Regeling vervallen per 21-02-2020

Herdruk Beleidsregels Schulddienstverlening Haarlem

Geldend van 25-01-2017 t/m 20-02-2020

Intitulé

Herdruk Beleidsregels Schulddienstverlening Haarlem

Het college van de gemeente Haarlem

Gelet op:

Artikel 3 juncto artikel 2 van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening,

Artikel 4:81, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht,

besluit vast te stellen de Beleidsregels Schulddienstverlening Haarlem

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    de wet: Wet gemeentelijke schuldhulpverlening;

  • b.

    aanvraag: de aanvraag om te worden toegelaten tot schulddienstverlening;

  • c.

    college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem;

  • d.

    inwoner: ingezetene die op grond van de Wet basisregistratie personen bij de gemeente Haarlem is ingeschreven;

  • e

    aanvrager: de persoon die zich tot het college gewend heeft voor schulddienstverlening

  • f.

    schulddienstverlening: het ondersteunen bij het vinden van een adequate oplossing gericht

  • g.

    op de aflossing van schulden indien redelijkerwijs is te voorzien dat een natuurlijke persoon

  • h.

    of een zelfstandige zonder personeel niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn

  • i.

    schulden of indien hij in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen, alsmede preventie, advies en nazorg;

  • j.

    NVVK: Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet;

  • k.

    WSNP: Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen;

  • l.

    recidivist: de aanvrager die binnen een bepaalde periode nadat door het college schulddienstverlening is geboden opnieuw een beroep doet op schulddienstverlening.

Artikel 2. Doelgroep gemeentelijke schulddienstverlening

Alle inwoners van 18 jaar en ouder van de gemeente Haarlem kunnen zich tot het college wenden voor schulddienstverlening.

Artikel 3. Aanbod schulddienstverlening

  • 1. Het college verleent aan aanvrager schulddienstverlening indien het college schulddienstverlening noodzakelijk acht. De noodzaak is aanwezig als er sprake is van een situatie zoals omschreven in artikel 1 onder f van deze beleidsregels. Indien de noodzaak niet aanwezig wordt geacht door het college, kan een aanvraag worden geweigerd.

  • 2. Bij het besluiten over de schulddienstverlening neemt het college de volgende omstandigheden in aanmerking:

    • a.

      zwaarte en/of omvang van de schulden;

    • b.

      hoogte en/of omvang van het inkomen;

    • c.

      psychosociale situatie;

    • d.

      houding en gedrag van aanvrager (motivatie);

    • e.

      een eventueel eerder gebruik van schulddienstverlening.

  • 3. Het aanbod van het college bestaat uit een schulddienstverleningstraject van één of meerdere producten:

    • a.

      Crisisdienst: het college probeert een crisissituatie af te wenden door gebruik te maken van de bestaande convenanten, uitstel te vragen of betalingsregeling te treffen met de desbetreffende schuldeiser. Onder crisissituaties wordt verstaan gedwongen woningontruiming en/of de beëindiging van de levering van gas, elektriciteit en water of het royement van de zorgverzekering;

    • b.

      Informatie- en adviesgesprek: het college geeft informatie en advies over het zelfstandig bereiken van duurzaam financieel evenwicht zonder gebruik te maken van de producten stabilisatie, betalingsregeling, schuldregeling, budgetbeheer of budget-coaching. Onder informatie en advies wordt ook verstaan het doorverwijzen naar derden.

    • c.

      Schuldregeling: het college bemiddelt tussen de klant en zijn schuldeisers om problematische en niet problematische schulden aan te pakken. Het college doet dit volgens de richtlijnen van de Gedragscode Schuldregeling NVVK; een minnelijke schuldregeling kan bestaan uit een schuldbemiddeling of een schuldsanering (saneringskrediet).

    • d.

      Betalingsregeling: het college bemiddelt tussen de klant en zijn schuldeisers om de niet problematische schulden aan te pakken. Daarbij worden de vorderingen volledig binnen de vastgestelde termijnen terugbetaald.

    • e.

      Budgetbeheer: het college verricht tijdens of in aanloop naar een schuldregeling activiteiten in het kader van het beheren van het inkomen van aanvrager en het verrichten van betalingen overeenkomstig het vastgestelde budgetplan.

    • f.

