Regeling vervallen per 01-01-2018

Verordening op de heffing en de invordering van precariobelasting 2017

Geldend van 01-01-2017 t/m 31-12-2017

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van precariobelasting 2017

De raad van de gemeente Haarlem;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 13 september 2016;

gelet op artikel 228 van de Gemeentewet; besluit vast te stellen de volgende verordening:

Verordening op de heffing en de invordering van precariobelasting 2017.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a. jaar:

    een kalenderjaar;

  • b. maand:

    een kalendermaand;

  • c. week:

    een tijdvak van zeven achtereenvolgende dagen;

  • d. dag:

    een tijdvak van 24 achtereenvolgende uren, aanvangende te 00.00 uur, of een gedeelte daarvan;

  • e. vergunning:

    een door het gemeentebestuur verleende en in een gemeentelijke registratie opgenomen toestemming op grond waarvan een persoon een of meer voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond mag hebben.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam precariobelasting wordt een directe belasting geheven ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, bedoeld of genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1. De precariobelasting wordt geheven van degene die het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, heeft, dan wel van degene ten behoeve van wie dat voorwerp of die voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, aanwezig zijn met dien verstande dat voor de belastingen zoals bedoeld in rubriek B onder 7 en 8 van de tabel belastingplichtig is degene die het genot heeft van de onroerende zaak krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, waarvoor de voorwerpen dienen.

  • 2. In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt, indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, degene aan wie de vergunning is verleend of diens rechtsopvolger aangemerkt als degene bedoeld in het eerste lid, tenzij blijkt dat hij niet het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft.

Artikel 4 Vrijstellingen

De precariobelasting wordt niet geheven ter zake van:

  • a. voorwerpen, indien de gemeente ter zake van het gebruik van de voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond waarop het voorwerp, of de voorwerpen zich bevinden een recht heft op grond van artikel 229, eerste lid, onderdeel a, van de Gemeentewet, dan wel een privaatrechtelijke vergoeding is overeengekomen;

  • b. het hebben van naamborden, naamplaten of borden die plat zijn aangebracht tegen het gevelvlak van het perceel waar een beroep of bedrijf wordt uitgeoefend en die – eventueel gezamenlijk – geen grotere oppervlakte hebben dan 12 dm² en die uitsluitend de naam van het beroep of bedrijf vermelden;

  • c. het tijdelijk hebben van straatversieringen en verlichting ter gelegenheid van speciale gelegenheden indien hiermee geen reclame wordt gemaakt voor bepaalde bedrijven, of artikelen;

  • d. het hebben van wegwijzers en verkeersaanwijzingen van de Nationale Bewegwijzeringsdienst en van andere overeenkomstige instellingen;

  • e. het hebben van buizen tot lozing van fecaliën, huis- en hemelwater;

  • f. een mobiele onderzoeksunit die wordt gebruikt voor het doen van bevolkingsonderzoek als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wet op het bevolkingsonderzoek, voor welk onderzoek, op grond van die wet, vergunning is verleend, gedurende dat gebruik;

  • g. aankondigingen die door de gemeente of in opdracht van de gemeente zijn geplaatst of aangebracht, indien en voor zover de openbare aankondiging geschiedt ter uitvoering van de publieke taak;

  • h. het hebben van bloembakken en plantenbakken aansluitend aan de gevel, uitsluitend gebezigd ten behoeve van opluistering, sfeer of versiering;

  • i. voorwerpen aangebracht of geplaatst door de gemeente, noodzakelijk voor de uitoefening van haar publiekrechtelijke taak;

  • j. bouwmaterialen aangebracht of geplaatst door derden ter uitvoering van een opdracht van de gemeente, verstrekt in het kader van de uitoefening van haar publiekrechtelijke taak.

  • k. voorwerpen en openbare aankondigingen op het evenemententerrein die met uitdrukkelijke toestemming van de gemeente aanwezig zijn in het kader van door haar, of met toestemming van haar, georganiseerde evenementen.

Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief

  • 1. De precariobelasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel, met inachtneming van het overigens in deze verordening bepaalde.

Artikel 6 Berekening van de precariobelasting

  • 1. Voor de berekening van de precario wordt met betrekking tot een in de tarieventabelgenoemde lengte- of oppervlaktemaat een gedeelte daarvan als een volle eenheid aangemerkt.

  • 2. Indien een tarief per oppervlakte is vastgesteld, wordt de precariobelasting berekend naar de oppervlakte van de horizontale projectie van de oppervlakte, tenzij anders is bepaald.

  • 3. De berekening van andere dan rechthoekige voorwerpen wordt bepaald op het product van de twee aangrenzende zijden van een om het voorwerp geplaatste denkbeeldige rechthoek.

  • 4. Indien in de tarieventabel voor een voorwerp tarieven voor verschillende tijdseenheden zijn opgenomen, wordt de precariobelasting berekend op de voor de belastingplichtige meest voordelige wijze.

