Verordening Woonschepen

Geldend van 05-07-2013 t/m heden

Intitulé

Verordening Woonschepen

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;

Gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

Overwegende dat het wenselijk is regels te stellen voor het gebruik van en het verkeer op openbaar water in verband met:

  • -

    de openbare orde en veiligheid op het water en zijn oevers;

  • -

    de volksgezondheid en het milieu;

  • -

    de (verkeers)veiligheid op het water en zijn oevers;

  • -

    de reinheid van het water en zijn oevers;

  • -

    het gebruik van het water;

  • -

    de bescherming van het water en zijn oevers als essentieel onderdeel van het stadsgezicht en het landschap;

  • -

    de bewaking van rechten en vrijheden van anderen;

  • -

    redelijke eisen van welstand;

  • -

    de bescherming van de constructie van oevers en kunstwerken; en

is vastgesteld de: Verordening Woonschepen

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    Afdelingsmanager: de ambtenaar van de gemeente Haarlem aan wie door het college van burgemeester en wethouders het toezicht op en de organisatie van het openbaar gemeentewater, de kaden en de havens is opgedragen;

  • b.

    Bestemmingsplan: het vigerende bestemmingsplan op een locatie als genoemd in de Wet ruimtelijke ordening of de wet die de plaats van deze wet inneemt;

  • c.

    Bijboot: een klein vaartuig dat behoort bij een woonschip en geschikt is voor het onderhoud, de voortstuwing of het ontvluchten van een woonschip bij calamiteiten.

  • d.

    College: college van burgemeester en wethouders;

  • e.

    Historisch schip: een varend schip of woonschip dat recent een positieve beoordeling heeft gekregen van het Nationaal Register Varende Monumenten (NRVM) en/of door het college van burgemeester en wethouders eveneens als behoudens waardig wordt beoordeeld;

  • f.

    Ligplaats van een woonschip: de op een door de gemeenteraad vastgestelde bestemmingsplan, voor woonschepen aangegeven ruimte als bedoeld in artikel 9 waar een woonschip bestemd is;

  • g.

    NEN-norm: een door het Nederlands Normalisatie Instituut uitgegeven norm;

  • h.

    Rechthebbende: degene die de beschikking heeft over het woonschip krachtens een zakelijk of persoonlijk recht of daarover enige feitelijke macht uitoefent;

  • i.

    Verblijfsruimte: besloten ruimte, bestemd voor het verblijven van mensen;

  • j.

    Vergunninghouder: houder van een ligplaatsvergunning voor een woonschip;

  • k.

    Waarderhaven: de bij raadsbesluit van 12 juni 1935, nr. 21 aangewezen woonschepenhaven in het Noorder Buiten Spaarne;

  • l.

    Woonschip: een vaartuig, daaronder begrepen een object te water, dat hoofdzakelijk wordt gebruikt als of is bestemd tot woonverblijf, niet zijnde een object dat valt onder de Woningwet of de wet die de plaats van deze wet inneemt.

Artikel 2 Nakoming bevelen

Een ieder is verplicht de door of namens het college van burgemeester en wethouders gegeven bevelen in verband met de uitvoering van de bepalingen van deze verordening stipt en onmiddellijk op te volgen.

Artikel 3 Werkingssfeer

Deze verordening is van toepassing op alle openbare wateren binnen de grenzen van de gemeente Haarlem.

Hoofdstuk 2 Bepalingen met betrekking tot de beschikking

Artikel 4 Voorschriften en beperkingen

  • 1. Een vergunning kan voor bepaalde en onbepaalde tijd worden verstrekt, verband houdend met het doel en de strekking van de vergunning. Aan een vergunning of ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden ter bescherming van de belangen die ten grondslag liggen aan de betrokken bepalingen.

  • 2. De vergunninghouder is verplicht de aan de vergunning verbonden voorschriften en beperkingen na te komen.

  • 3. Voor alle bepalingen in deze verordening kan het college van burgemeester en wethouders een ontheffing afgeven, na melding aan de gemeenteraad.

Artikel 5 Karakter van de beschikking

De vergunning en/of ontheffing is persoons- en woonschipgebonden, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald. De vergunning of ontheffing is niet overdraagbaar.

Artikel 6 Intrekking of wijziging van de beschikking

De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:

  • a.

    indien ter verkrijging daarvan verstrekte gegevens zodanig onjuist of onvolledig blijken dat op de aanvraag een andere beslissing zou zijn genomen, indien bij de beoordeling daarvan de juiste gegevens bekend waren geweest;

  • b.

    indien de beschikking in strijd met wettelijke voorschriften is gegeven;

  • c.

    indien de gegevens in de ligplaatsvergunning niet meer overeenstemmen met de werkelijke situatie;

  • d.

    indien niet wordt voldaan aan de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften;

  • e.

    indien de aan de beschikking verbonden voorschriften niet zijn of worden nagekomen;

  • f.

    indien een woonschip gedurende een periode langer dan 12 aaneengesloten weken buiten de gemeente verblijft, zonder dat de rechthebbende dit schriftelijk gemeld heeft aan het college van burgemeester en wethouders;

  • g.

    indien de houder of zijn rechtmatig opvolger dit verzoekt;

  • h.

    indien het college oordeelt dat het woon- en leefklimaat in omgeving van het vergunde, de openbare orde of de veiligheid nadelig wordt beïnvloed door de aanwezigheid van het vergunde en/of het gedrag van de vergunninghouder.

