Regeling vervallen per 01-01-2012

Milieuprogramma 2010

Geldend van 01-01-2011 t/m 31-12-2011

Intitulé

Milieuprogramma 2010

1 Inleiding

Dit milieuprogramma geeft een overzicht van alle milieutaken, het uitvoeringsniveau van deze taken en het gewenste uitvoeringsniveau dat in 2010 moet worden bereikt. Het programma wordt, conform artikel 4.20 van de Wet milieubeheer, door de gemeenteraad vastgesteld (zie bijlage 2 voor de wettelijke basis).

Een groot deel van de gemeentelijke milieutaken is gericht op het uitvoeren van de milieuwetgeving waarbij het gemeentebestuur weinig beleidsvrijheid wordt geboden. Voor een aantal andere (reguliere) taken moeten ambities door het gemeentebestuur worden bepaald. Over de milieutaken die direct van invloed zijn op de andere beleidsvelden, vindt binnen de gemeenschappelijke organisatie afstemming plaats.

Beleidscyclus

Het uitgangspunt voor de uitvoering van de milieutaken in de gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude is een beleidscyclus. Controle en corrigerende maatregelen (monitoring) is een vast onderdeel van de beleidscyclus (zie figuur 1).

Figuur 1: de beleidscyclus

afbeelding binnen de regeling

De beleidscyclus is een dynamisch proces. Het beleid dat in het milieuprogramma is vastgelegd wordt geconcretiseerd in acties. Door de uitgevoerde acties te monitoren en vast te leggen in het milieujaarverslag kan op basis hiervan, indien nodig, het beleid voor het volgende jaar aangepast worden. Hiermee begint de beleidscyclus opnieuw.

Leeswijzer

Het verslag is opgebouwd aan de hand van een aantal milieuthema’s. Tekstkaders zijn aangebracht om een korte toelichting over een bepaald onderwerp te geven. Aan het einde van elk hoofdstuk staat een korte opsomming van de geplande activiteiten.

Dit programma komt grotendeels overeen met het programma van 2009. Nieuwe ontwikkelingen ten opzichte van het voorgaande jaar zijn onder andere op het gebied van handhaving. Zo worden in 2010 de mogelijkheden voor actieve handhaving met betrekking tot overlast van hondenpoep en paardenpoep verder uitgediept.

Daarnaast is het college voornemens om zich actiever in te zetten op het gebied van duurzaamheid en klimaatbeleid. Hierbij gaat het dan onder andere om het verkennen de mogelijkheden van ecologisch bouwen en het actief inzetten voor duurzame en energiezuinige mogelijkheden met betrekking tot openbare verlichting. Om de burgers te stimuleren heeft de gemeente subsidie beschikbaar gesteld voor het toepassen van duurzame energie.

Biodiversiteitsbeleid en groenstuctuurplan

Biodiversiteit is het leven in alle mogelijke soorten en vormen: dieren, planten en micro-organismen. Biodiversiteit staat voor de rijkdom aan leven om ons heen. Biodiversiteitsbeleid reikt verder dan natuurbeleid omdat het zich niet alleen richt op behoud, bescherming en herstel van soorten en ecosystemen, maar ook op het duurzaam gebruik van biodiversiteit en een eerlijke verdeling van de voordelen en opbrengsten.

De gemeente voert vooralsnog geen beleid om de biodiversiteit in de omgeving te beschermen en te ontwikkelen.

Ten aanzien van het groenstructuurplan wordt opgemerkt dat de opstelling in het kader van de algemene beschouwingen op de begroting 2010 aan de orde komt en daarmee een bredere behandeling krijgt dan alleen binnen het kader van het milieuprogramma.

2 Milieu algemeen

Milieujaarverslag en milieuprogramma

Jaarlijks dient de gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude een milieuprogramma en een milieujaarverslag op te stellen (zie bijlage 2). Deze documenten worden jaarlijks getoetst door de VROM-inspectie.

Lokale Agenda 21 en de Milieuraad

Om mede invulling te geven aan de Lokale Agenda 21 is in april 1998 de Milieuraad van Haarlemmerliede en Spaarnwoude geïnstalleerd. In samenspraak met de Milieuraad wordt beleid ontwikkeld dat de bewoners moet betrekken bij milieuvriendelijke maatregelen en veranderingen in gedrag (voorbeelden hiervan zijn de milieuraadgever en de zwerfvuilactie scholen). De Milieuraad heeft als taak het college van burgemeester en wethouders – gevraagd en ongevraagd – te adviseren over milieu en leefbaarheid.

Milieudienst IJmond

In 2000 is de Milieudienst IJmond met de gemeente een dienstverleningsovereenkomst aangegaan voor het uitvoeren van bepaalde milieutaken. De Milieudienst ondersteunt de gemeente bij vergunningverlening, evenementen, regionale projecten (handhaving, klimaat, externe veiligheid), ISV-bodemtaken en technische advisering (geluid en bodem).

Eind 2009 zal een besluit worden genomen over de periode na afloop van het contract.

Activiteiten:

  • ·

    Opstellen van het milieuprogramma 2011.

  • ·

    Opstellen van het milieujaarverslag 2009.

  • ·

    Bewaken voortgang van de uitvoering aan de hand van dit programma.

  • ·

    Milieuraad voorzien van informatie en ondersteuning.

  • ·

    Samenwerken met de Milieuraad, inwoners, scholen en maatschappelijke organisaties aan projecten op het gebied van milieu.

3 Vergunningverlening en handhaving

Binnen de milieutaken van de gemeente nemen wettelijke taken zoals vergunningverlening handhaving en toezicht van de Wet milieubeheer een centrale plaats in. Met deze instrumenten heeft de gemeente mogelijkheden om er voor te zorgen dat de gevolgen voor het milieu en de leefomgeving ten gevolge van bedrijfsactiviteiten in ieder geval gelijk blijven of minder worden en zeker de gezondheid niet schaden.

Het ministerie van VROM streeft naar een vereenvoudiging en vermindering van wet- en regelgeving op het gebied van milieu. Dit moet er onder andere uiteindelijk toe leiden dat zoveel mogelijk bedrijven onder de algemene regels vallen en steeds minder onder de vergunningplicht. Ook gaat het ministerie van VROM verschillende vergunningen samenvoegen tot één vergunning: de omgevingsvergunning. Dat wordt geregeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De datum voor het in werking treden van de Wabo is vooralsnog niet bekend.

De meeste van de in de gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude gelegen bedrijven, waarop de Wet milieubeheer van toepassing is, vallen onder de algemene regels. De algemene regels zijn het Activiteitenbesluit en voor bedrijven uit de agrarische sector het Besluit landbouw milieubeheer.

Activiteitenbesluit

De bedrijven die onder de algemene regels vallen zijn niet vergunningplichtig maar meldingplichtig en moeten voldoen aan de voorschriften die in het Activiteitenbesluit en het Besluit landbouw milieubeheer staan.

Bij het Activiteitenbesluit is sprake van een activiteitsgerichte benadering. Het Activiteitenbesluit kent 3 typen inrichtingen, type A, B en C.

·Type A

Bedrijven waarvan de activiteiten weinig (negatieve) invloed uitoefenen op het milieu vallen onder het licht regime. Bedrijven die onder deze categorie vallen, zijn onder andere kantoren, banken, diverse zorginstellingen, huisartsen en peuterzalen.

·Type B

Bedrijven die voorheen onder de 8.40 – AMvB’s vielen en bedrijven uit onder andere de metaalelektro-industrie, tandheelkundige laboratoria, zeefdrukkerijen en een deel van de afvalverwerkende bedrijven, bedrijven die door versoepeling of het vervallen van de uitsluitcriteria en in het hoofdzaakcriterium nu wel onder het Activiteitenbesluit vallen.

·Type C

Bedrijven waarvoor de vergunningplicht blijft gelden. Een uitzondering zijn de IPPC-bedrijven; zij vallen niet onder het Activiteitenbesluit.

IPPC-richtlijn

De Europese Integrated Pollution Prevention and Control (IPPC)-richtlijk is gericht op preventie en bestrijding van milieuverontreiniging. De richtlijn verplicht intensieve veehouderijen en grote milieuvervuilende industriele bedrijven de zogenaamde best beschikbare technieken (BBT) te gebruiken om hun verontreinigingen te beperken en zo min mogelijk energie en grondstoffen te gebruiken en afval te produceren.

In Nederland is de IPPC-richtlijn verankerd in de Wet milieubeheer (Wm) en de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo).

Omgevingsvergunning / Wabo

In beginsel zou de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) op 1 januari 2009 in werking treden. Ondertussen is duidelijk dat de Wabo niet voor 1 januari 2010 in werking zal treden, maar, mede door de reacties vanuit de eerste kamer, wordt gespeculeerd over een inwerkingtreding in 2011.

De Wabo zal de zogenaamde omgevingsvergunning gaan regelen.

De omgevingsvergunning is één geïntegreerde vergunning voor bouwen, wonen, monumenten, ruimte, natuur en milieu, die moet leiden tot

  • -

    minder administratieve lasten voor bedrijven en burgers;

  • -

    betere dienstverlening door de overheid aan bedrijven en burgers;

  • -

    kortere procedures;

  • -

    geen tegenstrijdige voorschriften.

De Wabo biedt een aanvrager om vergunning de mogelijkheid om in één keer alle vergunningaanvragen in te dienen.

Vergunningverlening

De voorbereiding van de vergunningverlening is uitbesteed en wordt uitgevoerd door de Milieudienst IJmond. In tabel 3.1 is aangegeven welke acties voor 2010 zijn gepland voor de vergunningverlening (zie ook bijlage 1 begrippenlijst).

Tabel 3.1 Planning milieuvergunning en meldingen 2010

Acties m.b.t. vergunningverlening

Aantal

2010

Vergunningen/actualisatie

1

Meldingen vergunningplicht (art. 8.19 Wm)

1

Meldingen Activiteitenbesluit

10

Gedoogbesluiten

-

Opleggen nadere eis

-

De eerder voorziene uitbreiding van het aantal te besteden uren voor vergunningverlening in verband met de ontwikkeling van het terrein Sugarcity, heeft zich op dit moment nog niet doen melden. Bovendien is de vergunningplicht sterk afgenomen sinds de inwerkingtreding van het Activiteitenbesluit.

De vergunningen zullen complexer zijn dan gebruikelijk. Zo zal er in het kader van de verruimde reikwijdte van de Wet milieubeheer, bij de vergunningverlening tevens gekeken worden naar afval, energie, water en vervoer.

Handhaving

Het programmatisch controleren van bedrijven en instellingen is een van de kerntaken van de gemeente. Door periodieke bedrijfsbezoeken wordt onderzocht of het betreffende bedrijf of instelling aan de voorschriften van de milieuvergunning of de algemene maatregel van bestuur voldoet. De controles worden door de gemeente zelf uitgevoerd, in voorkomende gevallen in nauwe samenwerking met andere overheidsorganen.

