mee bij de inspraak. Bij intensieve participatie in brede kring wegen de resultaten daarvan zwaarden dan wanneer er weinig of geen participatie heeft plaatsgevonden. In alle gevallen wordt gemotiveerd waarom het alsnog meewegen van de ingebrachte zienswijzen al dan niet tot een aangepast voorstel leidt.

Het beleid rond participatie is vastgelegd in de beleidsnota “De nieuwe Haarlemse participatiepraktijk”.

1.4 De advisering over een klacht over de uitvoering van de Inspraakverordening

Belangrijk is dat adviezen over klachten over de uitvoering van inspraakprocedures voldoende objectief zijn. Deze klachten zullen betrekking h ebben op een beoordeling van de gang van zaken bij de totstandkoming van een besluit. In de regel zal sprake zijn van een door het bestuursorgaan ingenomen standpunt of een bepaalde houding die bezwaren oproept en waarbij de burger zijn vertrouwen in het bestuursorgaan of een ambtenaar heeft verloren of daarin is geschokt. Het is dan van belang dat de advisering over deze klacht plaatsvindt in een verband waarin de betrokken partijen – gemeente en burger – zijn vertegenwoordigd op zo’n manier dat een open discussie mogelijk is en dat in het advies ook alle belangrijke aspecten tot uitdrukking komen.

Dit is de reden dat gekozen is voor een aparte commissie, die in meerderheid bestaat uit burgerleden. Dit zal ook het vertrouwen van de burger doen toenemen. Deze commissie, de Klachtencommissie Inspraak, behandelt alle klachten over de uitvoering van inspraakprocedures die zijn gebaseerd op deze verordening of op een wettelijk voorschrift en over gedragingen van een bestuursorgaan of ambtenaar bij de uitvoering van een inspraakprocedure.

De commissie behandelt uitdrukkelijk alleen klachten en geen bezwaarschriften tegen besluiten in de zin van de Awb. Voor bezwaarschriften geldt een andere procedure, met onder meer een korteretermijn voor het indienen, namelijk zes weken in plaats van de termijn van één jaar die voor klachten staat. Over bezwaarschriften brengt de commissie Bezwaar- en beroepschriften advies uit. Overigens is het niet mogelijk een bezwaarschrift in te dienen als de procedure van afdeling 3.4 Awb is gevolgd.

Belanghebbenden die het niet eens zijn met het besluit kunnen dan direct beroep instellen bij derechter.

Sub-paragraaf 2 Toelichting op de artikelen

Artikel 1 Begripsbepalingen

a. Inspraak:

Inspraak is een begrip dat op veel manieren kan worden omschreven. Kern van het begrip is dat belanghebbenden een formele mogelijkheid krijgen hun mening kenbaar te maken over voornemens van het gemeentebestuur. Het is voor het gemeentebestuur een belangrijk hulpmiddel bij de belangenafweging die het moet maken alvorens een besluit definitief vast te stellen. Inspraak houdt dus niet in meebeslissen.

Het is de verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan om uiteindelijk een besluit te nemen.

Het gaat om de laatste fase van de voorbereiding, namelijk als er al een uitgewerkt ontwerp bestaat. In een eerdere fase van de voorbereiding kunnen ook belanghebbenden worden betrokken. Dit heet in Haarlem participaite. In die fase worden mestal gericht bepaalde groepen van belanghebbenden of deskundigen uitgenodigd mee te denken. Inspraak staat open voor alle Haarlemmers en  belanghebbenden.

b. Inspraakprocedure

Als niet iets anders is bepaald, geldt de procedure van afdeling 3.4 Awb, die in elk geval een zorgvuldige procedure behelst. Het is echter mogelijk een andere procedure vast te stellen. Zoals in de algemene toelichting gesteld kan de vraag wat de meest passende procedure is worden beoordeeld aan de hand van het onderwerp van het voorgenomen besluit, wie de betrokkenen zijn en soms ook van de vorm en intensiteit van voorafgaande participatie.

c. Bestuursorgaan

Bestuursorganen van het gemeentebestuur zijn de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders, de burgemeester en bestuurscommissies.

d. Belanghebbende

Het begrip belanghebbende is hier ruimer gedefinieerd dan in de Awb. Omdat het om de voorbereiding van besluiten gaat, is het gerechtvaardigd daar een ruimere kring van belanghebbenden bij te betrekken.

De kring van personen en organisaties die beroep kunnen aantekenen tegen het definitieve besluit is kleiner dan de kring van personen en organisaties die kunnen inspreken. In een beroepsprocedure toetst de rechter namelijk aan het begrip belanghebbende zoals gedefinieerd in de Awb, dat wil zeggen dat het moet gaan om een rechtstreeks bij het besluit betrokken belang.

Artikel 2 Onderwerp van inspraak

Eerste lid

In de vorige inspraakverordening stond dat inspraak verleend werd op beleidsvoornemens. Er ontstond geregeld discussie over de vraag wat dan precies een beleidsvoornemen in de zin van de verordening was.

In de huidige tekst is niet de vraag leidend wat om voor besluit het gaat, maar de mate waarin mensen zich betrokken voelen bij het voorgenomen besluit. Dat is bepalend voor de vraag of inspraak een meerwaarde heeft en dus nodig is.

