Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Haarlem 2015

Geldend van 05-03-2015 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2015

Intitulé

Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Haarlem 2015

De raad van de gemeente Haarlem, gelezen het voorstel van het college van Haarlem, gedateerd 25 november 2014 met nummer 2014/361046

gelezen het advies van de commissie Samenleving;

gelet op de uitkomst van het op overeenstemming gerichte overleg van 24 juni 2014 met de vertegenwoordigers van de bevoegde gezagsorganen;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet, de verplichting die is opgenomenin artikel 102 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 100 van de Wet op de expertisecentra, artikel 76m van de Wet op het voortgezet onderwijs om voor het toekennen van voorzieningen in de huisvesting voor het basisonderwijs, het (voortgezet) speciaal onderwijs en het voortgezet onderwijs een verordening vast te stellen;

besluit vast te stellen de volgende: Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Haarlem 2015.

HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    minister: de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

  • b.

    college: Burgemeester en wethouders van Haarlem;

  • c.

    bevoegd gezag: bevoegd gezag van een volgens de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs bekostigde openbare of bijzondere school, die geheel of gedeeltelijk gehuisvest is in een gebouw dat zich bevindt op het grondgebied van de gemeente;

  • d.

    school:

    • -

      school voor basisonderwijs: een basisschool of een speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs;

    • -

      school voor (voortgezet) speciaal onderwijs: een school voor speciaal onderwijs, een school voor voortgezet speciaal onderwijs of een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra en een instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 8 van de Wet op de expertisecentra;

    • -

      school voor voortgezet onderwijs: school of scholengemeenschap voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, voor hoger en middelbaar algemeen voortgezet onderwijs, voor voorbereidend beroepsonderwijs en voor praktijkonderwijs als bedoeld in artikel 1, 2 en 5 van de Wet op het voortgezet onderwijs.

  • e.

    voorschool: de peuterspeelzaal die verantwoordelijk is voor de vroeg- en voorschoolse educatie (VVE) resp. die past in het gemeentelijk beleid peuterspeelzalen zoals opgenomen in de nota ‘Herijking peuterspeelzaalwerk’ (collegebesluit d.d. 19 februari 2008, kenmerk 2008/16564) .

  • f.

    nevenvestiging: deel van een school dat door de minister op grond van artikel 85 van de

    Wet op het primair onderwijs, artikel 76a of artikel 76b van de Wet op de expertisecentra, of artikel 16, tweede en derde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs voor bekostiging in aanmerking is gebracht;

  • g.

    dislocatie met spreidingsnoodzaak: aanvullende voorziening in de huisvesting van een school voor basisonderwijs, die voor het vaststellen van de ruimtebehoefte als afzonderlijke voorziening wordt gerekend;

  • h.

    voorziening: voorzieningen in de huisvesting als bedoeld in artikel 2;

  • i.

    overzicht: het overzicht als bedoeld in artikel 96 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 94 van de Wet op de expertise centra of artikel 76g van de Wet op het voortgezet onderwijs;

  • j.

    Strategisch Huisvestingsplan Onderwijs: het meerjareninvesteringsplan voor de onderwijshuisvesting als bedoeld in artikel 6;

  • k.

    Jaarlijks Onderwijshuisvestingsplan: het jaarlijkse plan als bedoeld in artikel 10. Dit plan is te beschouwen als het ‘programma huisvestingsvoorzieningen’ bedoeld in artikel 95 Wet op het primair onderwijs, artikel 93 Wet op de expertise centra artikel en 76f Wet op het voortgezet onderwijs;

  • l.

    aanvrager: het bevoegd gezag dat een aanvraag indient;

  • m.

    aanvraag: verzoek om bekostiging van een voorziening of om het bekostigen van een voorbereidingskrediet;

  • n.

    voor blijvend gebruik bestemde voorziening: voorziening die volgens de uitkomst van de prognose als bedoeld in bijlage 2 minimaal 10 jaar noodzakelijk is;

  • o.

    voor tijdelijk gebruik bestemde voorziening: voorziening die volgens de uitkomst van de prognose als bedoeld in bijlage 2 meer dan 4 jaar en maximaal 10 jaar noodzakelijk is;

  • p.

    permanent gebouw: ruimte die door de keuze van het ontwerp en de aard van de constructie en materialen ten minste 40 jaar als volwaardige huisvesting voor het onderwijs kan functioneren;

  • q.

    semi-permanent gebouw: verplaatsbare ruimte die door de aard van de constructie en keuze van de materialen ten minste 10 jaar als volwaardige huisvesting voor het onderwijs kan functioneren;

  • r.

    tijdelijk gebouw: al dan niet verplaatsbare ruimte die door de keuze van het ontwerp en de aard van de constructie en materialen minstens 10 jaar als volwaardige huisvesting voor het onderwijs kan functioneren;

  • s.

    lokaal bewegingsonderwijs: ruimte geschikt voor het bewegingsonderwijs;

  • t.

    advies Onderwijsraad: advies van de Onderwijsraad als bedoeld in artikel 95 van de Wet op hetprimair onderwijs, artikel 93 van de Wet op de expertisecentra, artikel 76f van de Wet op het voortgezet onderwijs;

  • u.

    medegebruik: gebruik van een onderwijsgebouw door een andere school als bedoeld onder d. en een peuterspeelzaal als bedoeld onder e;

  • v.

    verhuur: het gebruik van een onderwijsgebouw door derden, niet zijnde onderwijsgebruik of gebruik voor culturele, maatschappelijke of recreatieve doeleinden.

