Regeling vervallen per 01-08-2017

Afvalstoffenverordening 2009

Geldend van 05-07-2013 t/m 31-07-2017

Intitulé

Afvalstoffenverordening 2009

Gelet op artikel 10.23 eerste lid van de Wet Milieubeheer; is vastgesteld de Afvalstoffenverordening 2009, onder gelijktijdige intrekking van de geldende Afvalstoffenverordening 2006

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan, dan wel mede verstaan:

  • a.

    wet: de Wet milieubeheer (stb. 2002/239, zoals sindsdien gewijzigd)

  • b.

    inzamelen: de activiteiten gericht op het ophalen of innemen van afvalstoffen die binnen de gemeente ter inzameling worden aangeboden en het feitelijk ophalen en innemen daarvan;

  • c.

    ter inzameling aanbieden: de wijze van overdragen van afvalstoffen aan een inzamelende persoon of instantie, inclusief het achterlaten van afvalstoffen in daartoe of vanwege de inzamelende persoon of instantie geplaatste inzamelmiddelen of –voorzieningen, of op een daartoe aangewezen plaats;

  • d.

    inzamelmiddel: een voor de inzameling van afvalstoffen bestemd hulp- of bewaarmiddel ten behoeve van één huishouden, bijvoorbeeld een huisvuilzak, rolemmer, afvalemmer, kca-box, of big-bag;

  • e.

    inzamelvoorziening: een voor de inzameling van afvalstoffen bestemd bewaarmiddel of –plaats ten behoeve van meerdere huishoudens, bijvoorbeeld een rolemmer op standaard, (ondergrondse) verzamelcontainer, inpandige verzamelcontainer, (ondergrondse) wijkcontainer, of brengdepot;

  • f.

    inzameldienst: de krachtens artikel 2 eerste lid aangewezen inzameldienst, belast met de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen;

  • g.

    afvalverwerkende instantie: de instantie waaraan krachtens artikel 2, vierde lid een alleenrecht is verleend, zoals bedoeld in artikel 17 van het Besluit aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten, voor de verwerking van binnen de gemeente vrijkomende huishoudelijke afvalstoffen, zoals bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van de Wet milieubeheer;

  • h.

    alleenrecht: een bijzonder of uitsluitend recht om binnen de gemeente vrijkomende huishoudelijke afvalstoffen te mogen verwerken;

  • i.

    andere inzamelaars: de krachtens artikel 2 tweede lid aangewezen personen en instanties, belast met het afzonderlijk inzamelen van categorieën huishoudelijke afvalstoffen;

  • j.

    gebruiker van een perceel: degene die in de gemeente feitelijk gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge artikel 10.21 en 10.22 van de Wet Milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt;

  • k.

    straatafval: huishoudelijke afvalstoffen van zeer beperkte omvang en gewicht, zoals proppen, papier, sigarettenpeuken, kauwgom, plastic bekertjes, blikjes, hondenpoep, verpakkingsmateriaal en etenswaren, niet zijnde klein chemisch afval, ontstaan buiten een perceel;

  • l.

    wegen: de wegen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b van de Wegenverkeerswet 1994;

  • m.

    motorrijtuigen: alle voertuigen, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder c van de Wegenverkeerswet 1994;

  • n.

    gestapelde bouw: een perceel in een gebouwd eigendom dat bestaat uit een aantal op elkaar geplaatste percelen, bijvoorbeeld een bovenwoning, een flat en een maisonnette;

  • o.

    afval brengpunt: het ‘afval brengpunt’ is een bemande voorziening op lokaal (of regionaal) niveau waar meerdere categorieën huishoudelijke afvalstoffen kunnen worden gebracht;

  • p.

    autowrakken: motorrijtuigen op meer dan twee wielen die rijtechnisch in onvoldoende staat van onderhoud verkeren of in kennelijk verwaarloosde toestand verkeren, in gevallen die krachtens het Besluit Beheer Autowrakken (BBA) worden aangegeven.

Artikel 1a Positieve fictieve beschikking

Paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht  (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is van toepassing op alle aanvragen voor vergunning of ontheffing ingevolge deze verordening​.

Hoofdstuk 2. De inzameling van huishoudelijke afvalstoffen

Artikel 2 Aanwijzing inzameldienst en andere inzamelaars en vestiging alleenrecht afvalverwerkende instantie

  • 1. Het college wijst de inzameldienst aan, die belast is met het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen.

  • 2. Naast de inzameldienst kan het college andere inzamelaars aanwijzen die belast zijn met het afzonderlijk inzamelen van categorieën huishoudelijke afvalstoffen.

  • 3. Het college kan aan het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen voorschriften en beperkingen verbinden in het belang van de bescherming van het milieu.

  • 4. Het college kan aan een afvalverwerkende instantie een alleenrecht verlenen als bedoeld in artikel 17 van het Besluit aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten voor de verwerking van binnen de gemeente vrijkomende huishoudelijke afvalstoffen, zoals bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van de Wet milieubeheer.

Artikel 3 Afzonderlijke inzameling

  • 1. Door de inzameldienst of andere inzamelaars worden de volgende categorieën huishoudelijke afvalstoffen afzonderlijk ingezameld:

    • a.

      groente-, fruit- en tuinafval

    • b.

      klein chemisch afval

    • c.

      verpakkingsglas

    • d.

      vlakglas

    • e.

      oud papier en karton

    • f.

      textiel

    • g.

      (afgedankte) elektrische en elektronische apparatuur (voorheen: wit- en bruingoed)

    • h.

      grof tuinafval

    • i.

      asbest en asbesthoudend afval

    • j.

      grof huishoudelijk afval

    • k.

      huishoudelijk restafval

    • l.

      metalen

    • m.

      banden

    • n.

      bitumenhoudend afval

    • o.

      gasdrukhouders

    • p.

      gips

    • q.

      harde kunststoffen

    • r.

      hout A (pallethout)

    • s.

      hout B (ongesorteerd)

    • t.

      hout C (geïmpregneerd)

    • u.

      kunststofverpakkingen

    • v.

      schoon puin

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders kan een omschrijving vaststellen van de categorieën huishoudelijke afvalstoffen als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 4 Inzamelmiddelen en –voorzieningen

  • 1. De inzameling kan plaatsvinden via:

    • a.

      een inzamelmiddel voor de gebruiker van een perceel;

    • b.

      een inzamelvoorziening voor de gebruikers van een aantal percelen;

    • c.

      een inzamelvoorziening op wijkniveau;

    • d.

      een brengdepot op lokaal of regionaal niveau.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders kan aanwijzen via welk al dan niet van gemeentewege verstrekt inzamelmiddel of via welke inzamelvoorziening de inzameling van een bepaalde categorie huishoudelijke afvalstoffen ten behoeve van de gebruiker van een perceel plaatsvindt.

Artikel 5 Frequentie van inzamelen

  • 1. Huishoudelijk restafval en groente-, fruit- en tuinafval wordt tenminste eenmaal per twee weken bij of nabij elk perceel ingezameld.

  • 2. In afwijking van het eerste lid wordt huishoudelijk restafval en groente-, fruit- en tuinafval bij of nabij percelen waar het restafval en groente-, fruit- en tuinafval middels huisvuilzakken wordt ingezameld, tenminste eenmaal per week ingezameld.

  • 3. In afwijking van het eerste lid wordt huishoudelijk restafval bij inzamelvoorzieningen niet volgens een vaste frequentie nabij elk perceel ingezameld.

  • 4. In afwijking van het eerste lid wordt groente-, fruit- en tuinafval bij de op Bijlage I bij deze verordening vermelde delen van Haarlem, niet afzonderlijk bij elk perceel ingezameld.

  • 5. In afwijking van het eerste lid kan het college van burgemeester en wethouders vaststellen dat huishoudelijk restafval en groente-, fruit- en tuinafval niet bij elk perceel, dan wel gestapelde bouw, wordt ingezameld.

  • 6. Het college van burgemeester en wethouders kan de frequentie van inzameling vaststellen van de overige categorieën huishoudelijke afvalstoffen die afzonderlijk in aangewezen delen van de gemeente bij elk perceel worden ingezameld.

  • 7. Waar een inzamelvoorziening of clusterplaats voor huishoudelijk restafval en/of gft-afval aanwezig is nabij een perceel, mag de loopafstand maximaal 125 m. bedragen. Het college van burgemeester en wethouders kan in bijzondere gevallen, zoals praktische belemmeringen in verband met de verkeersveiligheid, de bereikbaarheid van de inzamelvoorziening door het inzamelvoertuig, de aanwezigheid van kabels en leidingen en andere objecten in de openbare ruimte, besluiten dat de afstand tussen de inzamelvoorziening bestemd voor restafval en/of groente-, fruit- en tuinafval, en de betreffende percelen meer dan 125 meter bedraagt.

Artikel 6 Inzamelverbod huishoudelijke afvalstoffen behoudens aanwijzing

  • 1. Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen in te zamelen.

  • 2. Het verbod geldt niet voor de inzameldienst of andere inzamelaars.

  • 3. Het verbod geldt niet voor personen of instanties die in het kader van producentenverantwoordelijkheid bij algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling een inzamelplicht hebben gekregen voor categorieën van huishoudelijke afvalstoffen.

Hoofdstuk 3. Het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen

Artikel 7 Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan anderen

Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling aan te bieden aan een ander dan de inzameldienst, andere inzamelaars of de personen of instanties die in het kader van producentenverantwoordelijkheid bij algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling een inzamelplicht hebben voor categorieën van huishoudelijke afvalstoffen.

Artikel 8 Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen door anderen dan de gebruikers van percelen

  • 1. Het is anderen dan gebruikers van percelen verboden om huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling aan te bieden aan de inzameldienst of aan andere inzamelaars.

  • 2. In afwijking van het bepaalde onder lid 1, kan het college van burgemeester en wethouders besluiten dat ook anderen dan de onder 1 genoemde gebruikers van percelen afval mogen aanbieden op het brengdepot zoals genoemd in de artikelen 4 en 13.

Artikel 9 Afzonderlijk ter inzameling aanbieden

  • 1. Het is verboden om de volgende categorieën huishoudelijke afvalstoffen anders dan afzonderlijk ter inzameling aan te bieden:

    • a.

      groente-, fruit- en tuinafval

    • b.

      klein chemisch afval

    • c.

      verpakkingsglas

    • d.

      vlakglas

    • e.

      oud papier en karton

    • f.

      textiel

    • g.

      (afgedankte) elektrische en elektronische apparatuur (voorheen: wit- en bruingoed)

    • h.

      grof tuinafval

    • i.

      asbest en asbesthoudend afval

    • j.

      grof huishoudelijk afval

    • k.

      huishoudelijk restafval

    • l.

      metalen

    • m.

      banden

    • n.

      bitumenhoudend afval

    • o.

      gasdrukhouders

    • p.

      gips

    • q.

      harde kunststoffen

    • r.

      hout A (pallethout)

    • s.

      hout B (ongesorteerd)

    • t.

      hout C (geïmpregneerd)

    • u.

      kunststofverpakkingen

    • v.

      schoon puin

  • 2. Het is verboden de aangewezen categorieën huishoudelijke afvalstoffen aan te bieden aan anderen dan de krachtens het tweede lid aangewezen inzameldienst en andere inzamelaars.