      Budgetbegeleiding en budget-coaching: gericht op gedragsverandering rond geldzaken via (advies/afbouw budgetbeheer)gesprekken en cursussen.

    • g.

      Stabilisatie: in een periode van maximaal 6 maanden kan het college niet-gemotiveerde aanvragers de gelegenheid en de voorzieningen geven om hun financiële situatie stabiel te krijgen, voordat het minnelijke schuldregelingstraject gestart kan worden.

    • h.

      WSNP-verklaring: indien er geen reële mogelijkheden zijn om tot een minnelijke schuldregeling te komen, kan het college een met redenen omklede verklaring (ex art. 285 Fw lid f) afgeven.

    • i.

      Preventie: het college biedt ter bevordering van een duurzame oplossing de budgetcursussen aan.

Artikel 4. Verplichtingen

  • 1. Aanvrager doet aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn voor de schulddienstverlening, zowel bij de aanvraag als gedurende de looptijd van het schulddienstverleningstraject.

  • 2. Aanvrager is verplicht om alle medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is gedurende de aanvraagperiode en tijdens het schulddienstverleningstraject.

    De medewerking bestaat in ieder geval uit:

    • a.

      Het nakomen van afspraken

    • b.

      Geen nieuwe schulden aangaan

    • c.

      Het maximaliseren van de beschikbare afloscapaciteit

Artikel 5. Weigeren en beëindigen

Indien aanvrager niet of in onvoldoende mate de verplichtingen uit artikel 4 nakomt, kan het college besluiten om een aanvraag schulddienstverlening te weigeren dan wel te beëindigen.

Artikel 6. Weigerings- en Beëindigingsgronden

Onverminderd de overige bepalingen in deze beleidsregels en de wettelijke mogelijkheden, kan het college besluiten tot het weigeren of beëindigen van de schulddienstverlening indien:

  • 1.

    er sprake is van niet-regelbare schuldenpakket of een niet regelbare schuldenaar;

  • 2.

    de totale schuldsituatie niet is vast te stellen;

  • 3.

    de hoogte van de afloscapaciteit niet is vast te stellen;

  • 4.

    de schuldenaar zijn beschikbare aflossingscapaciteit niet wil gebruiken voor de aflossing van schulden;

  • 5.

    op grond van onjuiste gegevens schulddienstverlening is toegekend, terwijl indien dit ten tijde van de besluitvorming bekend was geweest bij het college, een andere beslissing zou zijn genomen;

  • 6.

    de schuldenaar zich ten opzichte van de medewerkers, belast met werkzaamheden die voortkomen uit het schulddienstverleningstraject, misdraagt. De ‘Huisregels bezoekers Publiekshal’ zijn hiervoor maatgevend.;

  • 7.

    de schuldenaar in staat is om zijn schulden zelf te regelen dan wel in staat is de schulden zelfstandig te beheren;

  • 8.

    de geboden hulpverlening, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de schuldenaar, niet (langer) passend is;

  • 9.

    de schulddienstverlening door het college niet langer noodzakelijk wordt geacht;

  • 10.

    de aanvrager opzettelijk of verwijtbaar fraude heeft gepleegd die financiële benadeling van een bestuursorgaan tot gevolg heeft en hij in verband daarmee onherroepelijk strafrechtelijk is veroordeeld of een onherroepelijke bestuurlijke sanctie is opgelegd, tenzij de fraudevordering volledig is betaald.

Artikel 7. Recidive – hernieuwde aanvraag

  • 1. Indien minder dan 5 jaar voorafgaande aan de dag waarop de aanvraag is ingediend,

    • a.

      aanvrager te kwader trouw is geweest;

    • b.

      een traject schuldregeling niet succesvol is geweest wegens verwijtbaar gedrag van de aanvrager;

    • c.

      aanvrager zich opnieuw meldt na een WSNP traject zonder schone lei.

    kan een aanvraag tot schulddienstverlening worden geweigerd met uitzondering van het geven van informatie, advies en/of een doorverwijzing.

  • 2. Indien minder dan 3 jaar voorafgaande aan de dag waarop de aanvraag is ingediend,

    • a.

      door aanvrager een traject schuldregeling succesvol is doorlopen (minnelijk en/of wettelijk),

    • b.

      een traject schuldregeling niet succesvol is geweest wegens weigerende schuldeisers;

    kan een aanvraag tot schulddienstverlening worden geweigerd met uitzondering van het geven van informatie, advies en/of een doorverwijzing.