Artikel 2 Omschrijving voorzieningen in de huisvesting

Bij de voorzieningen in de huisvesting wordt onderscheid gemaakt in:

  • a.

    voor blijvend of voor tijdelijk gebruik bestemde voorzieningen, bestaande uit:

    • 1

      nieuwbouw voor een school die voor het eerst door het rijk voor bekostiging in aanmerking is gebracht, of nieuwbouw om het gebouw waarin een school is gehuisvest geheel of gedeeltelijk te vervangen, al dan niet op dezelfde locatie;

    • 2

      het uitbreiden van een gebouw waarin een school is gehuisvest;

    • 3

      het geheel of gedeeltelijk in gebruik nemen van een bestaand gebouw voor het huisvesten van een school;

    • 4

      het verplaatsen van een of meer bestaande tijdelijk– of semi-permanente lokalen voor het huisvesten van een school;

    • 5

      kosten van het terrein om een van de onder a sub 1° tot en met 4° omschreven voorzieningen te realiseren;

    • 6

      nrichting met onderwijsleerpakket, leer- en hulpmiddelen en meubilair voor zover deze nog niet eerder door het rijk of de gemeente is bekostigd;

    • 7

      medegebruik in een gebouw van een ruimte voor het onderwijs, een lokaal bewegingsonderwijs, een bad voor watergewenning of bewegingstherapie, dat al bij een andere school in gebruik is.

  • b.

    herstel van constructiefouten bestaande uit schade van een gebouw veroorzaakt door eigen gebrek of eigen bederf en uit kosten gemoeid met het voorkomen van nog niet zichtbare materiële schade onmiddellijk voortvloeiend uit ontwerpfouten, uitvoeringsfouten of wanprestatie;

  • c.

    herstel en vervanging in verband met schade aan een gebouw, onderwijsleerpakket, leer- en hulpmiddelen en meubilair die ontstaan is door bijzondere omstandigheden;

  • d.

    huur van een sportterrein voor een school voor voortgezet onderwijs dat geen sportveld in eigendom heeft voor het geven van bewegingsonderwijs.

Artikel 3 Bouwvoorbereiding

  • 1. Voor voorzieningen als bedoeld in artikel 2, onder a.1°, 2°, 3°, 4° en b. kan nadat het Strategisch Huisvestingsplan Onderwijs door de raad is vastgesteld en de in artikel 14 lid 1 bedoelde beschikking is ontvangen schriftelijk bij het college een aanvraag worden ingediend voor het bekostigen van de kosten voor het opstellen van een aanbestedingsgereed bouwplan. De bekostiging bouwvoorbereiding bedraagt 5% van de totale kosten die zijn opgenomen in het Strategisch Huisvestingsplan Onderwijs.

    De aanvraag bevat in ieder geval de voorziening die het betreft, dagtekening (n.a.w. gegevens bevoegd gezag en school) en het gewenste jaar van uitvoering van de voorziening.

  • 2. Het college besluit binnen acht weken nadat de aanvraag is ontvangen. Het bevoegd gezag ontvangt binnen twee weken nadat het college heeft besloten een beschikking.

  • 3. Aan de toewijzing als bedoeld in het eerste lid kunnen door de aanvrager geen rechten worden ontleend ten aanzien van de plaatsing van de voorziening op enig toekomstig Jaarlijks Onderwijshuisvestingsplan.

  • 4. De aanspraak op bekostiging van bouwvoorbereiding vervalt, indien de aanvrager niet binnen 6 maanden na ontvangst van de beschikking toekennen kosten bouwvoorbereiding, daadwerkelijk is gestart met de bouwvoorbereiding en daarover informatie heeft verstrekt.

Artikel 4 Vaststellen vergoeding voorzieningen

De vergoeding voor de voorzieningen in artikel 2 onder:

  • 1.

    a.1, a.2, wordt bepaald op basis van normbedragen (zie bijlage 4) en na aanbesteding beschikt op werkelijke kosten;

  • 2.

    a.3, a.4, a.5, b. wordt vastgesteld op de werkelijke kosten;

  • 3.

    c. wordt vastgesteld conform de regeling die is opgenomen in de verordening ‘Materiële en financiële gelijkstelling gemeente Haarlem 2009’;

  • 4.

    a.6, a.7 en d. wordt vastgesteld op de normvergoeding die is opgenomen in bijlage 4.

Artikel 5 Informatieverstrekking

Het bevoegd gezag verstrekt op aanvraag van het college, aan het college de gegevens die noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van het bepaalde in deze verordening.

HOOFDSTUK 2 Strategisch Huisvestingsplan Onderwijs, Jaarlijks Onderwijshuisvestingsplanen overzicht

Artikel 6 Vaststellen Strategisch Huisvestingsplan Onderwijs

De gemeenteraad stelt om de vier jaar het Strategisch Huisvestingsplan Onderwijs vast. Het door de gemeenteraad vastgestelde investeringsplan omvat een investeringsperiode van vier jaar.