  • 5. Bij het plaatsen op openbare grond van voorwerpen van welke aard ook, uitgezonderd losse bouwmaterialen, wordt de ruimte tussen deze voorwerpen mede geacht te zijn ingenomen of aan het verkeer onttrokken.

  • 6. Indien, ten behoeve van (ver-)bouwactiviteiten de openbare grond wordt afgesloten door middel van een schutting of bouwhek, wordt de gehele hierbinnen gelegen openbare grond geacht te zijn ingenomen.

  • 7. Bij het gebruik van letterreclame boven openbare grond wordt bij de bepaling van de oppervlakte de ruimte tussen deze letters mede geacht te zijn ingenomen.

  • 8. Balkons, erkers, luifels en dergelijke uitbouwsels, kolommen tot ondersteuning daarvan en zonneschermen, tot reclame gebezigd, worden alleen belast voor de door de reclame ingenomen oppervlakte.

  • 9. De oppervlakte van een (woon)schip wordt bepaald op de grootste breedte maal de grootste lengte (inclusief boegsprieten, vlaggenstokken en stootwillen).

  • 10. Indien op grond van deze verordening meer dan één tarief toegepast zou kunnen worden, wordt de belasting geheven naar het hoogste tarief.

Artikel 7 Belastingtijdvak

  • 1. In de gevallen waarin de gemeente een vergunning, heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven de voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, is het belastingtijdvak de periode waarvoor de vergunning is verleend, met dien verstande dat bij een kalenderjaar overschrijdende geldigheidsduur van de vergunning het belastingtijdvak gelijk is aan het kalenderjaar.

  • 2. In andere dan in het eerste lid bedoelde gevallen, is het belastingtijdvak de in het kalenderjaar gelegen aaneengesloten periode gedurende welke het belastbare feit zich voordoet of heeft voorgedaan.

Artikel 8 Wijze van heffing

De precariobelasting wordt bij wege van aanslag geheven of een gedagtekende schriftelijke kennisgeving waarop het gevorderde bedrag is vermeld. Het gevorderde bedrag wordt door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. De precariobelasting is verschuldigd bij de aanvang van het belastingtijdvak, of indien dit later is, op het tijdstip waarop de belastingplicht aanvangt.

  • 2. Indien de belastingplicht bij toepasselijkheid van de jaartarieven in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, zijn de belastingen verschuldigd naar evenredigheid van het aantal volle kalendermaanden dat na het tijdstip van aanvang van de belastingplicht in dat jaar overblijft.

  • 3. Indien de belastingplicht bij toepasselijkheid van de jaartarieven in de loop van het belastingtijdvak eindigt, wordt op verzoek ontheffing verleend naar evenredigheid van het aantal volle kalendermaanden dat na de beëindiging van de belastingplicht in het jaar overblijft.

  • 4. Bij toepassing van maand-, week- en dagtarieven wordt geen ontheffing verleend.

  • 5. Voor belastingbedragen tot € 10,00 vindt geen invordering plaats. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen precariobelasting al dan niet tezamen met andere heffingen aangemerkt als één aanslagbiljet.

Artikel 10 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald binnen twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet of de schriftelijke kennisgeving.

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet één aanslag bevat, het bedrag daarvan meer is dan € 100,00 en minder is dan € 5.000,00 en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso kunnen worden afgeschreven, moeten de aanslagen worden betaald in negen gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de tweede maand volgend op die welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen steeds één maand later.

  • 3. De precariobelasting moet worden betaald ingeval de kennisgeving als bedoeld in artikel 8 schriftelijk wordt gedaan, op het moment van het uitreiken van de kennisgeving, dan wel ingeval van toezending daarvan, binnen 2 maanden na de dagtekening van de kennisgeving.

  • 4. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de precariobelasting.

Artikel 13 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De ‘Verordening precariobelasting 2016’ van 17 december 2015 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2017.

  • 4. Deze verordening wordt aangehaald als `Verordening precariobelasting 2017’

Ondertekening

Vastgesteld in de raadsvergadering d.d. 17 november 2016

Voorzitter,

Secretaris,

Tarieventabel:

A. Bouw- en onderhoudswerken

Onder het begrip innemen openbare grond bij bouw, wordt mede verstaan het afsluiten van de straat.

Tarieventabel

A. Bouw- en onderhoudswerken

De volgende tarieven zijn van toepassing voor bouw- en onderhoudswerken:

DVV

VTH

A

1.

Het innemen, overdekken of op enigerlei wijze aan de openbare dienst onttrekken van openbare grond en het hebben van voorwerpen, werken of inrichtingen in, onder, op of boven gemeentegrond, per m², of indien het een stut, schoor, paal, of daar mede gelijk te stellen voorwerp betreft, per voorwerp:

DVV

VTH

A

1.1

per m²/ voorwerp per week

€ 1,96

DVV

VTH

A

1.2

per m²/ voorwerp per maand

€ 6,03

DVV

VTH

A

1.3

per m²/ voorwerp per jaar

€ 49,94

DVV

VHT

A

1.4

De oppervlakte van bouwsteigers, waarbij het verkeer doorgang kan blijven vinden, wordt bepaald op de helft van de ingenomen oppervlakte.

