Regeling vervallen per 01-01-2012

Verordening Wet inburgering

Geldend van 06-04-2007 t/m 31-12-2011 met terugwerkende kracht vanaf 01-04-2007

Intitulé

Verordening Wet inburgering

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 30 januari 2007, nr. OWG/2006/1498 inzake Wet Inburgering in de gemeente Haarlem 2007 tot en met 2009;

Gelet op de artikelen 8, 19, vijfde lid, 23, derde lid, en 35 van de Wet inburgering;

Gezien het advies van de commissie Samenleving van 15 februari 2007;

Overwegende dat de raad bij verordening regels dient te stellen over:

- de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen en

inburgeringsbehoeftigen;

- het aanbieden van een inburgeringsvoorziening aan bepaalde groepen

inburgeringsplichtigen en inburgeringsbehoeftigen;

- de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld;

- de vaststelling van het bedrag dat voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd;

is vastgesteld de:

Verordening Wet inburgering

Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen en informatieverstrekking

Artikel 1Begripsomschrijvingen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    a. het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem;

    b. de wet: de Wet inburgering;

    c. de regeling: de Tijdelijke Regeling G 31 2007.

  • 2. De begripsomschrijvingen in de wet en de daarop berustende regelingen zijn van toepassing op de begrippen, die in deze verordening worden gebruikt.

Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen en –behoeftigen

  • 1. Het college draagt er zorg voor dat de inburgeringsplichtigen en inburgeringsbehoeftigen op een doeltreffende en doelmatige wijze worden geïnformeerd over hun rechten en plichten uit hoofde van de wet en over het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen.

  • 2. Het college maakt bij de informatieverstrekking in ieder geval gebruik van met name de volgende middelen:

    a. Schriftelijk materiaal.

    b. Website Inburgering Haarlem.

    c. Informatiepunten bij de gemeente en in de wijken, zoals bij Moedercentra, Wijkcentra, bij bibliotheken, stichting Vluchtelingenwerk en zelforganisaties.

    d. Het toezenden van schriftelijk voorlichtingsmateriaal aan personen ten aanzien van wie op grond van gegevens uit het gemeentelijk bestand Potentiële Inburgeringsplichtigen redelijkerwijs kan worden aangenomen dat zij inburgeringsplichtig zijn.

    e. Het verstrekken van schriftelijk voorlichtingsmateriaal bij aanvragen om een WWB-uitkering (Wet werk en bijstand).

  • 3. Het college beoordeelt uiterlijk anderhalf jaar na inwerkingtreding van deze verordening de doeltreffendheid en doelmatigheid van de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen en rapporteert daarover aan de raad.

Hoofdstuk 2 Doelgroepen en samenstelling van de inburgeringsvoorziening

Artikel 3 Aanwijzen van de doelgroepen

Het college wijst de groepen inburgeringsplichtigen en inburgeringsbehoeftigen aan, waaraan bij voorrang een inburgeringsvoorziening kan worden aangeboden:

1. Voor alle doelgroepen geldt dat zij een inburgeringsachterstand hebben en het doel van werk of opleiding of sociale redzaamheid of opvoedingsondersteuning kunnen bereiken;

a.  Voor de doelgroep werklozen met een WWB- uitkering of werklozen met een WW- of WIA-uitkering (Wet en Arbeid): Het hebben van een relatief grote afstand tot de arbeidsmarkt, waarbij uitstroom naar werk binnen maximaal twee jaar kan worden bewerkstelligd.

b. Voor de doelgroep inburgeraars zonder eigen inkomen en zonder werk :

-  de inburgeraars, die kinderen hebben in de leeftijdscategorie van 2 tot 18 jaar

- de inburgeraars, die geen kinderen hebben in deze categorieën, maar als doel hebben sociale redzaamheid, behoren ook tot deze doelgroep.

2. Het college kan een nadere verdeling maken in het aanbod voor de doelgroepen.

Artikel 4 De samenstelling van de inburgeringsvoorziening

  • 1. Het college stemt de inburgeringsvoorziening, met uitzondering van de in de wet voorgeschreven inburgeringsvoorziening aan geestelijke bedienaren, af op het startniveau en de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de inburgeringsplichtige.

  • 2. Indien de inburgeringsplichtige een voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt aangeboden, draagt het college er zorg voor dat de inburgeringsvoorziening op de voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt afgestemd.

  • 3. Een inburgeringsvoorziening kan, naast hetgeen in de wet is geregeld, een of meer van de volgende onderdelen bevatten:

    a. kennis van de Haarlemse samenleving;

    b. kennis van de locale voorzieningen op diverse terreinen, zoals hulpverlening, scholing, maatschappelijke redzaamheid en werk.