Paragraaf 2.1 Aanvragen bekostiging

Artikel 7 Indienen aanvragen

  • 1. Voor 15 oktober vóór het kalenderjaar waarin de aanvraag zou moeten worden uitgevoerd ontvangt het college van het bevoegd gezag een opgave met daarin de volgende gegevens:

    • a.

      dagtekening;

    • b.

      de naam en het adres van de aanvrager;

    • c.

      de voorziening die wordt aangevraagd;

    • d.

      de naam en adres van de school waarvoor de voorziening is bestemd;

    • e.

      of de voorziening is opgenomen op het door de gemeenteraad vastgestelde Strategisch Huisvestingsplan Onderwijs;

    • f.

      het gebouw of de gewenste plaats waar de voorziening moet worden gerealiseerd;

    • g.

      een onderbouwing van de noodzaak van de voorziening die voldoet aan artikel 12 lid 1, bijlage 1 en bijlage 2 van deze verordening;

    • h.

      de geplande aanvangsdatum voor het realiseren van de voorziening.

    Deze opgave wordt schriftelijk verstrekt.

  • 2. Als uit de verstrekte gegevens blijkt dat ontwikkelingen van invloed zijn op investeringen die zijn opgenomen op het door de gemeenteraad vastgestelde Strategisch Huisvestingsplan Onderwijs worden de gevolgen van deze ontwikkelingen besproken in het overlegals bedoeld in artikel 10 en aan deze ontwikkelingen aangepast.

Artikel 8 Toelichting schriftelijke aanvraag; niet behandelen onvolledige aanvraag

  • 1. De aanvraag, zoals bedoeld in artikel 7, maakt onderdeel uit van het opstellen en actualiseren van het Jaarlijks Onderwijshuisvestingsplan en wordt, als dit noodzakelijk is, op verzoek van het college nader toegelicht.

  • 2. Als de in artikel 7 lid 1 bedoelde opgave niet volledig is deelt het college dit voor 1 november schriftelijk mede en stelt de aanvrager in de gelegenheid de ontbrekende gegevens tot 15 november aan te vullen.

  • 3. Als de aanvrager de vereiste ontbrekende gegevens niet heeft verstrekt voor 15 november kan het college de aanvraag niet in behandeling nemen.

Artikel 9 Leerlingenprognose primair onderwijs

  • 1. De leerlingenprognoses voor het primair onderwijs worden tweejaarlijks door de gemeente opgesteld gebruikmakend van de door de bevoegde gezagen verstrekte gegevens van het aantal leerlingen van de betrokken scholen en de gemeentelijke basisadministratie. De leerlingenprognose wordt opgesteld van het aantal leerlingen dat gedurende de eerstkomende vijftien jaar op de basisscholen wordt verwacht.

  • 2. De uitkomst van de leerlingenprognose voor het primair onderwijs en de wettelijke teldatum van 1 oktober worden betrokken bij het aanpassen van het Strategisch Huisvestingsplan Onderwijs als bedoeld in artikel 6 en het Jaarlijks Onderwijshuisvestingsplan als bedoeld in artikel 11.

Paragraaf 2.2 Jaarlijks Onderwijshuisvestingsplan en overzicht

Artikel 10 Overleg Strategisch Huisvestingsplan Onderwijs en Jaarlijks Onderwijshuisvestingsplan; advies Onderwijsraad

  • 1. Voordat de gemeenteraad het vierjaarlijkse Strategisch Huisvestingsplan Onderwijs vaststelt, worden de bevoegde gezagsorganen in een overleg in de gelegenheid gesteld hun zienswijze over de voorgenomen inhoud van het SHO naar voren te brengen.

  • 2. Voordat het college het Jaarlijks Onderwijshuisvestingsplan vaststelt, worden de bevoegde gezagsorganen in een overleg in de gelegenheid gesteld hun zienswijze over de voorgenomen inhoud van het JOP naar voren te brengen.

  • 3. Het overleg als bedoeld in het tweede lid vindt plaats voor 15 december. De bevoegde gezagsorganen ontvangen uiterlijk twee weken voor de door het college vastgestelde datum een uitnodiging voor het overleg met een agenda met de te bespreken punten.

  • 4. De bevoegde gezagsorganen die niet deelnemen aan in het tweede lid bedoelde overleg kunnen tot 15 december schriftelijk hun mening meedelen aan het college. Het college stelt de deelnemers aan het overleg hiervan in kennis.

  • 5. Het college maakt van het overleg als bedoeld in het tweede lid een verslag en zendt dit aan alle bevoegde gezagsorganen.

  • 6. Als in het overleg op basis van het tweede lid een bevoegd gezag van mening is dat het voorstel in strijd is met de vrijheid van richting en de vrijheid van inrichting kan worden besloten het advies van de Onderwijsraad te vragen. Door het bevoegd gezag moet gemotiveerd de strijdigheid tussen het voorstel en de vrijheid van richting en de vrijheid van inrichting worden aangegeven.

  • 7. Het college is verantwoordelijk voor het indienen van het verzoek om advies bij de Onderwijsraad en het verstrekken van de noodzakelijke aanvullende informatie.

  • 8. De bevoegde gezagsorganen ontvangen binnen 14 dagen nadat het college het advies van de Onderwijsraad heeft ontvangen een afschrift dit advies. Als de Onderwijsraad adviseert tot het aanpassen van het besproken voorstel ontvangen de bevoegde gezagsorganen gelijktijdig met het toezenden van het advies een uitnodiging voor een nader overleg.

  • 9. Het overleg als bedoeld in het vorige lid vindt plaats binnen twee weken nadat het advies van de Onderwijsraad aan de bevoegde gezagsorganen is gezonden. Het college maakt van dit overleg een verslag en dit verslag wordt betrokken bij het te nemen besluit.