DVV

VTH

A

1.5

Containers, steigers, dixies en bouwmaterialen met een kleinere gezamenlijke oppervlakte van 10 m2 die korter dan een week staan, zijn vrijgesteld van precariobelasting.

B. Objecten bij onroerende zaken

Voor het onder, op of boven gemeentegrond hebben van de volgende voorwerpen behorende bij onroerende zaken zijn de navolgende tarieven van toepassing:

DVV

VTH

7.

Stoep, stoeptreden, trap, kelderingang, kelderlicht of luchtgat:

DVV

VTH

7.1

tot en met 2 m²: per m², per jaar

€ 14,60

DVV

VTH

7.2

meer dan 2 m²: per m², per jaar

€ 29,20

DVV

VTH

8.

Uitbouw, overbouwing en dergelijke onderdelen van gebouwen (hieronder niet begrepen luifels, erkers en balkons), kelder, tunnel of dergelijke inrichting, transportbaan of dergelijke inrichting: per bouwlaag, per 5 m², per jaar

€ 59,20

C. Benzinepompinstallaties e.d.

De navolgende tarieven zijn van toepassing op het onder, op of boven gemeentegrond hebben van benzinepompinstallaties e.d.

Stz

Vastgoed

C

1.

Een enkele of dubbele benzine- of oliepompinstallatie of dergelijke inrichting, met inbegrip van de daarbij behorende pompheuvel, vulput en leidingen:

Stz

Vastgoed

C

1.1

per enkele of dubbele pomp, per jaar

€ 1.564,00

Stz

Vastgoed

C

4.

Water- en/of luchtpompinstallatie, met inbegrip van de daarbij behorende leidingen:

Stz

Vastgoed

C

4.1

per stuk, per jaar

€ 110,00

Stz

Vastgoed

C

6.

Vulput en leidingen, niet behorende bij een benzine- of oliepompinstallatie:

Stz

Vastgoed

C

6.1

per stuk, per jaar

€ 14,00

D. Reclamevoorwerpen

De navolgende tarieven zijn van toepassing op het onder, op of boven gemeentegrond hebben van reclamevoorwerpen, uitgezonderd voor de gebieden waarop de Verordening Reclamebelasting Binnenstad en de Verordening Reclamebelasting Cronjé van toepassing zijn.

DVV

VTH

D

1.

Een tot reclame dienend voorwerp, niet vallend onder 4 t/m 7 waarbij de oppervlakte van elke tot reclame dienende zijde van het voorwerp bij elkaar wordt geteld:

DVV

VTH

D

1.1

tot en met 1 m², zone overig

€ 30,15

DVV

VTH

D

1.2

per jaar voor elke ½ m² meer, zone overig

€ 30,15

DVV

VTH

D

2.

Tijdelijk aangebracht voorwerp, als bedoeld onder rubriek D 1, dat voor korter dan een jaar wordt aangebracht, per plaatsing:

DVV

VTH

D

2.1

Per m², per 3 maanden, zone overig

€ 8,00

DVV

VTH

D

4.

Contourreclame:

DVV

VTH

D

4.1

Per m, per jaar, zone overig

€ 7,26

DVV

VTH

D

7.

Reclamevlaggen

DVV

VTH

D

7.1

een vlag ter grootte van maximaal ½ m²:

DVV

VTH

D

7.1.1

per stuk, per jaar, zone overig

€ 18,60

DVV

VTH

D

7.2

een vlag ter grootte van meer dan ½ m²:

DVV

VTH

D

7.2.1

per stuk, per jaar, zone overig

€ 37,00

E. Gebruik van grond voor andere doeleinden.

DVV

VTH

E

Voor het hebben van voorwerpen onder, op of boven gemeentegrond, voor zover niet genoemd in de rubrieken A tot en met D zijn de volgende tarieven van toepassing:

DVV

VTH

E

1

Opbergen of uitstallen van goederen langs de percelen:

DVV

VTH

E

1.1.1

Per m2, per 3 maanden, zone centrum

€ 27,90

DVV

VTH

E

1.1.2

Per m2, per 3 maanden, zone overig

€ 18,60

DVV

VTH

E

1.2.1

Per m2, per jaar, zone centrum

€ 98,80

DVV

VTH

E

1.2.2

Per m2, per jaar, zone overig

€ 65,40

DVV

VTH

E

4

Goederen aan de gevel van de percelen per m2 van het ingenomen gevelvlak:

DVV

VTH

E

4.2.1

per m2, per jaar, zone centrum

€ 79,20

DVV

VTH

E

4.2.2

per m2, per jaar, zone overig

€ 52,60

DVV

VTH

E

5

Terrassen

DVV

VTH

E

5.1

Voor terrassen op de Grote Markt en de Botermarkt, die als gevolg van de markt op zaterdag en de markt op één doordeweekse dag niet kunnen worden gebruikt, wordt 5/7 (vijf zevende) van het tarief in rekening gebracht.

DVV

VTH

E

5.1.