  • 3. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt, voorzover het groente-, fruit- en tuinafval betreft, niet voor gebruikers van percelen waar het groente-, fruit- en tuinafval in gevolge artikel 5 lid 4 niet afzonderlijk wordt ingezameld.

  • 4. Het in het derde lid gestelde verbod geldt niet voor het aanbieden van categorieën huishoudelijke afvalstoffen aan personen of instanties die in het kader van producentenverantwoordelijkheid bij algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling een inzamelplicht hebben gekregen voor die categorieën huishoudelijke afvalstoffen.

Artikel 10 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelmiddel voor de gebruiker van een perceel

  • 1. Het is voor de gebruiker van een perceel ten behoeve van wie krachtens artikel 4, tweede lid, voor een bepaalde categorie huishoudelijke afvalstoffen een inzamelmiddel is aangewezen of van gemeentewege is verstrekt, verboden de betreffende afvalstoffen anders aan te bieden dan via het daartoe aangewezen of verstrekte inzamelmiddel.

  • 2. Het is verboden andere categorieën huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelmiddel aan te bieden, dan de categorie waarvoor dit inzamelmiddel krachtens artikel 4, tweede lid, is bestemd.

  • 3. Het college van burgemeester en wethouders kan regels stellen omtrent de plaatsen en wijze waarop huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelmiddel ter inzameling moeten worden aangeboden.

  • 4. Het college van burgemeester en wethouders kan regels stellen met betrekking tot het maximale gewicht van de afvalstoffen per inzamelmiddel en het maximale aantal inzamelmiddelen dat per keer kan worden aangeboden

  • 5. Indien van gemeentewege een inzamelmiddel aan de gebruiker van een perceel is verstrekt kan het college van burgemeester en wethouders regels stellen omtrent de voorwaarden waaronder het inzamelmiddel is verstrekt, het gebruik en het reinigen daarvan.

  • 6. Indien het inzamelmiddel niet van gemeentewege is verstrekt, kan het college van burgemeester en wethouders eisen stellen aan het te gebruiken inzamelmiddel.

  • 7. Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen op andere wijzen of plaatsen ter inzameling aan te bieden dan krachtens dit artikel is bepaald.

  • 8. Het is verboden voor anderen dan de gebruiker van een perceel ten behoeve van wie krachtens artikel 4, tweede lid, een inzamelmiddel is verstrekt of aangewezen, hun afvalstoffen ter inzameling aan te bieden via dit inzamelmiddel.

Artikel 11 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelvoorziening ten behoeve van een groep percelen

  • 1. Het is de gebruiker van een perceel voor wie krachtens artikel 4, tweede lid, mede ten behoeve van zijn perceel een inzamelvoorziening voor een bepaalde categorie huishoudelijke afvalstoffen is aangewezen, verboden de betreffende afvalstoffen anders aan te bieden dan via de betreffende inzamelvoorziening.

  • 2. Het is verboden andere categorieën huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelvoorziening voor een aantal percelen aan te bieden, dan de categorie waarvoor deze inzamelvoorziening krachtens artikel 4, tweede lid, is bestemd.

  • 3. Het college van burgemeester en wethouders kan regels stellen ten aanzien van de wijze waarop huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelvoorziening ten behoeve van een groep percelen moeten worden aangeboden.

  • 4. Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen op andere wijze aan te bieden via een inzamelvoorziening ten behoeve van een groep percelen dan krachtens het derde lid is bepaald.

  • 5. Het is verboden voor anderen dan de gebruikers van percelen voor wie krachtens artikel 4, tweede lid, een inzamelvoorziening is aangewezen, huishoudelijke afvalstoffen aan te bieden via deze inzamelvoorziening.

Artikel 12 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via inzamelvoorzieningen op wijkniveau

  • 1. Het is verboden andere categorieën huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelvoorziening op wijkniveau aan te bieden dan de categorie waarvoor de inzamelvoorziening krachtens artikel 4, tweede lid, is bestemd.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders kan regels stellen omtrent de wijze waarop huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling kunnen worden aangeboden via een inzamelvoorziening op wijkniveau.

  • 3. Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen op andere wijze via een inzamelvoorziening op wijkniveau ter inzameling aan te bieden dan krachtens het tweede lid is bepaald.

  • 4. Het verbod in artikel 10, zevende lid, en artikel 11, vierde lid, geldt niet voor het aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via inzamelvoorzieningen op wijkniveau overeenkomstig dit artikel.

Artikel 13 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een brengdepot op lokaal of regionaal niveau

  • 1. Het is verboden andere categorieën huishoudelijke afvalstoffen via een brengdepot op lokaal of regionaal niveau aan te bieden dan de categorieën waarvoor het brengdepot krachtens artikel 4, tweede lid, is bestemd.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders kan regels stellen omtrent de wijze waarop huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling kunnen worden aangeboden bij het brengdepot op lokaal of regionaal niveau.

  • 3. Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen op andere wijze via een brengdepot op lokaal of regionaal niveau ter inzameling aan te bieden dan krachtens het tweede lid is bepaald.

  • 4. Het verbod in artikel 10, zevende lid, en artikel 11, vierde lid, geldt niet voor het aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een brengdepot op lokaal of regionaal niveau overeenkomstig dit artikel.

Artikel 14 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen zonder inzamelmiddel

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders kan categorieën huishoudelijke afvalstoffen aanwijzen die zonder inzamelmiddel als bedoeld in artikel 4 van deze verordening ter inzameling kunnen worden aangeboden.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders kan regels stellen over de plaatsen en wijze waarop deze categorieën huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling moeten worden aangeboden.

  • 3. Het college van burgemeester en wethouders kan regels stellen over het maximale gewicht, de maximale afmetingen en het maximale volume van deze categorieën huishoudelijke afvalstoffen dat per keer kan worden aangeboden.

  • 4. Het is verboden deze categorieën huishoudelijke afvalstoffen op andere wijze ter inzameling aan te bieden dan krachtens dit artikel is bepaald.

Artikel 15 Dagen en tijden voor het ter inzameling aanbieden

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders stelt de dagen en tijden vast waarop categorieën huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling kunnen worden aangeboden.

  • 2. Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen op andere dagen en tijden ter inzameling aan te bieden dan krachtens het eerste lid is bepaald.

Artikel 16 Het in bijzondere gevallen ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen

In afwijking van hetgeen in deze paragraaf is bepaald kan het college van burgemeester en wethouders regels stellen omtrent het in bijzondere gevallen ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan de inzameldienst of andere inzamelaars.

Hoofdstuk 4. De inzameling van bedrijfsafvalstoffen

Artikel 17 Inzameling bedrijfsafvalstoffen door de inzameldienst

Het college van burgemeester en wethouders kan categorieën bedrijfsafvalstoffen aanwijzen die door de inzameldienst worden ingezameld.

Artikel 18 Ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan de inzameldienst

  • 1. Het is verboden bedrijfsafvalstoffen aan te bieden aan de inzameldienst.

  • 2. Het verbod geldt niet voor de krachtens artikel 17 aangewezen categorieën bedrijfsafvalstoffen, voorzover degene die gebruik maakt van de inzameling door de inzameldienst voldoet aan de daarmee ontstane belastingplicht op grond van de verordening Reinigingsrechten.

  • 3. Het college van burgemeester en wethouders kan regels stellen omtrent de dagen, tijden, wijzen en plaatsen waarop de krachtens artikel 17 aangewezen bedrijfsafvalstoffen aan de inzameldienst ter inzameling kunnen worden aangeboden.

  • 4. Het is verboden de krachtens artikel 17 aangewezen bedrijfsafvalstoffen ter inzameling aan te bieden in strijd met deze regels.

Artikel 19 Het ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan een ander dan de inzameldienst

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders kan regels stellen voor het ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan een ander dan de inzameldienst.

  • 2. Het is verboden bedrijfsafvalstoffen ter inzameling aan te bieden in strijd met deze regels.

Hoofdstuk 5. Zwerfafval

Artikel 20 Voorkomen van diffuse milieuverontreiniging

  • 1. Het is verboden buiten een daarvoor door het college van burgemeester en wethouders bestemde plaats en buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer een afvalstof, stof of voorwerp op of in de bodem te brengen, te storten, te houden, achter te laten of anderszins te plaatsen op een wijze die aanleiding kan geven tot hinder of nadelige beïnvloeding van het milieu.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders kan van het verbod ontheffing verlenen.

  • 3. Het verbod is niet van toepassing op:

    • a.

      het overeenkomstig deze verordening ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen of bedrijfsafvalstoffen;

    • b.

      het thuiscomposteren van groente-, fruit- en tuinafval;

    • c.

      voor zover de (afval)stoffen tijdelijk op de weg geraken of worden gebracht als onvermijdelijk gevolg van het laden, lossen of vervoeren van afvalstoffen dan wel het verrichten van andere werkzaamheden op of aan de weg.

  • 4. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover de Wet bodembescherming of het Bouwstoffenbesluit voorziet in de beoogde bescherming van het milieu.

Artikel 21 Achterlaten van straatafval

  • 1. Het is verboden straatafval in de openbare ruimte achter te laten zonder gebruik te maken van de van gemeentewege of anderszins geplaatste of voorgeschreven bakken, manden of soortgelijke voorwerpen.

  • 2. Het is verboden om andere afvalstoffen dan straatafval achter te laten in daartoe van gemeentewege of anderszins geplaatste of voorgeschreven (prulle)bakken, manden of soortgelijke voorwerpen.

Artikel 22 Voorkomen van zwerfafval bij ter inzameling gereed staande afvalstoffen

  • 1. Het is verboden afvalstoffen, of inzamelmiddelen, welke ter inzameling gereed staan, te doorzoeken en/of te verspreiden.

  • 2. Het is verboden tegen afvalstoffen of inzamelmiddelen, die ter inzameling gereed staan, te stoten, te schoppen, deze te beschadigen of omver te werpen.

Artikel 23 Afvalbakken in inrichtingen voor het verbruiken van eet- en drinkwaren

  • 1. De houder of beheerder van een inrichting waar eet- of drinkwaren worden verkocht die ter plaatse kunnen worden genuttigd, is verplicht:

    • a.

      een afvalbak, -mand of soortgelijk voorwerp in of nabij de inrichting op een duidelijk zichtbare plaats aanwezig te hebben, waarin het publiek afval kan achterlaten;

    • b.

      zorg te dragen dat deze afvalbak, -mand of soortgelijk voorwerp van een zodanige constructie is dat het afval daarin deugdelijk geborgen blijft en dat die afvalbak, -mand of voorwerp steeds tijdig wordt geledigd;

    • c.

      zorg te dragen dat dagelijks, uiterlijk een uur na sluiting van de inrichting, doch in ieder geval terstond op eerste aanzegging van een ambtenaar, belast met de toezicht op de naleving van dit artikel, in de nabijheid van de inrichting achtergebleven afval, voorzover kennelijk uit of van die inrichting afkomstig, wordt opgeruimd.