  • 4. De inburgeringsvoorziening kan toeleiden naar het inburgeringsexamen danwel het Staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II ingevolge de Wet Inburgering.

Artikel 5 De inning van de eigen bijdrage

  • 1. De eigen bijdrage, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet wordt in ten hoogste achttien termijnen betaald.

  • 2. Het college legt in de beschikking tot toekenning van een inburgeringsvoorziening de termijnen van betaling vast. Indien het college de eigen bijdrage verrekent met de algemene bijstand, wordt dat in de beschikking vastgelegd.

Artikel 6 Inburgeringsbonus

  • 1. Het college kent een inburgeringsbonus toe aan de inburgeringsplichtige en inburgeringsbehoeftige, die via een door de gemeente toegekende inburgeringsvoorziening het inburgeringsexamen binnen drie jaar behaalt.

  • 2. De bonus komt overeen met de eigen bijdrage als bedoeld in artikel 5.

Artikel 7 Opleggen van verplichtingen

1. Het college kan een inburgeringsplichtige bij beschikking één of meer van de volgende verplichtingen opleggen:

a. het deelnemen aan de aangeboden inburgeringsvoorziening;

b. het deelnemen aan gesprekken met de trajectbegeleider;

c. het deelnemen aan voortgangsgesprekken;

d.  voor de eerste maal deelnemen aan het inburgeringsexamen op een tijdstip dat door het college wordt bepaald;

e. het melden indien door ziekte dan wel door andere relevante omstandigheden niet aan de verplichtingen in de beschikking kan worden voldaan

Hoofdstuk 3 Het aanbod van een inburgeringsvoorziening

Artikel 8 De procedure van het doen van een aanbod

  • 1. Het college doet het aanbod, bedoeld in artikel 19, eerste of tweede lid, van de wet schriftelijk. Het aanbod wordt gezonden naar het adres waar de inburgeringsplichtige in de gemeentelijke basisadministratie is ingeschreven.

  • 2. In het aanbod wordt een omschrijving gegeven van de inburgeringsvoorziening die wordt aangeboden en worden de rechten en verplichtingen vermeld die aan de inburgeringsvoorziening worden verbonden.

  • 3. De inburgeringsplichtige aan wie een aanbod wordt gedaan, deelt binnen twee weken het college schriftelijk mee of hij het aanbod al dan niet aanvaardt.

  • 4. Wanneer de inburgeringsplichtige het aanbod aanvaardt, neemt het college binnen twee weken na ontvangst van deze mededeling het besluit tot toekenning van de inburgeringsvoorziening, overeenkomstig het gedane aanbod.

Artikel 9 De inhoud van de beschikking

Het besluit tot toekenning van een inburgeringsvoorziening bevat in ieder geval:

a. een beschrijving van de inburgeringsvoorziening;

b. een opgave van de rechten en verplichtingen van de inburgeringsplichtige;

c. de datum waarop het inburgeringsexamen c.q. Staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II moet zijn behaald;

d. de termijnen en wijze van betaling; en

e. ingeval van een oudkomer: de datum waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht, bedoeld in artikel 26 van de wet, aanvangt.

Hoofdstuk 4 De bestuurlijke boete

Artikel 10 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

  • 1. De bestuurlijke boete bedraagt maximaal 100 euro , indien de inburgeringsplichtige of de persoon ten aanzien van wie het college op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgeringsplichtig is, geen of onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek, bedoeld in artikel 25, vierde lid, van de wet.

  • 2. De bestuurlijke boete bedraagt maximaal 100 euro , indien de inburgeringsplichtige geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde inburgeringsvoorziening, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de wet of aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 6 van deze verordening.

  • 3. De bestuurlijke boete bedraagt maximaal 300 euro, indien de inburgeringsplichtige niet binnen de in artikel 7, eerste lid, van de wet bedoelde termijn of binnen de door het college op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel a, van de wet verlengde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

Artikel 11 Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

  • 1. De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 9, eerste lid, bedraagt maximaal 200 euro, indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding.

  • 2. De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 9, tweede lid, bedraagt maximaal 200 euro, indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding.

  • 3. De bestuurlijke boete bedraagt maximaal 600 euro, indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 32 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

  • 4. De bestuurlijke boete bedraagt maximaal 600 euro, indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 33 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 12 Inwerkingtreding

- Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 april 2007.

- De Boeteverordening Wet inburgering nieuwkomers van 1 januari 2005 wordt ingetrokken.

Artikel 13 Citeertitel

De verordening wordt aangehaald als: Verordening Wet inburgering gemeente Haarlem.

Toelichting

Algemene toelichting Wettelijk kader

 

De Wet inburgering (WI) treedt op (1 januari ) 2007 in werking en komt in de plaats van de Wet inburgering nieuwkomers (Win) en de verschillende oudkomersregelingen Regeling Oudkomers 2006 (RIO G 31).