Terrassen in de zone centrum

DVV

VTH

E

5.1.1

Per m2, per jaar

€ 81,20

DVV

VTH

E

5.1.2

Per m2, per maand

€ 13,50

DVV

VTH

E

E.5.2

Terrassen in de zone overig

DVV

VTH

E

5.2.1

per m², per jaar

€ 38,00

DVV

VTH

E

5.2.2

per m², per maand

€ 6,35

DVV

VTH

E

6.

Automatisch verkooptoestel of een dergelijke inrichting, niet vallende onder rubriek C, onverschillig of die inrichting uit een of meer etages of secties daarvan bestaat, buitenwerks gemeten per 10 dm3, per jaar

€ 4,34

DVV

VTH

E

7.

Standplaatsen

DVV

VTH

E

7.1

Standplaatsen voor de verkoop van goederen en/of het verlenen van diensten voor iedere m² of gedeelte daarvan:

DVV

VTH

E

7.1.1

voor een plaats in zone centrum, m² per jaar

€ 200,00

DVV

VTH

E

7.1.2

voor een plaats in zone overig, m² per jaar

€ 108,30

DVV

VTH

E

7.2

Voor nieuw uitgegeven standplaatsen als bedoeld onder 7.1 geldt gedurende het eerste jaar de helft van het tarief.

DVV

VTH

E

7.3

Voor standplaatsen als bedoeld in 7.1 op de Grote Markt die als gevolg van de markt op de maandag en zaterdag niet kunnen worden gebruikt, wordt 5/7 (vijf zevende) van het tarief in rekening gebracht.

DVV

VTH

E

7.5

Tijdelijke standplaatsen voor de verkoop van oliebollen en poffertjes:

DVV

VTH

E

7.5.1

voor een plaats in zone centrum per maand:

€ 554,00

DVV

VTH

E

7.5.2

voor een plaats in zone overig per maand:

€ 362,00

DVV

VTH

E

7.6

Een kiosk, kraam of andere opstal met een permanent karakter op een standplaats als bedoeld in 7.1, per stuk, per jaar

€ 440,00

DVV

VTH

E

7.8

Tijdelijke standplaats voor de verkoop van kerstbomen per m², per vergunningsperiode

€ 8,62

DVV

VTH

E

7.9

Tijdelijke standplaats voor commerciële promotiedoelen per dag

€ 17,80

DVV

VTH

E

9.1

Innemen van grond t.b.v. een particuliere markt als bedoeld in artikel 5:22 van de Algemene Plaatselijke Verordening, per 10 m², per dag

€ 7,42

G. Gebruik haventerrein en openbaar water

GOB

C

G

Voor het gebruik van het haventerrein zijn de navolgende tarieven van toepassing:

GOB

C

G

1.

Het innemen van haventerrein per m², per maand

€ 0,71

GOB

C

G

2.

Het innemen, overdekken of op enigerlei wijze aan de openbare dienst onttrekken van openbaar water en voor het hebben van niet tot reclame dienende voorwerpen, werken of inrichtingen in, onder, op of boven dat water, met uitzondering van datgene waarvoor havengeld is verschuldigd:

GOB

C

G

2.1

per m², per maand

€ 1,38

GOB

C

G

2.2

per m², per jaar

€ 11,30

GOB

C

G

3.

Paal (< 30 cm diameter) in openbaar water per stuk, per jaar:

€ 14,70

GOB

C

G

4.

Dukdalf (gelijk aan of > 30 cm diameter) of dergelijk voorwerp in openbaar water per stuk, per jaar:

€ 20,30

GOB

C

G

5.

Het stremmen van de scheepvaart in openbaar water per dag:

€ 650,00

GOB

C

G

7.

(Niet) overdekte schepen/pontons/dekschuiten

GOB

C

G

7.1

Voor niet overdekte schepen/pontons/dekschuiten die gebruikt worden voor commerciële activiteiten, zoals onder meer café-, terras- of restaurantboot met een oppervlakte van:

GOB

C

G

7.1.1

-minder dan 20 m²:

GOB

C

G

7.1.1.1

per m², per week

€ 0,97

GOB

C

G

7.1.1.2

per m², per maand

€ 2,90

GOB

C

G

7.1.1.3

per m², per jaar

€ 28,90

GOB

C

G

7.1.2

-20 m² of meer:

GOB

C

G

7.1.2.1

per week

€ 18,80

GOB

C

G

7.1.2.2

voor elke m² boven de 20 m² verhoogd met per m²

€ 0,55

GOB

C

G

7.1.2.3

per maand

€ 56,40

GOB

C

G

7.1.2.4

voor elke m² boven de 20 m² verhoogd met per m²

€ 1,55

GOB

C

G

7.1.2.5

per jaar

€ 563,00

GOB

C

G

7.1.2.6

voor elke m² boven de 20 m² verhoogd met per m²

€ 14,80

GOB

C

G

7.2

Voor overdekte schepen/pontons/ dekschuiten die gebruikt worden voor commerciële activiteiten, zoals onder meer café-, terras-, restaurant- of hotel/herbergboot:

GOB

C

G

7.2.1

per m², per week

€ 0,99

GOB

C

G

7.2.2

per m², per maand

€ 3,08

GOB

C

G

7.2.3

per m², per jaar

€ 30,50

GOB

C

G

7.3

Indien het schip, de dekschuit of het ponton gedeeltelijk overdekt is, wordt de oppervlakte van het schip, de dekschuit of het ponton in eerste instantie geheel opgemeten waarbij wordt uitgegaan van de grootste lengte maal de grootste breedte. Het werkelijk aantal vierkante meter van het overdekte deel wordt berekend met toepassing van het voor overdekte schepen geldende tarief. Het restant wordt berekend met toepassing van het voor niet-overdekte schepen geldende tarief.

H. Gebruik ruimte woonschepen

GOB

C

H

Onder het gebruik van openbaar water wordt mede verstaan:

– oppervlakte ligplaats van het woonschip; en

– oppervlakte vlotten, welke losliggen van het woonschip; en

– oppervlakte steigers, welke losliggen van het woonschip; en

– oppervlakte water tussen het woonschip en de in gebruik genomen grond.

Voor zowel het gebruik van openbaar water en openbare grond nabij woonschepen (met uitzondering van de grond locatie Waarderhaven) welke door de bewoners van de nabij gelegen woonschepen gebruikt wordt, zijn de volgende tarieven van toepassing:

GOB

C

H

1.

Gebruik ruimte woonschepen liggende nabij de Jan Gijzenkade:

GOB

C

H

1.1

per m², per maand

€ 0,61

GOB

C

H

1.2

per m², per jaar

€ 5,98

GOB

C

H

2.

Gebruik ruimte woonschepen liggende aan het Jaagpad:

GOB

C

H

2.1

per m², per maand

€ 0,45

GOB

C

H

2.2

per m², per jaar

€ 4,03

GOB

C

H

3.

Gebruik ruimte woonschepen liggende in de daarvoor aangewezen woonschepenhaven en aan de Spaarndamseweg t.o. de Zaanenstraat en de Obistraat:

GOB

C

H

3.1

per m², per maand

€ 0,37

GOB

C

H

3.2

per m², per jaar

€ 3,71

GOB

C

H

4.

Gebruik ruimte woonschepen liggende op andere plaatsen dan bedoeld onder 1 t/m 3:

GOB

C

H

4.1

per m², per maand

€ 0,64

GOB

C

H

4.2

per m², per jaar

€ 6,49

Zone indeling Haarlem (voor zover van toepassing)

Zone Centrum wordt gevormd door het gedeelte van Haarlem dat is gelegen tussen het water van de Kampersingel, Gasthuissingel, Raamsingel, Leidsevaart, Zijlsingel, Kinderhuissingel en tussen het water van de Schotersingel, Kloppersingel en het Spaarne (centrum Haarlem).

Zone overig: de rest van Haarlem

Voor categorie G ‘Gebruik haventerrein en openbaar water’ wordt onder haventerrein verstaan: de gemeentegrond, begrensd aan de ene zijde door het openbaar water en aan de andere zijde door de rijweg, gelegen aan:

  • 1.

    de Nijverheidsweg tegenover perceel nr. 18;

  • 2.

    de Conradkade;

  • 3.

    de Spaarndamseweg tegenover perceel nr. 380 tot de Floresstraat;

Toelichting op de verordening precariobelasting Haarlem vanaf 1-1-2017

A. Algemeen

De verordening precariobelasting bestaat uit twee gedeelten, namelijk de verordening zelf met de formele en materiële bepalingen en de tarieventabel met een omschrijving van de te belasten voorwerpen en de tarieven.

B. Artikelgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Om duidelijkheid te scheppen over de inhoud van een aantal in de verordening voorkomende begrippen is daarvan een omschrijving opgenomen in artikel 1. De term vergunning in dit artikel heeft mede betrekking op andere vormen van door de gemeente verleende toestemming om voorwerpen te hebben op, onder, of boven de voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond. Dit betekent dat het moet gaan om een samenhangende verzameling van vergunningen of ontheffingen op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV), omgevingsvergunningen voor de activiteit bouwen, meldingen en dergelijke. De gekozen begripsomschrijving omvat al deze toestemmingen. De term ‘persoon’ in de begripsomschrijving ziet zowel op natuurlijke- als op rechtspersonen

Artikel 2 Belastbaar feit

Ingevolge artikel 228 van de Gemeentewet kan de gemeente een precariobelasting heffen ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond. De voorwerpen ter zake waarvan precariobelasting wordt geheven, zijn genoemd in de tarieventabel. Daarnaast bevat artikel 4 een aantal vrijstellingen. Voor het 'hebben' van voorwerpen is blijkens Van Dale's Groot Woordenboek der Nederlandse Taal geen eigendomsverhouding nodig. 'Hebben' kan onder meer zijn: bezitten, beschikken over, in het genot zijn van. Indien de wetgever hier eigendom of een beperkt recht zou hebben bedoeld, zou dit expliciet in artikel 228 van de Gemeentewet zijn opgenomen.