Artikel 11 Tijdstip vaststelling bekostigingsplafond, Jaarlijks Onderwijshuisvestingsplan en overzicht

  • 1. Het college stelt tijdens de begrotingsvergadering het bekostigingsplafond vast voor de vergoedingen van de aangevraagde voorzieningen die in het daaropvolgende kalenderjaar kunnen worden uitgevoerd. Dit bekostigingsplafond kan worden gesplitst in afzonderlijke bedragen per onderwijssoort of per voorziening.

  • 2. Het Jaarlijks Onderwijshuisvestingsplan en het overzicht worden vastgesteld op uiterlijk 28 februari van het jaar waar de voorzieningen voor zijn aangevraagd.

Artikel 12 Inhoud Jaarlijks Onderwijshuisvestingsplan

  • 1. De aangevraagde voorzieningen waarmee in het jaar van vaststelling van het Jaarlijks Onderwijshuisvestingsplan een aanvang kan worden gemaakt, komen, voor zover het college heeft vastgesteld dat geen van de in de Wet op het Primair Onderwijs en Wet op het Voortgezet Onderwijs en de Wet op de Expertise Centra opgenomen weigeringsgronden van toepassing is, in aanmerking voor plaatsing op het Jaarlijks Onderwijshuisvestingsplan.

    Daarbij past het college de regels toe met betrekking tot:

    • a.

      De beoordelingscriteria als bedoeld in bijlage 1;

    • b.

      De prognosecriteria als bedoeld in bijlage 2;

    • c.

      De oppervlakte en indeling van schoolgebouwen als bedoeld in bijlage 3.

  • 2. Op het Jaarlijks Onderwijshuisvestingsplan wordt eveneens opgenomen het bedrag dat voor het realiseren van de voorziening beschikbaar wordt gesteld, conform het gestelde in artikel 4.

Artikel 13 Overzicht

  • 1. Het overzicht bevat de aangevraagde voorzieningen die, gelet op het bepaalde in artikel 12, eerste lid, niet in het Jaarlijks Onderwijshuisvestingsplan zijn opgenomen.

  • 2. Afgewezen aanvragen worden schriftelijk gemotiveerd bij het bevoegd gezagsorgaan bekend gemaakt.

Artikel 14 Bekendmaken besluiten bekostigingsplafond, Strategisch Huisvestingsplan Onderwijs en Jaarlijks Onderwijshuisvestingsplan

  • 1. De bekendmaking van de besluiten tot vaststelling van het bekostigingsplafond, het Strategisch Huisvestingsplan Onderwijs, het Jaarlijks Onderwijshuisvestingsplan en het overzicht geschiedt binnen twee weken na de datum van vaststelling door toezending die het college van de besluiten aan de aanvragers. Tegelijkertijd met de bekendmaking doet het college schriftelijk mededeling over de besluiten aan de overige bevoegde gezagsorganen.

  • 2. De bevoegde gezagsorganen die in aanmerking komen voor het bekostigen van een voorziening ontvangen tevens binnen twee weken een beschikking, waarin is opgenomen:

    • a.

      de voorziening die mag worden gerealiseerd

    • b.

      het bedrag dat beschikbaar is gesteld voor het realiseren van de voorziening;

    • c.

      de mogelijkheid om vooruitlopend op het aanvragen van het investeringskrediet een bedrag aan te vragen voor de kosten van voorbereiding van het bouwplan tot 5% van het geraamde investeringsbedrag (artikel 3);

    • d.

      de procedure die van toepassing is voor het goedkeuren van het (voorlopige) bouwplan en de (voorlopige) kostenraming (artikel 15);

    • e.

      de criteria die worden toegepast bij het beoordelen van het bouwplan en de kostenraming (artikel 15);

    • f.

      de wijze waarop de begroting wordt beoordeeld (artikel 15);

    • g.

      dat de uitvoering plaatsvindt onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag, tenzij het college op verzoek van het bevoegd gezag heeft besloten de uitvoering onder verantwoordelijkheid van het college te laten plaatsvinden.

  • 3. De in het eerste lid bedoelde besluiten worden tegelijkertijd met de bekendmaking ter inzage gelegd.

Artikel 15 Instemmen met bouwplan en begroting; indienen proces verbaal van aanbesteding; aanvang bekostiging; toetsen wettelijke voorschriften en nieuwe feiten en omstandigheden; overleggen offertes

  • 1. Nadat het bevoegd gezag de in artikel 14, lid 1 van deze verordening genoemde beschikking heeft ontvangen kan het starten met de ontwikkeling.

  • 2. Nadat het bevoegd gezag het voorlopig ontwerp en kostenraming heeft vastgesteld, dient het deze ter instemming in bij het college.

    Het college deelt binnen zes weken mee of:

    • a.

      nieuwe feiten en omstandigheden zijn vastgesteld waardoor het noodzakelijk is het in artikel 12 genomen besluit te herzien en of;

    • b.

      het voorlopig ontwerp en de kostenraming aan de gestelde criteria voldoen en het bevoegd gezagsorgaan een definitief ontwerp en kostenraming kan gaan maken.

  • 3. Nadat het bevoegd gezag het definitief ontwerp en kostenraming heeft vastgesteld, dient het deze ter instemming in bij het college.

    Het college deelt binnen zes weken mee of:

    • a.

      nieuwe feiten en omstandigheden zijn vastgesteld waardoor het noodzakelijk is het in artikel 12 genomen besluit te herzien en of;

    • b.

      het definitief ontwerp en de kostenraming aan de gestelde criteria voldoen en het bevoegd gezagsorgaan kan gaan aanbesteden conform het gemeentelijk aanbestedingsbeleid.