Artikel 7 Weigering bij strijd met bestemmingsplan

Een vergunning of ontheffing op grond van deze verordening kan worden geweigerd in geval van strijd met het bestemmingsplan, onverminderd de elders in deze verordening genoemde weigeringsgronden.

Hoofdstuk 3 Bepalingen over het innemen van een ligplaats

Artikel 8 Algemene afmeerregels

  • 1. De vergunninghouder is verplicht ervoor te zorgen dat zijn woonschip, zolang het een ligplaats inneemt, deugdelijk en behoorlijk is afgemeerd. Hij mag daarbij de vlotte en veilige doorvaart niet belemmeren.

  • 2. Het vastmaken mag niet anders geschieden dan aan de daartoe bestemde ringen, meerpalen of andere voorwerpen welke bestemd zijn tot het vastmaken van woonschepen. Het college kan hierover nadere regels stellen.

Artikel 9 Vaststelling bestemming woonschepen

  • 1. De gemeenteraad stelt bestemmingsplannen vast waarin ligplaatsen voor woonschepen worden aangewezen.

  • 2. In de bestemmingsplannen en in de toelichting kan onderscheid worden gemaakt naar categorieën woonschepen, waaronder te begrijpen historische woonschepen.

§ 3.1 Bepalingen ligplaats woonschepen

Artikel 10 Ligplaatsvergunning woonschip

  • 1. Het is verboden om zonder of in afwijking van een vergunning van het college en in afwijking van het gestelde in artikel 13 met een woonschip ligplaats in te nemen.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in artikel 7 kan de vergunning als bedoeld in het voorgaande lid worden geweigerd indien:

    • a.

      dit noodzakelijk is in het belang van de goede regeling van de vlotte en veilige doorvaart, de openbare orde of de overige doelen van deze verordening;

    • b.

      de toestand van het woonschip gelet op de doelen van deze verordening daartoe aanleiding geeft;

    • c.

      alle ligplaatsen voor woonschepen bezet zijn.

  • 3. Onverminderd het bepaalde in artikel 5 wordt de vergunning als bedoeld in het eerste lid slechts verleend aan de eigenaar(s) van het woonschip en is de vergunning ligplaatsgebonden. De vergunning omvat een beschrijving van de ligplaats en van het woonschip.

  • 4. Alvorens een vergunning wordt verleend kan onder omstandigheden een voorlopige toestemming worden verleend, door de afdelingsmanager om een ligplaats in te nemen.

  • 5. Indien het beheer van de openbare wateren (inclusief de wallekant) dit vereist, is het college van burgemeester en wethouders bevoegd, voor zolang als dat nodig is, aan rechthebbenden een andere ligplaats aan te wijzen.

  • 6. Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing op een aanvraag van een vergunning als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 11 Afmetingen woonschepen

  • 1. De maximaal toegestane afmetingen van een woonschip zijn, inclusief aanbehoren, de in het bestemmingsplan aangegeven afmetingen.

  • 2. Voor zover in het bestemmingsplan geen afmetingen zijn opgenomen zijn de maximaal toegestane afmetingen gemeten vanaf de walkant, van een woonschip, inclusief aanbehoren:

    • a.

      in de lengte 18,50 meter;

    • b.

      in de breedte vanaf de walkant 7,00 meter;

    • c.

      voor woonschepen met een plat dak is in de hoogte maximaal 3,85 meter boven de waterlijn toegestaan;

    • d.

      voor woonschepen met een schuin of bol dak is in de hoogte maximaal 4,00 meter boven de waterlijn toegestaan;

    • e.

      in de diepte zover fysiek mogelijk, mits 30 centimeter vrije ruimte onder het gehele woonschip aanwezig is.

  • 3. In afwijking van lid 2 gelden de volgende afmetingen:

    • a.

      Schalkwijkerstraat en de Waarderhaven: maximaal toegestane lengte 16,50 meter;

    • b.

      Ligplaatsen woonschepen Houtmarkt 22, Zuider Buiten Spaarne 31, 33 en 65, Schalkwijkerstraat 10, 12, 14 en 16 en de Waarderhaven: maximaal toegestane breedte 4,50 meter.

    • c.

      Ligplaatsen woonschepen Spaarndamseweg 117 t/m 133: maximale toegestane breedte woonschepen 7,00 meter. Maximale toegestane breedte vanaf de walkant (inclusief woonschip) 10,00 meter.

  • 4. Het college van burgemeester en wethouders kan van de in lid 2 en 3 genoemde afmetingen ontheffingen verlenen voor bijvoorbeeld historische woonschepen voor zover de afmetingen van de ligplaats dit toelaten.