Professionalisering milieuhandhaving

In het kader van de professionalisering van de milieuhandhaving hebben VROM, V&W, IPO, VNG en UWV op 1 november 2002 kwaliteitscriteria voor milieuhandhaving vastgesteld.

Om te voldoen aan de kwaliteitscriteria is er eind 2004 een scheiding aangebracht tussen vergunningverlening en handhaving op personeel-niveau. De milieuhandhaving wordt uitgevoerd door de afdeling Ruimte. De vergunningverlening is uitbesteed en wordt uitgevoerd door de milieudienst IJmond.

Met het project professionalisering van de milieuhandhaving moet de milieuhandhaving van de gemeente op een adequaat niveau komen en blijven. In het kader van dit project is voor de gemeente eerst een probleemanalyse van de milieuhandhaving gemaakt. Daarna zijn er prioriteiten en meetbare doelstellingen vastgesteld. Op basis van de probleemanalyse en de prioriteiten is in 2004 een eerste milieuhandhavingsuitvoeringsprogramma opgesteld. In dit programma legt de gemeente voor een jaar concreet vast hoe er uitvoering wordt gegeven aan de milieuhandhavingsactiveiten. Ook voor 2010 wordt een milieuhandhavings-uitvoeringsprogramma opgesteld. Verder wordt dit jaar een milieuprogramma 2011 en een milieuhandhavingsuitvoeringsprogramma 2011 opgesteld. Deze programma’s zullen worden opgesteld nadat de landelijke en regionale handhavingsprojecten zijn vastgesteld.

Regionale handhavingssamenwerking

Milieuhandhaving ligt door de verdeling van wettelijke bevoegdheden bij verschillende organisaties. Op raakvlakken tussen organisaties bieden afstemming en een juiste vorm van samenwerking de mogelijkheid om effectiever en efficiënter te handhaven. Vanwege de complexiteit van de onderwerpen, de grote hoeveelheid partners en de gezamenlijke verantwoordelijkheid is het noodzakelijk om, op basis van gelijkwaardigheid, afspraken vast te leggen.

Provinciale handhavingssamenwerking

In Noord-Holland wordt de samenwerking geregeld door afspraken die zijn vastgelegd in een bestuursovereenkomst. De partners in Noord-Holland hebben 10 regionale bestuursovereenkomsten vervangen door één provinciebrede overeenkomst. Deze overeenkomst is per 1 juli 2005 in werking getreden. In de provinciale bestuursovereenkomst zijn afspraken opgenomen over wettelijk verplichte, externe afstemming, de wijze waarop samenwerking tot stand komt en de manier waarop deze worden ingevuld. De bestuursovereenkomst vormt een raamwerk van afspraken waarbinnen de partijen een passende vorm van samenwerking ontwikkelen. Hierdoor vindt er regelmatig overleg tussen verschillende organisaties plaats, wisselen zij informatie met elkaar uit, pakken zij onderwerpen gezamenlijk op en voeren zij integrale controles uit.

Regio IJmond / Zuid-Kennemerland

De gemeenten in Zuid-Kennemerland, met uitzondering van de gemeente Haarlem, hebben de intentie uitgesproken om, zoals in voorgaande jaren, regionaal te blijven samenwerken. De Milieudienst IJmond zou hierbij als trekker van regionale projecten kunnen blijven functioneren.

Lokaal milieuoverleg

De gemeente houdt naar behoefte een Lokaal Milieuoverleg (LMO) onder voorzitterschap van de wethouder milieu. In dit overleg zitten behalve ambtelijke vertegenwoordigers van de gemeente ook ambtelijke vertegenwoordigers van de regiopolitie Kennemerland en het Hoogheemraadschap van Rijnland. In overleg worden concrete handhavingssituaties besproken.

Milieuklachten, incidenten en milieugerelateerde APV taken

De Algemene Plaatselijke Verordening (APV) regelt diverse milieuaspecten, onder andere met betrekking tot het illegaal storten van afvalstoffen, hondenpoep, paardenpoep, geluidshinder (buiten inrichtingen), het verbranden van (afval)stoffen, het achterlaten van autowrakken, gevelreiniging en incidenten op de openbare weg.

Handhaving overlast hondenpoep en paardenpoep

In september 2009 is een bewonersonderzoek gehouden voor het basisproject zwerfafval. Daaruit kwam onder andere naar voren dat hondenpoep en paardenpoep tot de grootste ergernissen van de inwoners van onze gemeente behoren.

Kennelijk is er een maatschappelijke behoefte aan handhaving.

De politie handhaaft voor wat betreft de APV/bijzondere wetten voornamelijk op aspecten waar meer zwaarwegende openbare orde of strafrechtelijke aspecten aan vast zitten. Het is dus aan de gemeente om te bepalen hoe wordt omgegaan met de “kleinere” overtredingen”, die overigens veel ergernissen kunnen opleveren. Hierin kan de Buitengewoon opsporingsambtenaar (BOA) een essentiële rol spelen.

Het college is voornemens de mogelijkheden om capaciteit (personeel en financiën) vrij te maken voor de aanpak van deze overtredingen, verder uit te diepen.

Evenementen

Daarnaast houdt de gemeente toezicht op evenementen (zoals het Awakeningsfestival) en andere horecagebonden festiviteiten (zoals het Zomerfeest in Spaarndam). Voor het uitvoeren van geluidsmetingen bij dergelijke evenementen wordt hierbij eventueel gebruik gemaakt van de kennis van de Milieudienst IJmond.

De milieuklachten hebben vooral betrekking op de in de APV geregelde milieuaspecten. Het zorgvuldig afhandelen van een milieuklacht is van groot belang en heeft een hoge prioriteit. De afdeling Ruimte is, in ieder geval van milieu-incidenten en andere calamiteiten ook buiten kantooruren oproepbaar. De wachtdienstambtenaar is telefonisch bereikbaar en kan andere medewerkers oproepen of externe bedrijven inschakelen.

Activiteiten:

  • ·

    Uitvoering van taken op het adequate niveau.

  • ·

    Verlenen uitbreidings-, oprichtings- en revisievergunningen.

  • ·

    Ambtshalve aanpassen van vergunningvoorschriften.

  • ·

    Afhandelen van meldingen Activiteitenbesluit.

  • ·

    Afhandelen van circa 2 artikel 8.19 Wm meldingen.

  • ·

    Uitvoering geven aan taakstelling in het kader van de verruimde reikwijdte.

  • ·

    Klachtenafhandeling.

  • ·

    Bereikbaar/beschikbaar blijven voor hulp bij incidenten en calamiteiten.

  • ·

    Opstellen van een milieuhandhavingsuitvoeringsprogramma voor 2010.

  • ·

    Handhaving.

4 Bodembeheer en asbest

Het rijk moet zorgen voor een goede bodemkwaliteit om duurzaam gebruik van de bodem mogelijk te maken. Het rijk ontwikkelt het bodembeleid. Provincies en gemeenten voeren het uit. Zij zijn de eerst verantwoordelijke voor de uitvoering en het aanspreekpunt voor specifieke bodemverontreinigingen.

Bodemonderzoeken en –saneringen

Eén van de reguliere gemeentelijke taken is het toetsen van bodemonderzoeken. Bodemonderzoeken komen voort uit grondtransacties, bouwvergunningen en milieuvergunningen. Bij bouwplannen vindt er met betrekking tot de bodem afstemming plaats tussen de medewerker bouw- en woningtoezicht en de technisch medewerker milieu.

Beheer bodeminformatiesysteem

Bodemgegevens worden door de gemeente tevens opgeslagen in het bodeminformatiesysteem (StraBis), waarmee bodemverontreiniging (resultaten van bodemonderzoeken) geografisch in beeld kunnen worden gebracht.

Squit

Squit is de nieuwe generatie software, speciaal ontworpen voor Vergunningen & Handhaving. Squit integreert alle bestaande vergunning- en handhavingzaken in één modern systeem. Dus zowel klachten als vergunningen, beschikkingen en meldingen, als controle en handhaving zijn in dit systeem samengebracht: van eenvoudige kapvergunningen tot complexe bouw-, milieu- of omgevingsvergunningen, en van vrijstellingsprocedure tot de voorbereidingsprocedure voor een nieuw bestemmingsplan.

Het voornemen is dat er in het jaar 2010 gebruik zal worden gemaakt van dit programma.

BOOT (Besluit opslaan ondergrondse tanks)

Het BOOT geeft regels voor de ondergrondse opslag van vloeibare brandstof en afgewerkte olie bij bedrijven en particulieren. Daartoe hoort ook het treffen van maatregelen om bodemverontreiniging door niet meer in gebruik zijnde tanks tegen te gaan.

De laatste bekende ondergrondse tanks zijn gesaneerd in 2002. Voor 2010 is de verwachting dat er geen nieuwe ondergrondse tanks zullen worden aangetroffen.

Grondstromenbeleid

Met grondstromen wordt het afgraven, hergebruiken, opslaan, verwerven en storten van grond bedoeld. Handelingen met grond zijn aan regels onderworpen om te voorkomen dat deze handelingen leiden tot (extra) verontreiniging van de bodem. In het kader van grondstromenbeleid zullen ongeveer zes controles op jaarbasis worden uitgevoerd. Het toezicht wordt uitgevoerd door de technisch medewerker milieu van de gemeente en de milieupolitie. Het betreft toezicht in het “veld”. Het accent ligt hierbij op die situaties die in de praktijk vaak voorkomen en ook het meest risicovol zijn.

Besluit bodemkwaliteit

In 2007 heeft de Milieudienst IJmond een bodembeheerplan opgesteld met als doel:

  • ·

    hergebruik van vrijkomende grond als bodem formeel te regelen (dus zonder verwijderingsplicht);

  • ·

    ‘standstill’ van de bodemkwaliteit op het niveau van de bodemkwaliteitszones te handhaven;

  • ·

    hergebruik van matig en sterk verontreinigde grond voorkomen;

  • ·

    uitvoering van grondverzet bij civiele werkzaamheden faciliteren waardoor tijd en kosten bespaard worden (werk met werk maken);

  • ·

    ruimte om binnen bepaalde gebieden vrijstelling te verlenen voor het uitvoeren van een bodemonderzoek in het kader van een bouwvergunning;

  • ·

    afspraken maken met Hoogheemraadschap van Rijnland en het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier vast te leggen ten aanzien van het dempen van sloten;

  • ·

    handhaving en toezicht op grondstromen te regelen.

Het bodembeheerplan is op 17 juli 2007 door burgemeester en wethouders vastgesteld. Het plan is vijf jaar geldig en loopt tot en met 2012.