  • 3. Indien minder dan 6 maanden voorafgaande aan de dag waarop de aanvraag is ingediend,

    • a.

      een aanvraag (minnelijk) schulddienstverlening door toedoen van aanvrager niet tot een aanbod heeft geleid;

    kan een aanvraag schulddienstverlening worden geweigerd met uitzondering van het geven van informatie, advies en/of een doorverwijzing.

Artikel 8. Inherente afwijkingsbevoegdheid

Voor situaties waarin deze beleidsregels niet voorzien of onduidelijk zijn en of er sprake is van kennelijke hardheid kan het college in individuele gevallen ten gunste van aanvrager beslissen.

Artikel 9. Inwerkingtreding en citeertitel

Deze beleidsregels treden daags na publicatie in werking onder intrekking van de ‘Beleidsregels Schulddienstverlening Haarlem 2012’; vastgesteld op 1 juni 2012.

Deze beleidsregels worden aangehaald als ‘Beleidsregels Schulddienstverlening Haarlem.

Ondertekening

Toelichting beleidsregels schulddienstverlening gemeente Haarlem

Inleiding algemeen

Op 1 juli 2012 is de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs) in werking getreden. Deze kaderwet biedt een stramien voor de vormgeving en de invulling door gemeenten van hun beleid met betrekking tot schuldhulpverlening.

De gemeenteraad heeft het beleidsplan ‘Stevig op eigen benen’ op 26 mei 2016 vastgesteld. In dit beleidsplan zijn de uitgangspunten van de gemeente Haarlem vastgelegd op het terrein van schulddienstverlening. Deze beleidsregels, zijn een nadere concretisering hiervan. De burger weet hierdoor waaraan hij zich dient te houden en de gemeente weet welke verplichtingen zij aan de burger mag opleggen en wanneer zij de toegang tot de schuldhulpverlening kan weigeren of beëindigen.

De gemeentelijke schuldhulpverlening valt per 1 juli 2012 onder de werking van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De Beleidsregels schulddienstverlening Haarlem is gebaseerd op artikel 3 juncto artikel 2 Wgs.

Artikel 1. Begripsbepalingen

Dit artikel is grotendeels gebaseerd op artikel 1 van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening en bevat de definities van de verschillende begrippen.

Artikel 2. Doelgroep gemeentelijke schulddienstverlening

Conform de visie zoals neergelegd in het beleidsplan “Stevig op eigen benen” staat

schulddienstverlening in beginsel open voor alle inwoners van 18 jaar en ouder van de gemeente Haarlem. Uitgangspunt is de individuele toetsing van iedere aanvraag.

Artikel 3. Aanbod schulddienstverlening

Alleen indien schulddienstverlening noodzakelijk is, zal de aanvrager door het college tot deze vorm van dienstverlening worden toegelaten. Het uitgangspunt is in beginsel zelfredzaamheid, eigen kracht en eigen verantwoordelijkheid van de aanvrager, maar dit laat onverlet dat er sprake kan zijn van – al dan niet tijdelijk – ‘ontzorgen’ van de aanvrager. Anders gezegd, motivatie is niet de voorwaarde vooraf, maar het doel waarnaar gestreefd wordt.

Er wordt bij elke aanvraag een individuele afweging gemaakt en er zijn dus geen algemene c.q. categoriale uitsluitingsgronden. Op deze manier wordt de ondersteuning toegespitst op de mogelijkheden van de hulpvrager en staat de hulpvraag centraal.

Of er een aanbod schulddienstverlening zal worden gedaan en vervolgens welk product of combinatie van producten kan worden ingezet, hangt af van de situatie van de aanvrager, de doelstelling van de schulddienstverlening en de voorwaarden van het betreffende product. De inzet van producten kan per situatie verschillen. Er worden in artikel 3 enkele factoren genoemd die bepalen in welke mate de gemeente één of meerdere producten schulddienstverlening aanbiedt. Voor een deel is dit een nadere invulling van het begrip ‘regelbare schuld’ en ‘regelbare schuldenaar’ conform de indeling in het beleidsplan.

Afhankelijk van de persoonlijke situatie wordt maatwerk geboden en voor de klant geschikte dienstverlening ingezet.

Het aanbod schulddienstverlening is ook mede afhankelijk van de specifieke woonsituatie, zoals bij de eigenwoningbezitters.