Dit is bevestigd in de jurisprudentie. Hof Arnhem overwoog dat het begrip 'hebben' ingevolge de jurisprudentie ruim moet worden geïnterpreteerd, daarbij verwijzend naar het arrest van de Hoge Raad van 7 oktober 1998, nr. 33553, BNB 1998/384 (Leiden). Daaronder moet niet alleen worden verstaan het hebben als eigenaar, maar ook het hebben als huurder of direct belanghebbende (Hof Arnhem 12 juni 2001, nr. 99/264, Belastingblad 2001, blz. 1152 (Nijmegen). In genoemd arrest ging het overigens om reclamebelasting. Met betrekking tot het begrip 'voorwerpen' heeft Hof Arnhem in zijn uitspraak van 12 mei 1999, nr. 97/22442, Belastingblad 1999, blz. 781 (Apeldoorn), geoordeeld dat, gelet op het taalgebruik, hieronder dient te worden verstaan niet tot de levende natuur behorende stoffelijke dingen, welke afgezien van weersinvloeden of ingrepen door de mens, onveranderlijk zijn in vorm en volume en een plaats innemen in de ruimte. Met betrekking tot het woord 'boven' overwoog de Hoge Raad in zijn arrest van 20 september 1933, WvhR nr. 12661: 'er is geen reden om aan het woord 'boven' in artikel 275, derde lid (oud) de beperkende en van het spraakgebruik afwijkende betekenis toe te kennen (...) terwijl zodanige beperkte opvatting ook niet uit de strekking en geschiedenis der Wet van 18 mei 1929, S. no 230, tot wijziging van artikel 238 (oud) is af te leiden'.

Een voorwerp moet zich anders dan van voorbijgaande aard, onder, op of boven gemeentegrond bevinden (Hoge Raad 27 april 1983, nr. 21606, Belastingblad 1983, blz. 400 (Beverwijk). De voorwerpen moeten worden aangetroffen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond. De grond moet in eigendom zijn van de gemeente (Hoge Raad 17 februari 1932, WvhR nr. 12414; Hof 's-Gravenhage 25 oktober 1973, nr. 91/1973, BNB 1974/214 (Gorinchem)). Grond, welke eigendom is van de gemeente, is voor de openbare dienst bestemd indien die grond kan worden gebruikt tot algemeen nut en indien in beginsel een ieder bij die grond belang kan hebben. Niet relevant is de planologische bestemming van de grond (Hof Amsterdam 2 maart 1990, nr. 4211/88, Belastingblad 1991, blz. 42, BNB 1991/170 (Amsterdam) en Hof 's-Gravenhage 11 mei 1994, nr. 93/2846, FED 1995/4). Ook ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven het gemeentelijke water kan precariobelasting worden geheven. Artikel 277, eerste lid, onderdeel c, van de gemeentewet (Stb. 1931, 89) bepaalde dit uitdrukkelijk. Met de inwerkingtreding van het nieuwe Burgerlijk Wetboek ingaande 1 januari 1992 was dat niet langer nodig. Thans bepaalt artikel 20, onderdeel d van boek 5 van het Burgerlijk Wetboek dat de eigendom van de grond ook omvat het water dat zich op de grond bevindt en niet in open gemeenschap met water op eens anders erf staat. Overigens geldt ook hier de eis dat het voorwerp zich 'anders dan voorbijgaande aard' onder, op of boven het gemeentelijk water bevindt. Het moet gaan om 'een enigszins duurzame bestemming boven dezelfde plek gemeentegrond, zoals bijvoorbeeld het geval kan zijn bij woonschepen' (Hof 's-Gravenhage 20 september 2001, nr. 00/00451, Belastingblad 2002, blz. 35).

Volgens vaste jurisprudentie kan een gemeente alleen precariobelasting heffen indien de gemeente uitdrukkelijk of stilzwijgend veroorlooft of toelaat, dan wel onverplicht gedoogt dat een derde onder, op of boven de gemeentegrond voorwerpen heeft. Van veroorloven of toelaten is sprake indien de gemeente rechtens bevoegd is het hebben van de voorwerpen te verbieden. Deze bevoegdheid is een uitvloeisel van het eigendomsrecht van de gemeente alsmede van de mogelijkheden van de gemeente om bepaalde verboden op te leggen in het belang van de openbare orde. In de verordening is de heffing van precariobelasting niet beperkt tot voorwerpen waarvoor vergunning is verleend. Illegale voorwerpen zouden dan namelijk niet in de heffing kunnen worden betrokken.

