Regeling vervallen per 01-01-2016

Financiële verordening gemeente Haarlem 2013

Geldend van 22-02-2013 t/m 31-12-2015 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2013

Intitulé

Financiële verordening gemeente Haarlem 2013

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Aankoopprijs / verwervingskosten: Het bedrag waarvoor de onroerende zaak is aangeschaft plus eventuele bijkomende kosten die specifiek verband houden met de koop (acquisitie, onderzoek, taxatie etc.).

  • b.

    Administratie: Het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Haarlem en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

  • c.

    Beleidsveld: Onderdeel van een programma, bestaande uit een samenstel van samenhangende producten of een enkel product uit de productenraming.

  • d.

    Boekwaarde complex: Aankoopprijs plus kosten van tijdelijk beheer, rente en verbeteringen (bouw- en woonrijp maken).

  • e.

    Boekwaarde object: Aankoopprijs plus levensduur verlengende investeringen minus afschrijvingen.:

  • f.

    Grondexploitatie: Het proces van productie en uitgifte van bouw- en woonrijpe grond dat gebaseerd is op een referentiekader en een verbonden geheel vormt (vanuit een stedenbouwkundige visie, vanuit hetzelfde bestemmingsplan en vanuit geografische ligging). De grondexploitatiebegroting bevat een meerjarige opstelling van de geraamde kosten en opbrengsten die samenhangen met de productie en die, op basis van een eenduidig prijspeil, worden doorgerekend naar een eindresultaat (complex).

  • g.

    Gebouwenexploitatie: Een meerjarige opstelling van de geraamde kosten en opbrengsten van gemeentelijk vastgoed op basis van meerjarige onderhoudsprogramma’s.

  • h.

    Grondprijzen: De in de nota Grondprijzen vastgestelde prijzen voor bouwrijpe grond voor het lopende exploitatiejaar.

  • i.

    In exploitatie genomen grond (IEGG): Bouwgrond waarvan een exploitatie is gestart.

  • j.

    Marktwaarde: De op een bepaald moment gangbare prijs in het economisch verkeer.

  • k.

    Niet in exploitatie genomen grond (NIEGG): Grond waarvan, op basis van een raadsbesluit, in de nabije toekomst een reëel en stellig voornemen tot bebouwen bestaat.

  • l.

    Referentiekader: Een beschrijving van de hoofdlijnen van de ruimtelijke inrichting van een plangebied, met uitwerkingen/schetsen van de hoofdstructuur voor wegen-, water- en groenvoorzieningen, de stedenbouwkundige opzet, het programma en het kwaliteitsniveau. De grondexploitatie geeft de financiële uitwerking van het referentiekader.

  • m.

    Uitgiftewaarde: De waarde van de bouwrijpe grond conform de nota Grondprijzen.

  • n.

    Verzamelexploitatie: Een groep grondexploitaties (complexen) die uit oogpunt van een stedenbouwkundige visie, hetzelfde bestemmingsplan en geografische ligging een verbonden geheel vormt.

Titel 1. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Programma indeling

  • 1. De raad stelt bij de aanvang van de nieuwe raadsperiode een programma indeling vast, alsmede een nadere onderverdeling van ieder programma naar beleidsvelden.

  • 2. De raad stelt op voorstel van het college per programma en per beleidsveld relevante effect- en prestatie indicatoren vast voor het meten van en het afleggen van verantwoording over de gemeentelijke realisatie van doelen, prestaties en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1. Bij de begroting en bij de jaarstukken wordt een overzicht gegeven van de baten en lasten per product ingedeeld naar programma's en beleidsvelden.

  • 2. In de begroting en de jaarstukken is in de verplichte paragraaf Verbonden partijen een overzicht opgenomen van de te verstrekken (begroting) en verstrekte (jaarrekening) bijdragen aan verbonden partijen en subsidies aan instellingen die meer dan € 0,5 miljoen per jaar aan subsidie ontvangen.

  • 3. In de begroting wordt van alle voorgenomen investeringen het benodigd jaarbedrag voor het begrotingsjaar opgenomen.

Artikel 4. Autorisatie van begroting, begrotingswijzigingen en investeringskredieten

  • 1. De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de totale lasten en de totale baten per beleidsveld en het overzicht van algemene dekkingsmiddelen.