  • 2. De in het eerste lid gestelde verplichtingen gelden niet voor zover op de Wet Milieubeheer gebaseerde voorschriften van toepassing zijn.

Artikel 24 Zwerfafval bij vervoeren, laden en lossen of overige werkzaamheden

  • 1. Het is verboden afvalstoffen, stoffen of voorwerpen op zodanige wijze te laden, te lossen of te vervoeren of andere werkzaamheden te verrichten, dat de weg wordt verontreinigd of het milieu nadelig kan worden beïnvloed.

  • 2. Indien bij het laden, lossen of vervoeren van afvalstoffen, stoffen of voorwerpen deze weg wordt verontreinigd of het milieu nadelig wordt beïnvloed, is degene die genoemde werkzaamheden verricht alsmede diens opdrachtgever verplicht deze weg te reinigen of te laten reinigen:

    • a.

      direct na het ontstaan van de verontreiniging, indien de verontreiniging gevaar voor de veiligheid van het verkeer of beschadiging van het wegdek oplevert;

    • b.

      direct na beëindiging van de werkzaamheden, indien de verontreiniging geen gevaar voor de veiligheid van het verkeer of beschadiging van het wegdek oplevert;

    • c.

      indien de werkzaamheden langer dan een dag duren, elke dag direct na beëindiging van de werkzaamheden.

  • 3. Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing, voor zover daarin al wordt voorzien bij of krachtens andere regelgeving.

Hoofdstuk 6. Overige onderwerpen die de verordening aangaan

Artikel 25 Verbod opslag van afvalstoffen

  • 1. Het is verboden afvalstoffen op een voor het publiek zichtbare plaats in de open lucht en buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer op te slaan of opgeslagen te hebben, of de afvalstoffen op een zodanige wijze op te slaan of opgeslagen te hebben, dat overlast ontstaat voor de omgeving.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.

  • 3. Het verbod is niet van toepassing op het overdragen of ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan de inzameldienst, andere inzamelaars of de personen of instanties die in het kader van producentenverantwoordelijkheid bij algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling een inzamelplicht hebben voor categorieën van huishoudelijke afvalstoffen.

Artikel 26 Afgifte autowrakken afkomstig uit een huishouden

Het is de eigenaar of kentekenhouder verboden zich te ontdoen van een autowrak, dat afkomstig is van een huishouden, anders dan door afgifte aan inrichtingen, genoemd in artikel 6 van het Besluit Beheer Autowrakken.

Hoofdstuk 7. Slotbepalingen

Artikel 27 Strafbepaling

Een gedraging in strijd met de volgende artikelen is een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 3º, Wet op de economische delicten:

Artikel 7 verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan anderen;

Artikel 8 verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen door anderen dan gebruikers van percelen;

Artikel 9 afzonderlijk ter inzameling aanbieden;

Artikel 10 ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelmiddel voor de gebruiker van een perceel;

Artikel 11 ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelvoorziening ten behoeve van een groep percelen;

Artikel 12 ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via inzamelvoorzieningen op wijkniveau;

Artikel 13 ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een brengdepot op lokaal of regionaal niveau;

Artikel 14 ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen zonder inzamelmiddel;

Artikel 15 dagen en tijden voor het ter inzameling aanbieden;

Artikel 18 ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan de inzameldienst;

Artikel 19 het ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan een ander dan de inzameldienst;

Artikel 20 voorkomen van diffuse milieuverontreiniging;

Artikel 21 achterlaten van straatafval;

Artikel 22 voorkomen van zwerfafval bij ter inzameling gereed staande afvalstoffen;

Artikel 23 afvalbakken in inrichtingen voor het verbruiken van eet- en drinkwaren;

Artikel 24 zwerfafval bij vervoeren, laden en lossen of overige werkzaamheden;

Artikel 25 verbod opslag van afvalstoffen;

Artikel 26 afgifte autowrakken afkomstig uit een huishouden;

Artikel 28 Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de krachtens artikel 18.4, derde lid, van de wet aangewezen ambtenaren.

Artikel 29 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking zes weken na de dag van bekendmaking.

  • 2. De afvalstoffenverordening voor de gemeente Haarlem 2006 wordt ingetrokken.

Artikel 30 Overgangsbepaling

  • 1. Vergunningen en ontheffingen verleend krachtens de verordening bedoeld in artikel 29, tweede lid, blijven, indien en voor zover het gebod of het verbod waarop de vergunning of ontheffing betrekking heeft, ook vervat is in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken, nog gedurende 52 weken na de inwerkingtreding van deze verordening van kracht.

  • 2. Voorschriften en beperkingen opgelegd krachtens de verordening bedoeld in artikel 29, tweede lid, blijven - indien en voor zover de bepalingen ingevolge welke deze voorschriften en beperkingen zijn opgelegd, ook zijn vervat in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken, nog gedurende 52 weken na de inwerkingtreding van deze verordening van kracht.

  • 3. Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een vergunning of ontheffing op grond van de verordening bedoeld in artikel 29, tweede lid, is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op die aanvraag is beslist, wordt deze aanvraag beschouwd als een aanvraag tot aanwijzing, als bedoeld in artikel 2 van deze verordening.

  • 4. Op een aanhangig beroep of bezwaarschrift, betreffende een vergunning of ontheffing bedoeld in het eerste lid, dan wel voorschrift of beperking bedoeld in het tweede lid dat voor of na het tijdstip bedoeld in artikel 29, eerste lid, is ingekomen binnen de voordien geldende beroepstermijn, wordt beslist met toepassing van de verordening bedoeld in artikel 29, tweede lid.

  • 5. In afwijking van het eerste lid, blijft een ontheffing van kracht, totdat onherroepelijk is beslist op een aanvraag voor een, krachtens een in deze verordening overeenkomstig opgenomen gebod of verbod vereiste ontheffing, indien deze aanvraag ten minste acht weken voor afloop van de in het eerste lid genoemde termijn bij het bevoegde bestuursorgaan is ingediend.

  • 6. De intrekking van de verordening bedoeld in artikel 29, tweede lid heeft geen gevolgen voor de geldigheid van op basis van die verordening genomen nadere regels en aanwijzingsbesluiten, indien en voorzover de rechtsgrond waarop de aanwijzingsbesluiten zijn gebaseerd ook vervat is in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken.

Artikel 31 citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: de Afvalstoffenverordening 2009

Bijlage 1 behorende bij artikel 5 lid 4

Bijlage 1

behorende bij artikel 5 lid 4

Wijken van de gemeente waar groente-, fruit- en tuinafval niet afzonderlijk bij de gestapelde bouw of hoogbouw wordt ingezameld:

  • -

    Centrum

  • -

    Stationsbuurt

  • -

    Spaarnwouderbuurt

  • -

    Zijlweg-Oost

  • -

    Leidsebuurt

  • -

    Oude Amsterdamsebuurt

  • -

    Potgieterbuurt

  • -

    Van Zeggelenbuurt

  • -

    Waarderpolder

  • -

    Koninginnebuurt

  • -

    Rozenprieel

  • -

    Kleverparkbuurt

  • -

    Transvaalbuurt

  • -

    Indische Buurt-Zuid

  • -

    Frans Halsbuurt.

Toelichting Afvalstoffenverordening 2009

HOOFDSTUK 1 - ALGEMENE BEPALINGEN

  Artikel 1 Begripsomschrijvingen

 

Definities uit de Wet milieubeheer (Wm)

In dit artikel zijn alleen die begripsomschrijvingen opgenomen die specifiek zijn voor deze verordening. Relevante begrippen die al in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer (hierna te noemen Wm) zijn omschreven, worden, voorzover bij de omschrijving in de wet wordt aangesloten, niet in dit artikel herhaald. Daarbij gaat het om de volgende begrippen.

 

Afvalstoffen

Alle stoffen, preparaten of andere producten die behoren tot de categorieën die zijn genoemd in bijlage I bij richtlijn nr. 2006/12/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2006 betreffende afvalstoffen, waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen.

Doelmatig beheer van afvalstoffen

Zodanig beheer van afvalstoffen dat daarbij rekening wordt gehouden met het geldende afvalbeheersplan, dan wel de voor de vaststelling van het plan geldende bepalingen, dan wel de voorkeursvolgorde aangegeven in artikel 10.4, en de criteria, genoemd in artikel 10.5, eerste lid.

Huishoudelijke afvalstoffen

Afvalstoffen afkomstig uit particuliere huishoudens, behoudens voor zover het ingezamelde bestanddelen van die afvalstoffen betreft, die zijn aangewezen als gevaarlijke afvalstoffen.

Bedrijfsafvalstoffen

Afvalstoffen, niet zijnde huishoudelijke afvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen.

Gevaarlijke afvalstoffen

Bij ministeriële regeling als zodanig aangewezen afvalstoffen, met inachtneming van ter zake voor Nederland verbindende verdragen en van besluiten van volkenrechtelijke organisaties.

Afvalbeheersplan

Het afvalbeheersplan, bedoeld in artikel 10.3 Wm (Nb. LAP 2002-2012)

Afvalstoffenverordening

De verordening, bedoeld in artikel 10.23 Wm

Beheer van afvalstoffen

Inzameling, vervoer, nuttige toepassing of verwijdering van afvalstoffen.

Nuttige toepassing

De handelingen die zijn genoemd in bijlage II B bij richtlijn nr. 2006/12/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2006 betreffende afvalstoffen.

Verwijdering          

De handelingen die zijn genoemd in bijlage II A bij richtlijn nr. 2006/12/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2006 betreffende afvalstoffen.

 

Grof huishoudelijk afval

Het begrip huishoudelijke afvalstoffen omvat ook grof huishoudelijk afval. Onder grof huisafval worden verstaan ‘huishoudelijke afvalstoffen die te groot en te zwaar zijn om op dezelfde wijze als de andere huishoudelijke afvalstoffen aan de inzameldienst te worden aangeboden’.

 

Straatafval, zwerfafval en illegale dumping

De Wet milieubeheer voorziet niet in een definitie van het begrip zwerfafval. Dit heeft te maken met het feit dat het begrip in de praktijk weinig problemen oplevert, terwijl een juridisch sluitende definitie moeilijk te geven is. In het Landelijk Afvalbeheersplan (LAP) is wel een definitie opgenomen:

“Zwerfafval is afval dat door mensen bewust of onbewust is weggegooid of achtergelaten op plaatsen die daar niet voor bestemd zijn of door indirect toedoen of nalatigheid van mensen op zulke plaatsen terecht is gekomen. Dit afval bestaat voornamelijk uit verpakkingsmateriaal van consumpties (blikjes, flesjes, wikkels, patatbakjes), sigarettenpeuken, kauwgomresten en allerhande gebruiksgoederen als kranten, folders en tissues.”

