Regeling vervallen per 21-06-2022

Bijzondere subsidieverordening sportaccommodaties en duurzame voorzieningen

Geldend van 01-06-2001 t/m 20-06-2022 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2001

Intitulé

Bijzondere subsidieverordening sportaccommodaties en duurzame voorzieningen

Artikel 1

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    organisatie:1. Een volledige rechtspersoonlijkheid bezittende organisatie, niet zijnde een publiekrechtelijke instantie, die als statutaire doelstelling heeft het zonder winstoogmerk organiseren, initiëren en/of stimuleren van activiteiten op het terrein van sportbeoefening en haar activiteiten daadwerkelijk binnen de gemeente Haarlem en ten behoeve van de inwoners van Haarlem verricht; 2. Een organisatie die, met uitzondering van de locatie waar zij haar activiteiten daadwerkelijk verricht, voldoet aan het gestelde onder a. sub 1, maar haar activiteiten in het verleden binnen de gemeente Haarlem heeft verricht en deze op aanwijzing van de gemeente Haarlem naar een locatie buiten de gemeente Haarlem heeft moeten verplaatsen;

  • b.

    stichtingskosten: de kosten van aanleg, nieuwbouw, verbouwing, uitbreiding, aankoop en eerste inrichting van sportaccommodaties, waaronder begrepen gebouwen of lokaliteiten die worden gebruikt als tribune, als kleed- en wasaccommodatie, als bergruimte en/of als gezelligheidsruimte ten dienste van sportbeoefenaren, en de kosten van aanleg van veldverlichtingsinstallaties, voor zover deze kosten niet op andere wijze door de gemeente zijn bekostigd;

  • c.

    gehandicaptensport: zowel actieve als passieve sportbeoefening door lichamelijk en/of verstandelijk gehandicapten;

  • d.

    kosten van inrichtingsvoorzieningen t.b.v. de gehandicaptensport: de kosten van voorzieningen die gericht zijn op het, conform de in de gemeentelijke bouwverordening vastgelegde inrichtingseisen, (mede) geschikt maken voor de gehandicaptensport van - gemeentelijke of particuliere - sportaccommodaties, waaronder begrepen gebouwen of lokaliteiten, die worden gebruikt als tribune, als kleed- en wasaccommodatie, als bergruimte en/of als gezelligheidsruimte ten dienste van sportbeoefenaren;

  • e.

    duurzame sportvoorzieningen: duurzame goederen, noodzakelijk voor een verantwoorde en volwaardige sportbeoefening, met een technische afschrijvingstermijn (= levensduur) van ten minste 10 jaar.

Artikel 2

Het college van burgemeester en wethouders kan subsidie verstrekken aan organisaties ten behoeve van:

  • a.

    stichtingskosten;

  • b.

    de kosten van inrichtingsvoorzieningen t.b.v. de gehandicaptensport;

  • c.

    de aanschaf van duurzame sportvoorzieningen.

Artikel 3

Het college van burgemeester en wethouders kan richtlijnen, formulieren en modellen vaststellen voor het verstrekken van gegevens, die naar hun oordeel nodig zijn voor het verlenen van het subsidie, voor de uitbetaling daarvan en voor de verantwoording van de uitgave(n) ten behoeve waarvan de subsidie is verstrekt.

Artikel 4

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders stelt een adviescommissie duurzame sportvoorzieningen in en benoemen de leden van de commissie.

  • 2. De commissie bestaat uit:

    • a.

      twee leden die worden benoemd op voordracht van de Stichting Sportsupport Kennemerland;

    • b.

      één medewerker van de afdeling Sport en Recreatie van de sector Maatschappelijke Ontwikkeling (tevens voorzitter);

    • c.

      één medewerker van de afdeling Financiën & Control van de sector Maatschappelijke Ontwikkeling;

    • d.

      één medewerker van de afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling en Stadsvernieuwing van de sector Stedelijke Ontwikkeling.

  • 3. De commissieleden worden, voor wat betreft de in lid 2 onder a. genoemde leden, benoemd voor de duur hun mandaat en, voor wat betreft de overige leden, tot burgemeester en wethouders een besluit ter zake van de beëindiging van hun lidmaatschap van de commissie nemen.