Artikel 12 Brandveiligheid woonschepen

  • 1. De vergunninghouder is verplicht zorg te dragen dat wordt voldaan aan de NEN 6068-norm. Deze norm bepaalt dat de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag van een woonschip naar een ander woonschip en van een woonschip naar een gebouw op een andere ligplaats niet lager dat 30 minuten is.

  • 2. Het college kan van de norm zoals gesteld in het eerste lid ontheffing verlenen, mits met redenen omkleed.

Artikel 13 Nadere regels woonschepen

  • 1. Het woonschip dient op het gemeentelijk riool te zijn aangesloten met de aansluiting van de vuilwaterafvoerleiding.

  • 2. Een olietank aan de buitenkant van een schip met een tankinhoud van minder dan 1000 liter dient te zijn voorzien van een lekbak. De opnamecapaciteit van de lekbak is tenminste gelijk aan de tankinhoud indien één tank in de lekbak geplaatst is. Bij twee of meer tanks in de lekbak is de opnamecapaciteit van de lekbak tenminste even groot als de inhoud van de grootste tank + 10% van de gezamenlijke inhoud van de overige tanks.

  • 3. Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de registratie en de veiligheid.

  • 4. Het college kan nadere regels stellen met het oog op het milieu.

  • 5. Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot welstandeisen voor woonschepen. Het uiterlijk van een woonschip moet in ieder geval, zowel op zichzelf als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkelingen daarvan, voldoen aan redelijke eisen van welstand.

  • 6. Bij de toepassing van het eerste, tweede, derde, vierde en vijfde lid kan het college onderscheid maken naar categorieën woonschepen en gebieden in de gemeente.

  • 7. Het college kan ten behoeve van historische woonschepen vrijstelling verlenen ten aanzien van de nadere regels voor zover het historische karakter van het woonschip dit vereist.

Artikel 14 Woonverblijf anders dan op een woonschip

  • 1. Het is verboden om een woonverblijf op het water te hebben zonder of in afwijking van een vergunning bedoeld in artikel 10, eerste lid.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op binnenschepen, welke deelnemen aan de beroepsvaart.

  • 3. Het college kan vrijstelling verlenen voor andere categorieën van schepen.

§ 3.2 Bepalingen over het verbouwen van een woonschip

Artikel 15 Verbouwen woonschip

  • 1. Het verboden om zonder of in afwijking van een vergunning van het college een woonschip te verbouwen.

  • 2. Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing bij noodreparaties.

  • 3. Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot het verbouwen. Artikel 10 tweede en derde lid zijn overeenkomstig van toepassing.

Hoofdstuk 4 Handhavingsbepalingen

Artikel 16 Strafbepaling

Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 17 Toezicht

Met het toezicht op naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn de daartoe door het college aangewezen personen belast.

Hoofdstuk 5 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 18 Inwerkingtreding nieuwe en intrekking oude verordening

  • 1. De Woonschepenverordening 2005 wordt ingetrokken, met uitzondering van artikel 19 van de Woonschepenverordening 2005.

  • 2. Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na de dag waarop zij is afgekondigd.

Artikel 19 Overgangsbepaling

Artikel 19 Woonschepenverordening 2005 blijft ook voor deze verordening van kracht.

Artikel 20 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald onder de titel ‘Verordening Woonschepen’.

Toelichting behorende bij de Verordening Woonschepen

Algemeen

 

Inleiding

De Woonschepenverordening dateert uit 2005. Na zeven jaar is de verordening toe aan een update. Nieuwe wetgeving (invoering Dienstenrichtlijn en Waterwet), maar vooral de onduidelijkheid over een aantal regels en de moeilijkheid voor de uitvoering van deze regels, maken dat er besloten is de Woonschepenverordening te vervangen door de Verordening Woonschepen. De toelichting geeft uitleg over de juridische regels zoals gesteld in de verordening. Daarnaast zijn een aantal zaken expliciet omschreven (zie bijvoorbeeld artikel 6 lid 1 sub h) welke dat nog niet in de Woonschepenverordening waren.

De juridische gevolgen voor de woonschipbewoners zijn niet gewijzigd door de invoering van deze nieuwe verordening. Regels zijn anders omschreven, maar de juridische impact blijft gelijk.

Daarnaast zal de regeldruk voor de gemeenteraad kleiner worden met invoering van deze nieuwe verordening. Gekozen is voor een verordening in een APV-vorm. De verordening vormt de paraplu waaraan meerdere besluiten kunnen worden gehangen. De verordening geeft daar immers de mogelijkheid toe. Dit betreft besluiten welke door het college kunnen worden genomen. Kleine wijzigingen behoeven op deze manier niet meer door de gemeenteraad te worden beslecht. Dit betreffen wijzigingen welke in de regel van meer praktische aard zijn en regelmatiger kunnen voorkomen.

Aard en plaats van de Verordening Woonschepen

De Verordening Woonschepen komt in plaats van de Woonschepenverordening. Het betreft hier een autonome verordening. De bevoegdheid van het gemeentebestuur tot het uitvaardigen van regels betreffende het eigen huishouden is gebaseerd op artikel 108 lid 1 Gemeentewet. De regels in deze verordening bieden het juridische instrumentarium voor de inrichting van het openbare water, het afmeren van woonschepen en voor het waarborgen van de openbare orde en veiligheid, rond en op het openbare water.