Het verschil tussen straatafval en zwerfafval is dat straatafval, dat niet in een prullenmand wordt achtergelaten, maar in de openbare ruimte terecht komt, zwerfafval wordt.

 

Onder zwerfafval wordt ook niet verstaan illegale dumping van afval. In tegenstelling tot bij zwerfafval, gaat het bij illegale dumping niet om een of enkele restanten van consumptie, maar om grotere hoeveelheden afval (bijvoorbeeld met een volume van ten minste en plastic tas). Bovendien gaat het niet om afval dat uit nalatigheid of gemakzucht wordt achtergelaten of weggegooid. De ontdoener kiest er namelijk zeer bewust voor om het afval niet via de daarvoor geëigende manier af te voeren, maar om het onbeheerd achter te laten in de openbare ruimte. Het kan zowel huishoudelijk als bedrijfsafval zijn. Veel voorkomend illegaal gedumpt afval is huisvuil, tuinafval, fietswrakken, accu’s, meubilair en autobanden. Ook het bijplaatsen van afval bij inzamelvoorzieningen valt onder illegale dumping.

 

b. Inzamelen

Het begrip ‘inzamelen’ is gedefinieerd om uitdrukkelijk vast te leggen dat er sprake is van een brede omschrijving. Hiervoor is gekozen om recht te doen aan het feit dat een gemeentelijke inzamelstructuur steeds meer bestaat uit zowel haal- als brengvoorzieningen op verschillende niveaus. Bovendien maakt een bredere omschrijving van het begrip inzamelen de veelheid van termen uit de vorige modelbepalingen (‘aan te bieden of over te dragen’, ‘achterlaten’, etc.) overbodig. Wel is een ondergrens aangebracht: voordat sprake kan zijn van inzamelen, dienen de afvalstoffen ter inzameling te worden aangeboden. Voor de omschrijving van het begrip ‘ter inzameling aanbieden’ geldt dezelfde brede invulling met betrekking tot haal- en brengvoorzieningen, nu van de kant van degene die zich van afval wenst te ontdoen.

 

h. Gebruiker van een perceel

De omschrijving ‘gebruiker van een perceel’ sluit aan bij de begripsomschrijving in de VNG-modelverordening reinigingsheffingen. Deze is opgenomen om te kunnen bepalen dat alleen diegenen die in de gemeente betalen voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen, gebruik mogen maken van de inzamelstructuur (zie de toelichting bij artikel 8) en de aangewezen inzameldienst.

 

i. Straatafval, zwerfafval en illegale dumping

Straatafval wordt gedefinieerd als “huishoudelijke afvalstoffen van zeer beperkte omvang en gewicht, zoals proppen, papier, sigarettenpeuken, kauwgom, plastic bekertjes en blikjes, verpakkingsmateriaal, etenswaren, niet zijnde klein chemisch afval, ontstaan buiten een perceel”. 

Bij straatafval is destijds in Haarlem de term ‘hondenpoep’ toegevoegd, zodat de straatprullebakken uitdrukkelijk ook hiervoor bestemd zijn.

 

j. Wegen en k. motorrijtuigen

De omschrijvingen van de begrippen ‘wegen’ en ‘motorrijtuigen’ zijn ontleend aan de Wegenverkeerswet 1994.

 

 

HOOFDSTUK 2 - INZAMELING VAN HUISHOUDELIJKE AFVALSTOFFEN

  Artikel 2 Aanwijzing inzameldienst en andere inzamelaars

 

Eerste lid: De aanwijzing van de inzameldienst bij uitvoeringsbesluit

De gemeente is op basis van artikel 10.24, eerste lid, onder a, Wm verplicht bij of krachtens de verordening een inzameldienst aan te wijzen voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen. Hoewel de inzameldienst ook direct in de verordening kan worden aangewezen, is er in de modelverordening voor gekozen de aanwijzing in het uitvoeringsbesluit op te nemen. Indien de inzameldienst wordt gewijzigd hoeft slechts het besluit te worden aangepast en niet de hele verordening.

 

Tweede lid: De aanwijzing van andere inzamelaars

De brede grondslag van de afvalstoffenverordening ten aanzien van huishoudelijk afval is vastgelegd in artikel 10.24, tweede lid, Wm. Op basis hiervan kunnen regels worden gesteld voor het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen. Zoals de Memorie van Toelichting stelt, gaat het hierbij vooral om de inzameling van bestanddelen van het huishoudelijk afval door anderen dan de inzameldienst.

 

Detaillisten/reparatiebedrijven

De aanwijzing op grond van het tweede lid van dit artikel kan ook worden gebruikt om detaillisten die bijvoorbeeld batterijen van particulieren inzamelen, op hun verzoek aan te merken als inzamelpunt. In het kader van de aanwijzing als inzamelpunt kunnen nadere afspraken worden gemaakt met de inzamelende persoon of instantie over bijvoorbeeld de wijze van inzameling, opslag en de afgifte aan de gemeente, monitoring, etc.

Indien detaillisten en/of reparatiebedrijven in een AMvB, of ministeriële regeling zijn aangewezen als inzamelende instantie is de gemeente niet bevoegd daarover nadere regels te stellen. Dit betekent dat detaillisten en/of reparatiebedrijven geen aanwijzing van de gemeente nodig hebben om huishoudelijke apparaten in te nemen. Dit geldt bijvoorbeeld voor de Regeling beheer elektrische en elektronische apparatuur.

 

 

Derde lid: Voorschriften en beperkingen

De tekst van dit artikel sluit aan bij artikel 3 van de APV: Voorschriften en beperkingen. Deze voorschriften en beperkingen worden vervolgens nader gespecificeerd in het uitvoeringsbesluit. De voorschriften en beperkingen kunnen voortvloeien uit het gemeentelijk afvalbeleidsplan.

Artikel 3 Afzonderlijke inzameling

 

Afstemming met artikel 9

In artikel 9 is een verbod opgenomen om opgesomde categorieën anders dan afzonderlijk ter inzameling aan te bieden. Afstemming van artikel 3 met artikel 9 is gewenst.

 

LAP

Het Landelijk afvalbeheerplan (LAP) benoemt in hoofdstuk 14 van deel 1 Beleidskader de volgende door de consument te scheiden afvalstoffen: groente-, fruit- en tuinafval, papier en karton, glas, textiel, wit- en bruingoed, klein chemisch afval, en componenten van grof huishoudelijk afval (grof tuinafval, huishoudelijk bouw- en sloopafval, waaronder verduurzaamd hout). Bij het vaststellen of wijzigen van de afvalstoffenverordening dient rekening te worden gehouden met het LAP. In de opsomming in het eerste lid van dit artikel is daarom aangesloten bij het LAP.

 

PMV

Gemeenten kunnen daarnaast op basis van de provinciale milieuverordening worden verplicht om bepaalde categorieën huis­houdelijke afvalstoffen afzonderlijk in te zamelen en daarover regels op te nemen in de verordening. De PMV Noord-Holland bepaalt dat tenminste klein chemisch afval, glas, papier en karton, textiel en wit- en bruingoed waarop het Besluit beheer wit- en bruingoed van toepassing is, afzonderlijk moeten worden ingezameld. De PMV’s worden op termijn vervangen door amvb’s.

 

GFT-afval

Artikel 10.21 tweede lid, Wm verplicht gemeenten in ieder geval tot de afzonderlijke inzameling van groente-, fruit- en tuinafval (GFT-afval). Afwijking van deze verplichting is mogelijk in het belang van een doelmatig beheer van huishoudelijke afvalstoffen (zie de toelichting bij artikel 5).

 

(Afgedankte) elektrische en elektronische apparatuur (voorheen wit- en bruingoed)

Op 13 augustus 2004 is het Besluit beheer wit- en bruingoed ingetrokken en zijn de Regeling beheer elektrische en elektronische apparatuur en het Besluit beheer elektrische en elektronische apparatuur in werking getreden. Op grond van deze regelgeving dient de gemeente er zorg voor te dragen dat afgedankte elektrische en elektronische apparatuur gescheiden wordt ingezameld. Er dient zowel een haal- als brengvoorziening te zijn. De gescheiden inzamelplicht bestond ook al onder de oude regeling.

 

Asbest

In Haarlem wordt (huishoudelijk) asbest en asbesthoudend afval afzonderlijk ingezameld. Het betreft uitsluitend een brengsysteem.

 

Textiel

Textiel is een afvalstof in de zin van artikel 1.1, eerste lid, Wm. Dit blijkt uit een uitspraak (voorlopige voorziening) van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS 28-01-2003, 200206958/1). Het ingezamelde textiel (draagbare en niet-draagbare kleding, lakens, dekens, grote lappen stof en gordijnen) is aan te merken als een huishoudelijke afvalstof, omdat de aangeboden kleding kennelijk ongesorteerd wordt aangeboden en daarom nog een sorteerbewerking moet ondergaan. Een deel van de ingezamelde textiel kan namelijk gebruikt worden overeenkomstig de oorspronkelijke bestemming, een deel is slechts geschikt voor een ander gebruik en een deel is onbruikbaar. De Raad van State verwijst ook naar een uitspraak van het Hof van Justitie, waarin werd geoordeeld dat het toepassingsgebied van het begrip afvalstof afhangt van de term “zich ontdoen van”. In de genoemde feiten ligt volgens de Raad van State een aanwijzing besloten dat de huishoudens zich van het textiel hebben willen ontdoen, voornemens zijn zich daarvan te ontdoen of zich daarvan moeten ontdoen. De inzameling is daarom primair een verantwoordelijkheid van de lokale gemeente.

Benadrukt moet worden dat de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State een voorlopige voorziening is en dat in een bodemprocedure anders kan worden bepaald.

Gesteld kan worden dat de gemeente op grond van artikel 10.21 Wm een zorgplicht heeft voor de inzameling van textiel. Dat betekent overigens niet dat de gemeente deze inzameling zelf ter hand moet nemen. De gemeente kan op grond van artikel 2, tweede lid, van deze afvalstoffenverordening besluiten andere inzamelaars aanwijzen die met de inzameling van het textiel belast zijn.

 

 

 

Aanvulling lijst met andere categorieën

De lijst genoemd in artikel 3 kan naar behoefte met andere categorieën worden uitgebreid. De grondslag hiervoor is te vinden in artikel 10.21, derde lid, Wm, waarin gesteld wordt dat de raad kan besluiten tot het afzonderlijk inzamelen van andere bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen.

 

Lid 2: Vaststellen omschrijving van de categorieen huishodelijke afvalstoffen

In het tweede lid van deze bepaling is bepaald dat het college van burgemeester en wethouders een omschrijving kan vaststellen voor categorieën huishoudelijke afvalstoffen. Daarbij kan worden aangegeven welke afvalstoffen in ieder geval wel en welke zeker niet behoren tot een bepaalde categorie huishoudelijk afval. Het vastleggen van een omschrijving van de verschillende categorieën huishoudelijke afvalstoffen is van belang om te kunnen ingrijpen bij vervuiling van de fracties vanwege verkeerd aanbiedgedrag. 