  • 4. De in lid 2 onder a. genoemde leden ontvangen een vergoeding overeenkomstig de bepalingen van de "Verordening geldelijke voorzieningen raadsleden, wethouders, commissieleden en fractie-assistentie" van de gemeente Haarlem.

  • 5. De commissie wordt bijgestaan door een niet-stemhebbend secretaris.

Artikel 5

  • 1. De commissie adviseert het college van burgemeester en wethouders over het verlenen van de in artikel 2 bedoelde subsidies.

  • 2. De advisering van de commissie duurzame sportvoorzieningen betreft, naast de vanuit sporttechnisch oogpunt beleidsmatige wenselijkheid van honorering van de subsidieaanvraag, in ieder geval ook de liquiditeit en solvabiliteit van de organisatie, die zodanig dienen te zijn dat redelijkerwijze mag worden aangenomen dat de financiering van het voor eigen rekening van de organisatie komende deel van de investering geen onacceptabele risico’s voor de continuïteit van de organisatie oplevert.

  • 3. Ten behoeve van de in lid 2 bedoelde advisering dient de organisatie desgewenst alle benodigde informatie – zoals statuten, jaarrekeningen, begrotingen, overeenkomsten t.a.v. lopende en aan te gane verplichtingen, offertes en - zonodig - bijbehorende bewijsstukken – aan de commissie over te leggen.

Artikel 6

  • 1. De maximale subsidie die per organisatie per object kan worden toegekend ten behoeve van stichtingskosten en de kosten van inrichtingsvoorzieningen t.b.v. de gehandicaptensport bedraagt in het jaar 2001 ƒ 75.000,-- (EUR 34.034,--). Dit bedrag wordt jaarlijks aangepast overeenkomstig de ontwikkeling van het BDB-indexcijfer voor bedrijfsgebouwen.

  • 2. Het maximale subsidiebedrag dat per object of voorziening kan worden toegekend ten behoeve van de aanschaf van duurzame sportvoorzieningen is gelijk aan 1/5 deel van het (maximum subsidie-)bedrag als bedoeld in lid 1 van dit artikel, naar boven afgerond op een veelvoud van ƒ 250,-- (vanaf 2002: EUR 100,--).

Artikel 7

  • 1. In het kader van de begrotingsbehandeling stelt de raad jaarlijks het beschikbare bedrag vast voor de toekenning van subsidies op grond van deze verordening.

  • 2. Afhandeling van subsidieaanvragen vindt plaats in volgorde van indiening, waarbij de datum van indiening van de compleet ingevulde aanvraag met alle benodigde bijlagen - echter uitgezonderd de eventueel benodigde bouwvergunning - bepalend is voor de vaststelling van de volgorde.

  • 3. Het college van burgemeester en wethouders kan bij hun besluiten als bedoeld in artikel 2 in ieder geval verplichtingen opleggen, die

    • a.

      strekken tot verwezenlijking van het doel van het subsidie dan wel

    • b.

      betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de activiteiten worden verricht.

Artikel 8

  • 1. De subsidies ten behoeve van stichtingskosten bedragen maximaal 1/3 deel van deze kosten, tot een maximum van het in artikel 6 lid 1 vermelde en jaarlijks, op de in dit artikel aangegeven wijze, aangepaste bedrag;

  • 2. de subsidies ten behoeve van de kosten van inrichtingsvoorzieningen t.b.v. de gehandicaptensport bedragen maximaal de helft van deze kosten, tot een maximum van het in artikel 6 lid 1 vermelde en jaarlijks, op de in dit artikel aangegeven wijze, aangepaste bedrag;

  • 3. de subsidies ten behoeve van de aanschaf van duurzame sportvoorzieningen bedragen maximaal 1/3 deel respectievelijk - indien bestemd voor de gehandicaptensport - de helft van de aanschafkosten, in beide gevallen tot een maximum van het jaarlijks, op de in artikel 6 lid 2 aangegeven wijze, vast te stellen bedrag.