Artikel 4. Verplichtingen

Met dit artikel wordt de eigen verantwoordelijkheid en medewerking van de aanvrager voorop gesteld. Het behoort tot de eigen verantwoordelijkheid van burgers om tijdig de relevante informatie te geven, medewerking te verlenen en zich in te spannen om inkomsten en uitgaven in evenwicht te brengen en te houden. Dit zowel in de fase van aanvraag als gedurende de looptijd van een traject. Een geboden traject kan alleen succesvol zijn bij de inzet van de schuldenaar. Daarnaast helpen deze verplichtingen bij het volhouden van het traject.

Wat betreft de verplichting tot medewerking is in lid 2 een aantal verplichtingen benoemd. Dit is geen limitatieve opsomming. De medewerking bestaat onder andere uit:

  • a.

    het nakomen van afspraken;

  • b.

    geen nieuwe schulden aangaan;

  • c.

    het, eventueel op aanwijzing van het college, maximaliseren van de beschikbare afloscapaciteit.

Bij het nakomen van afspraken kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de opgelegde verplichting om de auto te verkopen. Deze verplichting wordt aan een schuldregeling verbonden vanwege het feit dat het hebben van een auto de kans op nieuwe schulden vergroot (denk aan verkeersboetes, noodzakelijke reparaties en dergelijke). Uiteraard wordt er bij het opleggen van de verplichting tot verkoop van de auto een uitzondering gemaakt, indien de auto noodzakelijk is vanwege medische redenen of indien de auto noodzakelijk is voor het verwerven van inkomsten.

Het aangaan van nieuwe schulden is niet toegestaan, omdat het de minnelijke schuldregeling doorkruist. Indien er sprake is van een nieuwe schuld wordt onderzocht of de nieuwe schuld op andere wijze ingelost kan worden. Is dit niet het geval, dan kan dit reden zijn om de schulddienstverlening te beëindigen.

Artikel 5

Dit artikel geeft de algemene juridische weigerings- of beëindigingsgrond aan.

Artikel 6. Weigerings- en beëindigingsgronden

In dit artikel wordt beschreven wanneer de gemeentelijke schulddienstverlening kan worden geweigerd of beëindigd.

  • 1.

    Bij een niet-regelbaar schuldenpakket kan een schuldeiser niet worden gedwongen mee te werken aan een minnelijk traject schuldbemiddeling. Onder een niet regelbaar schuldenpakket vallen de niet saneerbare vorderingen. Dit zijn onder meer bepaalde verkeersboetes, vorderingen die ontstaan zijn als gevolg van een misdrijf en schulden die zijn ontstaan door opzettelijke of ernstig verwijtbare fraude (bestuurlijke boete).

    Bij een niet regelbare schuldenaar gaat het om de verslavingsproblematiek of andere psychosociale problematiek waarbij de aanvrager de benodigde hulpverlening niet wil zoeken en/ of aanvaarden. Zonder die hulpverlening is het niet mogelijk om de onderliggende oorzaak van de schulden op te lossen of aan te pakken.

  • 2.

    Een voorstel tot schuldbemiddeling kan aan de schuldeisers worden gedaan als de schulden stabiel en vastgesteld zijn. Als hierin nog veranderingen zijn te verwachten doordat de aanvrager een vordering betwist of doordat er nieuwe schulden te verwachten zijn, is het niet mogelijk om te bemiddelen tussen schuldeisers en verzoeker. Dit heeft te maken met gelijkberechtiging van schuldeisers.

  • 3.

    De hoogte van de afloscapaciteit is niet vast te stellen als er bijvoorbeeld sprake is van onvoldoende inkomen of niet vast te stellen vermogen.

  • 4.

    Er wordt van de aanvrager volledige bereidheid en medewerking verwacht om de beschikbare aflossingscapaciteit in middelen en vermogen te gebruiken voor de afbetaling van de schulden.

  • 5.

    Het kan voorkomen dat de aanvrager is toegelaten tot de schulddienstverlening op basis van onjuiste of onvolledige gegevens. Aan de hand van de juiste gegevens dient te worden nagegaan of het bestaande aanbod terecht is gedaan. Indien dit niet het geval is, zal het college het traject schulddienstverlening beëindigen. Bij het verstrekken van onjuiste gegevens of inlichtingen wordt rekening gehouden met de mate waarin dit met opzet of vanwege grove nalatigheid is gebeurd.