Na deze algemene toelichting van de wet en verordening treft u de artikelsgewijze toelichting van de verordening aan.

 

De WI regelt de inburgeringsplicht voor in beginsel alle vreemdelingen van 16 tot 65 jaar, die duurzaam in Nederland willen en mogen verblijven en die niet genaturaliseerd zijn.

Bij het invulling geven aan de inburgeringsverplichting staat de eigen

verantwoordelijkheid (ook in financiële zin) van de inburgeringsplichtige centraal. De inburgeringsplichtige kan naar eigen inzicht bepalen hoe hij zich wil voorbereiden op het inburgeringsexamen ofwel Staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II. Aan de inburgeringsverplichting is voldaan wanneer het inburgeringsexamen ofwel Staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II is behaald (een resultaatsverplichting).

 

Gemeenten krijgen in de WI een aantal belangrijke taken toebedeeld.

Zo heeft de gemeente de opdracht om de inburgeringsplichtigen in de gemeente goed te informeren over de rechten en plichten, die voortvloeien uit deze wet (informatietaak). De gemeente heeft ook de taak aan bepaalde groepen inburgeringsplichtigen een inburgeringsvoorziening aan te bieden (faciliterende taak).

 

Daarnaast regelt de Tijdelijke Regeling 2007 G 31 de mogelijkheid voor

inburgeringsbehoeftigen tot vrijwillige inburgering en ook op grond van deze regeling heeft de gemeente een faciliterende taak.

Een inburgeringsvoorziening leidt inburgeringsplichtigen en inburgeringsbehoeftigen toe naar het inburgeringsexamen ofwel Staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II.

 

Ook moet de gemeente de inburgeringsplicht van inburgeringsplichtigen handhaven (handhavingstaak). Het college moet namelijk een bestuurlijke boete opleggen, als een inburgeringsplichtige zich verwijtbaar niet houdt aan de verplichtingen, die voor hem gelden.

In verband met deze taken draagt de WI de gemeente op om bij verordening regels te stellen over de volgende onderwerpen:

-     Regels over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen, ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, alsmede van het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen (artikel 8 WI).

-     Regels met betrekking tot het aanbieden van inburgeringsvoorzieningen aan bijzondere groepen inburgeringsplichtigen en over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld (artikel 19, vijfde lid, en artikel 23, derde lid, WI).

-     Het vaststellen van het bedrag van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd (artikel 35 WI).

 

Ook de mogelijkheden voor inburgeringsbehoeftigen op basis van de Tijdelijke Regeling 2007 G 31 worden vastgelegd in deze verordening.

 

Regels over de informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen

Artikel 8 WI bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen. Het gaat dan om informatie over de rechten en plichten uit hoofde van de WI en informatie over het aanbod van inburgeringsvoorzieningen en de toegang tot die voorzieningen.

De informatievoorziening over het aanbod geldt ook voor inburgeringsbehoeftigen.

 

Regels met betrekking tot het aanbieden van inburgeringsvoorzieningen

Het uitgangspunt van de wet is de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige om te bepalen hoe hij zich voorbereidt op het inburgeringsexamen. Voor een aantal bijzondere groepen biedt de wet extra faciliteiten. Gemeenten krijgen de taak om voor deze groepen inburgeringsplichtigen een inburgeringsvoorziening aan te bieden. Het gaat om de volgende vier groepen inburgeringsplichtigen:

1.   nieuw- en oudkomers, die algemene bijstand of een sociale zekerheidsuitkering ontvangen die is aangewezen in het Besluit inburgering;

2.   oudkomers die zelf geen inkomsten uit werk, algemene bijstand of een andere uitkering hebben;

3.   asielgerechtigde nieuw- en oudkomers;

4.   nieuw- en oudkomers, die werkzaam zijn als geestelijke bedienaar.

 

Aan inburgeringsplichtigen, die behoren tot de eerste twee groepen (nieuw- en oudkomers die een algemene bijstand(WWB) of een uitkering van de Uitkeringsinstantie Werknemersverzekeringen (UWV) ontvangen en ook aan oudkomers, die zelf geen inkomsten uit werk of uitkering hebben) kán het college een inburgeringsvoorziening aanbieden (artikel 19, eerste lid, WI).

 

Het college is verplicht een inburgeringsvoorziening aan te bieden aan alle

asielgerechtigde inburgeringsplichtigen (oud- en nieuwkomers).

Ook aan nieuw- en oudkomers, die werkzaam zijn als geestelijke bedienaar (artikel 19, tweede lid, WI) moet de gemeente een inburgeringsvoorziening aanbieden.

 

Het aanbod houdt in een inburgeringsvoorziening, die toeleidt naar het

inburgeringsexamen en het eenmaal gratis afleggen van dat examen.

Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen bestaat een inburgeringsvoorziening ook uit maatschappelijke begeleiding.

 

De WI draagt de gemeenteraad op om bij verordening regels te stellen met betrekking tot het aanbieden van inburgeringsvoorzieningen aan deze vier groepen. In de wet is ook vastgelegd over welke onderwerpen in ieder geval regels moeten worden gesteld:

-     De procedure, die door het college wordt gevolgd voor het doen van een aanbod aan inburgeringsplichtigen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, WI).

-     De criteria, die worden gehanteerd bij het doen van een aanbod aan

      inburgeringsplichtigen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, WI).

-     De vaststelling door het college van een passende inburgeringsvoorziening, met inbegrip van de totstandkoming en de samenstelling van de inburgeringsvoorziening (artikel 19, vijfde lid, onderdeel b, WI).

-     De rechten en plichten van de inburgeringsplichtige, voor wie een

      inburgeringsvoorziening is vastgesteld. Deze regels hebben in ieder geval betrekking op de inning van de eigen bijdrage door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid, WI).

 

Het vaststellen van het bedrag van de bestuurlijke boete

Artikel 35 WI draagt gemeenten op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. Artikel 34 van de wet bepaalt het bedrag dat ten hoogste als bestuurlijke boete kan worden opgelegd.

 

 

Artikelsgewijze toelichting op de Verordening

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

 

Het tweede lid geeft aan dat de omschrijvingen van de begrippen, die worden gebruikt in

respectievelijk de Wet inburgering, het Besluit inburgering en de Tijdelijke Regeling 2007

G 31 (inburgeringsbehoeftigen) ook van toepassing zijn op deze verordening.

 

Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen

 

De gemeente heeft als taak de inburgeringsplichtigen in haar gemeente goed te informeren

over de rechten en plichten die voortvloeien uit de Wet inburgering. De wet laat gemeenten

vrij om zelf te bepalen op welke wijze de informatievoorziening aan de

inburgeringsplichtigen wordt georganiseerd.

Wel bepaalt artikel 8 WI dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt over de

informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen, ter zake van hun

rechten en plichten uit hoofde van deze wet, alsmede van het aanbod van en de toegang tot

inburgeringsvoorzieningen.

 

Dit artikel in de verordening vormt de uitwerking van deze verplichting.

In het tweede lid is neergelegd dat (in ieder geval) een aantal middelen wordt gebruikt om

de informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen vorm te geven.

De informatievoorziening aan inburgeringsplichtigen kan op allerlei manieren worden

vormgegeven, bijvoorbeeld via de (bestaande) website Inburgering,

informatiepunten/digitale loketten en via directe mailing.

Ook wordt via punten in de wijk, zoals Moedercentra, wijkcentra en bibliotheken en via

intermediaire organisaties, zoals zelforganisaties, stichting Vluchtelingenwerk,

welzijnsorganisaties en educatie-instellingen informatie verstrekt aan

inburgeringsplichtigen.

Voor de WWB-uitkeringsgerechtigden (algemene bijstand) wordt ook informatie verstrekt

via de afdeling Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

In het kader van de uitvoering van de WMO (Wet Maatschappelijke Ondersteuning) wordt

in 2007 ook bezien in hoeverre de informatievoorziening aan inburgeringsplichtigen kan

worden meegenomen bij de diverse informatiepunten.

 

Het derde lid verplicht het college aan de gemeenteraad periodiek te rapporteren over de

doeltreffendheid en doelmatigheid van de informatieverstrekking aan de

inburgeringsplichtigen.

 

Artikel 3 Aanwijzen van de doelgroepen

 

Artikel 19, eerste lid, WI bepaalt dat het college aan twee groepen inburgeringsplichtigen

een inburgeringsvoorziening kán aanbieden:

1. inburgeringsplichtigen, die algemene bijstand of een uitkering op grond van een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen sociale zekerheidswetten of sociale zekerheidsregelingen ontvangen;

2. inburgeringsplichtigen, die zelf geen inkomsten uit werk of uitkering hebben.

 

De gemeenteraad moet bij verordening regels stellen met betrekking tot de criteria, die

worden gehanteerd bij het doen van een aanbod aan deze twee groepen

inburgeringsplichtigen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, WI).

Binnen de twee wettelijk vastgestelde doelgroepen van artikel 19, eerste lid, WI) moet de

gemeente, gezien de omvang van het door het rijk toegekende inburgeringsbudget, bepalen

aan welke doelgroepen inburgeringsplichtigen bij voorrang een inburgeringsvoorziening

kan worden aangeboden.

Ook aan de groep inburgeringsbehoeftigen (vrijwillige inburgeraars) kan de gemeente bij

voorrang een inburgeringsvoorziening bieden op grond van de Tijdelijke Regeling 2007.