Artikel 9

  • 1. Aan een aanvragende organisatie wordt uitsluitend subsidie verstrekt indien deze organisatie uit eigen middelen, door besparingen die voortvloeien uit zelfwerkzaamheid en/of behulpzaamheid van derden, of door inbreng van eigen activa;

    • a.

      in het geval van een subsidie ten behoeve van stichtingskosten, een gedeelte van deze kosten dekt dat - in geld gewaardeerd - ten minste gelijk is aan het subsidie dat op grond van deze verordening in het vooruitzicht kan worden gesteld;

    • b.

      in het geval van een subsidie ten behoeve van inrichtingsvoorzieningen t.b.v. de gehandicaptensport, een gedeelte van deze kosten dekt dat - in geld gewaardeerd - ten minste gelijk is aan de helft van het subsidie, dat op grond van deze verordening in het vooruitzicht kan worden gesteld;

    • c.

      in het geval van een subsidie ten behoeve van de aanschaf van duurzame sportvoorzieningen, het volledige resterende deel van de aanschafkosten dekt, waarvoor op grond van deze verordening subsidie in het vooruitzicht kan worden gesteld.

  • 2. De waarde van diensten en materialen die gratis of tegen een lagere prijs zijn verkregen, kan als dekkingsmiddel worden gebruikt tot een door het college van burgemeester en wethouders in elk voorkomend geval afzonderlijk te bepalen bedrag.

  • 3. Indien bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven, kan het college van burgemeester en wethouders, op advies van de adviescommissie duurzame sportvoorzieningen, het door de organisatie te dekken gedeelte van de kosten op andere wijze vaststellen dan in lid 1 (onder a. respectievelijk b.) van dit artikel is bepaald.

Artikel 10

Aan groepen van personen die een subsidie verzoeken ten behoeve van de aanschaf van duurzame sportvoorzieningen tot een bedrag van ten hoogste 1/3 deel van het maximum subsidiebedrag (conform artikel 6 lid 2), kan het college van burgemeester en wethouders ontheffing verlenen van het vereiste dat zij volledige rechtsbevoegdheid bezitten.

Artikel 11

Bij het bepalen van de stichtingskosten of de kosten van inrichtingsvoorzieningen t.b.v. de gehandicaptensport, blijven buiten beschouwing:

  • a.

    gedeelten waarvan de bestemming naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders te ver verwijderd is van de in artikel 1 onder a bedoelde doelstellingen;

  • b.

    activa, die reeds eigendom zijn van de organisatie, voor zover deze bestemd zijn voor de in artikel 1 onder b respectievelijk d bedoelde doeleinden.

Artikel 12

Zonder schriftelijke toestemming van het college van burgemeester en wethouders mogen een accommodatie en duurzame goederen, waarvoor een subsidie is verleend, niet worden vervreemd of bezwaard en mag de bestemming ervan niet worden gewijzigd.

Artikel 13

  • 1. Verstrekking van subsidies als bedoeld in deze verordening leidt tot vermogensvorming bij organisaties, waaraan subsidie is verstrekt.

  • 2. De organisatie waaraan subsidie is verstrekt, is verplicht het college van burgemeester en wethouders terstond te informeren, wanneer zich gevallen voordoen als bedoeld in artikel 4:41, tweede lid van de Algemene Wet Bestuursrecht.

  • 3. In de gevallen bedoeld in artikel 4:41, tweede lid van de Algemene Wet Bestuursrecht kan het college van burgemeester en wethouders besluiten dat de organisatie voor de vermogensvorming een vergoeding verschuldigd is aan de gemeente Haarlem.

  • 4. De vergoeding als bedoeld in lid 3 van dit artikel bedraagt:

    • a.

      indien het subsidie ten behoeve van stichtingskosten of de kosten van inrichtingsvoorzieningen t.b.v. de gehandicaptensport betreft, het door de organisatie ontvangen subsidiebedrag minus 5 procent daarvan voor elk vol kalenderjaar dat verlopen is, gerekend van het verlenen van het subsidie af tot het tijdstip waarop de verplichting tot het voldoen van de vergoeding is ontstaan;

    • b.

      indien het subsidie in de kosten van aanschaf van duurzame sportvoorzieningen betreft, het door de organisatie ontvangen subsidiebedrag minus 10 procent daarvan voor elk vol kalenderjaar dat verlopen is, gerekend van het verlenen van het subsidie af tot het tijdstip waarop de verplichting tot het voldoen van de vergoeding is ontstaan;

Artikel 14

  • 1. Deze verordening treedt in werking de dag na bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2001.

  • 2. De dag na bekendmaking van deze verordening wordt, met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2001, ingetrokken de “Bijzondere subsidieverordening sportaccommodaties”, vastgesteld bij raadsbesluit van 23 februari 1977, nr. 36 en gewijzigd bij raadsbesluit van 4 augustus 1982, nr. 249.

