Verordening Dierlijke Bijproducten

Geldend van 18-06-2010 t/m heden

Intitulé

Verordening Dierlijke Bijproducten

Artikel 1 Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

  • -

    wet: de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (Stb 2007, 224);

  • -

    dierlijke bijproducten: kadavers van dode gezelschapsdieren vallend onder categorie 1-materiaal omschreven in de Verordening (EG) Nr. 1774/2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten;

  • -

    gezelschapsdieren: alle dieren van soorten die gewoonlijk door de mens worden gevoed en gehouden, doch niet gegeten, en die niet voor de veeteelt worden gehouden;

  • -

    aangifteplichtige: degene die als houder of eigenaar van dierlijke bijproducten ingevolge de Regeling Dierlijke Bijproducten 2008 verplicht is daarvan aangifte te doen.

Artikel 2 Verplichtingen aangifteplichtige

  • 1. Tot tijdstip van afgifte is de aangifteplichtige gehouden dierlijke bijproducten van gezelschapsdieren zodanig te bewaren dat vermenging met ander materiaal wordt voorkomen.

  • 2. De aangifteplichtige moet dierlijke bijproducten zodanig afdekken dat dit wordt onttrokken aan het oog van passanten en niet vrij toegankelijk is voor vogels, honden en katten.

  • 3. De aangifteplichtige geeft dierlijke bijproducten af aan de gemeente op een door het college van burgemeester en wethouders aangewezen locatie.

  • 4. De afvoerkosten van dierlijke bijproducten kunnen worden doorberekend aan de eigenaar of houder. Het college van burgemeester en wethouders neemt hierover een besluit.

Artikel 3 Verplichtingen voor opslaglocatie

  • 1. Op de in artikel 2, lid 3 genoemde locatie is artikel 2, leden 1 en 2 van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Op deze locatie worden dierlijke bijproducten bewaard in een afgesloten opbergruimte.

Artikel 4 Begrafenis of crematie

De artikelen 2 en 3 vinden geen toepassing indien de dierlijke bijproducten worden begraven op het terrein van de eigenaar of houder of op een plaats, die ingevolge een besluit van de gemeenteraad voor dit doel is toegelaten, dan wel wordt verast in een crematorium.

Artikel 5 Citeertitel en inwerkingtreding

Deze verordening kan worden aangehaald als Verordening Dierlijke Bijproducten en treedt in werking met ingang van …. De Destructieverordening van 1 oktober 2000 (gepubliceerd d.d. 7 september 2000) wordt ingetrokken.

Toelichting op Verordening Dierlijke Bijproducten

Begripsbepalingen

dierlijke bijproducten: Met ingang van 1 mei 2003 is nieuwe Europese destructiewetgeving van kracht. In de nieuwe EU-verordening (EG 1774/2002) is bepaald dat destructiemateriaal als categorie 1-materiaal, als categorie 2-materiaal, of als categorie 3-materiaal moeten worden beschouwd. Tot 1 mei 2003 werd in de destructiewetgeving destructiemateriaal als Laag Risico Materiaal (LRM) of als geSpecificeerd hoog Risico Materiaal (SRM) gekwalificeerd.

Onder categorie 1 materiaal materiaal wordt verstaan:

  • -

    gespecificeerd risicomateriaal (niet zijnde afkeur);

  • -

    kadavers van; runderen, kalveren, schapen en geiten;

  • -

    bloed van runderen zonder negatieve BSE-test;

  • -

    kadavers van gezelschapsdieren;

  • -

    wilde dieren waarvan wordt vermoed dat zij met op mens of dier overdraagbare ziekten zijn besmet;

  • -

    residuen uit afvalwater van bedrijven waar categorie 1-materiaal vrijkomt;

  • -

    mengsels van categorie 1- materiaal met categorie 2- of categorie 3-materiaal.

Voorschriften voor aangifteplichtige

Artikel 2 is gericht tot de houder van dierlijke bijproducten. De voorschriften van het eerste en het tweede lid hebben betrekking op de bewaring en het vervoer van dit materiaal naar de locatie, die door het college van burgemeester en wethouders aangewezen is.

In verband met een eventuele stijging van de afvoerkosten van dierlijke bijproducten is in artikel 2, lid 4 een bepaling opgenomen over de doorberekening van de afvoerkosten. Ondanks onbekendheid met de exacte omvang van deze kosten wordt in het collegebesluit hierover een overzicht van de verwachte kosten gegeven.

Voorschriften voor de gemeente

In artikel 3 van de Verordening Dierlijke Bijproducten wordt het college gevraagd Oudeweg 93, te 2031 CC Haarlem aan te wijzen als locatie voor de opslag van dierlijke bijproducten totdat Rendac BV dit materiaal op komt halen.

Begraven of cremeren van dode gezelschapsdieren

In artikel 81 h van de Wet is bepaald dat middels gemeentelijke verordening regels worden gesteld ten aanzien van het aangeven en bewaren van dode dieren. Artikel 3 van de verordening bepaalt dat kleine huisdieren of gezelschapsdieren begraven mogen worden op het terrein van de eigenaar of houder. Het gemeentebestuur is bevoegd te besluiten een plaats aan te wijzen voor begrafenis dan wel crematie. Deze regeling wijkt af van die van de artikelen 2 en 3 van de Verordening Dierlijke Bijproducten.

In artikel 4 is daarom gekozen deze eventuele plaats door de gemeenteraad te laten aanwijzen.

Afvoer door Rendac bv

Op grond van artikel 81h, lid 1, Gezondheids- en welzijnswet voor dieren worden dierlijke bijproducten afgestaan aan Rendac BV te Son. Op grond van artikel 81h, lid 1 en lid 3 is deze verplicht dit materiaal op te halen, te vervoeren en te verwerken. Rendac BV is de enige onderneming in Nederland welke een vergunning heeft om dierlijke bijproducten af te voeren en te verwerken. Op het verzamelen, het vervoer, de opslag, het hanteren en de verwerking zijn de bepalingen uit EG Verordening 1774/2002 van toepassing.

2011-01-05