Artikel 3 Belastingplicht

Ingevolge artikel 217 van de Gemeentewet dient in de belastingverordening te worden vermeld wie de belastingplichtige is. Gekozen is voor een ruime omschrijving van de belastingplicht, om te voorkomen dat in bepaalde situaties geen belastingplichtige aangewezen zou kunnen worden. In onderdeel b is aangesloten bij het belastbaar feit voor de precariobelasting, te weten het hebben van voorwerpen. Het gebruik van de woorden 'dan wel' is bedoeld om te voorkomen dat ter zake van hetzelfde belastbare feit van twee belastingplichtigen, te weten degene die voorwerpen heeft en degene ten behoeve van wie de voorwerpen aanwezig zijn, precariobelasting zal worden geheven. In eerste instantie zal degene die de voorwerpen heeft in de heffing worden betrokken. Deze zal het meest rechtstreekse belang hebben ter zake van het hebben van de voorwerpen onder, op of boven gemeentegrond. Indien het niet mogelijk is deze belastingplichtige aan te wijzen, bijvoorbeeld indien deze duidelijk niet de belanghebbende is, kan degene ten behoeve van wie de voorwerpen aanwezig zijn als belastingplichtige worden aangemerkt. Dit laatste zal zich niet snel voordoen omdat degene die de voorwerpen heeft per definitie een belang daarbij heeft, welk belang bovendien veelal op de voorgrond zal treden. Vergelijk het arrest van de Hoge Raad van 4 maart 1992, nr. 27819, Belastingblad 1992, blz. 383, en Hof 's-Gravenhage 16 december 1992, nr. 912262, Belastingblad 1993, blz. 225 (beide betreffende de reclamebelasting Rotterdam). In een geval dat een belanghebbende op grond van een overeenkomst met een aannemer door deze een container liet plaatsen en daarvoor een vergoeding betaalde, moest belanghebbende worden aangemerkt als degene ten behoeve van wie de container aanwezig was (Hof Amsterdam 22 maart 1993, nr. 92/1386, FED 1993/287). In een geval dat belanghebbende toiletunits verhuurde en deze gedurende de huurperiode ook schoonmaakte, oordeelde de Hoge Raad dat zowel de eigenaar als de huurder de toiletunit 'heeft', maar dat de verhuurder onder deze omstandigheden moest worden aangemerkt als degene ten behoeve van wie de toiletunits aanwezig waren (Hoge Raad van 3 november 1999, nr. 34122, LJN: AA2919, Belastingblad 2000, blz. 107 (Haarlem)). Indien een gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, zal degene aan wie de vergunning is verleend (of diens rechtsopvolger) in de meeste gevallen ook de voorwerpen 'hebben', dan wel zullen de voorwerpen ten behoeve van hem aanwezig zijn. Bij de heffing van precariobelasting zal de gemeente dan ook willen aankoppelen bij het bestand vergunningverlening (dit kan bijvoorbeeld zowel omgevingsvergunningen voor de activiteit bouwen, als APV-vergunningen betreffen). In verband hiermee hebben wij er in onderdeel a voor gekozen degene aan wie de vergunning is verleend als belastingplichtige aan te merken.

Artikel 4 Vrijstellingen

In artikel 4 is een aantal vrijstellingen op de heffing van precariobelasting opgenomen.

  • De gemeente is vrijgesteld van het betalen van precario voor de uitoefening van haar publiekrechtelijke taak. Het gaat daarbij onder andere om geplaatst straatmeubilair. Daarnaast laat de gemeente, via diverse opdrachten en projecten, regelmatig openbare werken uitvoeren in de openbare ruimte (innemen openbare grond bij bouw). Door het werken in regie is de rol van de gemeente verlegd van opdrachtgever/uitvoerder, naar opdrachtgever. Dit betekent dat vrijwel al het werk voor de gemeente in opdracht door derden wordt uitgevoerd. Ook in die situatie geldt de vrijstelling voor de gemeente. De gemeente is hier immers direct opdrachtgever.

    In situaties waarin een aannemer binnen een project gedeeltelijk werkt voor de gemeente en gedeeltelijk voor een particulier (denk bijvoorbeeld aan de bouw van woningen door een corporatie, waarbij de aannemer ook in opdracht van de gemeente de infrastructuur ter plaatse wijzigt of onderhoudt) geldt een vrijstelling voor de ruimte die wordt ingenomen voor de gemeentelijke werkzaamheden. De overige werkzaamheden (niet in opdracht van de gemeente) zijn wel precario- plichtig.

    De vrijstelling geldt ook voor gevallen waar de gemeente niet rechtstreeks opdrachtgever is, maar wel de oorspronkelijke opdrachtgever. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de gemeente als opdrachtgever een ingenieursbureau inschakelt om namens haar als opdrachtgever te fungeren: de aannemer die daarvoor daadwerkelijk de openbare ruimte inneemt, heeft dan geen rechtstreekse opdracht van de gemeente, maar wel een afgeleide opdracht.

    Het is in bovenstaande gevallen de verantwoordelijkheid van de hoofdaannemer om een opgave met een onderbouwde verdeling te maken in de oppervlaktes welke in opdracht van de gemeente worden gebruikt en welke in opdracht van derden. Deze opgave zal ter controle moeten worden voorgelegd aan de contactpersoon van dit project bij de gemeente.

    Deze vrijstelling geldt uitsluitend voor zaken die voor rekening van de gemeente komen.