Op 1 januari 2008 is het Besluit bodemkwaliteit (Bb) in werking getreden. Het Besluit streeft naar duurzaam bodembeheer. Dat wil zeggen: een balans tussen bescherming van de bodemkwaliteit voor mens en milieu en ruimte voor het gebruiken van de bodem voor maatschappelijke ontwikkelingen, zoals woningbouw of aanleg van wegen.

Door de inwerkingtreding van het besluit zijn de bodemkwaliteitskaarten met bodembeheerplan die voor de inwerkingtreding van het Besluit waren vastgesteld, nog vijf jaar geldig.

Asbest

Voor het verwijderen van asbest uit gebouwen dient in het kader van de bouwverordening een sloopvergunning te worden aangevraagd. Asbest in de (water)bodem is tevens een probleem dat steeds vaker voorkomt in Nederland. Door middel van bodemonderzoeken wordt duidelijk of er asbest in de grond zit (bij bodemonderzoeken wordt standaard gekeken naar asbest). Het toezicht heeft vooral betrekking op het voorkomen van de verspreiding van asbestdeeltjes en op een correcte afvoer van het materiaal.

Informatievoorziening aan makelaars

Bodeminformatie kan ook van invloed zijn op de waarde van onroerend goed. Daarom ontvangen wij van makelaars aanvragen voor bodeminformatie. Deze informatie wordt binnen vijf werkdagen verstrekt.

Investeringsfonds Stedelijke Vernieuwing (ISV)

Eens in de vijf jaar kunnen gemeenten geld voor stedelijke vernieuwing aanvragen uit het Investeringsbudget stedelijke vernieuwing (ISV). Dit budget stoelt op de Wet stedelijke vernieuwing (Wsv). Het eerste tijdvak van het Investeringsbudget stedelijke vernieuwing (ISV1) liep van 2000 tot en met 2004, het tweede tijdvak (ISV2) loopt van 2004 tot en met 2009, het derde tijdvak zal lopen van 2010 tot en met 2014.

De globale opzet van het ISV blijft vooralsnog gelijk. ISV-3 is net als zijn voorgangers een vijfjarig budget waarvan de verdeling over gemeenten en provincies vooraf bekend is. Over de inzet van de gelden zal verantwoording afgelegd moeten worden door gemeenten en provincies.

Overzicht reguliere bodemtaken

De onderstaande tabel geeft een overzicht van de geplande bodemtaken in 2010

Tabel 4.1 Planning reguliere bodemtaken voor 2010

Activiteit

Aantal

2010

Bodemonderzoeken en –saneringen

Verkennende bodemonderzoeken

18

Aanvullende bodemonderzoeken

4

Nader onderzoek

6

Sanering

2

BOOT

Sanering ondergrondse tank

1

Besluit bodemkwaliteit en grondstromenbeleid

5

Meldingen Besluit bodemkwaliteit

25

Toezicht / controles Besluit bodemkwaliteit

25

Toezicht / controles grondstromenbeleid

5

Asbest

Toezicht op de juiste verwijdering van asbesthoudend materiaal bij sloopvergunningen

15

Bodeminformatie makelaars

Verstrekken bodeminformatie

40

Activiteiten:

  • ·

    Zie tabel 4.1 hierboven.

  • ·

    Beheer bodeminformatie (BIS/GIS)

  • ·

    In het kader van ISV-3 uitvoeren van bodemprogramma 2010-2014.

  • ·

    Opstellen van een bodembeleidsplan.

5 Milieu en ruimtelijke ordening

Advisering bij ruimtelijke ordening

Milieuadvisering op het gebied van duurzaamheid, energiebesparing, bodemkwaliteit, luchtkwaliteit, geluidsaspecten en externe veiligheid is nodig bij het toetsen van bouwvergunningen, bestemmingsplannen en bedrijfsvestigingen.

Bij ruimtelijke ontwikkeling is het noodzakelijk om de advisering op het gebied van milieu in een vroeg stadium van de planvorming te betrekken. Mogelijke knelpunten op het gebied van milieu (bijvoorbeeld luchtkwaliteit en externe veiligheid) kunnen zo op tijd gesignaleerd worden.

Milieueffectrapportage en Strategische milieubeoordeling

Een milieueffectrapportage (m.e.r.) is een instrument om het milieubelang een volwaardige plaats te geven in besluitvorming. Een m.e.r. wordt gebruikt bij activiteiten die mogelijk belangrijke nadelige gevolgen hebben voor het milieu. Naast de m.e.r. bestaat ook het MER. De m.e.r. staat voor de milieueffectrapportage (de procedure), het MER is het milieueffectrapport. Het MER is onderdeel van de m.e.r.-procedure, de procedure om tot een besluit of activiteit te kunnen komen.

Sinds 21 juli 2004 is de Europese richtlijn 201/42/RG voor Strategische Milieubeoordeling (SMB) van kracht. Het doel van de SMB is om al tijdens de voorbereiding de milieueffecten van plannen en programma’s in beeld te krijgen. De gevolgen voor het milieu worden opgenomen in een ‘milieurapport’. Verschil met het MER is dat er geen meest milieuvriendelijk alternatief (MMA) verplicht is, het MER niet in hoeft te gaan op andere, relevante plannen en de gevolgen voor biodiversiteit. Daarnaast dient het milieurapport in te gaan op de milieugevolgen van het plan terwijl het MER in gaat op de milieugevolgen van de m.e.r.-plichtige activiteit.

Groene Buffer

Het behoud van de Groene Buffer is één van de belangrijkste strategische opgaven. In het “Inventarisatierapport Structuurvisie Haarlemmerliede en Spaarnwoude” (april 2000) staan voor de gewenste ruimtelijke kwaliteit de uitgangspunten geformuleerd in samenhang met een beleidsvisie.

Activiteiten:

  • ·

    Milieuadvisering bij ruimtelijke ordeningsprojecten (bestemmingsplannen) en bouwvergunningen.

  • ·

    Opstellen van een strategische milieubeoordeling en/of milieueffectrapport (indien van toepassing).

6 Verkeer en vervoer

Herinrichting N200

Om de veiligheid en leefbaarheid te verbeteren, wordt de N200 opnieuw ingericht, zodat de inpassing van de N200 beter in overeenstemming is met de dorpsomgeving. Het project kent twee fasen waarbij de eerste fase is opgedeeld in twee delen. De eerste fase betreft de situatie tot openstelling van de Westrandweg. In de ‘Nota Halfweg herinrichting N200: Inrichting Fase 1’ is de planvorming opgenomen voor het eerste deel van fase 1; de herinrichting van het wegvak tussen de Osdorperweg en de bruggen over Zijkanaal F. De uitvoering van het eerste deelproject is afgerond.

Het tweede deel van fase 1 betreft de herinrichting van het overige gedeelte van de N200 binnen de bebouwde kom. Daarin is ook de nieuwe ontsluiting van het terrein Sugarcity belangrijk. Dit deelproject staat gepland voor na 2010.

In een tweede fase, na 2012 als de Westrandweg gereed is, komt er via de Westrandweg en de A9 een alternatief beschikbaar voor het verkeer tussen Haarlem en Amsterdam.

Doorgaand verkeer kan via een zuidelijke route om Halfweg heen. Er kan dan invulling worden gegeven aan het streven naar een verandering van functionaliteit van de N200 waar een andere inrichting van de N200 bij hoort. Er zijn inmiddels afspraken gemaakt met Rijkswaterstaat over het afwaarderen van de N200.

Naast de behoefte tot verandering van functionaliteit van de N200, streeft het college ook naar infrastructurele veranderingen. Hierbij kan worden gedacht aan een tunnel of een verdiepte ligging met overkluizing van de N200.

Bij de beoordeling van de varianten geldt als randvoorwaarde een goede ontsluiting van het dorp Halfweg. Zowel bij een tunnel als een verdiepte ligging van een deel van de N200 ontstaan mogelijkheden voor reconstructie van het aangelegen Dr. Baumannplein en de Amsterdamsestraatweg tot aan de Oranje Nassaustraat.

De “Aanpak N200” is als project opgenomen in de lijst, behorend bij de “Tweede Investeringsimpuls Noord-Holland”. Het college stelt zich actief op in de lopende voorbereiding van de besluitvorming bij de provincie.

Westrandweg

De nieuwe Westrandweg wordt nodig geacht om het extra verkeer op te vangen, dat door de uitgebreide Coentunnel zal rijden. Doorgaand verkeer richting bijvoorbeeld Den Haag hoeft dan niet meer over de A10-West. Tegelijkertijd wordt gezorgd voor een betere ontsluiting van het Westelijk Havengebied van Amsterdam. Ook vermindert door aanleg van de Westrandweg de hoeveelheid verkeer op de N200. Hierdoor kan de leefomgeving en de verkeersveiligheid in Halfweg verbeteren. Het geplande tracé van de Westrandweg loopt van A10-West ten zuiden van de Coentunnel, via het Westelijk Havengebied, naar knooppunt Raasdorp (A5/A9) in de Haarlemmermeer.

Op 29 juli 2009 heeft de Raad van State alle beroepen tegen het Tracébesluit Westrandweg ongegrond verklaard. Hiermee is het tracébesluit onherroepelijk geworden. Verwacht wordt dat de Westrandweg in 2012 zal worden opengesteld voor het verkeer.

Tracé westrandweg

afbeelding binnen de regeling

A9

Het project spitsstroken rijksweg A9 zit al jaren in de pen, het is de bedoeling om de A9 aan beide kanten van spitsstroken te voorzien zodat er een betere verkeersdoorstroming ontstaat. Hiervoor worden de vluchtstroken gebruikt als extra rijstrook. De spitsstroken worden aangelegd tussen de aansluiting Velsen en het knooppunt Raasdorp en tussen de knooppunten Badhoevedorp en Raasdorp.

De werkzaamheden staan op z’n vroegst gepland voor 2011.

Station Halfweg

De ontwikkeling van een station is in 2004 door ProRail in gang gezet. Er is gekozen voor een locatie tegenover het voormalige CSM-terrein. Met de komst van een station wordt ook de bereikbaarheid voor de inwoners van Halfweg en Zwanenburg aanzienlijk vergroot en ook de medewerkers en bezoekers van het terrein Sugarcity zijn erbij gebaat. De besluitvorming is erop gericht het station in december 2011 in gebruik te nemen.

Activiteiten:

  • ·

    Inzetten op het verder verbeteren van de leefbaarheidsproblemen in Halfweg als gevolg van het verkeer over de N200.

  • ·

    Het sluipverkeer trachten terug te dringen in Halfweg en Spaarndam.

7 Geluid

Geluidsbeleid is een taak van de gezamenlijke overheden. Het rijk stelt de algemene kaders, andere overheden zoals gemeenten passen deze in concrete situaties toe.