  • 2. De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de investeringen die hij reeds heeft vastgesteld (categorie A), alsmede de investeringen die in mandaat door het college zijn vastgesteld (categorie B). Het collegebesluit ter uitvoering van het mandaat wordt ter kennisname aan de raadscommissie gestuurd. Investeringen die de raad nog moet vaststellen (categorie C), worden op een later tijdstip voor autorisatie voorgelegd. Het benodigd kapitaallastenbudget voortvloeiend uit de nog vast te stellen investeringen wordt reeds gereserveerd.

  • 3. In elk geval bij de behandeling van de tussenrapportages in de raad doet het college voorstellen voor wijziging van de geautoriseerde budgetten (op beleidsveldniveau) en investeringskredieten en bijstelling van het beleid.

  • 4. Indien het college voorziet dat een geautoriseerde last of baat (op beleidsveldniveau) of investeringskrediet dreigt te worden overschreden met meer dan € 50.000 wordt dit in de eerstvolgende tussenrapportage of via een afzonderlijk voorstel aan de raad gemeld. Het college voegt hierbij een voorstel voor wijziging van het geautoriseerde budget of het investeringskrediet of een voorstel voor bijstelling van het beleid.

  • 5. Het college is bevoegd zonder voorafgaande kennisgeving aan of bespreking met de raad tot het afsluiten van meerjarige contracten (met financiële verplichtingen tot gevolg hebbend) indien de meerjarige lasten zijn voorzien in de meerjarenbegroting.

  • 6. Nieuwe bestedingsvoorstellen worden behandeld bij de integrale financiële afwegingsmomenten (kadernota, begroting en tussenrapportages). Tussentijdse spoedeisende zaken worden, voorafgaand aan de besteding, door het college ter goedkeuring voorgelegd aan de commissie Bestuur.

Artikel 5. Kadernota

Het college biedt in de loop van het begrotingsjaar een nota aan over de kaders voor het volgende begrotingsjaar en een bijgestelde meerjarenraming. In deze kadernota worden de bevindingen betrokken uit de rapportage van de begrotingsuitvoering bedoeld in artikel 7 en de jaarstukken bedoeld in artikel 3.

Artikel 6. Investeringsplan

Het college informeert de raad bij de kadernota door middel van een Investeringsplan over de financiële meerjarenprognose van alle gemeentelijke investeringen en de gevolgen voor de (meerjaren)begroting. Definitieve vaststelling van de voorgenomen investeringen vindt plaats op de wijze zoals is voorzien in artikel 4 lid 2 van deze verordening.

Artikel 7. Tussentijdse rapportage

  • 1. Het college informeert de raad gedurende het jaar door middel van tussentijdse (bestuurs)rapportages over de verwachte realisatie van de begroting over het hele jaar.

  • 2. De tussentijdse rapportages bevatten een uiteenzetting over de uitvoering en de bijstelling van het beleid, een uiteenzetting over de bedrijfsvoering en een overzicht met de bijgestelde raming van:

    • a.

      de baten en lasten per programma en beleidsveld;

    • b.

      de algemene dekkingsmiddelen;

    • c.

      het resultaat voor bestemming volgend uit de onderdelen a en b;

    • d.

      de (beoogde) toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per programma;

    • e.

      het resultaat na bestemming (volgend uit de onderdelen c en d);

    • f.

      de realisatie en raming van de uitputting van de investeringskredieten.

Titel 2 Financieel beleid

Artikel 8. Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1. Op vaste activa wordt lineair afgeschreven met ingang van het jaar na ingebruikname van het actief.

  • 2. Voor het afschrijven van vaste activa worden de termijnen gehanteerd zoals vermeld in de Tabel afschrijvingstermijnen die als bijlage bij de nota Activabeleid is gevoegd.

  • 3. Bij de berekening van de kapitaallasten wordt geen rekening gehouden met restwaarden.

  • 4. Het college stelt periodiek nadere regels vast betreffende de waardering en afschrijving van activa en legt deze ter kennisgeving voor aan de raad.

  • 5. Het college legt via de tussentijdse rapportages afwijkingen van de bij of krachtens dit artikel vastgestelde regels over waardering en afschrijving van activa ter vaststelling aan de raad voor.

Artikel 9. Voorziening voor oninbare vorderingen

Voor openstaande vorderingen wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd ter grootte van het historische percentage van oninbaarheid.