 

Dit artikel regelt welke doelgroepen de gemeente een aanbod wil doen.

Daarbij is er wel een plafond, namelijk het door de rijksoverheid beschikbaar gestelde

budget WI. Om te voorkomen dat inburgeringsplichtigen of inburgeringsbehoeftigen , die

behoren tot de groep of groepen die het college heeft aangewezen aan deze aanwijzing een

recht gaan ontlenen op het krijgen van een aanbod, bepaalt dit artikel dat het college aan de

groepen die hij aanwijst een inburgeringsvoorziening kanaanbieden.

 

De gemeente kiest ervoor zoveel mogelijk werkloze uitkeringsgerechtigden en

inburgeraars zonder eigen inkomen en zonder werk een aanbod te doen.

Daarbij wil zij starten met de wijken Schalkwijk, Oost en Noord, omdat hier de meeste

doelgroepen wonen.

 

In 2008 en 2009 kan ook aan de doelgroepen uit andere Haarlemse wijken een aanbod

worden gedaan.

De inburgeringsplichtigen en inburgeringsbehoeftigen, die kunnen worden toegeleid naar

hun doel van opvoedingsondersteuning /sociale redzaamheid, gezondheid of onderwijs

(OGO) krijgen hierbij voorrang.

 

De doelgroepen, waarbij het hier gaat, zijn:

- de inburgeraars, die kinderen hebben in de leeftijdscategorie van 2 tot 4 jaar ;

- de inburgeraars, die kinderen hebben in de leeftijdscategorie van 4 tot en met 12 jaar;

- de inburgeraars, die kinderen hebben in de leeftijdscategorie 13 tot 18 jaar;

- de inburgeraars, die geen kinderen hebben in deze categorieën, maar als doel hebben sociale redzaamheid

 

Voor deze groepen zullen bij aanbiedende instellingen trajecten worden ingekocht, die

toeleiden naar de verschillende doelen van de inburgeraars en het deelnemen aan het

inburgeringsexamen op de terreinen van opstap, ouderparticipatie, begeleiding pubers en

sociale redzaamheid (OGO/onderwijs, gezondheid,opvoeding).

 

Artikel 4 De samenstelling van de inburgeringsvoorziening

 

In dit artikel worden de kaders vastgesteld waarbinnen het college de opdracht heeft voor

iedere inburgeringsplichtige of inburgeringsbehoeftige die daarvoor in aanmerking komt,

een op de persoon toegesneden inburgeringsvoorziening samen te stellen.

 

De samenstelling van de inburgeringsvoorziening voor geestelijke bedienaren wordt

geregeld bij ministeriële regeling op grond van de wet.

 

In geval van inburgeringsplichtigen of inburgeringsbehoeftigen met een WWBuitkering,

die een voorziening gericht op arbeidsinschakeling ontvangen, wordt de

inburgeringsvoorziening gecombineerd met een reïntegratietraject en ook bekostigd uit de

reïntegratiemiddelen WWB. Een aanbod voor een inburgeringsvoorziening aan een uitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtige/-inburgeringsbehoeftige moet zo worden gedaan dat dit traject de arbeidsinschakeling bevordert.

 

Een inburgeringsplichtige of inburgeringsbehoeftige, die een uitkering ontvangt op grond

van een andere sociale zekerheidswet of sociale zekerheidsregeling dan de WWB én die

verplicht is om arbeid te verkrijgen of te aanvaarden (artikel 20, eerste lid, WI)

komt ook in aanmerking voor een gecombineerd inburgeringstraject. Dit betreft klanten

van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen / UWV.

Het college is verantwoordelijk voor het aanbieden van de gecombineerde

inburgeringsvoorziening (artikel 20, tweede lid, WI).

 

Het tweede lid van artikel 4 van de verordening draagt het college op om er voor te zorgen

dat de inburgeringsvoorziening wordt afgestemd op de reïntegratievoorziening.

Met de verantwoordelijke uitvoerders van de sociale zekerheidswet of –regeling van het

UWV zijn afspraken gemaakt.

 

Het derde lid regelt de bijkomende faciliteiten, die het college als onderdeel van de

inburgeringsvoorziening aan inburgeringsplichtigen en inburgeringsbehoeftigen kan

aanbieden.

In de wet is geregeld waaruit een inburgeringsvoorziening in ieder geval moet bestaan:

een cursus die toeleidt naar het inburgeringsexamen en het eenmaal kosteloos afleggen

van dat examen (artikel 19, derde lid, WI).

 

Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen (oud- én nieuwkomers) maakt ook

maatschappelijke begeleiding een verplicht onderdeel uit van de inburgeringsvoorziening

(artikel 19, zesde lid, WI).