Artikel 121 van de Gemeentewet geeft een aanvullende verordenende bevoegdheid aan het gemeentebestuur, waardoor zij bevoegd is om lokale verordeningen te maken ten aanzien van onderwerpen waarin ook hogere regelgeving voorziet, mits deze verordening niet strijdig is met deze hogere regelgeving. Vaste jurisprudentie leert dat wanneer een bepaling in een posterieure lagere regelgeving in hetzelfde onderwerp voorziet, maar een ander motief heeft, dat de bepaling verbindend is. Dit is voor de Verordening Woonschepen met name van belang omdat er op diverse terreinen hogere regels zijn die geheel of gedeeltelijk hetzelfde onderwerp hebben. Het betreft hier ruimtelijke ordenings,- bouw- en milieuwetgeving.

Reikwijdte van de Verordening Woonschepen

Ruimtelijke ordening en bouwregels

De Verordening Woonschepen bevat vrijwel geen inhoudelijke bepalingen die betrekking hebben op de ruimtelijke inrichting (op artikel 11 Verordening Woonschepen na). De Wet ruimtelijke ordening en het bestemmingsplan zijn aangewezen juridische instrumenten om de ruimtelijke inrichting te regelen.

De Woningwet is niet van toepassing op woonschepen en daarmee ook niet het hiermee samenhangende regime van bijvoorbeeld bouwvergunningen. De Verordening Woonschepen stelt een vergunningsplicht voor het innemen van een ligplaats en voor het verbouwen van een woonschip. Voor de beoordeling van dergelijke vergunningsaanvragen wordt door de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit geadviseerd op grond van de Welstands- en Monumentennota.

Milieuwetgeving

Tot de taken van het gemeentebestuur behoort een veilig en milieuverantwoord waterbeheer. De Verordening Woonschepen geeft het college de mogelijkheid tot het vaststellen van nadere regels op het gebied van milieu. Deze regels betreffen een aanvulling op de Wet milieubeheer.

Keur

De keur van het waterschap (in dit geval het Hoogheemraadschap van Rijnland) ziet op aspecten van waterkwaliteit en –kwantiteit. Deze heeft derhalve een ander doel dan de Verordening Woonschepen. Vergunningen op basis van de keur (bijvoorbeeld voor woonschepen, maar ook voor objecten en steigers bij woonschepen) worden daarom ook aan andere criteria getoetst dan die op basis van de Verordening Woonschepen.

Artikelgewijs

 

Alleen de bepalingen die nadere regels uitleg behoeven, worden hieronder toegelicht.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

 

e. Historisch schip. Een woonschip kan zowel landelijk door het Nationaal Register Varende Monumenten (NRVM) worden aangewezen als een historisch woonschip, dan wel door de gemeente op grond van de Monumentenverordening.

 

l. Woonschip. Het gebruik als of het bestemd zijn tot wonen is bepalend of een vaartuig of object op het openbaar water als woonschip moet worden aangemerkt. Het begrip bestemmen is geobjectiveerd en daarom niet afhankelijk van wat een belanghebbende voor ogen heeft met het object. De beantwoording van de vraag of een object als woonschip kan worden aangemerkt, dient te geschieden naar algemene gewoonte en (spraak)gebruik. Het betrokken schip moet naar bouw of inrichting of naar uiterlijke kenmerken als woonschip te herkennen zijn. Oorspronkelijke vrachtschepen of (grote) voormalige pleziervaartuigen kunnen, als ze bewoond worden, ook als woonschip worden aangemerkt.

Artikel 2 Nakoming bevelen

 

Op het water is het gebruikelijk dat de havenmeester/toezichthouder/handhaver mondeling bevelen geeft. Dat komt omdat er vaak sprake is van spoed en onomkeerbare situaties. Essentieel hierbij is dat er snel gehandeld moet worden. Het is vergelijkbaar met controles van de politie waarbij bevelen mondeling gegeven worden en het voor de uitoefening van de functie niet mogelijk is om de bevelen schriftelijk te geven.

Bijvoorbeeld kan het voorkomen dat een woonschip tijdelijk een meter verplaats dient te worden of los gemaakt moet worden van de kant, als er een spoedreparatie aan een oever dient plaats te vinden. De havenmeester zal het bevel geven waaraan onmiddellijk gehoor aan dient te worden gegeven.