 

 

Artikel 4 Inzamelmiddelen en –voorzieningen

 

Niveaus van inzameling

In artikel 4 worden de niveaus van inzameling aangegeven. Hiermee wordt recht gedaan aan de vervaging van het onderscheid tussen huis-aan-huisinzameling en inzameling via brengvoorzieningen op verschillende niveaus.

 

Eerste lid, onder a: Inzameling bij elk perceel(haalsysteem)

De inzameling bij elk perceel is individueel en vindt plaats bij elke woning via een haalsysteem. De bewoners maken gebruik van individuele inzamelmiddelen, zoals vuilniszakken of minicontainers.

 

Eerste lid, onder a en b: Inzameling nabij elk perceel: clusterplaatsen en gestapelde bouw

In afwijking van artikel 10.21 Wm kan de raad op grond van artikel 10.26 eerste lid, onder b, Wm bij verordening besluiten dat - in plaats van bij elk perceel - nabij elk perceel wordt ingezameld. Zie de toelichting bij artikel 10 lid 3 en 7 van de verordening.

Inzameling nabij elk perceel kan op de volgende manieren plaatsvinden, via clusterplaatsen en via verzamelcontainers.

Indien een verzamelcontainer  bijvoorbeeld naast een flat of bovenwoning staat en alleen daarvoor bestemd is, geldt dit als inzameling bij een perceel, doch wanneer deze ook voor anderen bestemd is en/of verderweg staat, geldt dit als inzamelen nabij een perceel.

Een clusterplaats is een plaats waar de burger het inzamelmiddel – bijvoorbeeld een rolemmer of huisvuilzak – op de dag van inzameling naar toe brengt. Voorbeelden van clusterplaatsen zijn: een pleintje, een parkeerplaats waar op de dag van inzameling niet mag worden geparkeerd of een centrale plaats op de stoep. Soms is de clusterplaats door middel van speciale tegels aangegeven op het trottoir.

 

Eerste lid, onder c: Inzamelvoorziening op wijkniveau

Geacht kan worden aan wijkcontainers waar de burger bijvoorbeeld glas, oud papier en karton en textiel naar toe kan brengen.

 

Tweede lid: aanwijzing inzamelmiddel/-voorziening

Het college van burgemeester en wethouders kan voor iedere gebruiker van een perceel per categorie huishoudelijke afvalstoffen aanwijzen via welk(e) inzamelmiddel of -voorziening wordt ingezameld.

Krachtens dit artikel zal in ieder geval met betrekking tot huishoudelijk restafval en gft-afval worden aangegeven waar ingezameld wordt middels (welke) inzamelmiddelen voor de gebruiker van een perceel, dan wel middels (welke) inzamelvoorzieningen voor een groep gebruikers van percelen. Dit is van belang in verband met het tegengaan van gebruik van bepaalde inzamelmiddelen en -voorzieningen door gebruikers van percelen waarvoor deze niet bestemd zijn.

Wat betreft de inzamelvoorzieningen op wijkniveau en de brengdepots wordt volstaan met het aanwijzen van de categorieën van huishoudelijk afval waarvoor de voorzieningen bestemd zijn. De inzamelvoorzieningen op wijkniveau en brengdepots zijn alleen bestemd voor de inwoners van Haarlem.

In de artikelen 10 tot en met 13 van deze verordening wordt diverse malen terugverwezen naar hetgeen krachtens artikel 4 tweede lid is vastgelegd. 

Artikel 5 Frequentie van inzamelen

 

Wekelijkse inzamelfrequentie (lid 1 en 2)

De gemeentelijke zorgplicht voor de inzameling van huishoudelijk afval en groente-, fruit- en tuinafval bij of nabij elk perceel is op grond van artikel 10.21, eerste lid, respectievelijk tweede lid, Wm gesteld op tenminste eenmaal per week. Artikel 10.26, eerste lid, onder b, Wm, biedt de mogelijkheid om bij verordening af te wijken van de wekelijkse inzamelfrequentie van huishoudelijk afval en groente-, fruit- en tuinafval in het belang van een doelmatig beheer.

In Haarlem wordt sinds de invoering van gescheiden inzameling van gft-afval in delen van de gemeente alternerend ingezameld: de ene week huishoudelijk restafval, de andere week gft-afval. Hoofdregel is dat tenminste eenmaal per twee weken restafval en gft-afval bij of nabij percelen wordt ingezameld.

Er zijn delen van de gemeente waar vaker wordt ingezameld; bijvoorbeeld tenminste éénmaal per week, nl. in die delen waar het aangewezen inzamelmiddel de huisvuilzak is.

 

De wekelijkse inzamelplicht geldt uitdrukkelijk niet voor grove huishoudelijke afvalstoffen (zie artikel 10.21 lid 1 Wm). Wel geldt voor deze categorie huishoudelijke afvalstoffen op grond van artikel 10.22 lid 1 sub a en b Wm een zorgplicht.

 

Uitzondering I: inzameling middels inzamelvoorzieningen nabij elk perceel (lid 3)

Bij ondergrondse containers kan de frequentie soms iets lager liggen dan éénmaal per twee weken in verband met het grote volume van deze containers.

Het derde lid is een uitwerking van artikel 10.26, eerste lid, onder b Wm, dat de mogelijkheid biedt om – in het belang van een doelmatig beheer – huishoudelijke afvalstoffen nabij elk perceel in te zamelen. Bij inzameling ‘nabij elk perceel’ kan bijvoorbeeld gedacht worden aan inzameling middels clusterplaatsen (=verzamelplaatsen waar de rolcontainers of huisvuilzakken neergezet moeten worden bij het ter inzameling aanbieden) en inzameling middels (ondergrondse) verzamelcontainers.

Voor beide vormen van collectieve inzameling – inzamelcontainer en clusterplaats – geldt dat de inzameling laagdrempelig moet zijn.

Voor de clusterplaats geldt dat dit het geval is als de afstand tussen perceel en clusterplaats niet meer is dan 125 meter, waarbij het college in bijzondere gevallen deze norm mag overschrijden. Zie de toelichting bij lid 7.

Voor de inzamelvoorzieningen geldt hetzelfde, echter aangevuld met een aantal extra eisen. Deze eisen zijn: de inzamelvoorziening is voor een ieder goed bereikbaar en toegankelijk, de afvalstoffen kunnen eenvoudig worden achtergelaten en er wordt tussen clusterplaatsen en overige inzamelwijzen nabij elk perceel (de zogenaamde inzamelvoorzieningen gelegenheid gegeven om ten minste 12 aaneengesloten uren per week huishoudelijke afvalstoffen aan te bieden.

 

Uitzondering II: het niet gescheiden inzamelen van gft-afval in een deel van de gemeente (lid 4)

Het vierde lid regelt het niet gescheiden inzamelen van gft-afval in een deel van de gemeente. De raad kan ingevolge artikel 10.26 lid 1 sub c Wm, in afwijking van 10.21 Wm, bepalen dat in het belang van een doelmatig beheer in een gedeelte van het grondgebied van de gemeente geen huishoudelijke afvalstoffen worden ingezameld. Bij ‘een deel van de gemeente’ kan gedacht worden aan het aanwijzen van bepaalde wijken, maar ook aan bepaalde bebouwingstypen. Hoewel in artikel 10.26 Wm niet wordt aangegeven dat dit ook expliciet kan gelden voor het scheiden van gft‑ afval, wordt in de toelichting die mogelijkheid wel aangegeven. De Wet milieubeheer biedt dus de mogelijkheid om af te wijken van de scheidingsplicht ex art. 10.21 lid 2, mits dit in het Afvalstoffenbeleid wordt aangegeven.

 

De afwijking van de inzamelplicht voor het gft-afval geschiedt op basis van drie criteria, die in 1993 door het Afval Overlegorgaan (A.O.O.) zijn vastgesteld:

  • 1.

    het gft-afval is structureel zo verontreinigd, dat de verwerkingsinrichting het gft-afval niet accepteert en/of de verontreiniging is zo groot dat de kwaliteit van de geproduceerde gft-compost niet voldoet aan de daaraan gestelde norm, door oorzaken waarop de gemeente geen of onvoldoende invloed heeft;

  • 2.

    indien op grond van milieuhygiënische bezwaren (zoals de ruimte in en om de woning) het gescheiden bewaren, aanbieden en inzamelen van gft-afval (nog) niet wenselijk is;

  • 3.

    indien de invoering van gescheiden inzameling van gft-afval in de oude binnenstad en hoogbouwwijken leidt tot een onevenredig hoog kostenniveau van de verwijdering van gft-afval. Onder ‘onevenredig’ hoog wordt hier een kostenniveau verstaan dat aanmerkelijk hoger ligt dan bij integrale inzameling van huishoudelijk afval.

De afwijking dient bij verordening te gebeuren: de straten/wijken waar dit geldt dienen dus in de verordening zelf te worden genoemd. Deze zullen worden opgenomen in een bijlage bij de verordening.

 

In Haarlem wordt in een aantal wijken het groente-, fruit- en tuinafval niet afzonderlijk ingezameld. In deze wijken wordt het huishoudelijk afval namelijk middels de huisvuilzak ingezameld. De bewoners mogen hun groente-, fruit en tuinafval daar tezamen met hun huishoudelijk restafval aanbieden. Bij de benoeming van de wijken waar het groente-, fruit- en tuinafval deels niet (meer) gescheiden wordt ingezameld is uitgegaan van de benaming en indeling van Bureau Onderzoek en Statistiek.

  

Het niet bij een perceel inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen (lid 5)

Het vijfde lid regelt het niet bij elk perceel inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen in een deel van de gemeente. De basis hiervoor wordt gevonden in artikel 10.26, eerste lid, onder c, Wm. De raad kan namelijk, in afwijking van 10.21 Wm, bepalen dat - in het belang van een doelmatig beheer - in een gedeelte van het grondgebied van de gemeente geen huishoudelijke afvalstoffen worden ingezameld. Bij ‘een deel van de gemeente’ kan gedacht worden aan het aanwijzen van bepaalde wijken, maar ook aan bepaalde bebouwingstypen (zoals de hoogbouw of gestapelde bouw). Indien de raad besluit tot het niet bij elk perceel inzamelen is zij verplicht om de inspraakverordening toe te passen (zie artikel 10.26, tweede lid, Wm). Daarnaast is het college van burgemeester en wethouders verplicht om de inspecteur op de hoogte te stellen van het voornemen tot dit besluit (zie artikel 10.26, derde lid, Wm).

 

Frequentie inzamelen andere categorieen huishoudelijke afvalstoffen (lid 6)

Het college van burgemeester en wethouders kan op basis van het zesde lid de frequentie van inzameling bij elk perceel bepalen van andere categorieën huishoudelijke afvalstoffen dan huishoudelijk restafval en groente-, fruit- en tuinafval. Dit artikel heeft alleen betrekking op de categorieën huishoudelijke afvalstoffen die afzonderlijk bij elk perceel worden ingezameld en is beperkt tot het regelen van de frequentie van inzamelen.