Artikel 10. Reserves

Het college biedt de raad periodiek een nota Reserves aan. De raad stelt de nota vast. De nota behandelt de vorming en besteding van reserves en de toerekening en verwerking van rente over de reserves.

Artikel 11. Kostprijsberekening

  • 1. Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van goederen, werken en diensten van de gemeente Haarlem wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden de directe kosten betrokken die rechtstreeks samenhangen met de door de gemeente verleende diensten en daarnaast een redelijke opslag voor indirecte kosten.

  • 2. Bij de indirecte kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en voor rioolrechten en afvalstoffenheffing de compensabele BTW.

  • 3. De omslagrente voor de rentetoerekening aan de activa wordt bepaald door het rentetotaal van de uitstaande leningen en de bij begroting vastgestelde gecalculeerde rente over het eigen vermogen en voorzieningen.

Artikel 12. Vaststelling hoogte belastingen en rechten

  • 1. Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de tarieven van belastingen en rechten die door de raad worden vastgesteld

  • 2. Indien het college krachtens delegatie besluiten tot vaststelling van tarieven van belastingen en rechten neemt, worden deze ter kennisneming aan de raad aangeboden.

Artikel 13. Financieringsfunctie

  • 1. Het college zorgt bij het uitoefenen van de financieringsfunctie voor:

    • a.

      het aantrekken van voldoende financiële middelen en het uitzetten van overtollige gelden om de programma’s binnen de door de raad vastgestelde kaders van de begroting uit te voeren;

    • b.

      het beheersen van de risico’s verbonden aan de financieringsfunctie zoals renterisico’s, koersrisico’s en kredietrisico’s;

    • c.

      het beperken van de kosten van leningen en het bereiken van een voldoende rendement op uitzettingen;

    • d.

      het beperken van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities.

  • 2. Het college neemt bij het uitvoeren van de financieringsfunctie de volgende richtlijnen in acht:

    • a.

      overtollige geldmiddelen worden uitsluitend uitgezet tegen vastrentende waarden, dan wel in producten waarbij de hoofdsom tenminste aan het eind van de looptijd in tact is;

    • b.

      derivaten worden uitsluitend gebruikt voor het beperken van financiële risico’s;

    • c.

      voor het aantrekken van financieringen met een looptijd langer dan 1 jaar worden tenminste twee prijsopgaven bij verschillende financiële ondernemingen gevraagd;

    • d.

      overeenkomsten voor het aangaan van leningen, het uitzetten van middelen of het verlenen van garanties luiden in euro’s.

  • 3. Het college kan, in de vorm van een treasuryjaarplan, nadere uitvoeringsregels vaststellen.

  • 4. Het college informeert de raad achteraf indien de wettelijke kasgeldlimiet of de wettelijke rente-risiconorm wordt overschreden.

  • 5. Bij het uitzetten van middelen, het verstrekken van garanties en het aangaan van financiële participaties uit hoofde van de publieke taak bedingt het college indien mogelijk zekerheden. Het college motiveert in zijn besluit het publieke belang van dergelijke uitzettingen van middelen, verstrekkingen van garanties en financiële participaties.

Titel 3 Grond- en gebouwenexploitaties

Artikel 14. Inbreng en overdracht

  • 1. Wanneer de inbreng in een grondexploitatie binnen een jaar na eigendomsverkrijging door de gemeente plaatsvindt, geschiedt dit tegen verwervingskosten. Een inbreng op een later tijdstip geschiedt tegen boekwaarde.

  • 2. Gronden die vanuit een grondexploitatie in erfpacht worden uitgegeven worden op het tijdstip van uitgifte tegen de uitgiftewaarde overgebracht naar de erfpachtadministratie. Er dient hier wel sprake te zijn van een bewerking van de uitgegeven grond na inbreng in de grondexploitatie.

Artikel 15. Grondexploitaties

  • 1. Voordat gronden in exploitatie worden genomen, wordt een grondexploitatie opgesteld. De grondexploitatie wordt vastgesteld en geopend door de raad.