Wat betreft de bijkomende faciliteiten voor inburgeringsplichtige asielgerechtigde wordt

de taak van de stichting Vluchtelingenwerk betreffende de trajectbegeleiding gedurende

een jaar en het (periodiek) houden van voortgangsgesprekken met de

inburgeringsplichtigen voortgezet via financiering van de WWB.

Voor vervolgbegeleiding voor asielgerechtigden worden de middelen van de WI benut

voor inkoop van trajecten.

 

Het inburgeringsexamen omvat ook een praktijkgericht deel, waarin de praktische

(taal)vaardigheden worden getoetst. Het is vanzelfsprekend dat bij de samenstelling van de

inburgeringsvoorziening ook rekening wordt gehouden met de ontwikkeling van deze

vaardigheden. Daarbij zal de inzet van duale trajecten een belangrijke rol vervullen, dat

wil zeggen trajecten die een taalaanbod hebben dat gericht is op het thema/doel dat de

inburgeringsplichtige/inburgeringsbehoeftige dient te behalen bij het inburgeringsexamen.

 

Het vierde lid bedoelt dat de inburgeraar moet deelnemen aan het inburgeringsexamen of het Staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II. Dit laatste examen geldt met name als een goede mogelijkheid voor hoger opgeleide inburgeraars.

 

Artikel 5 De inning van de eigen bijdrage

 

In de verordening moeten regels worden gesteld die betrekking hebben op de inning van de

eigen bijdrage van de inburgeraar door het college en de mogelijkheid van betaling in

termijnen (artikel 23, derde lid, WI). De hoogte van de eigen bijdrage is vastgelegd in de

wet en bedraagt € 270. Dit bedrag kan bij algemene maatregel van bestuur worden

gewijzigd (artikel 23, tweede lid, WI).

 

In dit artikel van de verordening wordt geregeld dat de inburgeraar het recht heeft de eigen

bijdrage in een aantal termijnen te betalen. Artikel 24, eerste lid, WI maakt het bij

inburgeringsplichtige, die algemene bijstand ontvangen mogelijk dat het college de eigen

bijdrage verrekent met deze uitkering. Als het college wil overgaan tot verrekening, moet

dat worden vastgelegd in de beschikking tot toekenning van de inburgeringsvoorziening.

Voor de inburgeringsbehoeftige geldt dat het college de verrekening dient vast te leggen in

de af te sluiten overeenkomst.

 

Als de inburgeringsplichtige een uitkering van het UWV ontvangt, kan het college het

UWV verzoeken de eigen bijdrage te verrekenen met of in te houden op de uitkering van

het UWV (artikel 24, tweede lid, WI). In dit geval int het UWV de eigen bijdrage ten

behoeve van de gemeente. Deze wijze van verrekening geschiedt door het UWV en niet

door de gemeente, en wordt dus niet in deze verordening geregeld. De regeling van

verrekening geldt ook voor inburgeringsbehoeftigen op basis van hun overeenkomst.

 

Artikel 6 Inburgeringsbonus

 

Als extra stimulans wordt een gemeentelijke premie, een zgn. inburgeringsbonus

ingevoerd.

Hiervoor komt in aanmerking de inburgeringsplichtige of inburgeringsbehoeftige,

die een door de gemeente ingekocht inburgeringstraject volgt en die volgens de wet binnen drie

jaar het inburgeringsexamen behaalt.

De inburgeringsbonus komt overeen met de door de inburgeraar te betalen eigen bijdrage en bedraagt 270 euro.

 

Artikel 7 Opleggen van verplichtingen

 

Dit artikel vormt de uitwerking van artikel 23, derde lid, WI dat bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld. Dit artikel delegeert de bevoegdheid aan het college om de verplichtingen, die in het artikel worden genoemd aan inburgeringsplichtigen in het kader van een inburgeringsvoorziening op te leggen.

Het college legt in de beschikking tot de toekenning van de inburgeringsvoorziening deze verplichtingen vast.

 

Voor inburgeringsbehoeftigen legt het college de verplichtingen vast in de overeenkomst.

 

Artikel 8 De procedure van het doen van een aanbod

 

Dit artikel bevat enkele procedurele bepalingen, die er voor moeten zorgen dat het doen

van een aanbod op zorgvuldige wijze gebeurt. Dit is van belang omdat zo’n aanbod de start

is van een procedure die –als het goed is –leidt tot een besluit tot het toekennen van een

inburgeringsvoorziening.

In het eerste lid van dit artikel wordt geregeld dat het college het aanbod van een inburgeringsvoorziening aan de inburgeringsplichtige op schriftelijke wijze doet en dat het

aanbod wordt toegestuurd naar het adres waar de inburgeringsplichtige staat ingeschreven

in de GBA. Op deze wijze kan er geen onduidelijkheid ontstaan over het feit dat het

college de inburgeringsplichtige een aanbod heeft gedaan.