 

Loopafstand maximaal 125 meter (lid 7)

Voor de clusterplaatsen en inzamelvoorzieningen geldt geen maximum betreffende de loopafstand tussen perceel en inzamelvoorziening. Gemeenten zijn vrij om de locatiebepaling van de ondergrondse afvalcontainer naar eigen inzicht, niet gebonden aan dwingende afstandsbepalingen, in te vullen. De gemeente Haarlem maakt echter wel de keuze om een voorschrift hiervoor op te stellen. Op deze wijze heeft de burger enige rechtszekerheid aangaande de afstand van zijn perceel naar de afvalinzamelvoorziening. De gemeente kiest ervoor om een afstand van 125 meter als maximum aan te houden. Dit is de afstand van perceel naar clusterplaats of inzamelvoorziening.

Het College van Burgemeester en Wethouders heeft in voorkomende gevallen de bevoegdheid om van de vastgestelde afstand af te wijken. Dit zal vooral spelen bij de uitbreiding van de ondergrondse inzameling, waarbij het een enkele keer kan voorkomen dat de loopafstand van 125 m. door omstandigheden als genoemd in dit lid voor een aantal percelen niet haalbaar is. Tevens kan gedacht worden aan het laten aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen op de hoeken van straten die overdag middels verkeerspalen zijn afgesloten, of straten die dusdanig smal zijn dat de inzamelwagen daar niet bij kan: daarbij kan het een enkele keer voor komen dat de loopafstand van 125 m. voor enkele percelen overschreden wordt.

 

Milieuplein

Indien de gemeente op grond van artikel 10.26 Wm bij verordening afwijkt van de inzamelfrequentie genoemd in artikel 10.21 Wm, is zij op grond van artikel 10.27 Wm verplicht om op ten minste één daartoe ter beschikking gestelde plaats binnen de gemeente in voldoende mate gelegenheid te bieden om huishoudelijke afvalstoffen achter te laten  Het college van burgemeester en wethouders wijst hiertoe bij aanwijzingsbesluit binnen de gemeente een locatie aan. Dit is voor Haarlem het Milieuplein.

Artikel 6 Inzamelverbod huishoudelijke afvalstoffen behoudens aanwijzing

 De inzameling Gemeenten zijn belast met de zorgplicht voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen. Zij hebben daarmee ook het recht om te bepalen dat het verboden is aan andere dan de door het college aangewezen inzameldienst en instanties om huishoudelijke afvalstoffen in te zamelen.

Tweede lid

In dit kader is de brede omschrijving die in artikel 1 is gegeven van het begrip inzamelen van belang. Ook het innemen van huishoudelijke afvalstoffen in de winkel (bijvoorbeeld batterijen, tl-lampen e.d.) valt hieronder. Wanneer de gemeente deze serviceverlening op prijs stelt, kunnen de betreffende winkels op grond van artikel 2, tweede lid, door het college van burgemeester en wethouders worden aangewezen als inzamelende persoon of instantie.

 

Derde lid

Het derde lid is nodig omdat het inzamelverbod behoudens aanwijzing niet mag gelden voor personen of instanties die bij AMvB of ministeriële regeling in het kader van producentenverantwoordelijkheid een inzamelplicht hebben gekregen.

Artikel 7 Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan anderen

 

Burgers mogen hun afvalstoffen alleen aanbieden aan de krachtens in het eerste lid van artikel 2 aangewezen inzameldienst, andere inzamelaars die zijn aangewezen krachtens het tweede lid van artikel 2 en personen of instanties die in het kader van producentenverantwoordelijkheid bij AMvB of ministeriële regeling een inzamelplicht hebben (zie de toelichting bij artikel 2 en artikel 6). In dit geval mag de burger zijn huishoudelijke afvalstoffen, zoals elektrische en elektronische apparatuur, ook aan deze personen of instanties aanbieden.

 

Artikel 8 Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen door anderen dan gebruikers van percelen

 

Eerste lid

Dit artikel bepaalt dat alleen diegenen die binnen de gemeente afvalstoffenheffing betalen, huishoudelijke afvalstoffen mogen aanbieden aan de inzameldienst. Achtergrond van dit artikel is de toename in het illegaal aanbieden van afvalstoffen door inwoners van andere gemeenten (afvaltoerisme) of door bedrijven van binnen en buiten de eigen gemeente, die op deze manier de kosten van de verwijdering van hun afvalstoffen willen ontlopen.

De keuze voor de formulering ‘de gebruikers van percelen’ is gekoppeld aan die van de Verordening Afvalstoffenheffing.

 

Tweede lid

Hierbij kan gedacht worden aan het (tegen betaling) laten aanbieden van bedrijfsafval. Op dit moment mogen bedrijven slechts kleine hoeveelheden klein gevaarlijk afval naar het Milieuplein brengen.

 

Artikel 9 Afzonderlijk ter inzameling aanbieden

 

Dit artikel sluit aan bij artikel 3 van deze verordening. In artikel 3 is een opsomming opgenomen van de categorieen huishoudelijke afvalstoffen die afzonderlijk worden ingezameld. Artikel 3 houdt een verbod in voor de burger deze afvalstoffen anders dan afzonderlijk aan te bieden. Zie de toelichting bij artikel 3.

 

Gft-afval (lid 3)

De gebruikers van percelen waar het groente-, fruit- en tuinafval niet afzonderlijk wordt ingezameld, mogen hun groente-, fruit- en tuinafval tezamen met hun restafval aanbieden.

Vierde lid

Het vierde lid is nodig, omdat het verbod op het aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan een ander dan de inzameldienst of andere inzamelaars niet mag gelden voor het aanbieden van afval aan personen of instanties die bij AMvB of ministeriële regeling in het kader van producentenverantwoordelijkheid een inzamelplicht hebben gekregen.

 

Artikel 10 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelmiddel voor de gebruiker van een perceel

 

Bij inzamelmiddelen kan gedacht worden aan inzamelmiddelen zoals rolemmers, huisvuilzakken kratjes, kca-boxen en big bags.

De inzamelmiddelen kunnen al dan niet van gemeentewege wor­den verstrekt.

Het eerste lid betreft het verbod om categorieën huishoudelijke afvalstoffen anders aan te bieden dan via een aangewezen of van gemeentewege verstrekt inzamelmiddel.

Het tweede lid betreft een verbod om categorieën huishoudelijke afvalstoffen anders aan te bieden dan via een het daarvoor aangewezen inzamelmiddel. De burger dient dit aangewezen inzamelmiddel in de meeste gevallen zelf aan te schaffen.

In het onderstaande wordt (niet uitputtend)  aangegeven welke regels door het college van burgemeester en wethouders kunnen worden opgesteld.

 

Uitvoeringsbesluit op grond van het derde lid: plaats

Bepaald kan worden dat het inzamelmiddel op de krachtens artikel 20 vastgestelde inzameldag langs de inzamelroute op de weg kan worden geplaatst, eventueel uit te breiden met nadere aanwijzingen voor een specifiek (verzamel)punt voor het plaatsen van de inzamelmiddelen. Dit kan gebeuren vanuit oogpunt van verkeersveiligheid, maar bijvoorbeeld ook om redenen van doelmatige inzameling en arbeidsbelasting. In de Wet milieubeheer (‘inzameling nabij de percelen’) is hiervoor uitdrukkelijk de bevoegdheid gecreëerd. Zie de toelichting bij artikel 4 en 5.

Verder kan worden bepaald dat het inzamelmiddel zodanig op de weg moet worden geplaatst dat het voetgangers- en overige verkeer niet wordt gehinderd of in de doorgang wordt belemmerd en gevaar of schade wordt voorkomen.

 

Uitvoeringsbesluit op grond van het vierde lid: gewicht

Het maximaal toelaatbare gewicht zal onder meer samenhangen met de wijze van inzameling, de toelaatbare arbeidsbelasting van de huisvuilbeladers en het gebruikte inzamelvoertuig. Behalve een beperking aan het gewicht per inzamelmiddel kan ook een beperking worden opgelegd naar aantal inzamelmiddelen dat per keer mag worden aangeboden. Er kan op dit punt een koppeling worden gelegd met de tarieven in de verordening Afvalstoffenheffing.

 

Uitvoeringsbesluit op grond van het vijfde lid: verstrekking inzamelmiddelen

Voorwaarden waaronder het inzamelmiddel wordt verstrekt. Op grond hiervan kan het college van burgemeester en wethouders regels stellen over voorwaarden waaronder het inzamelmiddel wordt verstrekt. Gedacht kan worden aan de juridische basis van de verstrekking (bijvoorbeeld bruikleenovereenkomst), regels in geval van verhuizing van een gebruiker van een perceel, aansprakelijkheid voor de schade of verdwijning van het verstrekte inzamelmiddel.

Met betrekking tot het gebruik van vaste inzamelmiddelen kunnen bijvoorbeeld regels worden gesteld romd het aanbrengen van veranderingen aan de (rol)container. Daarnaast kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een verbod op het deponeren van hete vloeistoffen in de container. Bepaald kan worden dat het inzamelmiddel in het belang van een doelmatige verwijdering – voorkomen dat afval in de rolemmer blijft plakken) regelmatig wordt gereinigd. De burger kan dit eventueel uitbesteden, maar blijft zelf verantwoordelijk voor de naleving van de regels gesteld krachtens de verordening.

 

Uitvoeringsbesluit op grond van het zesde lid: eisen aan de inzamelmiddelen

Eisen aan het inzamelmiddel. Wanneer het inzamelmiddel niet door de gemeente wordt verstrekt, kan worden vereist dat het inzamelmiddel aan bepaalde normen voldoet (bijvoorbeeld de NEN-norm/KOMO-keurmerk voor huisvuilzakken). Ook kan via deze bepaling worden geregeld dat alleen huisvuilzakken met een gepatenteerde gemeentelijke opdruk mogen worden gebruikt indien wordt gewerkt met een systeem van dure zakken als vorm van tariefdifferentiatie. Voor bepaalde categorieën huishoudelijke afvalstoffen (bijvoorbeeld asbest) kunnen specifieke eisen aan het inzamelmiddel worden gesteld.

 

Achtste lid

Het is hier natuurlijk niet bedoeld te verbieden dat iemand anders – zoals een gezinslid, een van de buren, of de thuishulp – namens de gebruiker van het perceel (dit is degene die de afvalstoffenheffing betaald) het inzamelmiddel buiten zet.

 

 

Artikel 11 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelvoorziening ten behoeve van een groep percelen

 

Artikel 11 betreft inzamelvoorzieningen nabij een aantal percelen, voor huishoudelijk restafval en groente-, fruit- en tuinafval, zoals cocons, rolemmers op standaard en boven- en ondergrondse verzamelcontainers.

Door het college van burgemeester en wethouders worden ten aanzien van inzamelvoorzieningen ten behoeve van een groep percelen krachtens het derde lid regels gesteld omtrent de wijze van aanbieding

 

Artikel 12 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via inzamelvoorzieningen op wijkniveau

 

Bij inzamelvoorzieningen op wijkniveau kan in de eerste plaats worden gedacht aan glas-, textiel-, en papiercontainers. Ook een mobiele inzamelvoorziening, zoals een chemokar, valt onder dit artikel. 