  • 2. De grondexploitatie bevat tenminste een opstelling van:

    • a.

      een planologische kaart van het te exploiteren grondgebied met plangrenzen;

    • b.

      een beschrijving van het te ontwikkelen programma en de uit te voeren werken;

    • c.

      een uitvoeringsplanning en een vooraf gedefinieerde looptijd;

    • d.

      een risico analyse;

    • e.

      de (geraamde) ontwikkelingskosten voor vervaardiging van bouwrijpe grond, inclusief een eventuele bijdrage aan bovenwijkse voorzieningen. De kostensoorten die hier geactiveerd mogen worden zijn aangegeven in de kostensoortenlijst conform artikel 6.2.3. , 6.2.4. en 6.2.5. van het Besluit Ruimtelijke Ordening;

    • f.

      de (geraamde) opbrengsten van de in exploitatie te nemen gronden, gebaseerd op de jaarlijks vast te stellen nota Grondprijzen, en overige inkomsten waaronder subsidies en/of bijdragen van derden;

    • g.

      de resultaten van tijdelijk beheer, inclusief rente over het geïnvesteerd vermogen/de boekwaarde;

    • h.

      het eindresultaat van de exploitatie op eindwaarde en contante waarde per boekjaar.

  • 3. Jaarlijks wordt per exploitatie en voor het geheel van exploitaties een geactualiseerd meerjarenperspectief (MPG) bij de kadernota opgesteld gebaseerd op actuele parameters voor kosten-en opbrengstenstijging en ter vaststelling voorgelegd aan de raad. Hierbij dienen per grondexploitatie minimaal de volgende zaken te worden behandeld:

    • a.

      de herziene onderdelen zoals vermeld in lid 2 van dit artikel, respectievelijk een eenduidige verwijzing naar een eerdere vaststelling als onderdelen niet zijn gewijzigd;

    • b.

      de gerealiseerde kosten en opbrengsten tot aan de herziening en de oude versus de nieuwe prognoses;

    • c.

      een analyse van de verschillen ten opzichte van de laatst vastgestelde grondexploitatie.

  • 4. Een grondexploitatie wordt daarnaast herzien door een besluit van de raad. Een herzieningsbesluit van een grondexploitatie is nodig in het geval dat:

    • a.

      de kosten en/of opbrengsten op eindwaarde meer dan 10% afwijken van de laatst vastgestelde grondexploitatie en de afwijking groter is dan € 250.000;

    • b.

      het programma substantieel afwijkt van het laatst bestuurlijk vastgestelde programma;

    • c.

      het saldo op eindwaarde meer dan € 250.000 afwijkt van de laatst vastgestelde grondexploitatie, of het saldo op eindwaarde afwijkt met meer dan 10% van de kosten op eindwaarde;

    • d.

      het referentiekader moet worden aangepast.

  • 5. De uitgaven binnen een door de raad bij de MPG vastgestelde grondexploitaties worden, voor het komende begrotingsjaar, geautoriseerd bij het vaststellen van de jaarbegroting.

  • 6. Een complex of deelcomplex wordt, bij raadsbesluit, geliquideerd wanneer (nagenoeg) alle tot het complex behorende gronden hun eindbestemming hebben bereikt, juridisch en economisch zijn geleverd en er geen uitgaven of inkomsten meer te verwachten zijn.

Artikel 16. Waardering en marktwaarde

  • 1. De balanswaardering van de grondexploitaties komt overeen met het geïnvesteerde vermogen per balansdatum.

  • 2. Als de boekwaarde van een onroerende zaak uit een niet in exploitatie genomen grond hoger uitvalt dan de marktwaarde, dan wordt voor het verschil de voorziening Toekomstige verliezen opgehoogd en afgeboekt ten laste van de reserve Grondexploitatie.

  • 3. Bij verkoop, uitneming, uitgifte in erfpacht of verhuur van een onroerende zaak geldt als uitgangspunt dat dit plaatsvindt tegen marktwaarde, zoals vastgesteld in de nota Grondprijzen, tenzij sprake is van grond met een bestemming openbaar areaal.

  • 4. Alle onroerende zaken worden, tenzij hierover door de raad anders wordt besloten, minimaal kostendekkend geëxploiteerd.

  • 5. Aan nog niet in exploitatie genomen gronden wordt geen rente toegerekend aan de boekwaarde.

Artikel 17. Resultaatbepaling en reservering

  • 1. Resultaten op de boekwaarde bij verkoop, uitneming of uitgifte van onroerende zaken worden ten laste (verliezen) van of ten gunste (winsten) van de reserve Vastgoed. De bij het afstoten van het bezit gerealiseerde meeropbrengsten boven de vastgestelde boekwaarde wordt, na aftrek van de verkoopkosten, gedoteerd.