  • 4. Nadat het bevoegd gezagsorgaan het proces verbaal van aanbesteding bij het college heeft ingediend neemt het college binnen zes weken een besluit over de noodzakelijke kosten om de voorziening te kunnen uitvoeren.

  • 5. Het college vermeldt schriftelijk als met het ingediende bouwplan en de kostenraming wordt ingestemd de wijze waarop de gelden voor de voorziening beschikbaar worden gesteld, t.w.:

    • 1.

      het bedrag voor eerste inrichting onderwijsleerpakket, leer- en hulpmiddelen en meubilair wordt in één termijn uitbetaald en;

    • 2.

      het bedrag voor bouwkundige voorzieningen wordt in termijnen uitbetaald, met als uitgangspunt dat de gelden worden uitbetaald op een zodanig tijdstip dat de aanvrager tijdig kan voldoen aan de financiële verplichtingen.

  • 6. Het bevoegd gezag is verplicht bij de aanbesteding rekening te houden met de volgende uitgangspunten:

    • 1.

      voor een investering tot een bedrag van € 50.000,-- is één offerte verplicht (dit mogen er ook meer zijn);

    • 2.

      voor een investering van € 50.000,-- tot € 207.000,-- zijn minimaal drie offertes verplicht;

    • 3.

      voor de Europese aanbesteding gelden de volgende grensbedragen:

    • a.

      € 207.000,-- (excl. BTW) voor leveringen en diensten en

    • b.

      € 5.186.000,-- (excl. BTW) voor werken.

  • 7. De vergoeding op basis van de feitelijke kosten wordt vastgesteld op basis van de economisch meest voordelige inschrijving.

  • 8. Na het ontvangen van de in het eerste lid bedoelde beslissing van het college kan het bevoegd gezag de aanvraag voor een bouwvergunning indienen en stuurt binnen 14 dagen nadat de bouwvergunning is ontvangen een afschrift van de ontvangen bouwvergunning aan het college.

  • 9. De aanspraak op het bekostigen van de voorziening vervalt:

    • a.

      Indien in overleg zoals bedoeld in artikel 10 wordt bepaald dat de voorziening niet meer noodzakelijk is.

    • b.

      Indien er geen bouwvergunning wordt afgegeven.

    • c.

      Vervalt niet als overschrijding van de termijn het gevolg is van bijzondere omstandigheden die niet veroorzaakt zijn door de aanvrager en de aanvrager het college schriftelijk gemotiveerd verzoekt om de termijn te verlengen.

  • 10. Het college beslist binnen vier weken over het verzoek tot het verlengen van de termijn.

  • 11. Het bevoegd gezag verstrekt voor het eind van het jaar waarin het bedrag van de bekostiging beschikbaar is gesteld of de voorziening is opgeleverd aan het college een accountantsverklaring met de verantwoording van de besteding van de gelden.

HOOFDSTUK 3 Aanvragen met spoedeisend karakter

Paragraaf 3.1 Aanvraag

Artikel 16 Indiening aanvraag

  • 1. Een aanvraag voor het bekostigen van een voorziening die nietis opgenomen op het Strategisch Huisvestingsplan Onderwijs en die noodzakelijk is omdat de voortgang van het onderwijs wordt bedreigd wordt door het bevoegd gezag, binnen twee weken na het ontstaan van de calamiteit, schriftelijk ingediend bij het college.

  • 2. In de aanvraag zijn opgenomen:

    • a.

      de reden waarom de voorziening niet kon worden aangevraagd als onderdeel van het vastgestelde respectievelijk nog vast te stellen Jaarlijks Onderwijshuisvestingsplan;

    • b.

      de gegevens zoals vermeld in artikel 7;

    • c.

      een onderbouwing van de noodzaak van de voorziening en

    • d.

      een begroting van de kosten gemoeid met de uitvoering.

  • 3. Als het college vaststelt dat de aanvraag niet volledig is, ontvangt het bevoegd gezag binnen twee weken nadat de aanvraag is ontvangen schriftelijk het verzoek om de ontbrekende gegevens binnen twee weken na ontvangst van de mededeling in te sturen aan het college.

  • 4. Het college beslist binnen acht weken nadat de aanvraag is ontvangen respectievelijk nadat de aanvullende gegevens zijn verstrekt of hadden moeten zijn verstrekt.

  • 5. Het bevoegd gezag ontvangt binnen twee weken nadat het college de beslissing heeft genomen een beschikking.

  • 6. De in artikel 2 lid c opgenomen voorziening wordt als een spoedeisende voorziening aangemerkt.

Artikel 17 Inhoud beslissing

  • 1. De voorziening die als spoedeisend is aangevraagd wordt toegewezen als het college heeft vastgesteld dat het treffen van de voorziening, gelet op de voortgang van het onderwijs, geen uitstel kan leiden en geen van de in de Wet op het Primair Onderwijs, de Wet op de Expertisecentra en de Wet op het Voortgezet Onderwijs opgenomen weigeringsgrond van toepassing is en voldoet aan:

    • a.

      de beoordelingscriteria zoals bedoeld in bijlage 1;

    • b.

      de prognosecriteria zoals bedoeld in bijlage 2;

    • c.

      de oppervlakte en indeling van gebouwen zoals bedoeld in bijlage 3.