Het gebruik van de wijkvoorzieningen is niet beperkt tot de gebruikers van een bepaalde groep percelen.

Door het college van burgemeester en wethouders worden ten aanzien van inzamelvoorzieningen op wijkniveau regels gesteld omtrent de wijze van aanbieding

 

Artikel 13 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een brengdepot op lokaal of regionaal niveau

 

Brengdepot

Met de term ‘brengdepot’ wordt gedoeld op bemande voorzieningen op lokaal of regionaal niveau waar meerdere afvalcomponenten heen kunnen worden gebracht.

Wanneer het een brengdepot op regionaal niveau betreft, zal de vaststelling van de wijze waarop afvalstoffen bij het depot kunnen worden aangeboden, vaak overgedragen zijn aan het bestuur van de regio.

 

Wettelijke plicht brengdepots in een aantal gevallen

Op grond van artikel 10.27 Wm is een gemeente in een aantal gevallen verplicht om op tenminste één daartoe ter beschikking gestelde plaats binnen de gemeente (of binnen de gemeenten waarmee wordt samengewerkt) een brengdepot te realiseren. Het gaat om de gevallen waarin de raad op grond van artikel 10.26, eerste lid, onder a, b en c, Wm afwijkt van artikel 10.21 Wm. Zie toelichting artikel 10 lid 10.

 

Artikel 14 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen zonder inzamelmiddel

 

De mogelijkheid om huishoudelijke afvalstoffen te kunnen aanbieden zonder inzamelmiddel of -voorziening (bij het perceel of op een ander inzamelniveau) is vooral van belang voor grof afval, grote elektrische apparaten e.d..

Bepaald kan bijvoorbeeld worden dat bepaalde afvalstoffen gebundeld aangeboden dienen te worden

 

Gewicht, volume, afmetingen

Op grond van het derde lid kunnen regels gesteld worden over het volume, gewicht, of afmetingen. Het maximaal toelaatbare gewicht, volume (per keer) en afmeting zal onder meer samenhangen met de wijze van inzameling, de toelaatbare arbeidsbelasting van de huisvuilbeladers en het gebruikte inzamelvoertuig. Vooral bij het ophalen van grof afval zal het van belang zijn dit vast te leggen.

 

Artikel 15 Dagen en tijden voor het ter inzameling aanbieden

 

Uitvoeringsbesluit op grond van het eerste lid

Bij het vaststellen van de dagen en tijden wordt in het besluit van het college van burgemeester en wethouders een onderscheid gemaakt naar de verschillende niveaus van inzameling en de daarbij gehanteerde inzamelmiddelen en -voorzieningen.

Voor de inzameling via een inzamelroute bij de percelen kan worden gedacht aan een regel dat plaatsing op de weg mag niet geschieden vóór een bepaald uur op de vastgestelde inzameldag of de dag voorafgaande aan de vastgestelde inzameldag;

Met betrekking tot verzamel- en wijkcontainers kan worden bepaald dat de burger zijn afvalstoffen niet mag aanbieden tussen bepaalde tijdstippen. Bij glascontainers kan bijvoorbeeld ter voorkoming van geluidsoverlast worden bepaald dat men er ’s nachts geen gebruik van mag maken.

Bepaald kan ook worden dat inzameling bij het perceel op afroep plaatsvindt. Afvalstoffen kunnen dan worden aangeboden op de dag die, na de melding van de burger dat hij bepaalde afvalstoffen ter inzameling wil aanbieden, wordt aangewezen (niet voor een bepaald uur op de vastgestelde inzameldag). Hierbij kan gedacht worden aan het inzamelen van grof afval.

Op basis van dit artikel worden ook de openingstijden van het brengdepot vastgelegd. Wanneer dit een regionaal depot betreft en de vaststelling van de openingstijden is overgedragen aan het bestuur van de regio, dient dat in dit artikel tot uitdrukking te komen.

 

Rolemmers

Het komt regelmatig voor dat de gebruiker van een perceel zijn rolemmer buiten de vastgestelde inzameltijden aan de weg zet, of deze er permanent laten staan. Dit is niet wenselijk, nu het gevaarlijke of hinderlijke situaties op kan leveren: blokkering van trottoir, poort e.d., belemmering van de vrije doorgang van het verkeer, en het doet afbreuk aan het uiterlijk aanzien van de straat. Anderen krijgen de kans hun afval te dumpen middels deze rolemmers. Tevens leidt het tot mogelijke beschadigingen aan de rolemmer door vandalisme, omwaaien e.d.. In het aanwijzingsbesluit zal dan ook expliciet worden opgenomen dat het inzamelmiddel na lediging door de houder van het inzamelmiddel van de weg moet worden gehaald.

 

Artikel 16 Het in bijzondere gevallen ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen

 

Dit artikel biedt de grondslag voor een door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen calamiteitenregeling. Een dergelijke – eventueel tijdelijke – regeling zou bijvoorbeeld nodig kunnen zijn in geval van stakingen, extreme gladheid etc. Ook kan worden gedacht aan een regeling voor het aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen bij wegopbrekingen in een bepaalde straat. 

 

 

HOOFDSTUK 4 - INZAMELING VAN BEDRIJFSAFVALSTOFFEN

 

Artikel 17 Inzameling bedrijfsafvalstoffen door de inzameldienst

 

De inzameldienst kan naast huishoudelijke afvalstoffen bijvoorbeeld ook bedrijfsafvalstoffen (of een bepaalde categorie van bedrijfsafvalstoffen) inzamelen. Gedacht kan worden aan afval uit de kantoren/winkels/dienstensector.  Dit artikel betreft uitsluitend het inzamelen van bedrijfsafval-stoffen tegen betaling van reinigingsrecht. Het bedrijfsafval wordt dan meegenomen tijdens de huisvuilinzamelroute.

De gemeente heeft ten aanzien van bedrijfsafval geen zorgplicht en kan niet bepalen wie er binnen de gemeente al dan niet mogen inzamelen, zoals dat bij huishoudelijke afvalstoffen het geval is. Zie de toelichting bij artikel 19.

 

Artikel 18 Ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan de inzameldienst

 

Alleen die bedrijven die reinigingsrecht betalen, mogen, voor zover artikel 17 daartoe de mogelijkheid biedt, hun bedrijfsafvalstoffen aanbieden aan de inzameldienst. Het college van burgemeester en wethouders kan, net als bij huishoudelijke afvalstoffen, regels stellen over de wijzen, dagen en tijden waarop en de plaatsen waar de bedrijfsafvalstoffen ter inzameling dienen te worden aangeboden.

Daar waar de inzameldienst bedrijfsafvalstoffen op basis van particuliere contracten inzamelt, is artikel 18 niet van toepassing. De inzameldienst wordt dan beschouwd als particuliere afvalinzamelaar. Artikel 19 is dan van toepassing.

 

Artikel 19 Het ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan een ander dan de inzameldienst

 

Inzameling bedrijfsafvalstoffen door een ander dan de inzameldienst

De basis voor het stellen van regels over de inzameling van bedrijfsafvalstoffen kan worden gevonden in artikel 10.23, derde lid, Wm. De memorie van toelichting zegt hierover: “Ten aanzien van de inzameling van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen mogen ook in het belang van de bescherming van het milieu regels worden gesteld. Blijkens het derde lid mogen deze regels geen vergunningstelsel inhouden. Dit is krachtens artikel 10.48 (lees: Wm) voorbehouden aan de minister. Vanzelfsprekend mogen de gemeenten hun bevoegdheid evenmin benutten ter bevoordeling van de eigen inzameldienst en ten nadele van andere aanbieders op de markt.”.

 

Vergunningstelsel inzameling bedrijfsafvalstoffen niet meer mogelijk

In de oude Afvalstoffenverordening was een vergunningstelsel voor het inzamelen van bedrijfsafval opgenomen. De memorie van toelichting van de Wet milieubeheer is hier duidelijk over: de gemeente mag geen vergunningstelsel hanteren voor de inzameling van bedrijfsafvalstoffen. Het vergunningstelsel zoals dat in de oude Afvalstoffenverordening was opgenomen keert dan ook niet terug in deze herziene Afvalstoffenverordening.

 

Eerste lid

De Wet milieubeheer geeft de gemeente uitdrukkelijk de bevoegdheid om regels te stellen over de inzameling van bedrijfsafvalstoffen in het belang van de bescherming van het milieu. Dit artikel is de uitwerking hiervan. Het college van burgemeester en wethouders kan in het belang van de bescherming van het milieu regels stellen omtrent bijvoorbeeld de dagen, tijden, wijze en plaatsen waarop bedrijfsafvalstoffen ter inzameling moeten worden aangeboden. Het is dus mogelijk om in het belang van het milieu bepaalde dagen te kunnen aanwijzen waarop bedrijfsafvalstoffen mogen worden ingezameld. Bijvoorbeeld ter beperking of voorkoming van geluidhinder of aanzuigende werking of om ritten zoveel mogelijk te combineren. Dit artikel kan met name van belang zijn voor de inzameling van bedrijfsafvalstoffen in een (historisch) centrum. Uiteraard gelden deze regels voor alle betrokken inzamelaars die bedrijfsafvalstoffen ophalen.

Afbakening met artikel 17 en 18

Op grond van de artikelen 17 en 18 kunnen regels worden gesteld over de inzameling van bedrijfsafvalstoffen door de inzameldienst, voor zover reinigingsrecht wordt betaald. Artikel 19  betreft het stellen van regels over het ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan een ander dan de inzameldienst.

 

 HOOFDSTUK 5 - ZWERFAFVAL

 Artikel 20 Voorkomen van diffuse milieuverontreiniging

 

Dit artikel heeft een primair een milieubeschermende functie en beoogt de gemeenten een instrument te geven om illegale dumpingen, voorzover er geen hogere wet- of regelgeving van toepassing is, of het ontstaan van zwerfafval tegen te gaan. Zie de toelichting bij artikel 1.

Uiteraard zal in een aantal gevallen het brengen van stoffen op of in de bodem zodanig kunnen gebeuren dat een hogere wet, zoals de Wet bodembescherming of het Bouwstoffenbesluit van toepassing is.

 

Met opzet worden in het eerste lid ook de termen “stof” en “voorwerp” gebruikt en niet alleen de term “afvalstof” , omdat niet altijd even duidelijk is of de desbetreffende stoffen of voorwerpen afvalstoffen zijn.

 

Nieuwe wettelijke grondslag

Dit artikel is grotendeels overgenomen van artikel 4.4.1 model-APV. Dit artikel was gebaseerd op de autonome verordenende bevoegdheid van de gemeente. In artikel 10.25, onder a, Wm wordt echter de basis gelegd voor het opnemen van een dergelijk artikel in de afvalstoffenverordening. Van belang is dat dit artikel voortaan niet meer is gebaseerd op de Gemeentewet, maar voortaan op artikel 10.25, onder a, Wm.