 

Het aanbod zal inhoudelijk dezelfde strekking moeten hebben als de uiteindelijke

beschikking (het tweede lid). Hierdoor kan de instemming met het aanbod tevens worden

opgevat als instemming met de beschikking tot de toekenning van de

inburgeringsvoorziening (die eenzijdig door de gemeente wordt opgelegd). Deze beschikking moet dan wel dezelfde inhoud hebben als het aanbod (het vierde lid).

De zorgvuldigheid van de procedure gebiedt dat als de inburgeringsplichtige het aanbod

aanvaardt of weigert, hij of zij dit schriftelijk aan de gemeente meedeelt (het derde lid).

Het meest praktisch is dat deze schriftelijke mededeling geschiedt in de vorm van het laten

ondertekenen door de inburgeringsplichtige van een verklaring, die door de gemeente is opgesteld.

 

Het kan natuurlijk voorkomen dat een inburgeringsplichtige aan de gemeente meldt dat hij

wel een inburgeringsvoorziening wil, maar dat hij gelet op zijn situatie bepaalde

wijzigingen aangebracht zou willen zien in het aanbod van de gemeente. Als de gemeente

hierop positief reageert, zal ze het gedane aanbod moeten aanpassen.

 

Een inburgeringsplichtige hoeft een aanbod niet te accepteren. Weigert de

inburgeringsplichtige het aanbod, dan zal hij zich zelfstandig moeten voorbereiden op het

inburgeringsexamen.

Gaat het om een oudkomer, dan is er geen startdatum van de termijn vastgesteld,

waarbinnen de betreffende persoon het inburgeringsexamen moet hebben behaald.

De gemeente stelt dan een handhavingsbeschikking op: een besluit op grond van artikel 26

WI, waarmee de termijn van start gaat waarbinnen de inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moeten hebben behaald (vijf jaar na aanvang van deze termijn).

 

Voor inburgeringsbehoeftigen worden in de af te sluiten overeenkomst de procedure en de

termijnen dienovereenkomstig vastgelegd.

 

Artikel 9 De inhoud van de beschikking

 

Het besluit tot het toekennen van een inburgeringsvoorziening voor de

inburgeringsplichtige is een beschikking. Dit betekent dat de inburgeringsplichtige de

mogelijkheid heeft tegen dit besluit in bezwaar en beroep te gaan.

 

In de beschikking zullen de toegekende inburgeringsvoorziening en de daaraan verbonden

rechten en plichten van de inburgeringsplichtige nauwkeurig moeten worden vermeld

(onderdelen a en b):

De inburgeringsplichtige is verplicht zijn medewerking te verlenen aan de uitvoering van

de inburgeringsvoorziening (artikel 23, eerste lid, WI). Handhaving hiervan is alleen

mogelijk, als de verplichtingen van de inburgeringsplichtige duidelijk zijn omschreven en

aan de betrokkene (onder andere door middel van de beschikking) bekend zijn gemaakt.

 

De termijn, waarbinnen een inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moet hebben

behaald, ligt vast in de wet (artikel 7, eerste lid, WI). In de beschikking hoeft (en kan) van

deze termijn alleen melding worden gemaakt (onderdeel c).

 

Onderdeel d bepaalt dat in beschikking moet worden vastgelegd in hoeveel termijnen de

eigen bijdrage kan worden betaald en op welke wijze de betaling plaatsvindt (al dan niet op

basis van verrekening met de bijstandsuitkering). Dit is geregeld in artikel 5 van de verordening.

 

Onderdeel e heeft betrekking op beschikkingen voor oudkomers. Indien het college een

inburgeringsvoorziening vaststelt voor een oudkomer, dan moet het college in de betreffende beschikking ook de dag opnemen waarop de termijn van handhaving van de

inburgeringsplicht van start gaat (artikel 22, tweede lid, juncto artikel 26 WI). Binnen vijf

jaar ná deze datum moet de betreffende oudkomer het inburgeringsexamen hebben behaald.

 

De gemeente bepaalt dat de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht direct ingaat

en niet pas op de datum waarop de inburgeringsvoorziening van start gaat.

Uitgangspunt van de wet is immers dat de betreffende persoon als oudkomer inburgeringsplichtig is en in beginsel zelf verantwoordelijk is voor het behalen van het inburgeringsexamen.

 

De inburgeringsbehoeftige tekent een overeenkomst met de gemeente.

 

Artikel 10 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

 

Artikel 35 WI draagt de gemeenteraad op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke

boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd.

In artikel 34 WI zijn voor de verschillende overtredingen de maximumbedragen van de

bestuurlijke boete vastgelegd.