  • 6.

    Binnen de gemeente wordt ervan uitgegaan dat klanten met respect worden behandeld en dat de professional in staat wordt gesteld om de taken naar behoren te kunnen uitvoeren. Dit is vastgelegd in het zogeheten Agressieprotocol. Iedere vorm van agressie die normale boosheid of teleurstelling overstijgt, wordt niet geaccepteerd. Indien een aanvrager of bezoeker van de Publiekshal zich schuldig maakt aan een vorm van agressie kunnen maatregelen worden opgelegd. Als een aanvrager van schulddienstverlening zich in ernstige mate schuldig maakt aan agressie, waarbij een pandverbod is opgelegd, kan de dienstverlening worden gestaakt.

  • 7.

    Indien de aanvrager in staat is om zelf een oplossing te vinden voor de schulden, (bijvoorbeeld omdat er voldoende inkomen is) of dat er geen sprake is van een problematische schuld, kan de aanvraag voor schulddienstverlening worden geweigerd. Voorts kan een traject worden beëindigd, bijvoorbeeld omdat er vermogen ontstaan is door erfenis of loterij.

  • 8.

    Een aanvraag kan afgewezen of beëindigd worden omdat een klant niet of niet meer tot de doelgroep behoort. Denk hierbij aan verhuizing buiten Haarlem. Indien een traject al loopt, is actieve overdracht mogelijk.

  • 9.

    Het college heeft de bevoegdheid om de dienstverlening te beëindigen indien de noodzaak niet langer aanwezig is. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als de aanvrager een grote geldprijs wint in een loterij.

  • 10.

    Bij de weigerings-of beëindigingsgrond fraude wordt – overeenkomstig de aanpassing in de Fraudewet en mede gelet op de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep – rekening gehouden met opzet of ernstige verwijtbaarheid.

Voordat het besluit tot afwijzing of beëindiging wordt genomen krijgt de aanvrager - in geval er sprake is van een niet nakoming van afspraken door de aanvrager zelf - een hersteltermijn aangeboden. Indien de aanvrager de afspraken niet nakomt binnen de geboden hersteltermijn, wordt de schulddienstverlening afgewezen dan wel beëindigd.

Voordat er een negatieve beschikking wordt genomen, wordt de aanvrager vooraf gehoord en in kennis gesteld.

Bij een afwijzing of een beëindiging van een aanvraag of een traject kan nog gericht specifieke dienstverlening ingezet worden, bijvoorbeeld een informatie of adviesgesprek. Ook zal er zo nodig een gepaste verwijzing naar andere hulpverlenende instanties gedaan worden.

Artikel 7. Recidive – hernieuwde aanvraag

Op basis van het principe van eigen verantwoordelijkheid, wordt een nadrukkelijke grens gesteld aan het kunnen doen van hernieuwde aanvragen. Afhankelijk van de reden van afwijzing dan wel beëindiging worden er 1 van de 3 genoemde recidive termijnen gehanteerd. De langste recidive termijn in Haarlem bedraagt 5 jaar.

Een herhaalde aanvraag schulddienstverlening zal na een afwijzing voor het minnelijk traject dan wel na het WSNP-traject geen zin hebben als de situatie van de aanvrager ongewijzigd is. Schuldeisers zullen dan niet akkoord gaan met het voorstel tot regeling van de schulden.

De beleidsvrijheid (artikel 2 juncto artikel 3 Wgs) zoals aan de gemeente gegeven om een dergelijke recidivebepaling op te nemen, ontslaat de gemeente niet van de verplichting om, daar waar een onevenredige situatie ontstaat voor de burger, af te wijken van het bepaalde van artikel 7 indien nodig (ingevolge artikel 8: inherente afwijkingsbevoegdheid). Bijvoorbeeld, als er redenen zijn die de schuldenaar niet zijn toe te rekenen.

Artikel 8. Inherente afwijkingsbevoegdheid

De inherente afwijkingsbevoegdheid is onlosmakelijk verbonden aan beleid. Dit artikel noemt expliciet de bevoegdheid aan het college om af te wijken van de beleidsregels in bijzondere en onvoorziene gevallen.

Artikel 9. Inwerkingtreding en citeertitel

Deze bepaling behoeft geen toelichting.