 

APV Haarlem

Artikel 20 is een lex specialis ten opzichte van artikel 117 APV (verontreiniging van bodem, lucht en water). Artikel 117 behoeft t.z.t. aanpassing; regels aangaande afval dienen zoveel mogelijk in één verordening te zijn vastgelegd.

Artikel 21 Achterlaten van straatafval

 

Straatafval

In artikel 1 van deze verordening wordt een definitie gegeven van straatafval. Bij het begrip straatafval gaat het in feite om afval ‘dat onderweg ontstaat’, buiten een perceel, dat niet als zwerfafval op straat of in het plantsoen terecht dient te komen en waarvoor je de burger (in dit geval ook toeristen) de mogelijkheid wilt bieden om zich ter plekke ervan te ontdoen, voorzover van zeer beperkte omvang en gewicht. Klein chemisch afval is uitdrukkelijk uitgesloten van de omschrijving. Dit afval dient in alle gevallen via de daartoe opgezette inzamelstructuur te worden verwijderd.

In de definitie van straatafval wordt uitdrukkelijk gesproken over “buiten een perceel ontstaan”. Huishoudelijke afvalstoffen, ontstaan op of binnen het perceel, moet worden aangeboden volgens de bepalingen uit paragraaf 3 van deze verordening.

 

Op basis van het tweede lid kan ook worden opgetreden tegen het achterlaten van bijvoorbeeld bedrijfsafval in de afvalbakken.

Artikel 22 Voorkomen van zwerfafval bij ter inzameling gereed staande afvalstoffen

 

Eerste lid: Morgensterren

Het eerste lid heeft betrekking op wat wel de “morgenster”-problematiek wordt genoemd. Het beoogt paal en perk te stellen aan het doorzoeken van ter inzameling aangeboden afvalstoffen voordat de medewerkers van de inzameldienst ter plaatse zijn. Vaak immers heeft dit doorzoeken tot gevolg dat het huisvuil over de hele straat verspreid ligt en de inzameldienst zijn werk niet meer kan verrichten. Het aldus ontstane zwerfafval veroorzaakt een zware belasting van de gemeentelijke veegdienst.

 

Tweede lid: Voorkomen van zwerfafval

In artikel 10.25, onder a, Wm wordt de basis gelegd voor het opnemen van het tweede lid. Zie hiervoor ook de Memorie van Toelichting, die hierover zegt: “De onderdelen a en b hebben betrekking op zwerfafval. Onderdeel a betreft het voorkomen of het beperken van zwerfafval. Regels hieromtrent kunnen op diverse wijze worden gesteld.” Met het tweede lid wordt beoogd om zwerfafval bij ter inzameling gereed staande afvalstoffen te voorkomen.

 

Artikel 23 Afvalbakken in inrichtingen voor het verbruiken van eet- en drinkwaren

 

Wettelijke grondslag

In artikel 10.25, onder a, Wm is de basis gelegd voor het opnemen van een dergelijk artikel in de afvalstoffenverordening. Van belang is dat dit artikel voortaan niet meer is gebaseerd op de Gemeentewet. Zie hiervoor ook de Memorie van Toelichting, die over dit artikel zegt: “De regels kunnen ook de aanwezigheid van bepaalde voorzieningen (bijvoorbeeld een afvalbak bij een snackbar) of het gebruik daarvan voorschrijven.".

 

Inrichtingen waar eet- en/of drinkwaren worden verkocht zijn bijvoorbeeld een winkel, hal of kraam. Het afval dat hierbij kan vrijkomen zijn bijvoorbeeld papier, etensresten, verpakkingsmateriaal of ander afval.

 

Wet Milieubeheer

Opgemerkt wordt dat een inrichting, zoals bedoeld in dit artikel, vergunningsplichtig kan zijn op grond van de Wet milieubeheer dan wel meldingsplichtig op grond van het Besluit Horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer. De verplichting zoals opgenomen onder c. van deze bepaling kan in deze gevallen als voorschrift aan een dergelijke vergunning worden verbonden dan wel rechtstreeks voortvloeien uit het Besluit Horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer.

Artikel 24 Zwerfafval bij vervoeren, laden en lossen of overige werkzaamheden

 

In artikel 10.25, onder a en b, Wm is de basis gelegd voor het opnemen van een dergelijk artikel in de afvalstoffenverordening. Van belang is dat dit artikel voortaan niet meer is gebaseerd op de Gemeentewet.

 

Eerste lid

Het eerste lid beoogt het ontstaan van zwerfafval bij het laden of lossen of vervoeren van afvalstoffen, stoffen of voorwerpen te voorkomen.

De grondslag voor het eerste lid is opgenomen in artikel 10.25, onder a, Wm. Zie hiervoor ook de Memorie van Toelichting, die over artikel 10.25 Wm zegt: “De onderdelen a en b hebben betrekking op zwerfafval. Onderdeel a betreft het voorkomen of het beperken van zwerfafval. Regels hieromtrent kunnen op diverse wijze worden gesteld. Zo kunnen er regels worden gesteld omtrent het direct veroorzaken van dit soort verontreiniging.”

 

Tweede lid

Het tweede lid vloeit voort uit artikel 10.25, onder b, Wm., en is een uitwerking van het artikel in de vorm van een verplichting tot het reinigen of laten reinigen van de weg bij het ontstaan van zwerfafval. De opname van het tweede lid heeft vooral betekenis in verband met het op kosten van de overtreder laten reinigen van de weg (bestuursdwang).

Artikel 25 Verbod opslag van afvalstoffen

 

In artikel 10.25, onder c, Wm is de basis gelegd voor het opnemen van een dergelijk artikel in de afvalstoffenverordening. Bij de afvalstoffenverordening kunnen voortaan in ieder geval regels worden gesteld omtrent het op een voor het publiek zichtbare plaats aanwezig hebben van afvalstoffen.

Artikel 10.25, onder c, Wm geldt voor de opslag van alle afvalstoffen (zie ook de toelichting bij artikel 1 en artikel 23 van deze verordening). Net als bij de bepalingen over zwerfafval, die zijn gebaseerd op artikel 10.25, onder a en b, Wm is ook hier sprake van facultatief medebewind.

 

Op grond van het tweede lid kan het college ontheffingen verlenen op het verbod om onder andere afvalstoffen en autowrakken op te slaan voor buiten de weg gelegen plaatsen.

 

APV Haarlem

In de APV Haarlem is in artikel 131 een artikel opgenomen over voertuigwrakken, maar dan onder de titel ‘parkeerexcessen’. Het motief van de Afvalstoffenverordening is echter het belang van het milieu te beschermen. Artikel 131 APV wordt daarom niet vervangen door dit artikel.

Artikel 26  Afgifte autowrakken afkomstig uit een huishouden

 

Nieuw wettelijk regiem autowrakken

De regelgeving voor autowrakken is in 2002 drastisch gewijzigd. Op 8 mei 2002 is de wijziging van de Wet milieubeheer (structuur beheer afvalstoffen, Staatsblad 2001, 346) gedeeltelijk in werking getreden. Op 2 juli 2002 is het Besluit beheer autowrakken (Staatsblad 2002, 259) in werking getreden. Het nieuwe Besluit Beheer Autowrakken (hierna te noemen BBA) verplicht autofabrikanten om een hoogwaardig inname- en verwerkingssysteem voor autowrakken op te zetten.

 

Zich ontdoen van een autowrak door huishoudens

Dit artikel is een uitwerking van artikel 6 BBA. Hierin is de afgifte van autowrakken door huishoudens geregeld.  Op grond van artikel 6 BBA moeten gemeenten in hun afvalstoffenverordening bepalen dat een autowrak, zijnde een huishoudelijk afvalstof, slechts mag worden afgegeven aan autodemontagebedrijven, garages en autoschadeherstelbedrijven of aan een persoon die in een ander land dan Nederland is gevestigd (onder strikte voorwaarden). 

Op grond van artikel 7 BBA worden autowrakken, afkomstig van huishoudens uitdrukkelijk uitgezonderd van de gemeentelijke zorgplicht voor de inzameling van huishoudelijk afval.   Definitie autowrak

In artikel 1.1, eerste lid 1, Wm (oud) werd de definitie van autowrak gegeven, met een nadere uitwerking in het Besluit nadere omschrijving begrip afvalstoffen. Het begrip autowrak wordt nu gedefinieerd in artikel 1, onder b, BBA als: “voertuig dat een afvalstof is in de zin van artikel 1.1 lid 1 van de Wm.”. De Wm definieert het begrip afvalstof als volgt: “alle stoffen, preparaten of andere producten …… waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen”. Zie voor de volledige definitie het commentaar op artikel 1 van deze verordening.

   

HOOFDSTUK 7 - SLOTBEPALINGEN

Artikel 27 Strafbepaling

 

Aanduiding strafbare feiten

In dit artikel worden de bepalingen opgesomd die als strafbaar feit worden aangeduid om strafrechtelijk gehandhaafd te kunnen worden. De strafbaarstelling van artikel 10.23 Wm over de gemeentelijke afvalstoffenverordening is geregeld in de Wet op de economische delicten (Wed). Aangezien niet alle bepalingen in de afvalstoffenverordening zich voor strafrechtelijke handhaving lenen, is de strafbaarstelling geclausuleerd. Artikel 1a, aanhef onder 3º Wed luidt ‘Economische delicten zijn eveneens: overtredingen van voorschriften, gesteld bij of krachtens (…) de Wet Milieubeheer, 10.23 – voor zover aangeduid als strafbare feiten – en (…)’. In de afvalstoffenverordening moet daarom worden aangegeven welke overtredingen (lees: de overtreding van welke artikelen) een strafbaar feit opleveren. Uitsluitend indien dat het geval is, vormt de overtreding een economisch delict in de zin van artikel 1a, onder 3º Wed.

 

Strafmaat

In de Wed is de strafmaat aangegeven van overtredingen van plaatselijke verordeningen die gebaseerd zijn op de Wet milieubeheer. In het geval van de afvalstoffenverordening hechtenis van ten hoogste zes maanden of een geldboete van de vierde categorie. Artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht stelt de hoogte van een boete van de vierde categorie vast op maximaal 11.250 euro. Artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht geeft de officier van justitie de mogelijkheid om met een boete strafvervolging te voorkomen.

Het openbaar ministerie heeft richtlijnen opgesteld voor boetes.

Artikel 28 Toezichthouders

De tekst van dit artikel sluit aan bij artikel 162 APV Haarlem: Toezichthouders. Aanwijzing van de toezichthouder in de afvalstoffenverordening is noodzakelijk, indien een toezichthouder tevens opsporingsbevoegdheden dient te krijgen. Alleen voor de aanwijzing van toezichthouders is een bepaling opgenomen in de afvalstoffenverordening. Opsporingsambtenaren worden namelijk aangewezen in de artikelen 141 en 142 Wetboek van Strafvordering.

 

Artikel 29 Inwerkingtreding

-/-

Artikel 30 Overgangsbepaling

 

Omdat de oude verordening een vergunningenstelsel kende zijn de bepalingen iets aangepast.

Artikel 31 Citeerbepaling

-/-