Sinds het einde van de jaren zeventig vormt de Wet Geluidhinder (Wgh) het juridische kader voor het Nederlandse geluidsbeleid. De Wgh bevat een uitgebreid stelsel van bepalingen ter voorkoming en bestrijding van geluidshinder door onder meer industrie, wegverkeer en spoorwegverkeer. De wet richt zich vooral op de bescherming van de burger in zijn woonomgeving en bevat bijvoorbeeld normen voor de maximale geluidsbelasting op de gevel van een huis. Naast de Nederlandse geluidswetgeving worden namelijk ook op Europees niveau richtlijnen en normen op het gebied van geluid vastgesteld. Nederland is verplicht deze richtlijnen in de eigen wetgeving op te nemen. Momenteel wordt onder meer gewerkt aan de implementatie van de EU-richtlijn Omgevingslawaai in de Nederlandse wetgeving en het maken van nieuwe wetgeving op het gebied van geluidshinder.

Modernisering Instrumentarium Geluidsbeleid (MIG)

Het doel van het beleid is de modernisering van het huidige geluidsbeleid. In september 2002 werd het wetsvoorstel MIG, met een ambtelijk advies, voorgelegd aan de staatssecretaris van milieu. Uiteindelijk is het wetsvoorstel echter niet ingediend omdat het a.) niet paste binnen de kabinetslijn om regelzucht te verminderen, en b.), omdat het kabinet vreesde dat het oplossen van het handhavingsgat te veel geld zou kosten.

Er is toen besloten om de huidige Wet Geluidhinder stapsgewijs (in fases) aan te passen. Deze fasegewijze aanpak heet MIG II. De inhoud van fase I omvat bescheiden wetswijzigingen, die erop gericht zijn aan een aantal concrete problemen uit de praktijk tegemoet te komen; de meer fundamentele wijzigingen zijn voorlopig doorgeschoven.

Ook in 2010 zullen de ontwikkelingen worden gevolgd.

Richtlijn omgevingslawaai

Op Europees niveau is, als voornaamste doel op het gebied van geluidshinder, gesteld dat niemand mag worden blootgesteld aan geluidsniveaus die zijn of haar gezondheid en de kwaliteit van zijn/haar bestaan in gevaar brengen. Op 18 juli 2002 is, als onderdeel van een nieuw Europees raamwerk voor geluidsbeleid, de Richtlijn omgevingslawaai gepubliceerd.

Het doel van de richtlijn is, om op basis van prioriteiten, de schadelijke gevolgen (inclusief hinder) van blootstelling aan omgevingslawaai te vermijden, voorkomen of verminderen. Daarnaast moet de richtlijn een grondslag gaan bieden voor het ontwikkelen van Europees bronbeleid. Het gaat daarbij om eventuele aanscherping van de maximale geluidsniveaus (bronvermogens) van de belangrijkste bronnen. Hieronder vallen onder andere weg- en spoorwegvoertuigen en –infrastructuur, vliegtuigen, materiaal voor gebruik buitenshuis en in de industrie en verplaatsbare machines.

De richtlijn omgevingslawaai geeft aan dat, ter bestrijding van de schadelijke gevolgen, de volgende instrumenten moeten worden toegepast:

  • ·

    Vaststellen van de blootstelling aan omgevingslawaai door middel van geluidsbelastingkaarten;

  • ·

    Vaststellen van actieplannen op basis van de resultaten van de geluidsbelastingkaarten;

  • ·

    Voorlichting aan het publiek over omgevingslawaai en de aanpak daarvan;

  • ·

    Introductie van de Europees geharmoniseerde dosismaat Lden.

De EU-richtlijn zal in twee stappen in Nederland worden geïmplementeerd.

Dit is in onderstaand schema weergegeven:

1e tranche

2e tranche

-Geluidsbelastingkaarten in 2007

-Actieplannen in 2008

-Geluidsbelastingkaarten in 2012

-Actieplannen in 2013

-Agglomeraties met een bevolking van meer dan 250.000 personen

-Wegen waarop jaarlijks meer dan 6 miljoen maal een voertuig zal passeren

-Hoofdspoorwegen waarop jaarlijks meer dan 60.000 maal een trein zal passeren

-Burgerluchthavens waarop jaarlijks meer dan 50.000 vliegtuigbewegingen plaatsvinden met uitsluiting van oefenvluchten met lichte vliegtuigen

-Inrichtingen volgens de Wet milieubeheer die meer dan 55 decibel Lden produceren

-Agglomeraties met een bevolking van meer dan 100.000 personen

-Wegen waarop jaarlijks meer dan 3 miljoen maal een voertuig zal passeren

-Hoofdspoorwegen waarop jaarlijks meer dan 30.000 maal een trein zal passeren

-Burgerluchthavens waarop jaarlijks meer dan 50.000 vliegtuigbewegingen plaatsvinden met uitsluiting van oefenvluchten met lichte vliegtuigen

-Inrichtingen volgens de Wet milieubeheer die meer dan 55 decibel Lden produceren

In 2007 is de geluidsbelastingkaart voor de gemeente opgesteld. In 2009 is het actieplan opgesteld.

Wegverkeerslawaai

De herinrichting van de N200 zou uiteindelijk moeten leiden tot een verbetering van de leefbaarheid (en dus ook de geluidsbelasting) en een verbetering van de verkeersveiligheid.

Op basis van de spoedwet wegverbreding werkt het ministerie van Verkeer en Waterstaat aan spitsstroken op de A9. In het kader van dit project heeft het college van burgemeester en wethouders zich uitgesproken voor geluidsschermen ter hoogte van Spaarndam.

Railverkeerslawaai

Er is in 1998 een subsidieaanvraag ingediend voor het plaatsen van geluidsschermen langs het spoor in Halfweg, waarbij zich woningen in de nabijheid van het spoor bevinden. De subsidietoewijzing door het ministerie van VROM vindt elk jaar plaats aan de hand van de kosteneffectiviteit; hoe kosteneffectiever, hoe hoger op de ranglijst. Per jaar worden slechts enkele projecten toegewezen. In 2008 is ons subsidie toegekend. Eind 2009 is een inspraakprocedure gestart. Tevens is er een informatieavond gehouden om de bewoners nader te informeren. Na afloop van deze inspraakprocedure zal worden besloten of de schermen geplaatst zullen worden. De besluitvorming zal in 2010 plaatsvinden.

Vliegverkeerslawaai

De gemeente zal blijven opkomen voor de belangen van de inwoners als het gaat om de geluidsbelasting door vliegverkeer van Schiphol. Informatie over een aantal van de kwesties die tot nu toe speelden zijn terug te vinden op de website van de gemeente (www.haarlemmerliede.nl) onder het kopje ‘Schiphol’ in het linker menu. Het gaat onder andere om het CROS, de rekenfout, het parallelle starten, geluidsisolatie, de evaluatie van Schipholbeleid en rechtszaken die door de gemeente zijn aangespannen.

Geluidsnet

Stichting Geluidnet stelt zich ten doel om door middel van onafhankelijke geluidsmeting het publieke debat over geluidsbelasting rond Schiphol te stimuleren en te democratiseren (zie: www.geluidsnet.nl). Daarnaast wil de stichting aantonen dat betrouwbare metingen van geluidsbelasting door Schiphol simpel en goedkoop kunnen zijn. De stichting is daarom begonnen om samen met bewoners van Noord- en Zuid-Holland een fijnmazig netwerk van meetpunten op te zetten.

De gemeente is in 2005 begonnen met de sponsoring van een tweetal meetpunten, waarvan één in Spaarndam (Clara van Spaarnwoudestraat) en de ander in Halfweg (st. Jozefschool).

Advisering geluid

Advisering over geluidhinderbeleid vindt beperkt plaats. Bij de gemeente is wel enige kennis aanwezig, maar de milieudienst IJmond wordt in voorkomende gevallen ingehuurd om adequaat te kunnen adviseren. Regelmatig dient naar geluidsbelasting, afkomstig van horeca, festiviteiten, industrie, weg- en railverkeer een akoestisch onderzoek uitgevoerd en door de gemeente beoordeeld. Daarnaast wordt er geadviseerd over de geluidsaspecten bij planvorming.

Activiteiten:

  • ·

    Ontwikkelingen in het kader van MIG volgen.

  • ·

    Advisering op het gebied van geluid.

  • ·

    Uitvoeren en beoordelen van geluidsmetingen.

  • ·

    Volgen van de ontwikkelingen rond Schiphol.

  • ·

    Inspannen voor geluidsschermen aan de A9.

8 Luchtkwaliteit

Rapportage luchtkwaliteit

Sinds 15 november 2007 zijn de belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen opgenomen in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5, titel 5.2 Wm). Hiermee is het Besluit luchtkwaliteit 2005 (Blk 2005) vervallen. Omdat titel 5.2 handelt over luchtkwaliteit staat deze ook wel bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'. Specifieke onderdelen van de wet zijn uitgewerkt in AMvB's en ministeriële regelingen.

De aanleiding voor de wijzigingen was de maatschappelijke discussie die ontstond als gevolg van de directe koppeling tussen ruimtelijke ordeningsprojecten en luchtkwaliteit. De directe koppeling had tot gevolg dat veel geplande (en als noodzakelijk of gewenst ervaren) projecten geen doorgang konden vinden in overschrijdingsgebieden. Bovendien moest voor ieder klein project met betrekking tot luchtkwaliteit een uitgebreide toets gedaan worden. Met de nieuwe ‘Wet luchtkwaliteit’ en bijbehorende bepalingen en hulpmiddelen, wil de overheid zowel de verbetering van de luchtkwaliteit bewerkstelligen als ook de gewenste ontwikkelingen in ruimtelijke ordening doorgang laten vinden.

De kern van de ‘Wet luchtkwaliteit’ bestaat uit de (Europese) luchtkwaliteitseisen. Verder bevat zij basisverplichtingen op grond van de richtlijnen, namelijk: plannen, maatregelen, het beoordelen van luchtkwaliteit, verslaglegging en rapportage. De wet regelt het zogenaamde Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit ( NSL). Daarbinnen werken het rijk, de provincies en gemeenten samen om de Europese eisen voor luchtkwaliteit te realiseren. De EU heeft Nederland inmiddels derogatie (verlenging van de termijn om luchtkwaliteitseisen te realiseren) verleend.

Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden. Vanaf nu is het NSL van kracht en dat betekent dat voor de onderbouwing van NSL-projecten kan worden verwezen naar het NSL wanneer het gaat om de effecten op luchtkwaliteit. Vanaf 1 augustus geldt ook de uitvoeringsplicht van de NSL-maatregelen voor alle NSL-partners.