  • 2. Het college kan beslissen een gedeelte van de gewenste voorziening of een andere dan de gevraagde voorziening toe te kennen.

  • 3. Als de aanvraag wordt toegewezen, vermeldt het college het bedrag dat volgens de financiële normering zoals bedoeld in artikel 4 voor de toegewezen voorziening beschikbaar wordt gesteld.

Artikel 18 Uitvoering beslissing

Nadat het college het in artikel 17 bedoelde besluit aan de aanvrager heeft gezonden overlegt het college zo spoedig mogelijk met de aanvrager over de wijze waarop de voorziening wordt gerealiseerd. Hierbij wordt rekening gehouden het datgene dat is opgenomen in artikel 15.

Artikel 19 Vervallen aanspraak bekostiging

  • 1. De aanspraak op het bekostigen van de voorziening:

    • a.

      vervalt als niet voor de in artikel 16 overeengekomen termijn een bouwopdracht, dan wel een koop, huur of erfpachtovereenkomst is verleend en een afschrift daarvan isgezonden aan het college. Voor de inhoud van een bouwopdracht dan wel koop, huur of erfpachtovereenkomst is het gestelde in artikel 15 van overeenkomstige toepassing;

    • b.

      vervalt niet als het overschrijden van de datum veroorzaakt wordt door bijzondere omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen en de aanvrager uiterlijk vier weken voor het verstrijken van deze datum een schriftelijk gemotiveerd verzoek heeft ingediend bij het college tot het verlengen van de termijn.

  • 2. Het college beslist binnen drie weken nadat het verzoek is ontvangen.

HOOFDSTUK 4 Medegebruik en verhuur

Paragraaf 4.1 Medegebruik voor onderwijs of educatie

Artikel 20 Aanduiding omstandigheden

  • 1. Het college kan een gedeelte van een gebouw of terrein dat bestemd is voor het basisonderwijs, (voortgezet) speciaal onderwijs en voortgezet onderwijs vorderen.

  • 2. Het vorderen kan plaatsvinden als:

    • a.

      een bevoegd gezag op grond van artikel 6 of 12 een aanvraag voor het bekostigen van een voorziening heeft ingediend en deze aanvraag voldoet aan de criteria die zijn opgenomen in bijlage 1 en 2 en

    • b.

      door medegebruik in het tekort aan ruimtebehoefte kan worden voorzien.

  • 3. Voor het berekenen van de leegstand wordt uitgegaan van de bruto vloeroppervlakte van het gebouw zoals die is opgenomen in de gemeentelijke registratie van de huisvestingscapaciteit.

  • 4. Leegstand is in een schoolgebouwaanwezig als wordt vastgesteld dat de aanwezige capaciteit niet volledig noodzakelijk is voor het huisvesten van het aantal leerlingen, zoals berekend op grond van bijlage 3 en wordt vastgesteld dat de niet volledig noodzakelijke capaciteit minimaal gelijk is aan de in bijlage 3 deel C genoemde drempelwaarde.

  • 5. Onderwijsruimte(n) die op grond van de nota Schoolgebouwen: Medegebruik en Verhuur, worden verhuurd aan peuterspeelzalen en kinderopvangorganisaties worden niet gerekend tot leegstand.

  • 6. Voor het vaststellen van de leegstand in een school voor voortgezet onderwijs geldt daarnaast dat door het bevoegd gezag moet worden aangetoond dat op basis van het lesrooster of de lesroosters voor het lopende of eerstkomende schooljaar er binnen het overschot aan vierkante meters bruto vloeroppervlakte geen leegstaande onderwijsruimten beschikbaar zijn.

  • 7. Van leegstand in een lokaal bewegingsonderwijs is sprake als het totaal aantal ingeroosterde klokuren in een gebouw dat gebruikt wordt door:

    • a.

      het primair onderwijs en (voortgezet) speciaal onderwijs minder bedraagt dan veertig klokuren;

    • b.

      een school voor voortgezet onderwijs minder bedraagt dan veertig lesuren, tenzij het bevoegd gezag op basis van het lesrooster of de lesroosters voor het lopende of het eerstvolgende schooljaar aantoont dat dit niet het geval is.

    • c.

      het lokaal wordt gebruikt door een of meer scholen voor basisonderwijs, speciaal basisonderwijs, speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs of voortgezet onderwijs, en de som van de berekeningswijzen, bedoeld onder a en b, minder is dan 40 klokuren.

  • 8. Het college kan vorderen als is vastgesteld dat een sportveld van een school voor voortgezet onderwijs niet volledig wordt benut, hetgeen blijkt uit het lesrooster van de school of scholen die dat sportveld voor het onderwijs gebruiken.

  • 9. Het college vordert niet voor medegebruik als het bevoegd gezag de leegstand van het gebouw in gebruik heeft gegeven als aanvullende huisvesting aan een andere school of scholen, tenzij het gebruik kan plaatsvinden binnen de aan de betrokken school of scholen beschikbare huisvestingscapaciteit.

  • 10. Indien er zich in meerdere gebouwen leegstand voordoet wordt:

    • a.

      als eerste de leegstand gevorderd in het gebouw dat in gebruik is bij een school van hetzelfde bevoegd gezag, tenzij uit oogpunt van doelmatigheid het vorderen van leegstand in een ander gebouw een betere oplossing biedt;

    • b.

      vervolgens de leegstand gevorderd in het gebouw waarin een school van dezelfde richting is gehuisvest en

    • c.

      vervolgens de leegstand gevorderd in het gebouw dat het dichtst gelegen is bij het hoofdgebouw van de school ten behoeve waarvan de vordering plaatsvindt.