  • 3. In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet of onduidelijk is, treft het college van burgemeester en wethouders de nodige voorzieningen of neemt zij de nodige besluiten.

Artikel 15

Deze verordening kan worden aangehaald als "Bijzondere subsidieverordening sportaccommodaties en duurzame sportvoorzieningen”.

Toelichting

Artikel 1

In principe komen alleen binnen de gemeente Haarlem gevestigde en actieve (sport)organisaties in aanmerking voor de toekenning van subsidie op grond van de verordening. In het uit 1982 stammende wijzigingsvoorstel op de oorspronkelijke “Bijzondere subsidieverordening sportaccommodaties” van 1977 – welke verordening door de onderhavige wordt vervangen – gaf het college van burgemeester en wethouders echter al te kennen dat werd ingestemd met een advies van de toenmalige commissie investeringssubsidies bouw clubhuizen, inhoudende dat ook van origine Haarlemse sportverenigingen “die noodgedwongen door ruimtegebrek of door het ontbreken van voldoende binnen de gemeentegrenzen liggende accommodaties moeten uitwijken naar de randgemeenten of naar het recreatieschap Spaarnwoude” in gelijke mate behoren te kunnen profiteren van de investeringssubsidieregeling. Deze uitbreiding van de werkingssfeer van de verordening is nu expliciet in dit artikel opgenomen onder a. sub 2.

De omschrijving van de term “stichtingskosten”, als opgenomen in dit artikel onder b., is zodanig dat in feite de aanleg c.q. bouw etc. van de gehele sportaccommodatie voor subsidiëring in aanmerking komt; het feit dat ook de aanleg van veldverlichtingsinstallaties tot de stichtingskosten (kan) behoren, is expliciet vermeld.

In de verordening zijn al die zaken opgenomen, die voorheen waren geregeld in de “Regeling Investeringssubsidie Gehandicaptensport”. Als uitvloeisel daarvan zijn in dit artikel, onder c. respectievelijk d., omschrijvingen van de termen “gehandicaptensport” en “kosten van inrichtingsvoorzieningen t.b.v. de gehandicaptensport” opgenomen.

Artikelen 2, 3

Deze artikelen behoeven geen nadere toelichting.

Artikelen 4, 5

In deze artikelen zijn de samenstelling respectievelijk de taakstelling van de “Adviescommissie duurzame sportvoorzieningen” vastgelegd. Benaming, samenstelling, zowel als regelgeving t.a.v. de duur van het lidmaatschap van de leden van de commissie zijn conform de gevestigde praktijk, die zich gedurende ruim twee decennia als bevredigend heeft bewezen. Daarbij is het recht van voordracht van de beide uit “het veld” afkomstige leden, dat voorheen was toegekend aan de inmiddels opgeheven Haarlemse Sportraad en de Stichting Gehandicaptensport Haarlem, overgegaan op de Stichting Sportsupport Kennemerland.

Bij de oprichting van de Stichting Sportsupport Kennemerland is vastgelegd dat (een van de medewerkers van) deze organisatie het secretariaat van de adviescommissie vervult. Deze taak is inmiddels opgenomen in het prestatieplan van de SSK.

Een aantal op grond van deze verordening ingediende subsidieaanvragen – met name die ten behoeve van stichtingskosten en bouwkundige aanpassingen t.b.v. gehandicapten – betreft objecten en activiteiten ten behoeve waarvan (mogelijk) een bouwvergunning is vereist. In de adviescommissie is daarom specifieke expertise op dit terrein aanwezig, in de persoon van de in artikel 4, lid 2 onder d. vermelde medewerker van de afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling en Stadsvernieuwing van de sector Stedelijke Ontwikkeling. In voorkomend geval adviseert de adviescommissie het college van burgemeester en wethouders om afgifte van een bouwvergunning expliciet als voorwaarde voor subsidietoekenning te stellen. Deze voorwaarde wordt dan vanzelfsprekend vermeld in de afgegeven subsidiebeschikking. De toekenning wordt pas definitief nadat de bouwvergunning is verleend en ook uitbetaling vindt pas daarna plaats.