De beoordeling of het voorgenomen besluit veel mensen raakt, wordt gemaakt in het participatieen inspraakplan (PIP). Dat wordt gemaakt door de ambtelijke opdrachtnemer, in samenspraak met de opdrachtgever, de stadsdeelregisseur en een communicatieadviseur. Zo kan vanuit de inhoud van het onderwerp en inhoudelijk betrokkenen en vanuit de kennis van de wijk waar het zich afspeelt beoordeeld worden of inspraak nuttig en nodig is. Het PIP wordt altijd in elk geval behandeld in de staf van de portefeuillehouder. Voor kleinere, niet omstreden projecten volstaat dat, voor grotere projecten wordt het als onderdeel van het plan van aanpak door het college vastgesteld. Als het gaat om een onderwerp waarover uiteindelijk de raad besluit, wordt het PIP ook besproken in de raadscommissie. Die kan het inhoudelijk beoordelen en krijgt bovendien zo de kans meteen aan te geven of de raad in dit geval een actieve rol wil spelen in de participatie en de inspraak.

Tweede lid, onder e

In beginsel wordt op alle voorgenomen besluiten waarbij naar verwachting velen zich betrokken voelen de mogelijkheid van inspraak geboden. Er kunnen echter in een concreet geval redenen zijn dit niet te doen. Dit moet dan goed worden gemotiveerd. Het besluit om geen inspraak te verlenen is een voorbereidingsbesluit als bedoeld in artikel 6:3 Awb. Hiertegen kan dus niet apart bezwaar worden gemaakt. Het kan wel worden beoordeeld in een eventuele bezwaarprocedure tegen het uiteindelijke besluit.

In een aantal gevallen verplicht de wet de mogelijkheid tot inspraak te bieden. Dan is het uiteraard niet mogelijk af te zien van inspraak.

Artikel 3 Inspraakgerechtigden

De omschrijving van inspraakgerechtigden vloeit rechtstreeks voort uit de tekst van artikel 150 van de Gemeentewet. Zie voor het begrip belanghebbende de toelichting bij artikel 1.

Artikel 4 Inspraakprocedure

Met het oog op een eenvormige inspraakprocedure is in het eerste lid afdeling 3.4 Awb van toepassing verklaard op de inspraak. Na terinzagelegging en bekendmaking van het voorgenomen besluit kunnen

belanghebbenden gedurende zes weken schriftelijk of mondeling hun zienswijze naar vorgen brengen. In veel gevallen zal deze procedure passend zijn. Zo niet, dan kan op grond van het tweede lid de

inspraakprocedure worden aangepast.

Bij elk voorgenomen besluit waarop in beginsel inspraak mogelijk is, hoort een inspraakprocedure te worden vastgesteld waarin duidelijk staat aangegeven:

- beschrijving en resultaat van eerdere voorbereiding;

- hoe lang er kan worden ingesproken (inspraaktermijn)

- het exacte onderwerp waarover kan worden ingesproken

- wie er kunnen inspreken

- hoe er kan worden ingesproken

- de eventuele samenhang met andere voorgenomen besluiten

- verwerkingstermijn

- verwerkingswijze

- terugmelding verwerking inspraakreacties

- wanneer het definitieve besluit genomen wordt en door wie

- schets van het gelehel (bestuurlijke) behandelingstraject

- de kosten en bekostiging van de inspraak.

Artikel 5 Verwerking van inspraak

De inspraakresultaten worden op een duidelijke wijze gerangschikt, samengevat en van bestuurlijk commentaar voorzien. Ook wordt aangegeven tot welke aanpassingen dit al of niet heeft geleid.

Om zeker te zijn dat alle reacties goed zijn begrepen zal - waar mogelijk en zinnig - een terugmelding van de verwerking van de inspraakreacties plaatsvinden aan de insprekers. Dit is geen nieuwe   inspraakronde, maar een controle op de juistheid van de verwerking.

Artikel 6 Klacht

Dit artikel sluit aan bij de terminologie van hoofdstuk 9 Awb. Hierdoor is de term “bezwaarschrift” uit de oude verordening vervangen door de term “klacht”. De term bezwaarschriften is gereserveerd voor bezwaren tegen besluiten in de zin van de Awb, terwijl klachten veeleer gaan over gedragingen.

Het systeem van klachtrecht en rechtsbescherming komt op het volgende neer:

a. Tegen besluiten die zijn voorbereid met toepassing van afdeling 3.4 Awb kan geen bezwaar worden gemaakt, maar kan uitsluitend beroep op een administratieve rechter worden ingesteld (artikel 7:1, eerste lid, onderdeel, Awb)

b. Klachten tegen een gedraging van een bestuursorgaan of een ambtenaar in het kader van de uitvoering van de Inspraakverordening, worden ter advisering voorgelegd aan de Klachtencommissie Inspraak;

c. Klachten tegen een gedraging, anders dan in het kader van de uitvoering van de Inspraakverordening worden behandeld door de klachtencoördinator van de gemeentelijke sector die het aangaat.

d. Iedereen heeft het recht de Nationale ombudsman te verzoeken een onderzoek in te stellen naar de wijze waarop zijn of haar klacht zoals hiervoor onder b. en c. omschreven is behandeld.

Artikel 7 Samenstelling Klachtencommissie Inspraak

Door deze samenstelling ontstaat een adviescommissie die in meerderheid uit (onafhankelijke) ‘derden’ bestaat. Ook de voorzitter is een ‘derde’.

Artikel 11 Advisering Klachtencommissie Inspraak

Over de gang van zaken tijdens een participatieproces kan niet afzonderlijk een klacht worden ingediend. De Klachtencommissie Inspraak kan dit echter wel in haar beschouwingen over een klacht over inspraak betrekken.

Op de procedure bij de Klachtencommissie Inspraak zijn de bepalingen van hoofdstuk 9 Awb en de regels die ook voor de commissie Bezwaar- en beroepschriften van toepassing. Het gaat hier om zaken als ontvangstbevestiging, het horen van de klager en de afhandelingstermijn?.