  • 2. Jaarlijks wordt op basis van de nieuw berekende contante waarde een aangepaste voorziening Toekomstige verliezen vastgesteld. Aan deze voorziening wordt jaarlijks rente toegevoegd.

  • 3. Op basis van risicoanalyses behorende bij de grondexploitaties wordt een benodigde weerstandscapaciteit bepaald als minimale wenselijke omvang van de reserve Grondexploitatie.

  • 4. Bij liquidatie van een complex wordt het eventuele voordelige saldo ten gunste van de reserve Grondexploitatie gebracht. Bij liquidatie zal het verlies worden verrekend met de voorziening Toekomstig verliezen.

  • 5. Bij liquidatie van een complex dat onderdeel is van een verevening binnen een verzamelexploitatie wordt er geen resultaat genomen, deze blijft onderdeel van de verzamelexploitatie.

  • 6. Tussentijdse winstneming uit een complex is geoorloofd, mits aan één van de volgende criteria wordt voldaan:

    • a.

      Alle kosten van een complex zijn gedekt door gerealiseerde inkomsten.

    • b.

      Bijna alle kosten zijn gemaakt en ook de behoedzaam geraamde nog te maken kosten zijn geheel gedekt door gerealiseerde inkomsten.

    • c.

      De gerealiseerde inkomsten overtreffen de gemaakte kosten en de behoedzaam geraamde nog te verkrijgen inkomsten zijn aanmerkelijk hoger dan de behoedzaam geraamde nog te maken laatste kosten.

Titel 4 Beheersing en interne controle

Artikel 18. Interne controle

Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

Artikel 19. Misbruik en oneigenlijk gebruik

Het college zorgt voor en legt vast de regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.

Titel 5 Financiële organisatie en administratie

Artikel 20. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking dat zij dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de hoofdafdelingen;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van activa met economisch nut, activa met maatschappelijk nut, voorraden, vorderingen, schulden en contracten;

  • c.

    het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

  • d.

    het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

  • e.

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving;

  • f.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie;

  • g.

    de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 21. Financiële organisatie

  • 1. Het college zorgt voor en legt vast:

    • a.

      in een Organisatiebesluit: een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidige toewijzing van de gemeentelijke taken aan organisatieonderdelen, alsmede een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden en verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan beleids- en beheersorganen is gewaarborgd;

    • b.

      in een Delegatie-en mandateringsbesluit: onder meer de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

    • c.

      in een richtlijn Kostenverdeelsystematiek: de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van de lasten en baten aan de producten van de productraming en de productrealisatie;

    • d.

      in een Budgethoudersregeling: de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van door het college aangewezen medewerkers, om binnen de hun, via de begroting en kredieten, gegeven machtiging overeenkomsten aan te gaan tot levering van goederen, aanneming van werk en/of verlening van diensten aan en/of door de gemeente Haarlem;

  • 2. Het Organisatiebesluit, de richtlijn Kostenverdeelsystematiek en de Budgethoudersregeling worden ter kennisgeving aan de raad aangeboden. Het Delegatie- en mandateringsbesluit wordt wat de bevoegdheden van de raad betreft door de raad vastgesteld.

Titel 6 Slotbepalingen

Artikel 22. Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van het begrotingsjaar 2013. De stukken voor dit begrotingsjaar en latere begrotingsjaren voldoen aan de bepalingen van deze verordening.

  • 2. Deze verordening treedt in de plaats van de ‘Financiële beheersverordening gemeente Haarlem,’ vastgesteld door de raad op 22 december 2011.

  • 3. Het Treasurystatuut vastgesteld door de raad op 3 september 2009 en de beheerverordening Grond- en gebouwenexploitaties vastgesteld op 21 januari 2007 vervallen op het moment van inwerkingtreding van deze verordening.

Artikel 23. Overgangsbepaling

  • 1. Bepalingen uit de verordening als bedoeld in artikel 22 tweede lid blijven van toepassing op de afronding van de begrotingscyclus 2012.

  • 2. Nadere regels of aanwijzingsbesluiten die zijn genomen op grond van de verordening als bedoeld in artikel 22 tweede lid blijven in stand en worden geacht gebaseerd te zijn op deze verordening voor zover de rechtsgrond van die besluiten in deze verordening is vervat.

Artikel 24. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald onder de naam ‘Financiële verordening gemeente Haarlem’