  • 11. Indien het college voornemens is om over te gaan tot vordering van leegstand in een lesgebouw of gymnastiekruimte, voert het college daarover overleg met het bevoegd gezag waarvan de leegstand wordt gevorderd en met het bevoegd gezag waarvoor de huisvesting is bestemd.

  • 12. In het besluit tot het vorderen van leegstand wordt opgenomen:

    • a.

      de naam van de school en het bevoegd gezag waarvoor wordt gevorderd;

    • b.

      de bruto-vloeroppervlakte of het aantal klokuren waarvoor gevorderd wordt;

    • c.

      het gebouw waarop de vordering betrekking heeft en

    • d.

      de ingangsdatum van het medegebruik en de periode waarin medegebruik plaatsvindt.

Artikel 21 Vergoeding

De bevoegde gezagsorganen stellen in onderling overleg de vergoeding voor het medegebruik vast. Hierbij wordt als uitgangspunt genomen dat de vergoeding kostendekkend dient te zijn. Als het overleg niet tot overeenstemming leidt wordt als vergoeding medegebruik gehanteerd de rijksvergoeding die het schoolbestuur voor het bekostigen van de exploitatie van de in medegebruik gegeven ruimten ontvangt.

Paragraaf 4.2 Medegebruik voor culturele, maatschappelijke of recreatieve doeleinden

Artikel 22 Aanduiding omstandigheden, overleg en mededeling

  • 1. Het college kan een gedeelte van een gebouw of terrein dat bestemd is voor het basisonderwijs, (voortgezet) speciaal onderwijs en voortgezet onderwijs vorderen ten behoeve van culturele, maatschappelijke of recreatieve doeleinden.

  • 2. Voordat het college vordert wordt overleg gevoerd met het bevoegd gezag.

  • 3. In dat overleg wordt vastgesteld:

    • a.

      voor welke activiteit of activiteiten gevorderd wordt;

    • b.

      of die activiteit of activiteiten zich verdragen met het onderwijs aan de in het gebouw gevestigde school;

    • c.

      welke maatregelen eventueel noodzakelijk zijn om te voorkomen dat het onderwijs aan de in het gebouw gevestigde school hinder van het medegebruik ondervindt;

    • d.

      de datum waarop het medegebruik redelijkerwijs een aanvang kan nemen.

  • 4. Het college stelt het bevoegd gezag waarvan gevorderd wordt binnen twee weken na het overleg als bedoeld in het vorige lid, schriftelijk in kennis van de vordering.

  • 5. In het besluit tot het vorderen wordt opgenomen:

    • a.

      de naam van de school en het bevoegd gezag waarvoor wordt gevorderd;

    • b.

      de bruto-vloeroppervlakte of het aantal klokuren waarvoor gevorderd wordt;

    • c.

      het gebouw waarop de vordering betrekking heeft en

    • d.

      de ingangsdatum van het medegebruik en de periode waarin medegebruik plaatsvindt.

Paragraaf 4.3 Verhuur

Artikel 23 Toestemming college

  • 1. Het bevoegd gezag vraagt, voordat het een huurovereenkomst afsluit, schriftelijk toestemming voor de verhuur aan het college.

  • 2. Het verzoek om toestemming vermeldt de naam van de huurder en het doel van de verhuur en de te verhuren ruimte.

  • 3. Het college kan de toestemming weigeren als de activiteiten die in de te verhuren ruimte worden georganiseerd in strijd zijn met betreffende bepalingen uit de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs en de te verhuren ruimte nodig is voor de school.

  • 4. Het college kan aan de toestemming nadere voorwaarde verbinden, w.o. dat:

    • a.

      de te verhuren ruimte onmiddellijk beschikbaar gesteld moet worden als deze nodig is voor het huisvesten van een school en

    • b.

      voor de verhuur een huur is verschuldigd.

HOOFDSTUK 6 Einde gebruik gebouwen en terreinen

Artikel 24 Einde gebruik gebouwen en terreinen, staat van onderhoud

  • 1. Nadat het bevoegd gezag een gebouw of terrein niet meer nodig heeft voor de huisvesting van een school, wordt het gebruik ervan zo spoedig mogelijk beëindigd, doch uiterlijk op de datum genoemd in de door het college en het bevoegd gezag ondertekende gezamenlijke akte of de datum zoals vastgesteld door Gedeputeerde Staten bij de beslissing inzake een geschil over de totstandkoming van een gezamenlijke akte.

  • 2. Indien er, naar het oordeel van het college, mogelijk sprake is van achterstallig onderhoud aan het gebouw of terrein bedoeld in het eerste lid, dat tot de verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag behoort, wordt, voordat de eigendomsoverdracht plaats vindt, een staat van onderhoud opgemaakt.

  • 3. De staat van onderhoud wordt opgemaakt in opdracht van het college, na overleg met het bevoegd gezag.

  • 4. Over de staat van onderhoud wordt overleg gevoerd met het bevoegd gezag. In dat overleg wordt, indien van toepassing, vastgesteld welk deel van het onderhoud alsnog door het bevoegd gezag wordt uitgevoerd of welk bedrag in plaats daarvan aan het college betaald wordt. Indien het overleg niet tot overeenstemming leidt, stellen partijen vast welke handelwijze gevolgd wordt.