Nu de Europese Commissie derogatie heeft verleend:

  • ·

    kunnen de voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen (‘IBM projecten’) uit het NSL worden uitgevoerd; het toepassen van de luchtkwaliteitmaatregelen uit het NSL kan uiteraard al eerder plaatsvinden

  • ·

    zal met de inwerkingtreding van het NSL de grens voor projecten die ‘niet in betekenende mate’ (NIBM) bijdragen wijzigen van 1% naar 3% van de jaargemiddelde grenswaarde (van 40 microgram/m3, en dus niet 3% van de tijdelijk verhoogde grenswaarden ten gevolge van derogatie)

  • ·

    zullen de huidige grenswaarden voor fijn stof per 2011 (in plaats van 2005) gaan gelden, en grenswaarde voor NO2 per 2015 (in plaats van 2010). In de tussenperiode gelden tijdelijk de volgende verhoogde grenswaarden: voor NO2 een jaargemiddelde van 60 microgram/m3, en voor fijn stof (PM10) een jaargemiddelde van 48 microgram/m3 en een daggemiddelde van 75 microgram/m3, die jaarlijks maximaal 35 keer mag worden overschreden.

De uitvoeringsregels behorend bij de wet zijn vastgelegd in algemene maatregelen van bestuur ( AMvB) en ministeriële regelingen ( mr) die gelijktijdig met de ‘Wet luchtkwaliteit’ in werking treden.

Belangrijkste verschillen Besluit luchtkwaliteit 2005 – ‘Wet luchtkwaliteit’ 2007

Introductie van een planmatige aanpak voor Nederland om de Europese luchtkwaliteitseisen te halen. Het zogeheten Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit ( NSL) bevat afspraken om op nationaal, provinciaal en plaatselijk de gestelde eisen te halen. Daarbij is rekening gehouden met gewenste en geplande ruimtelijke ontwikkelingen.

Introductie van het begrip ‘niet in betekenende mate’ ( NIBM). Dit begrip maakt ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk in overschrijdingssituaties. Elk project dat NIBM bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit kan uitgevoerd worden. Binnen gestelde omvangsgrenzen is geen toetsing aan de grenswaarden van de luchtkwaliteit noodzakelijk. Wel blijven de begrippen goede ruimtelijke ordening en blootstelling van kwetsbare groepen van belang.

Het blijft mogelijk om projecten in overschrijdingssituaties die wél in betekenende mate (IBM) bijdragen doorgang te laten vinden. Compenseren van toegenomen luchtverontreiniging binnen het project, het zogenaamde salderen, blijft mogelijk, ook nadat in het NSL in werking is getreden.

Het NSL biedt verruimde mogelijkheden om projecten uit te voeren die een bron van luchtverontreiniging zijn. De bestuursorganen blijven echter verantwoordelijk voor goede ruimtelijke ordening. Vanuit dat oogpunt kan het onaanvaardbaar zijn om een project te realiseren op een locatie waar de luchtkwaliteit slecht is. Ook een verslechtering van de luchtkwaliteit op bestaande locaties kan bezwaarlijk zijn. Het aantal mensen dat blootgesteld wordt aan meer verontreinigde lucht is een belangrijke factor, zeker als het kwetsbare groepen betreft. De Algemene Maatregel van Bestuur ‘Gevoelige bestemmingen’ is op 16 januari 2009 in werking getreden. Deze AMvB geeft nadere regels voor de ruimtelijke ordening voor specifieke situaties. Het beginsel van een goede ruimtelijke ordening blijft echter voor alle ruimtelijke ontwikkelingen onverkort gelden.

De normen uit de derde en vierde dochterrichtlijn van de EU zijn opgenomen. De verantwoordelijkheid voor het bewerkstelligen van de richtwaarden voor betreffende stoffen ligt bij de Rijksoverheid. Ook het verrichten van metingen en maken van de rapportage gebeurt door de rijksoverheid. Gemeenten en provincies krijgen geen aanvullende taken. De derde dochterrichtlijn betreft ozon. De vierde dochterrichtlijn betreft arseen, cadmium, nikkel en benzo(a) pyreen ( PaB).

Alle besluiten behorend bij het ‘Besluit luchtkwaliteit 2005’ zijn vervallen en vervangen door nieuwe besluiten en ministeriële regelingen. Deze zijn gelijktijdig met de ‘Wet luchtkwaliteit’ gepubliceerd en in werking getreden. Vaak betreft het een bundeling en aanpassing van oude besluiten.

Wat betekent dit voor onze gemeente?

De Luchtkwaliteit is de som van de bijdrage door verkeer, industrie en de aanwezige achtergrondconcentraties. In onze gemeente is geen voor de luchtkwaliteit relevante industrie aanwezig. Wel zijn er twee rijkswegen die de gemeente doorkruisen: de A9 en de A200/N200. de in de regio aanwezige achtergrondconcentraties worden mede bepaald door de nabijheid van stedelijke gebieden (Amsterdam-Haarlem), Westelijk Havengebied Amsterdam, Schiphol en de scheepvaart op het Noordzeekanaal. De gemeente wordt bij het nemen van maatregelen beperkt door het feit dat de gemeente geen bevoegdheden heeft om bepaalde maatregelen te nemen.

Activiteiten:

  • ·

    Toetsen aan de normen voor luchtkwaliteit.

9 Klimaatbeleid

Plan van aanpak 2004-2007

In 2004 is voor de gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude het plan van aanpak klimaatbeleid 2004-2007 opgesteld. Met dit plan maakt de gemeente haar ambitie duidelijk om het energiegebruik en de CO₂-uitstoot te verminderen. In 2010 zal een nieuw beleidsplan worden opgesteld met in het verlengde daarvan een plan van aanpak.

De provincie Noord-Holland stimuleert de gemeenten om een klimaatbeleid te voeren door middel van het beschikbaar stellen van subsidies voor duurzame energietechnieken (denk aan zonneboilers, PV-panelen); deze subsidies staan vermeld op de Duurzame Energielijst. In 2004 heeft de gemeente voor het eerst een klimaatafspraak met de provincie gesloten.

Op 17 april 2008 heeft de gemeente Haarlemmerliede c.a. samen met nog 74 andere gemeenten van Noord-Holland, de klimaatafspraak 2008-2011 ondertekend. Met deze ondertekening bestempelen alle partijen het belang van het klimaatbeleid en energie.

Daarnaast zetten zij zich in op regionale samenwerking om het klimaatbeleid nog succesvoller uit te kunnen voeren. Door de klimaatafspraak te ondertekenen kunnen de gemeenten ook aanspraak maken op subsidie van de provincie.

Duurzaam Bouwen (DUBO)

De gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude heeft in 1997, in samenwerking met het toenmalig gewestelijk milieubureau, een Plan van Aanpak Duurzaam Bouwen opgesteld. De gewestgemeenten hebben dit basisplan daarna omgewerkt naar een eigen gemeentelijke situatie. Het plan van aanpak voor de gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude is in december 1997 vastgesteld. In mei 1998 is een convenant gesloten met o.a. de woningcorporatie “Ymere”, nutsbedrijven en BNA. Het convenant is een afspraak tussen partijen waarmee de intentie is uitgesproken om zich actief in te zetten bij het realiseren van de lokale woonopgave.

Uitbreiding raadhuis

De uitbreiding omvat twee bouwlagen met een verbindingsgang naar het bestaande deel van het gemeentehuis. Met het oog op het klimaat is gekozen voor de toepassing van zonnecollectoren en aardwarmte. Deze techniek wordt gebruikt om gebouwen te verwarmen en/of te koelen. Verwacht wordt dat de bouw begin 2010 zal worden gestart.

Relevante bouwprojecten

Projecten die aandacht verdienen zijn: terrein Sugarcity, Polanenpark en de ontwikkeling van het woonbouwplan SpaarneBuiten. Ook de vorming van plannen voor wat kleinere locaties, zoals plan hoek Oranje Nassaustraat/N200, plan gereformeerde kerk, plan Sectorpark en het winkelcentrum kunnen worden genoemd.

Plan Sectorpark

Voor het plan sectorpark is het college voornemens om de mogelijkheden van ecologisch bouwen te verkennen.

Bouwen en wonen hebben een grote impact op het milieu. We krijgen het steeds meer te horen: onze ecologische voetafdruk is te groot. Kiezen voor duurzaam bouwen staat voor een manier van bouwen waarbij zoveel mogelijk rekening gehouden wordt met mens en milieu, bijvoorbeeld door materialen die kunnen worden hergebruikt.

Ecologisch bouwen gaat een stapje verder dan recycleren of zonnepanelen plaatsen omdat hierbij ook aandacht is voor de relatie tussen woning en omgeving. Het gaat onder meer om een goede ruimtelijke ordening, een rationeel energiegebruik, goede isolatie en ventilatie, waterbesparing en kleinschalige waterzuivering en het gebruik van onuitputtelijke energiebronnen zoals zonne-energie en windenergie.

Regeling gemeentelijke energiesubsidie

De gemeente stelt samen met de provincie Noord-Holland dit jaar subsidie ter beschikking om het toepassen van duurzame energie te stimuleren. Vanwege de beperktheid van het bedget is besloten de subsidie alleen te gebruikten om particulieren te stimuleren te investeren in energie-efficiency van de bestaande woningen. Hierbij gaat het onder andere om installaties die energie opwekken uit hernieuwbare bronnen, zoals zonlicht, zonwarmte, waterkracht en wind. Ook maatregelen die de energievraag reduceren vallen onder de regeling, zoals isolatie en HR-glas.

BespaarDaar!

De campagne BespaarDaar! is een initiatief van de Noord-Hollandse gemeenten en het CO2-servicepunt van de provincie Noord-Holland.

Een belangrijke activiteit is het verstrekken van (van de provincie gekregen) subsidie aan inwoners voor uitvoering van energiemaatregelen. De subsidie is alleen te gebruiken om particulieren te stimuleren om te investeren in energie-efficiency van de bestaande woningen.

Energiebesparing bij openbare verlichting

De gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude hecht belang aan het terugdringen van het energieverbruik van de openbare verlichting. De ontwikkelingen op dit gebied zijn nog volop in gang. Door het aflopen van de onderhoudscontracten wordt de gemeente in de gelegenheid gesteld om de mogelijkheden op het gebied van energiebesparing verder uit te diepen.

Het college zal zich uiteraard actief inzetten voor duurzame en energiezuinige mogelijkheden met betrekking tot openbare verlichting.

Wagenpark

De gemeente heeft haar eigen wagenpark en wil daarmee een voorbeeldfunctie vervullen. Het college is voornemens de mogelijkheden te verkennen voor de vervanging van de huidige dienstauto’s door auto’s op aardgas.

Aardgas is de schoonste fossiele brandstof. Daarom levert rijden op aardgas een grote bijdrage aan een betere luchtkwaliteit. Daarnaast draagt aardgas ook bij aan vermindering van uitstoot van broeikasgassen en veroorzaakt aardgas minder geluid Het rijden op aardgas levert naast milieuvoordelen bovendien vaak een kostenbesparing op de exploitatie op. Daarmee is het rijden op aardgas voor de gemeente zeer aantrekkelijk.