 

 

Hoofdstuk 2 Bepalingen met betrekking tot de beschikking

 

Artikel 4 Voorschriften en beperkingen

 

Ofschoon in literatuur en jurisprudentie algemeen het standpunt wordt gehuldigd dat de bevoegdheid tot het verbinden van voorschriften en beperkingen in beginsel aanwezig is in die gevallen waarin het al dan niet verlenen van die vergunning of ontheffing ter vrije beslissing staat van het beschikkende orgaan, verdient het uit oogpunt van duidelijkheid en ter uitsluiting van elke twijfel aanbeveling deze bevoegdheid uitdrukkelijk vast te leggen in de regeling, ter uitvoering waarvan vergunning of ontheffing wordt verleend. Daarbij dient tevens –ten overvloede- te worden aangegeven dat die voorschriften en beperkingen uitsluitend mogen strekken ter bescherming van de belangen in verband waarmee het vereiste van vergunning of ontheffing is gesteld. Voorschriften specificeren de werking van een beschikking in een gegeven situatie of voor een bepaald doel. Niet-nakoming van voorschriften die aan een vergunning of ontheffing verbonden zijn, kan grond opleveren voor intrekking van de vergunning of ontheffing dan wel voor toepassing van andere administratieve sancties. In artikel 6 is de intrekkingsbevoegdheid vastgelegd. De vraag of bij niet-nakoming van vergunningsvoorschriften bestuursdwang kan worden toegepast, wordt in het algemeen bevestigend beantwoord. Doordat in het tweede lid van artikel 4 naleving van deze voorschriften wordt omschreven als verplichting, wordt hierover alle onzekerheid weggenomen. In de algemene strafbepaling wordt overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde met straf bedreigd. Daardoor is ook het overtreden van aan een vergunning of ontheffing verbonden voorschriften met straf bedreigd. Beperkingen zien op de werking van de beschikking naar tijd, plaats, doel of persoon. Het is niet nodig om in de verordening te regelen dat de vergunning of de ontheffing de beperking kent naar (bepaalde of onbepaalde) tijd. Het is in het bestuursrecht algemeen aanvaard dat een bestuursorgaan in zijn beschikking een dergelijke beperking kan opnemen.

 

Artikel 5 Karakter van de beschikking

 

Beschikkingen kunnen zowel persoons- als zaaksgebonden zijn. Gezien de wenselijkheid hiertoe, zijn alle beschikkingen op basis van deze verordening in elke geval altijd beide (naast eventuele andere gebondenheid). De ligplaats is in de regel immers in eigendom van de gemeente Haarlem. Alleen een eigenaar is beschikkingsbevoegd tot overdragen van een vergunning. Dit betekent dat bij verandering van bijvoorbeeld de eigenaar, maar ook bij de aanschaf van een nieuw woonschip, een nieuwe beschikking moet worden aangevraagd.

Op de Lieoever geldt echter een ander regime. De Lieoever is niet in eigendom van de gemeente Haarlem, maar ligt wel binnen de gemeentegrenzen. De eigenaar van de Lieoever is Staatsbosbeheer en deze heeft het eigendom in erfpacht aan het recreatieschap gegeven. Het recreatieschap heeft een ondererfpacht met de woonschipbewoners aan de Lieoever afgesproken. De privaatrechtelijke erfpachtconstructie staat echter niet in de weg aan het opnemen van voorwaarden omtrent de ligplaats zoals gesteld in deze verordening en krachtens het publiekrecht. Het water aan de Lieoever heeft immers wel de status van openbaar water, wat valt binnen de werkingsfeer van deze verordening (zie artikel 3 Verordening Woonschepen). Ook hierbij geldt dus dat de beschikking, de ligplaatsvergunning, zowel persoons- als zaaksgebonden is en niet kan worden overgedragen door een woonschipbewoner.

 

Artikel 6 Intrekking of wijziging van de beschikking

 

De in dit artikel genoemde intrekkings- en wijzigingsgronden hebben een facultatief karakter. Het hangt van de omstandigheden af of tot intrekking of wijziging wordt overgegaan. Zo zal niet iedere niet-nakoming van vergunningsvoorschriften nopen tot toepassing van de administratieve sanctie van intrekking van de vergunning. Met name het rechtszekerheids- en het vertrouwensbeginsel beperken nogal eens de bevoegdheid tot wijziging en intrekking. Indien het college overweegt om de vergunning of ontheffing in te trekken of te wijzigen, dient het de belanghebbenden in de gelegenheid te stellen hun bedenkingen in te dienen als wordt voldaan aan artikel 4:8 Awb.

Bij toepassing van artikel 6 lid 1 sub h houdt het college rekening met het volgende:

  • a.

    het karakter van de straat, water en de wijk waarin het vergunde/de ontheffing is gelegen of zal zijn gelegen;

  • b.

    de aard van het vergunde of de ontheffing;

  • c.

    de spanning waaraan het woon- en leefklimaat ter plaats reeds bloot staat;

  • d.

    het levensgedrag van de vergunninghouder en/of de ontheffingshouder.

Dit lid is opgenomen in deze verordening, omdat de APV niet de mogelijkheid biedt een ligplaatsvergunning in te trekken of te wijzigen.

 

Artikel 7 Weigering bij strijd met bestemmingsplan

 

De weigeringsgrond is niet-imperatief geformuleerd. Het college heeft de beleids- en beoordelingsvrijheid om af te wijken van het bestemmingsplan. Dat wil zeggen dat er bijzondere omstandigheden kunnen voordoen waarin wel een vergunning of ontheffing wordt afgegeven, ook al is deze in strijd met het bestemmingsplan.