  • 5. Voor de overdracht van het gebouw en/of terrein wordt gebruik gemaakt van het protocol ‘Overdracht schoolgebouwen gemeente Haarlem’ (bijlage 5).

HOOFDSTUK 7 Gebruik lokaal bewegingsonderwijs voor basisonderwijs en (voortgezet) speciaal onderwijs

Artikel 25 Mutaties aantal klokuren binnen beschikbare capaciteit; inroostering gebruik

  • 1. Het college stelt jaarlijks voor 15 december voorlopig vast het aantal klokuren bewegingsonderwijs dat voor het daaropvolgende schooljaar noodzakelijk is voor een school voor basisonderwijs, een speciale school voor basisonderwijs of een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs.

  • 2. Grondslag voor het berekenen van het aantal klokuren is het aantal leerlingen dat op de teldatum 1 oktober van het lopende schooljaar op de school staat ingeschreven.

  • 3. Uiterlijk 15 januari ontvangen de schoolbesturen en een aangewezen organisatie die het rooster voor de gemeente opstelt, van het college een overzicht van het aantal klokuren waar de scholen in het komende schooljaar recht op hebben.

  • 4. De aangewezen organisatie, stuurt namens de gemeente het bevoegd gezag voor 15 februari een brief, waarbij per school voor basisonderwijs en (voortgezet) speciaal onderwijs de volgende gegevens worden vermeld:

    • a.

      Het aantal klokuren waarvoor de school wordt ingeroosterd;

    • b.

      Het lokaal bewegingsonderwijs dat aan de school is toegewezen;

    • c.

      Het rooster van het lopende schooljaar;

    • d.

      Het wijzigingsformulier en

    • e.

      Het aanmeldingsformulier voor de zwemgymles.

    Daarbij wordt rekening gehouden met het volgende:

    • a.

      De afstanden in relatie tot de omvang van het onderwijsgebruik van een lokaal bewegingsonderwijs, zoals opgenomen in bijlage 1, deel B;

    • b.

      Een school waarvan het bevoegd gezag eigenaar is van het lokaal bewegingsonderwijs wordt voor de school als eerste ingeroosterd voor het lokaal bewegingsonderwijs. De beschikbaarheid voor medegebruik wordt door deze school aangegeven;

    • c.

      Het bewegingsonderwijs van een school wordt zoveel mogelijk ingeroosterd in één lokaal bewegingsonderwijs.

  • 5. De bevoegde gezagsorganen ontvangen gelegenheid om tot 1 april te reageren op de brief.

  • 6. De werkgroep bewegingsonderwijs kan advies uitbrengen aan het bestuurlijk overleg (BOPOH / BOVOH).

  • 7. Op verzoek van de bevoegd gezagsorganen kan het college een overleg van de werkgroep bewegingsonderwijs inplannen. Dit overleg vindt plaats voor 30 april. In het overleg kunnen de vertegenwoordigers van de bevoegde gezagsorganen reageren op het voorstel tot inroostering.

  • 8. Het college stelt het rooster definitief vast voor 31 mei, waarbij rekening wordt gehouden met de reacties van de bevoegde gezagsorganen. Het college informeert de bevoegde gezagsorganen.

  • 9. Het bevoegd gezag kan het college verzoeken meer klokuren in te roosteren dan het aantal klokuren dat ingevolge de beleidsregel bekostiging gymnastiekruimte voor basisonderwijs en (voortgezet) speciaal onderwijs door de gemeente wordt bekostigd.

  • 10. Het college neemt het in lid 8 bedoelde verzoek uitsluitend in behandeling als daarvoor nog capaciteit beschikbaar is.

  • 11. Het aantal klokuren dat door het college extra wordt ingeroosterd komt voor rekening van het bevoegd gezag van de school.

HOOFDSTUK 8 Slotbepalingen

Artikel 26 Beslissing college in gevallen waarin de verordening niet voorziet

In gevallen die betrekking hebben op het uitvoeren van deze verordening en waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 27 Hardheidsclausule

Het college kan in door het college te beoordelen uitzonderlijke gevallen ten aanzien van de huisvestingsaangelegenheden, ten gunste van de scholen afwijken van de bepalingen in deze verordening, na overeenstemming met de overige schoolbesturen en onder voorwaarde, dat de afwijking financieel past binnen het budget voor de onderwijshuisvesting van de gemeente.

Artikel 28 Indexering

Het college stelt de in bijlage 4 gehanteerde normbedragen voor de vergoeding van voorzieningen jaarlijks bij op basis van de prijsindexering volgens het MEV die jaarlijks wordt gepubliceerd bij de rijksbegroting.

Artikel 29 Citeertitel; inwerkingtreding

  • 1. De verordening kan worden aangehaald als: Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Haarlem 2015.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2015 onder gelijktijdige intrekking van de verordening vastgesteld door de gemeenteraad in de vergadering van12 februari 2009.

Bijlage 1 Criteria voor beoordeling van aangevraagde voorzieningen

Criteria voor beoordeling van aangevraagde voorzieningen

Bijlage 2 Criteria voor opstelling en toetsing leerlingenprognose

Criteria voor opstelling en toetsing leerlingenprognose

Bijlage 3 Criteria voor oppervlakte en indeling

Criteria voor oppervlakte en indeling

Bijlage 4 Financiële normering

Financiële normering

Bijlage 5 Protocol overdracht schoolgebouw van schoolbestuur aan de gemeente Haarlem

Protocol overdracht schoolgebouw