Activiteiten:

  • ·

    In overleg met andere gemeenten en partijen uit Zuid-Kennemerland zal het convenant en het plan van aanpak geëvalueerd en geactualiseerd worden.

  • ·

    Uitvoering geven aan Duurzaam Bouwen.

  • ·

    Continueren met subsidieverlening aan particulieren in het kader van de campagne BespaarDaar!

10 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico’s die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen zoals vuurwerk, LPG en munitie over weg, water, spoor en door buisleidingen. Ook de risico’s die zijn verbonden aan het gebruik van luchthavens vallen onder externe veiligheid. De term ‘externe’ veiligheid wordt gehanteerd omdat het risico van derden (de omgeving) hierin centraal staat. Zij nemen geen deel aan de activiteit die het risico met zich meebrengt. Het gaat dus om de mensen die extern zijn ten opzichte van die activiteit.

In het externe veiligheidsbeleid is meestal de risicobenadering als uitgangspunt genomen.

Op grond van de risicobenadering worden grenzen gesteld aan de risico’s gelet op de kwetsbaarheid van de omgeving en vice versa. De benadering kent twee begrippen om het risiconiveau aan te geven, namelijk het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR).

Bij externe veiligheid is samenwerking tussen verschillende vakdisciplines van groot belang. Dominant zijn de disciplines milieu, ruimtelijke ordening en fysieke veiligheid (brandweer), maar ook andere disciplines zoals verkeerskundige leveren indien nodig hun bijdrage.

Het plaatsgevonden risico kent bij wet opgelegde normen. Het groepsrisico gaat uit van een verantwoorde decentrale keuze. Om deze bevoegdheid volwaardig uit te werken verdient het de aanbeveling om eerst een structuurvisie externe veiligheid vast te stellen en op basis van deze visie de verantwoordingsplicht (zonodig per situatie) uit te werken. Met een structuurvisie kan een versnipperde aanpak voorkomen worden.

Vervoer gevaarlijke stoffen

Het Rijk heeft de rijkswegen (A9, A200/N200) aangewezen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Provincie Noord-Holland heeft provinciale wegen aangewezen (N202). De gemeente mag wegen die zij zelf beheert aanwijzen als route voor gevaarlijke stoffen. Wordt daartoe besloten dan moet het gemeentelijke wegennet aansluiten op de provinciale wegen en de rijkswegen die door de provincie en/of het Rijk zijn aangewezen als ‘route gevaarlijke stoffen’. In Haarlemmerliede zijn geen gemeentelijke wegen aangewezen als route voor gevaarlijke stoffen.

Uitgangspunt van beleid is om de bebouwde kom zoveel mogelijk te mijden bij het vervoer van gevaarlijke stoffen. Vervoer binnen de bebouwde kom kan echter noodzakelijk zijn ten behoeve van laden en lossen of omdat er redelijkerwijs geen route buiten de bebouwde kom beschikbaar is.

Toekomstig beleid

Het beleidskader op het gebied van de externe veiligheid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is aan verandering onderhevig. Eind 2006 heeft het ministerie van Verkeer en Waterstaat een Nota Vervoer gevaarlijke stoffen uitgebracht waarin een beleidsvernieuwing op het thema vervoer van gevaarlijke stoffen werd gepresenteerd als uitwerking van de Nota Mobiliteit (2005). Het nieuwe beleid is onder andere gericht op het verminderen van de spanning tussen belangen op het gebied van veiligheid, ruimtelijke ontwikkeling en vervoer. Die vermindering moet plaatsvinden door het wettelijk vastleggen van een Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen.

Het Basisnet is een netwerk van bestaande spoor-, weg- en binnenwaterverbindingen die in principe in beheer zijn bij het Rijk en waarin plannen zijn meegenomen tot uitbreiding van dat wegennet.

Op het Basisnet wordt een gebruiksruimte voor het vervoer vastgesteld en langs het Basisnet worden veiligheidszones vastgelegd (ruimtelijke ordening). Veiligheidszones geven beperkingen aan voor de ruimtelijke ordening in de directe omgeving van de infrastructuur, dus van een spoor-, weg- of waterverbinding. Binnen deze veiligheidszones mogen

Gemeenten geen kwetsbare objecten plaatsen. Gebruiksruimtes en veiligheidszones worden in principe eenmalig vastgelegd.

Ammoniaktransporten over het spoor

Ammoniaktransporten per spoor zijn sinds jaren zowel politiek als maatschappelijk omstreden vanwege de potentieel grote gevolgen van een grootschalig ongeval met ammoniak in (binnen)stedelijk gebied.

Op 4 maart 2008 is er een principeakkoord met DSM gesloten over de beëindiging van de ammoniaktransporten van DSM Geleen naar DSM Agro in IJmuiden. De bedoeling is dat uiterlijk 31 december 2009 de ammoniaktransporten op deze route definitief zullen worden beëindigd. Inmiddels is gebleken dat er sinds enige tijd geen ammoniaktransporten meer plaatsvinden.

LPG-transporten over de weg

Door de aanleg van de Westrandweg zal de hoeveelheid autoverkeer op de N200 volgens prognose met éénderde afnemen. Ook de doorgaande LPG-transporten richting de A9 (en vice versa) zullen voor een deel over de Westrandweg gaan. Hoe groot dit deel zal zijn is onbekend en hangt af van de functionaliteit van de N200 (blijft deze weg überhaupt nog wel deel uitmaken van het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen aangezien er met de komst van de Westrandweg een veiligere route wordt gecreëerd?).

In overleg met de provincie en de omliggende gemeenten dient het vervoer van gevaarlijke stoffen door gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude tot een minimum beperkt te worden.

Vliegverkeer

Kabinetsstandpunt Schiphol (april 2006)

In het standpunt over de ontwikkeling van Schiphol maakt het kabinet een keuze over aanvullend beleid om het groepsrisico te beperken. Het gaat om de volgende aanvullingen:

Uitbreiding van het gebied rond de luchthaven met een verbod op nieuwbouw van gebouwen waar veel mensen bijeen zijn; de grens wordt verlegd van het huidige gebied met een risico boven de 10ˉ⁶ naar een gebied met een risico boven de 10ˉ⁷. De plannen die al in procedure zijn en waar al vergunning voor is verleend, blijven daarvan uitgezonderd;

In het gebied daarbuiten hebben grote concentraties van mensen minder effect op het groepsrisico, maar het effect is niet nul. Daarom wil het kabinet dat ook in het gebied met een kleiner risico dan 10ˉ⁷, gemeenten en provincies bij plannen voor nieuwbouw van bedrijven of andere gebouwen waar veel mensen bijeen zijn, de effecten op het groepsrisico bewust afwegen tegen andere belangen;

De exacte begrenzing van de hierboven genoemde gebieden en de plannen die niet onder het verbod komen te vallen, worden nader geïnventariseerd;

Tot slot wil het kabinet onderzoeken of het groepsrisico te verkleinen is door vliegroutes te verleggen dicht bij de luchthaven, en zo plaatsen waar veel mensen bijeen zijn te vermijden.

De huidige kaders voor externe veiligheid in relatie tot vliegverkeer van Schiphol leggen geen directe beperkingen op ten aanzien van de bestemming en het gebruik van gronden binnen het plangebied (indirect gelden er wel beperkingen in een deel van het plangebied vanwege geluid).

Een wijziging van de regelgeving voor externe veiligheid, op basis van de keuzes van het kabinet, kan er toe leiden dat het groepsrisico moet worden verantwoord bij nieuwbouw van bedrijven of andere gebouwen waar veel mensen bijeen zijn.

Risicokaart en Risicoregister

Voor het Register Risicosituaties Gevaarlijke Stoffen (RRGS) moet het bevoegd gezag specifiek omschreven risicogegevens van inrichtingen, transportroutes en buisleidingen verzamelen. Bij gemeenten gaat het vooral om de inrichtingen waar zij het bevoegd gezag van zijn. Voor de provinciale risicokaart (PRK) moeten gemeenten risicogegevens aanleveren aan de provincie. Vergeleken met het RRGS vermeldt de PRK veel meer soorten risico’s, zoals openbare orde, overstromingen en instortingsgevaar van gebouwen. In 2004 is gestart met een inventarisatie van risicogegevens. Hiervoor is een coördinator voor de risicokaart en het risicoregister aangewezen. Ook andere medewerkers zijn rollen toebedeeld ten behoeve van de invulling van de risicokaart en het risicoregister. Sinds 30 maart 2008, een jaar na inwerkingtreding van de wetgeving, worden alle gegevens getoond op de risicokaart.

Programmafinanciering externe veiligheid

De “Subsidieregeling programmafinanciering EV-beleid voor andere overheden 2006-2010” heeft tot doel het stimuleren van de structurele en adequate uitvoering van het externe veiligheidsbeleid en het daartoe bevorderen van samenwerking tussen gemeenten, provincies en regionale samenwerkingsverbanden op het gebied van externe veiligheid.

Activiteiten:

  • ·

    Advisering op het gebied van externe veiligheid bij milieuvergunningen, projecten en bestemmingsplannen.

  • ·

    Zorgdragen voor beheer gegevens risicokaart en risicoregister.

11 Afval

Afvalinzameling

Op 1 juli 2002 heeft de gemeente de gehele inzameling van afvalstoffen overgedragen aan De Meerlanden te Rijsenhout. In overleg met De Meerlanden wordt ieder jaar bekeken in hoeverre landelijke doelstellingen, wensen of eisen worden gehaald en waar verbetering mogelijk is.

De gemeente blijft wel te allen tijde verantwoordelijk voor de wijze waarop de wettelijke zorgplicht wordt uitgevoerd. Om effectief uitvoering te kunnen geven aan het gemeentelijk afvalbeheer en adequaat te kunnen reageren wanneer de gemeente aangesproken wordt door haar burgers, is het van belang dat de gemeente in alle gevallen de regie over de inzameling houdt.

In de gemeente wordt gewerkt met een verzamelsysteem met metro’s (ondergronds in bebouwde kom en bovengronds in het buitengebied). Het nieuwe contract met De Meerlanden voorziet in de vervanging van de bovengrondse metro’s in het buitengebied door rolemmers.

Grijs- en GFT-afval wordt in afzonderlijke metro’s verzameld en opgehaald. Ook takken en KCA worden periodiek opgehaald. Grofvuil kan op afspraak worden opgehaald of men kan het zelf wegbrengen naar De Meerlanden in Rijsenhout en naar de milieustraat van Spaarnelanden aan de Ir Lelyweg in de Waarderpolder in de gemeente Haarlem. Elk jaar worden in december de inzamelingsregels en een ophaalkalender huis-aan-huis bezorgd. Deze wijze van informeren is een initiatief geweest van de Milieuraad en wordt door De Meerlanden voortgezet.