 

 

Hoofdstuk 3 Bepalingen over het innemen van een ligplaats

 

Artikel 9 Vaststelling bestemming woonschepen

 

Inmiddels zijn alle woonschepen opgenomen in bestemmingsplannen (in het verleden waren de woonschepen slechts opgenomen op een ligplaatsenkaart). Er zijn de volgende locaties voor woonschepen: Lieoever, Jaagpad, Schalkwijkerstraat, Zuider Buiten Spaarne, Hooimarkt, Houtmarkt, Friese Varkenmarkt, Waarderhaven, Pol, Rietpol, Spaarndamsweg en Taanplaats.

In het bestemmingsplan kunnen locaties worden aangegeven waar bijvoorbeeld alleen historische woonschepen ligplaats mogen nemen. Ook kan beleid over historische woonschepenen op basis van deze bepaling worden ontwikkeld door het college.

 

 

§ 3.1 Bepalingen ligplaats woonschepen

 

Artikel 10 Ligplaatsvergunning woonschip

 

Voor een ligplaats voor een woonschip is een vergunning vereist. Lid 2 geeft de weigeringsgronden, naast het bepaalde in artikel 7 van deze verordening. Lid 2 sub c van artikel 10 geeft aan dat een ligplaatsvergunning zal worden geweigerd indien alle ligplaatsen bezet zijn. Dit betekent dat alle ligplaatsen, conform het aantal zoals gesteld in het bestemmingsplan, bezet zijn.

Op grond van het vierde lid kan onder speciale omstandigheden voorlopig toestemming worden verleend om een ligplaats in te nemen. Aan deze voorlopige toestemming kunnen geen rechten worden ontleent. De voorlopige toestemming geldt tot het moment dat de Havendienst de aanvraag volledig heeft beoordeeld. De voorlopige toestemming is in juridische zin niets meer en minder dan een expliciete gedoogsituatie. Er kunnen geen schadeclaims worden ingediend indien de Havendienst een negatieve beslissing op de aanvraag neemt. Wat onder omstandigheden dient te worden verstaan is ter beoordeling van aan het afdelingsmanager of zijn plaatsvervanger.

Verder kent het bestuursrecht het systeem van de van rechtswege verleende vergunningen (dit systeem ligt verankerd in de Dienstenrichtlijn). Dat wil zeggen dat als bij het college van burgemeester en wethouders een aanvraag binnenkomt voor een vergunning en er wordt niet binnen de voorgeschreven termijn op de aanvraag beschikt of zelfs helemaal niet gereageerd, de vergunning van rechtswege geacht wordt te zijn verleend (lex silencio positivo). Bij de ligplaatsvergunningen voor woonschepen is dit ongewenst, omdat bijvoorbeeld de brandveiligheid in het geding kan komen. In artikel 10 lid 6 is daarom de lex silencio positivo niet van toepassing verklaard.

 

Artikel 11 Afmetingen woonschepen

 

In verband met de veiligheid voor het scheepsverkeer, de breedte van de vaargeul en de beschikbare ruimte, is het van belang dat er maximaal toegestane afmetingen voor woonschepen worden vastgelegd.

In lid 1 is omschreven dat de afmetingen in het rechtskracht hebbende bestemmingsplan, leidend zijn. Dit betreft de afmeting van het woonschip inclusief de eventuele aanbehoren. Hierbij moet worden gedacht aan steigers, loopplanken rond het schip en ophangsystemen voor pleziervaartuigen.

In het tweede lid zijn de maximaal toegestane afmetingen van woonschepen opgenomen voor zover deze niet in het bestemmingsplan zijn geregeld (uitzonderingen hierop zijn verwerkt in lid 3 van dit artikel). De afmetingen zijn tot stand gekomen op basis van de veiligheid van de andere watergebruikers (met name het grote scheepsverkeer), de breedte van de vaargeul en de wenselijke beschikbare ruimte voor woonschepen.

Een wijziging heeft plaatsgevonden betreffende de hoogte van het woonschip in de Waarderhaven. Ook voor woonschepen in de Waarderhaven geldt dat bij een plat dak het woonschip maximaal 3,85 meter boven de waterlijn mag liggen, respectievelijk 4,00 meter bij een schuin of bol dak.

In artikel 11 lid 2 sub e is opgenomen dat het woonschip niet dieper mag liggen dan fysiek mogelijk. Te allen tijde dient onder een woonschip 30 centimeter vrij water aanwezig te zijn. Dit in verband met de doorstroming van het water onder het woonschip[1].

 

 Verduidelijking art. 11, lid, sub e

In lid 3 zijn uitzonderingen op de algemene regel van het tweede lid geformuleerd. Deze uitzonderingen dienen te worden gemaakt, omdat in sommige gevallen de breedte van de vaargeul, de veiligheid van het scheepsverkeer of de beperkte aanwezige ruimte, dit gebiedt.