Artikel 6

Het maximum subsidiebedrag dat per organisatie voor de aanleg, nieuwbouw, verbouwing, uitbreiding, aankoop en eerste inrichting van een sportaccommodatie (stichtingskosten) of voor de kosten van voorzieningen, gericht op het (mede) geschikt maken voor de gehandicaptensport van een sportaccommodatie kan worden toegekend, wordt voor het jaar 2001 vastgesteld op ƒ 75.000,-- (= EURO 34.034,--). In dit artikel is tevens bepaald dat dit bedrag jaarlijks geïndexeerd wordt aangepast conform de BDB-index voor bedrijfsgebouwen.

Ook het maximum subsidiebedrag voor de aanschaf van duurzame sportvoorzieningen is in de verordening vastgelegd en geïndiceerd, via een in lid 2. van dit artikel vastgelegde koppeling aan het bovenvermelde maximum subsidiebedrag voor stichtingskosten e.d. De vastgestelde verhouding tussen de beide subsidiemaxima van 1 : 5 is overeenkomstig die, welke in de afgelopen jaren in de praktijk werd gehanteerd.

Artikel 7

De in artikel 6 vastgelegde keuze voor “automatische” jaarlijkse aanpassing van de maximum subsidiebedragen heeft geen budgettaire consequenties. Het totale, voor de toekenning van subsidies beschikbare, bedrag wordt onveranderlijk op de gebruikelijke manier door de raad vastgesteld in het kader van de jaarlijkse begrotingsbehandeling.

Afhandeling van de aanvragen vindt plaats in volgorde van binnenkomst (waarbij de datum van ontvangst van de complete aanvraag, met alle benodigde bijlagen, bepalend is voor de vaststelling van de volgorde). De verordening heeft in die zin het karakter van een “open eind regeling”, dat (toekenning van) subsidie als een recht - onder voorwaarden - wordt gedefinieerd en in de verordening zelf geen limitatieve bepalingen t.a.v. het (jaarlijks) toe te kennen subsidiebedrag zijn opgenomen. In voorkomend geval zullen aanvragen, waarvan honorering tot gevolg zou hebben dat het subsidieplafond zou worden overschreden, echter (moeten) worden afgewezen op grond van het bepaalde in lid 2 van artikel 4:25 van de Algemene Wet Bestuursrecht dat luidt: “Een subsidie wordt geweigerd voor zover door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden.”

In de praktijk zal in dergelijke gevallen in overleg met de indiener(s) van de betrokken aanvra(a)g(en) afstemming plaats vinden over hernieuwde indiening van de onderhavige aanvra(a)g(en) op een zodanig tijdstip, dat behandeling in een volgend begrotingsjaar - wanneer weer voldoende budget voorhanden is om de aanvraag te honoreren - kan plaatsvinden.

Het college van burgemeester en wethouders kan aan subsidietoekenning bepaalde voorwaarden verbinden, bijvoorbeeld ten aanzien van de door de organisatie bij de aanvraag mee te zenden stukken en/of ten aanzien van de door de organisatie na de realisatie van de investering waarvoor subsidie werd toegekend, af te leggen verantwoording.

Artikel 8

De subsidies ten behoeve van stichtingskosten en voorzieningen, gericht op het geschikt maken van sportaccommodaties voor de gehandicaptensport, bedragen maximaal het in artikel 6, eerste lid vastgestelde bedrag.

De subsidies ten behoeve van stichtingskosten bedragen daarnaast ten hoogste eenderde deel van de stichtingskosten en de subsidies ten behoeve van de kosten van voorzieningen, gericht op het geschikt maken van sportaccommodaties voor de gehandicaptensport, ten hoogste de helft van deze kosten.

De subsidies ten behoeve van de kosten van aanschaf van duurzame sportvoorzieningen bedragen maximaal het in artikel 6, tweede lid vastgestelde bedrag. Deze subsidies bedragen daarnaast ten hoogste eenderde deel van deze kosten of, indien bestemd voor de gehandicaptensport, ten hoogste de helft ervan.

Artikel 9

Gesubsidieerde organisaties worden geacht uit eigen middelen een deel van de investering te financieren, dat ten minste minimaal gelijk is aan het subsidiebedrag. In het overgrote merendeel der gevallen levert deze voorwaarde geen problemen op. Daarnaast vormt zij een soort drempel die op voorhand uitsluit dat organisaties onverantwoorde en onhaalbare plannen ter subsidiëring voordragen of zelfs kunnen realiseren.