Kunststof

Vanaf 2010 moet elke Nederlandse gemeente kunststof afvalverpakkingsmateriaal inzamelen. Met dat voor ogen, zal onze gemeente in 2010 tot het gescheiden inzamelen van plastic overgaan. Ook deze inzameling is overgedragen aan De meerlanden. Kunststofinzameling gebeurt door het plaatsen van de bekende oranje bolcontainers die bovengronds geplaatst worden.

Het doel is dat in 2012 42% van al het kunststof verpakkingsafval wordt gerecycled tot grondstof voor nieuwe producten van kunststof. Meer dan 20% van de inhoud van de restafvalcontainer bestaat uit kunststof verpakkingen die gescheiden en gerecycled kunnen worden. Recycling zorgt er dan voor dat er minder plastic in restafvalcontainer zit en in de afvalverbrandingsovens verdwijnt. Hierdoor worden dan ook minder restafval ledigingen en een CO2-reductie behaald.

Afvalstoffenverordening

Gemeenten dienen in de afvalstoffenverordening regels vast te stellen met betrekking tot de (gescheiden) inzameling van huishoudelijke afvalstoffen. Het gaat hier onder meer om het aanwijzen van een inzameldienst, maar ook om de frequentie of wijze van aanbieden. De afvalstoffenverordening is te vinden op de website van de gemeente.

Zwerfafval

In Nederland belanden jaarlijks meer dan 50 miljoen lege blikjes en nog een heleboel ander afval zoals snoeppapiertjes, kauwgom, sigarettenpeuken, reclamedrukwerk op straat. Daarnaast is er een groeiende overlast van honden- en paardenpoep.

Zwerfafval wordt in het algemeen beschouwd als een grote bron van ergernis. Hoe burgers de kwaliteit van hun directe leefomgeving beleven, wordt mede bepaald door zwerfafval.

Belangrijk is een actief zwerfafvalbeleid, waarin de gemeente onder andere handhaaft, zwerfafval opruimt en voorlichting geeft aan burgers. In 2009 is gestart met het “Basisproject Zwerfafval”.

Het doel van dit basisproject is het opstellen van een gemeentelijk beleid op het gebied van zwerfafval en het verankeren van dit beleid in de gemeentelijke organisatie. Hiervoor is subsidie verleend.

Elk voorjaar wordt er zwerfafval door de kinderen van de scholen opgeruimd. Dit is een initiatief van en wordt begeleid door de Milieuraad. De schoonmaakactie heeft tevens een milieueducatieve functie.

Activiteiten:

  • ·

    Nakomen zorgplicht.

  • ·

    Milieuraad ondersteunen bij schoonmaakactie zwerfvuil scholen.

  • ·

    Afronden Basisproject Zwerfafval

12 Water

Het thema water is veelomvattend en heeft belangrijke raakvlakken met bodem en natuur.

Vervuild water heeft een negatieve invloed op de kwaliteit van de bodem en de aanwezige flora en fauna. Ook de kwaliteit kan een negatieve invloed op de leefomgeving en de veiligheid geven.

Integraal waterbeheer

Het afvalwaterbeheer is gericht op het zo snel mogelijk afvoeren van afvalwater via riolering en zuiveringsinstallaties naar het oppervlaktewater. Om een duurzame ontwikkeling van het waterbeheer te bevorderen, wordt “integraal waterbeheer” voorgestaan.

Integraal waterbeheer richt zich op het verminderen van het waterverbruik, een goede ontwatering en voldoende berging voor afstromend water, het vasthouden van het gebiedseigen water en het terugdringen van afvoerpieken. Voor gemeenten is de opgave om een evenwichtige rioleringstaak uit te voeren die past in het kader van integraal waterbeheer.

Daarbij wordt een goede samenwerking en samenspel met andere partijen in de keten (voornamelijk het Hoogheemraadschap Rijnland en de provincie) van steeds groter belang.

Gemeentelijk Rioleringsplan

Op grond van de artikelen 4.22 en 4.23 Wet milieubeheer zijn gemeenten verplicht tot het opstellen van een Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP). Met dit plan wordt beleidsmatig invulling gegeven aan de zorgplicht die de gemeente heeft voor de doelmatige inzameling en transport van afvalwater. Voorts dient het plan milieumaatregelen te bevatten die de gemeente voor de riolering zal treffen en dient de financiering van de uitvoering te worden aangegeven. De gemeenten zijn verplicht het rioleringsplan conform de in het plan aangegeven programmering uit te voeren. Er is uiteraard wel ruimte om in te spelen op nieuwe ontwikkelingen, zoals de Kaderrichtlijn water en veranderende weersomstandigheden.

In 2005 is een gemeentelijk rioleringsplan voor de periode 2005-2010 en een rioolbeheersplan vastgesteld.

Kaderrichtlijn water

De Kaderrichtlijn water (KRW) is een Europese richtlijn gericht op de verbetering van het oppervlakte- en grondwater. De KRW is sinds december 2000 van kracht en maakt het mogelijk om waterverontreiniging van oppervlaktewater en grondwater internationaal aan te pakken. De Kaderrichtlijn is geen vrijblijvende richtlijn, ze vormt een Europese verplichting, waar de waterbeheerder (Rijk, waterschappen, provincies en gemeenten) niet omheen kan.

De Kaderrichtlijn water moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in 2015 op orde is. In dat jaar moet het oppervlaktewater voldoen aan normen voor bepaalde chemische stoffen, waaronder de zogeheten prioritaire (gevaarlijke) stoffen.

Worden die normen gehaald, dan spreken we van “een goede chemische toestand”.

Daarnaast moet het oppervlaktewater goed zijn voor een gevarieerde planten- en dierenwereld. Is dat het geval, dan heet dat “een goede ecologische toestand”. Hieronder valt ook een groot aantal andere chemische stoffen dan de hierboven al genoemde prioritaire (gevaarlijke) stoffen. Voor het grondwater gelden aparte normen voor chemische stoffen. Daarnaast moet de grondwatervoorraad stabiel zijn en mogen bijvoorbeeld natuurgebieden niet verdrogen door een te lage grondwaterstand (goede kwantitatieve toestand).

Wat precies bedoeld wordt met een goede chemische toestand voor oppervlaktewater staat in de geldende Europese richtlijnen en EU-dochterrichtlijn Prioritaire Stoffen (vastgesteld op 16 december 2008).

De ecologische doelstellingen stellen de lidstaten onderling vast in zogeheten (internationale) stroomgebiedbeheersplannen. Voor verschillende typen wateren gelden verschillende ecologische doelstellingen. In een plas leven bijvoorbeeld andere planten- en diersoorten dan in kustwater. Daarom verschillen de ecologische doelen per watertype. De chemische normen zijn bij ieder water ongeveer hetzelfde, met uitzondering van de nutriënten. Daarvoor geldt weer wel een benadering die per watertype kan verschillen.

Watertoets

Een watertoets geeft aan wat de gevolgen zijn van een ruimtelijk plan voor de waterhuishouding in het betreffende gebied. Zo’n waterparagraaf moet sinds 1 november 2003 worden opgenomen in de toelichting bij een streekplan, een regionaal structuurplan, een gemeentelijk structuurplan, een bestemmingsplan en bij de ruimtelijke onderbouwing bij projectbesluiten op grond van artikel 3.10 Wro.

De initiatiefnemer van een ruimtelijk project is verantwoordelijk voor de procedurele gang van zaken van de watertoets. De betreffende waterbeheerder(s) zorgt (zorgen) voor de nodige informatie over de watersystemen en levert (leveren) een soort waterhuiskundig programma van eisen. Uiteindelijk wordt er door de waterbeheerder(s) een wateradvies geschreven dat afzonderlijk naar de provincie wordt gestuurd om getoetst te worden. De initiatiefnemer van het ruimtelijk plan neemt dit advies op in zijn waterparagraaf.

Activiteiten:

  • ·

    Aandacht voor het integraal waterbeheer.

  • ·

    Uitvoeren van het gemeentelijk rioleringsplan.

  • ·

    Activiteiten in verband met de Kaderrichtlijn water.

  • ·

    Watertoets (laten) opstellen (indien van toepassing).

13 Milieucommunicatie

Draagvlak, bewustwording en gedragsverandering zijn nodig voor een effectief gemeentelijk milieubeleid. Milieucommunicatie is daarom een belangrijk onderdeel van de gemeentelijke instrumentenmix. Milieucommunicatie loopt als een rode draad door de voorafgaande hoofdstukken. Het blijkt een belangrijke voorwaarde te zijn voor gemeentelijke milieusuccessen. Milieucommunicatie is zowel van belang om draagvlak te verwerven binnen het ambtelijke apparaat, als bij de partners en de doelgroepen.

Op de website van de gemeente (www.haarlemmerliede.nl) is steeds meer milieu-informatie terug te vinden. Ook wordt er op initiatief van de Milieuraad elk jaar een milieudag voor de scholen georganiseerd.

Verdrag van Aarhus

Burgers hebben sinds 14 februari 2005 ruimere toegang tot milieu-informatie. Dat is het gevolg van wijzigingen van de Wet openbaarheid bestuur (Wob) en de Wet milieubeheer (Wm). Beide wetswijzigingen vloeien voort uit het Verdrag van Aarhus.

Een van de gevolgen is dat overheden vaker moeten gaan afwegen wanneer milieu-informatie openbaar moet worden gemaakt omdat enkele absolute weigeringsgronden uit de Wet openbaarheid van bestuur zijn vervangen door een relatieve weigeringsgrond. Verder wordt van overheden verwacht dat ze hun milieu-informatie ordenen en dat ze de informatie steeds meer actief openbaar maken. Bijvoorbeeld door het plaatsen van informatie op internet.

Veel van de aspecten die in de richtlijn geëist worden zijn al (deels) in de werkwijze van de gemeente verwerkt. Waar nog aanpassingen nodig zijn zullen deze worden gedaan.

Verdrag van Aarhus

Het doel van het verdrag is om het recht te beschermen ‘van elke persoon van de huidige en toekomstige generaties om te leven in een milieu dat passend is voor zijn of haar gezondheid en welzijn’. Hiervoor moet het recht op toegang tot informatie, inspraak bij de besluitvormingen en toegang tot de rechter worden gewaarborgd. In 1998 heeft de Europese economische commissie van de Verenigde Naties (Unece) het Verdrag van Aarhus vastgesteld. het regelt de toegang tot milieu-informatie. Van de Unece zijn alle Europese landen, de Europese Commissie en onder andere de Verenigde Staten en Canada lid. Het verdrag is de uitwerking van de Verklaring van Rio die op 13 juni 1992 is vastgesteld op de VN-conferentie Milieu en ontwikkeling (Unced) in Rio de Janeiro.