  • In gevallen waarin de gemeente wettelijk niet bevoegd is het hebben van voorwerpen te verbieden (denk bijvoorbeeld aan brievenbussen), kan de gemeente geen precariobelasting heffen. Dit hoeft niet apart in een vrijstelling te worden vastgelegd.

  • Bij de vrijstelling voor evenementen geldt dat als evenement wordt aangemerkt: alles wat onder de definitie van artikel 2:24 van de Apv valt.

Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief

Voor de maatstaf van heffing en de belastingtarieven is verwezen naar de tarieventabel.

Artikel 6 Berekening van de precariobelasting

In dit artikel is onder andere een bepaling opgenomen die de uitvoeringspraktijk vergemakkelijkt. Bepaald is dat een gedeelte van een in de tarieventabel opgenomen lengte- of oppervlakte- of inhoudsmaat voor een volle eenheid wordt aangemerkt.

Voor wat betreft lid 5 wordt hier opgemerkt dat bij het plaatsen van voorwerpen op openbare grond altijd ook de ruimte tussen deze voorwerpen voor de precario wordt meegerekend. Een uitzondering hierop wordt gevormd door de zogenoemde ‘losse bouwmaterialen’. Daaronder verstaan wij bouwmaterialen die los op de weg staan (zoals een container, een steiger, een dixi, een bouwkeet etc). Van deze zaken worden de afzonderlijke oppervlakten bij elkaar opgeteld voor de berekening van de precario. Dit heeft te maken met het feit dat soms niet alle materialen om verkeerstechnische redenen bij elkaar geplaatst kunnen worden. Het zou niet redelijk zijn in een dergelijk geval de ondernemer voor de tussenliggende ruimte te belasten. Hij heeft immers niet het exclusieve gebruik van die tussenruimte.

Voor wat betreft lid 6 wordt opgemerkt dat hier de gehele oppervlakte van het afgehekte terrein wordt bedoeld. Dit terrein is doorgaans alleen toegankelijk voor de betrokken bouwbedrijven en toeleveranciers en verder verboden voor onbevoegden. Een dergelijke afsluiting van een terrein gebeurt om veiligheidsredenen: enerzijds ter bescherming van voetgangers en het overige verkeer en anderzijds ter bescherming van de eigendommen van de bouwers tegen diefstal en molest.

Te slotte is het afsluiten van de straat met een rood wit hek, of een gelijkwaardige afzetting om redenen van verkeersveiligheid gelijk aan het innemen van de totale oppervlakte van het afgezette gebied. Om deze reden is de aparte categorie ‘afzetten van de straat’ al per 1-1-2015 uit de precarioverordening verwijderd.

Artikel 7 Belastingtijdvak

De bepaling over het belastingtijdvak moet worden opgenomen als de gemeentelijke belasting over een bepaald tijdvak wordt geheven.

Eerste lid: In het eerste lid is aangesloten bij de gemeentelijke vergunningverlening. In beginsel is het belastingtijdvak gelijk aan de periode waarvoor de vergunning is verleend. Als de geldigheidsduur van de vergunning over het kalenderjaar heen gaat, is het belastingtijdvak gelijk aan het kalenderjaar. Dit hoeft niet alleen betrekking te hebben op jaarvergunningen, maar kan ook een vergunning voor 2 dagen zijn (31 december jaar x en 1 januari jaar y). In elk kalenderjaar waarop de vergunning betrekking heeft, wordt dan een aanslag precario opgelegd over de periode gedurende welke de voorwerpen in dat jaar aanwezig zijn/waren.

Tweede lid: Voor de niet onder het eerste lid te brengen gevallen (vergunningverlening c.a.) is gekozen voor de aaneengesloten periode gedurende welke de voorwerpen, onder op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond aanwezig zijn. Of sprake is van een aaneengesloten periode wordt per kalenderjaar bezien. Een ander tijdvak (bijvoorbeeld een maand of een week) is ook mogelijk. Per belastingtijdvak kan maar één aanslag worden opgelegd.

Artikel 8 Wijze van heffing

Ingevolge artikel 233 van de Gemeentewet kunnen gemeentelijke belastingen worden geheven bij wege van aanslag, bij wege van voldoening op aangifte en op andere wijze. In deze verordening is er voor gekozen de mogelijkheid tot het mondeling opleggen van een aanslag uit tekst te verwijderen. Dit om elke schijn van willekeur uit te sluiten.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

In het eerste lid is bepaald dat de belasting is verschuldigd bij de aanvang van het tijdvak, tenzij de belastingplicht later aanvangt. Aangezien in de tarieventabel dag-, week- en maandtarieven zijn opgenomen, kunnen deze tarieven worden toegepast al naar gelang de duur van het belastingtijdvak. Ingeval een jaartarief geldt, kan in combinatie met de regeling inzake de heffing naar tijdsgelang in de overige leden van dit artikel, de 'exacte' omvang van de belastingschuld worden vastgesteld.

Artikel 10 Termijnen van betaling

Artikel 10 voorziet in de betalingstermijnen.