In een enkel geval kan het echter vóórkomen dat deze voorwaarde toekenning van subsidie in de weg staat in situaties waarin honorering van de aanvraag wel degelijk verantwoord is, hoewel de aanvragende organisatie er door bijzondere omstandigheden niet aan kan voldoen. Om het gevraagde subsidie in dergelijke gevallen desgewenst toch te kunnen toekennen, is in dit artikel een uitzonderingsbepaling opgenomen die het college van burgemeester en wethouders de mogelijkheid geeft van de onderhavige voorwaarde af te wijken.

Artikel 10

De subsidieregeling is oorspronkelijk tot stand gekomen ter subsidiëring van de bouw van clubhuizen e.d. De regeling is dientengevolge ook intrinsiek gericht op de georganiseerde sport. De aanvragende organisaties bezitten in de overgrote meerderheid der gevallen dan ook volledige rechtspersoonlijkheid. Bij subsidieaanvragen ten behoeve van de aanschaf van duurzame sportvoorzieningen voor (groepen) gehandicapte sporters komt het echter een enkele maal voor dat dit niet het geval is. Teneinde ook deze sporters in de gelegenheid te stellen om, althans bij aanvragen van relatief geringe omvang, van de in de subsidieverordening geboden mogelijkheden gebruik te maken, zonder deze groepen te dwingen tot het maken van verhoudingsgewijs hoge (notaris)kosten om zich volledig te organiseren, is in dit artikel de mogelijkheid ingebouwd dat door het college van burgemeester en wethouders in bepaalde gevallen ontheffing verleend wordt van de verplichting tot het bezitten van volledige rechtspersoonlijkheid.

Artikelen 11, 12

Deze artikelen behoeven geen nadere toelichting.

Artikel 13

Voor de toepassing van de verordening wordt er - in voorkomend geval mogelijk in afwijking van de verwerking van de subsidies en/of de ermee bekostigde objecten in de boekhouding van de gesubsidieerde organisatie en/of de gemeente - van uitgegaan dat subsidieverstrekking als bedoeld in deze verordening per definitie tot vermogensvorming leidt bij de organisatie waaraan het subsidie wordt verstrekt (het gaat om subsidie ten behoeve van stichtingskosten e.d. en ten behoeve van de aanschaf van duurzame sportvoorzieningen). Dientengevolge kan zich in een aantal, in artikel 4:41 lid 2 van de Algemene Wet Bestuursrecht met name genoemde, gevallen de situatie voordoen dat de organisatie waaraan subsidie is verstrekt, daarvoor een vergoeding (lees: terugbetaling) aan de gemeente verschuldigd is. De AWB schrijft dienaangaande nadrukkelijk voor dat (in de desbetreffende subsidieverordening of bij elke subsidietoekenning afzonderlijk) aangegeven wordt hoe de hoogte van de vergoeding wordt bepaald.

De gemeente Haarlem heeft momenteel nog geen algemeen geldende regels ter zake vastgesteld (bij voorbeeld via opname daarvan in de Algemene Subsidieverordening). Wanneer dit eenmaal is gebeurd, kan t.z.t. desgewenst worden vastgesteld dat de hoogte van vergoedingen in deze Bijzondere Subsidieverordening op identieke wijze wordt geregeld. Vooralsnog is ervoor gekozen om de hoogte van de vermogensvorming gelijk te stellen aan het nominale subsidiebedrag en daarop een lineaire afschrijving toe te passen met een termijn van 20 jaar bij stichtingskosten of de kosten van inrichtingsvoorzieningen t.b.v. de gehandicaptensport, respectievelijk 10 jaar in het geval van de aanschaf van duurzame sportvoorzieningen.

De vergoeding is volgens artikel 4:41 lid 2 van de Algemene Wet Bestuursrecht slechts verschuldigd indien:

de subsidie-ontvanger voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen vervreemdt of bezwaart of de bestemming daarvan wijzigt;

de subsidie-ontvanger een schadevergoeding ontvangt voor verlies of beschadiging van voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen;

de gesubsidieerde activiteiten geheel of gedeeltelijk worden beëindigd;

de subsidieverlening of de subsidievaststelling wordt ingetrokken of de subsidie wordt beëindigd, of

de rechtspersoon die de subsidie ontving wordt ontbonden.

Artikelen 14, 15

Deze artikelen behoeven geen nadere toelichting.