 

Artikel 12 Brandveiligheid woonschepen

 

In juli 1991 is het ‘Besluit houdende bepalingen ter uitvoering van de Wet op de woonwagen en woonschepen ingetrokken. Dat besluit regelde onder meer het ontvluchten uit woonschepen bij brand. Per 1991 zijn woonwagens opgenomen in de Woningwet, waarmee voor woonwagens de brandveiligheid geregeld is. Woonschepen zijn echter buiten de werkingssfeer gebleven. Woonschepen worden zodoende niet aangemerkt als bouwwerken in de zin van de Woningwet en vallen derhalve niet direct onder de werking van het Bouwbesluit en de Haarlemse Bouwverordening. De brandveiligheid ten aanzien van woonschepen is onvoldoende geregeld. Gezien de aard van de functie, het wonen op een woonschip is tenslotte gelijk aan iedere ander vorm van wonen, en gezien het aantal woonschepen in Haarlem, levert dit voor de gemeente Haarlem een onwenselijke situatie op.

 

Met dit artikel wordt beoogd de ongehinderde uitbreiding van een brand te beperken tot een woonschip. Daardoor hebben de bewoners van het naast gelegen woonschip die zich niet in de brandhaard bevinden, de gelegenheid veilig te vluchten. Tegelijkertijd wordt voorkomen dat de brand in korte tijd een zodanige omvang aanneemt dat zij voor de brandweer niet meer te beheersen is.

De eisen die gesteld worden aan de weerstand tegen doorslag en brandoverslag (WBDOBO) voor een woonschip kunnen op twee verschillende manieren bereikt worden:

  • a.

    De eerste manier is door middel van het aanbrengen van brandwerend materiaal aan de binnenzijde van het woonschip. Hierbij kan gedacht worden aan brandwerende planken die bij de bouwmarkten verkrijgbaar zijn, waarmee een 30 minuten brandwerende scheiding geconstrueerd kan worden. Bij bepaling van de weerstand van de scheidende constructie wordt uitgegaan van een identieke, doch spiegelsymmetrisch op een afstand van 5,00 meter geplaatste woonschip (NEN 6068 en NPR 6092). Hierbij dient rekening gehouden te worden met brandbare bouwsels en/of opslagen op de walkant. Indien de woonschip met de kopse kanten naar elkaar toe liggen wordt het materiaal aan deze kopse zijden aangebracht. Indienen de woonschepen met de lange zijde naast elkaar liggen wordt het materiaal aan de lange zijde aangebracht;

  • b.

    De tweede oplossing is om voldoende afstand tussen de woonschepen te houden. Indien voldoende afstand tussen beide woonschepen aanwezig is, worden er geen eisen gesteld aan de gevels.

 

Het bovenstaande geldt tevens voor bouwwerken (schuurtjes, opslaggebouwtjes, enzovoort) op de walkant, die op minder dan 5,00 meter van de naastgelegen woonschipbewoner staan. In dit geval moeten deze bouwwerken dus 30 minuten brandwerend gescheiden worden van het naastgelegen woonschip.

 

Voor meer informatie over het brandveilig maken van het woonschip in zowel bestaande situaties als nieuw ontstane situaties wordt verwezen naar de ‘Handreiking Brandveiligheid van woonschepen en woonschepenhavens[2]’ van het Nederlandse Instituut Fysieke Veiligheid Nibra. Voor bepaalde begrippen met betrekking tot de brandveiligheid wordt tevens verwezen naar deze handreiking. Een hand-out met als titel ‘Hoe kan ik mijn woonboot brandveilig maken’ kan worden opgevraagd bij de Havendienst.

 

Indien een ligplaatsvergunning wordt aangevraagd voor een woonschip zal de advies worden geven op grond van bovenstaande handreiking.

Artikel 13 Nadere regels woonschepen

 

Dit artikel delegeert regelgevende bevoegdheid aan het college. Het opnemen van een bepaling voor het stellen van regels met betrekking tot veiligheid is nodig, omdat de Woningwet – en daarmee de Bouwverordening- niet van toepassing is op woonschepen.

In lid vijf is bepaald dat het college nadere regels kan stellen omtrent de welstandseisen van woonschepen. Bij het vaststellen van deze verordening zijn er nog geen welstandseisen voor woonschepen vastgelegd. In ieder geval moet een woonschip op zichzelf en in de omgeving voldoen aan redelijke eisen van welstand. Bij aanvraag van de ligplaatsvergunning adviseert de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit of aan deze redelijke welstandseisen wordt voldaan. Dit doen zij op basis van de Welstands- en Monumentennota.

Tevens kan het Hoogheemraadschap van Rijnland nadere regels stellen aan woonboten. Hiervoor dient contact te worden opgenomen met het Hoogheemraadschap.

Artikel 14 Woonverblijf anders dan op een woonschip

 

  • 1.

    Het is verboden om te wonen op het water zonder daarvoor een ligplaatsvergunning te hebben. Het tweede lid betreft een afwijking op dit verbod. In de gemeente Haarlem is het mogelijk gedurende het winterseizoen om als beroepsvaarder, die tevens op zijn boot woont, op een winterligplaats te verblijven. Hiervoor is geen ligplaatsvergunning voor een woonschip nodig.