De gemeente neemt lagere boetebedragen in haar verordening over, namelijk die

gerelateerd aan de nu geldende sanctieverordening van de WIN (Wet inburgering

nieuwkomers)en de afstemmingsverordening van de WWB (Wet Werk en Bijstand).

Namelijk een verlaging van het bedrag van de uitkering van maximaal 100 euro (dit is ca.

20% van de maandelijkse WWB-norm voor een gehuwde).

 

De gemeente moet bij elke overtreding de bestuurlijke boete afstemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten.

Bovendien moet de gemeente daarbij ook zonodig rekening houden met de

omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd (artikel 38, tweede lid, WI). Deze bepaling brengt met zich mee dat het college bij elke op te leggen bestuurlijke boete zal moeten nagaan welke boete passend is, gelet op de individuele omstandigheden van de betrokken inburgeringsplichtige.

 

In het kader van de uitvoering van een gecombineerde reïntegratie- en

inburgeringsvoorziening kan het voorkomen dat dezelfde gedraging (bijvoorbeeld het niet voldoen aan een oproep om te verschijnen en gegevens te verstrekken) zowel aanleiding kan zijn voor het opleggen van een bestuurlijke boete als voor het verlagen van de bijstand (een maatregel op grond van artikel 18, tweede lid, Wet werk en bijstand) of het opleggen

van een boete of maatregel op grond van een andere sociale zekerheidswet of –regeling.

Artikel 37 WI bevat een regeling voor deze samenloop. In dit artikel wordt bepaald dat de gemeente in dat geval géén bestuurlijke boete kan opleggen.

 

Artikel 11 Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

 

Dit artikel biedt de gemeente de mogelijkheid om bij herhaling van de overtreding een hogere boete op te leggen dan op grond van artikel 9 van de verordening mogelijk is.

De gemeente stelt bij recidive de boete vast op 200 euro (dat is ca. 40% van de maandelijkse WWB-uitkeringsnorm). De maximale in de WI opgenomen boete is 500 euro.

De verhoogde boetebedragen ingeval van herhaling van de overtreding mogen uiteraard niet hoger zijn dan de maximumbedragen die in artikel 34 WI worden genoemd.

Om te kunnen spreken van een herhaling van een overtreding, moeten de overtredingen zich wel binnen 12 maanden voordoen.

 

Artikel 34, onderdeel d, WI biedt de mogelijkheid voor de gemeente om de bestuurlijke boete te verhogen naar maximaal 1000 euro, in het geval dat de inburgeringsplichtige bij herhaling niet voldoet aan de verplichting binnen de gestelde termijn het inburgeringsexamen te behalen. Dit is geregeld in het derde en vierde lid van artikel 10 van de verordening.

De gemeente stelt de maximale boete vast op 600 euro, indien het inburgeringsexamen niet binnen de wettelijk gestelde termijn wordt behaald. Het niet behalen van het inburgeringsexamen, immers het doel van het inburgeringstraject is een ernstig feit.

Daarom wordt de boete verdubbeld.

 

Als de inburgeringsplichtige niet binnen de voor hem geldende termijn het

inburgeringsexamen heeft behaald, dan legt het college hem een bestuurlijke boete op.

De maximumboete die kan worden opgelegd, is neergelegd in artikel 9, derde lid, van de verordening.

Op grond van artikel 32 WI moet het college in de boetebeschikking een nieuwe termijn vaststellen, waarbinnen de inburgeringsplichtige alsnog het inburgeringsexamen moet behalen.

Als de inburgeringsplichtige ook binnen deze nieuwe termijn het inburgeringsexamen niet heeft behaald, maakt het derde lid van artikel 10 het mogelijk dat het college een hogere boete vaststelt.

De gemeente stelt de maximale boete in deze gevallen vast op 600 euro. Het wettelijk maximum bedraagt 1000 euro (artikel 34, onderdeel d, WI).

 

Ook in dit geval zal in de boetebeschikking een nieuwe termijn moeten worden opgenomen, waarbinnen de inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moet behalen.

Als de inburgeringsplichtige ook binnen deze (derde) termijn het inburgeringsexamen niet heeft behaald, regelt het vierde lid dat het college wederom een hogere bestuurlijke boete kan opleggen. De maximumboete in het vierde lid geldt ook voor alle hierop volgende overschrijdingen van termijnen door de inburgeringsplichtige.

 

Artikel 12 Inwerkingtreding

 

De sanctieverordening van de WIN (Wet inburgering nieuwkomers), die vanaf 1 januari 2005 gold, wordt ingetrokken per 1 april 2007 en vervangen door de Verordening Wet Inburgering van 1 april 2007.

 

Artikel 13 Citeertitel

Dit artikel spreekt voor zich.