 

 

§ 3.2 Bepalingen over het verbouwen van een woonschip

 

Artikel 15 Verbouwen woonschip

 

Deze bepaling regelt de situatie van het wijzigen van de staat van een woonschip door op-, aan- of verbouw of vergroting ervan. Het beoogt te voorkomen dat zonder nadere afweging een groter of anderszins ongewenst beslag op de openbare ruimte zou worden gelegd, een constructieve wijziging van de veiligheid plaatsvindt, dan wel dat zonder nadere afweging de uiterlijke staat zou wijzigen. Wanneer de romp of de opbouw van een woonschip vervangen of onherkenbaar veranderd wordt, dan is geen sprake van verbouwing maar van een nieuw woonschip.

Op werkzaamheden waarvan geen gevaar, schade of hinder valt te verwachten is het verbod niet van toepassing, bijvoorbeeld bij kleine interne reparaties. Ook is dit verbod niet van toepassing bij noodreparaties.

 

 

Hoofdstuk 4 Handhavingsbepalingen

 

Artikel 16 Strafbepaling

 

Op grond van artikel 154 van de Gemeentewet kan de gemeenteraad op overtreding van zijn verordeningen straf stellen. Deze straf mag niet zwaarder zijn dan hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie, al dan niet met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak. Het is overigens uiteindelijk de strafrechter die de soort en de maat van de straf in een concreet geval bepaalt, tot de grens van de door de gemeenteraad gekozen boetecategorie.

 

Artikel 17 Toezicht

 

In dit artikel worden de toezichthouders genoemd. De basis voor toezichthoudende bevoegdheid wordt gevonden in hoofdstuk 5 van de Awb. In dit hoofdstuk zijn algemene regels gegeven voor de bestuursrechtelijke handhaving van algemeen geldende rechtsregels en individueel geldende voorschriften. Afdeling 1 van dit hoofdstuk geeft regels voor het toezicht. Op basis van artikel 142 lid 1 sub c van het Wetboek van Strafvordering hebben personen die bij de verordening zijn belast met het toezicht op de naleving van die verordening, een en ander voor zover het die feiten betreft en die personen zijn beëdigd, bijzondere opsporingsbevoegdheid. De aanwijzing als toezichthouders in de Verordening Woonschepen is de grondslag voor de aanwijzing als buitengewoon opsporingsambtenaar. Met het toezicht op naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn dus zowel toezichthouders in de zin van de Awb bevoegd als buitengewoon opsporingsambtenaren (BOA’s) in de zin van het Wetboek van Strafrecht.

 

Artikel 19 Overgangsbepaling

 

Besluiten in dit artikel betreffen beslissingen in primo en beslissingen op bezwaar conform de Awb. Deze nieuwe verordening geldt bij procedures en beslissingen in bezwaar, ook al zijn de bezwaarschriften voordat deze verordening is vastgesteld, ingediend.

In dit artikel wordt expliciet bepaald dat de overgangsbepalingen van de Woonschepenverordening 2005, blijven staan. De gedachte hierachter is dat de oude vergunningen blijven bestaan, ook al zijn deze afgegeven in de periode vooraf aan de inwerkingtreding van de Woonschepenverordening 2005.

Dit alles houdt in dat onderstaand artikel blijft staan:

‘Artikel 19 Overgangsrecht

 

  • 1.

    Rechthebbende van een woonschip die met een woonschip op een legale ligplaats ligt op het moment van inwerkingtreding van deze verordening, wordt verondersteld in het bezit te zijn van de in artikel 6 vermelde ligplaatsvergunning.

 

  • 2.

    Woonschepen die op het moment van inwerkingtreding van deze verordening een legale ligplaats hebben behoeven aan het bepaalde in artikel 7 onder punt 1.6 niet te voldoen tot het moment dat een vergunning op grond van artikel 13 van deze verordening moet worden aangevraagd.

 

  • 3.

    Voor woonschepen waarvan een of meer maten de in artikel 8 genoemde afmetingen overschrijden en deze overschrijding reeds bestond ten tijde van de inwerkingtreding van de wijziging van de Scheepvaart‑ en Havenverordening, bij raadsbesluit van 26 oktober 1988, nr. 443, en een ligplaatsvergunning hadden, geldt, dat deze overschrijding wordt toegestaan. Bestaande afwijkingen mogen niet worden vergroot. Bij vervanging van een woonschip en/of het innemen van een nieuwe ligplaats zal moeten worden voldaan aan de geldende voorschriften.

 

  • 4.

    Voor woonschepen waarvan een of meer maten de in artikel 9 genoemde maximum afmetingen overschrijden, wordt de overschrijding toegestaan, indien deze schepen reeds ligplaats in de Waarderhaven hadden op het moment van het in werking treden van de bij raadsbesluit van 14 december 1977, nr. 350, vastgestelde Verordening op de Waarderhaven.

 

  • 5.

    Woonschepen hoeven niet te voldoen aan artikel 7, lid 1.7 als daartoe een ontheffing lozing oppervlaktewater is verkregen van het Hoogheemraadschap van Rijnland, tot het moment dat redelijkerwijs de mogelijkheid van aansluiting op het openbaar riool wordt geboden.’

 

[1] Dit is tevens een eis van het Hoogheemraadschap Rijnland, te lezen in ‘Beleidsregel 11: drijvende woningen’, versie 2.6, 16-01-2009.

[2] Versie: 411N6013, definitieve versie, 22 november 2007.