Het verdrag van Aarhus rust op drie pijlers:

afbeelding binnen de regeling

Activiteiten:

  • ·

    Gestructureerd toelichten en bekend maken van het gemeentelijk milieubeleid (actief openbaar maken).

  • ·

    Milieuraad ondersteunen bij het organiseren van de milieudag voor scholen.

  • ·

    Ondersteunen van activiteiten op het gebied van natuur- en milieueducatie.

14 Gemeentelijke organisatie

Gemeentelijke interne milieuzorg (GIM)

De gemeente kent sinds 1998 een plan voor de gemeentelijke interne milieuzorg (GIM). Doel van milieuzorg is natuurlijk dat het milieu minder belast wordt. Daarnaast vervult de gemeente een voorbeeldfunctie als het gaat om interne milieuzorg.

Het plan van aanpak voor de GIM dient geactualiseerd te worden en opnieuw onder de aandacht te worden gebracht. Door middel van een systematische aanpak en een borging van afspraken in de organisatie zou de GIM blijvend goed kunnen functioneren.

Afstemming

Met interne en externe afstemming bereiken we dat we efficiënt en effectief samenwerken. Intern is een goede afstemming met de relevante organisatieonderdelen van belang. Extern is het belangrijk om goede afspraken te maken voor gevallen waarin meerdere organisaties tegelijkertijd handhavingsbevoegd zijn of na elkaar handhavingsbevoegd zijn.

Afstemming met andere vergunningen

Er bestaat een speciale regeling voor de coördinatie tussen de milieuvergunning en de vergunning op grond van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren en de milieuvergunning en de bouwvergunning. Deze speciale regeling wordt door de gemeente toegepast.

Afstemming handhaving

In hoofdstuk 3 over de handhaving van bedrijven komt de regionale afstemming op het gebied van handhaving aan bod. Daarnaast vindt er tevens afstemming plaatst tussen de vergunningverlener en de handhaver. Een goede afstemming tussen vergunningverlener en de handhaver is van wezenlijk belang voor een eensluidend en uniform optreden naar buiten toe. Verder vindt er op het gebied van handhaving interne afstemming plaats tussen milieu en bouw- en woningtoezicht en ruimtelijke ordening.

Afstemming beleid

De provinciale en landelijke regelgeving blijft sterk in beweging. Om de gemeentelijke regelgeving actueel te houden moeten regionale en landelijke ontwikkelingen gevolgd worden en zo nodig moet er adequaat op worden ingespeeld.

Afstemming met ruimtelijke ordening (bestemmingsplannen)

Bij het opstellen van een bestemmingsplan worden ook specialisten op het gebied van milieu geraadpleegd.

Activiteiten:

  • ·

    Coördineren van Gemeentelijke Interne Milieuzorg.

  • ·

    Actualiseren plan van aanpak GIM.

  • ·

    Interne en externe afstemming bij de advisering, beleidsontwikkeling en uitvoering van milieutaken.

15 Personele en financiële consequenties

Op basis van de Wet milieubeheer (Wm) bestaat er een koppeling tussen de begroting en het milieuprogramma. In artikel 4.21 lid 1 van de Wm staat namelijk:

“Het gemeentelijk milieuprogramma wordt voorbereid door burgemeester en wethouders. Burgemeester en wethouders leggen het ontwerp van het programma bij het ontwerp van de begroting aan de gemeenteraad”.

Naast de wettelijke eisen van de vaststelling van het milieuprogramma heeft de VROM-inspectie bovendien een toetsingskader opgesteld waarbij bij de vaststelling aan procesinhoudelijke eisen moet worden voldaan. Getoetst wordt of bij de begroting rekening is gehouden met het milieuprogramma.

Als onderdeel van het landelijk project “Professionalisering van de milieuhandhaving” zijn op 1 november 2002 kwaliteitscriteria vastgesteld, die gericht zijn op een kwaliteitsverbetering van het proces van milieuhandhaving in brede zin (zie ook hoofdstuk 3). De kwaliteitscriteria worden vastgelegd in een algemene maatregel van bestuur. Sinds 1 januari 2005 moet aan de kwaliteitscriteria voldaan worden.

Om te voldoen aan kwaliteitscriterium “Borging van de personele en financiële middelen” is er in de begroting een scheiding aangebracht tussen milieuhandhaving (onder beheerstaaknummer 6.723.01.3) en vergunningverlening (onder beheerstaaknummer 6.723.04.3).

Om te voldoen aan kwaliteitscriterium “Organisatorische condities” is er ook een scheiding aangebracht tussen vergunningverlening en handhaving op personeel-niveau. De milieuhandhaving wordt uitgevoerd door de afdeling Ruimte. De voorbereiding van de vergunningverlening is uitbesteed en wordt uitgevoerd door de Milieudienst IJmond.

Planning uren 2010

Formatie milieu (afdeling Ruimte)

Naam

Functie

Uren

Fte

Kees Bruin

Technisch medewerker milieu

1.583

1.0

Regina Tijink-Huisman

Juridisch medewerker milieu

1.612

1.0

uren

6.723.01.3 milieuhandhaving

Kees Bruin

1.000

Regina Tijink-Huisman

300

Totaal

1.300

6.723.02.3 ongediertebestrijding

Ton Derkzen

5

Totaal

5

6.723.03.3 klimaatbeleid

Ali Kiliç

10

Vacature

10

Peter Mendrik

10

Michel Driessen

10

Regina Tijink-Huisman

200

Ton Derkzen

10

Kees Bruin

20

Marleen van Opzeeland

20

Pier Aldershof

10

Totaal

300

6.723.04.3 milieubeleid en vergunningverlening

Pier Aldershof

10

Vacature

5

Peter Mendrik

10

Peter Oud

10

Regina Tijink-Huisman

831

Kees Bruin

442

Totaal

1.308

Totaal aantal productieve uren milieu milieubeheer

Kees Bruin

1.502

Regina Tijink-Huisman

1.331

Peter Mendrik

20

Michel Driessen

10

Vacature

15

Ton Derkzen

15

Pier Aldershof

20

Peter Oud

10

Marleen van Opzeeland

20

Ali Kiliç

10

Totaal

2.913

Overige uren voor de uitvoering van het milieuprogramma (totalen)

6.714.02.3 Legionellabacterie bestrijding

40

6.721.01.3 Afvalinzameling

270

6.722.01.3 Riolering

778

Externe uren Milieudienst IJmond

Vergunningverlening

40

Technische ondersteuning

15

Regionale handhavingsprojecten

-

Evenementen

25

ISV-bodem

130

Klimaatbeleid

40

Totaal

240

Financiële middelen voor milieubeheer

6.723.01.3 milieuhandhaving

Economische categorie

Omschrijving

Begroting 2009

Begroting 2010

LASTEN

43.43.08

aankoop boeken /abonnementen

0

0

43.43.13

overige kleine ge- verbruiksgoederen

0

0

43.43.20

overige goederen en diensten

0

0

43.43.51

Presentiegelden

43.43.64

contributies en lidmaatschappen

1.750

1.750

46.20.53

kp ruimte

88.400

80.276

Totaal lasten

90.150

82.026

BATEN

83.40.10

Legesopbrengsten

0

0

Totaal baten

0

0

SALDO BEHEERSTAAK

90.150

82.026

6.723.02.3 ongediertebestrijding

Economische categorie

Omschrijving

Begroting 2009

Begroting 2010

LASTEN

43.43.20

overige goederen en diensten

2.000

3.500

46.20.53

kp ruimte

735

1.015

Totaal lasten

2.735

4.515

BATEN

Totaal baten

0

0

SALDO BEHEERSTAAK

2.735

4.515

6.723.03.3 CO klimaatbeleid

Economische categorie

Omschrijving

Begroting 2009

Begroting 2010

LASTEN

43.43.13

overige kleine ge- verbruiksgoederen

1.000

1.000

43.43.20

overige goederen en diensten

5.000

5.000

43.43.71

kosten van advies

2.100

2.100

43.43.78

publicaties, advertentie en reclamekosten

1.000

1.000

46.10.01

rentelasten beheerstaken

0

0

46.20.53

kp ruimte

20.950

19.865

Totaal lasten

30.050

28.965

BATEN

84.11.16

Overige Rijksbedragen

0

0

Totaal baten

0

0

SALDO BEHEERSTAAK

30.050

28.965

6.723.04.3 milieubeleid en vergunningverlening

Economische categorie

Omschrijving

Begroting 2009

Begroting 2010

LASTEN

43.43.08

aankoop boeken, abonnementen

7.500

7.500

43.43.13

overige kleine ge- verbruiksgoederen

5.000

20.000

43.43.20

overige goederen en diensten

54.000

54.000

43.43.51

presentiegelden

150

3.500

43.43.64

contributies en lidmaatschappen

0

0

43.43.68

controlekosten accountant

1.000

1.000

43.43.71

kosten van advies

35.000

35.000

43.43.78

publicaties, advertentie en reclamekosten

1.000

1.000

43.43.82

kosten milieuraad

4.500

4.500

46.20.53

kp ruimte

87.153

80.554

Totaal lasten

195.303

207.054

BATEN

83.40.10

legesopbrengsten

1.500

1.500

84.11.16

overige Rijksbijdragen

0

0

84.22.01

inkomstenoverdracht Provincie

0

0

Totaal baten

1.500

1.500

SALDO BEHEERSTAAK

193.803

205.554

Overige financiële middelen voor de uitvoering van het milieuprogramma

6.721.01.3 afvalinzameling

Economische categorie

Omschrijving

Begroting 2009

Begroting 2010

LASTEN

43.43.20

overige goederen en diensten

0

0

43.43.85

overig uitbesteed werk

2.000

2.000

43.43.86

huishoudelijk afval inzamelen

190.000

338.160

43.43.87

grofvuil inzamelen

22.000

65.170

43.43.88

glasinzameling

4.500

14.348

43.43.89

voorlichting

2.200

1.100

43.43.90

stortkosten huishoudelijk restafval

170.000

0

43.43.91

stortkosten GFT

30.000

0

43.43.92

stortkosten grof huisvuil

35.000

0

43.43.93

stortkosten KCA

7.000

4.700

43.43.94

stortkosten plantsoenafval

6.000

6.000

43.43.95

oud-papierregeling

4.000

4.000

46.00.10

BTW kostendekkende heffingen

97.466

100.000

46.20.06

hkp tractie

557

556

46.20.53

kp ruimte

19.100

18.825

Totaal lasten

589.823

554.859

BATEN

83.40.12

overige bijdragen

36.075

36.075

Totaal baten

36.075

36.075

SALDO BEHEERSTAAK

553.748

518.784

6.714.02.3 legionellabestrijding

Economische categorie

Omschrijving

Begroting 2009

Begroting 2010

LASTEN

43.43.96

legionellabestrijding

6.200

6.200

46.10.01

rentelasten beheerstaken

0

0

46.10.02

afschrijvingen beheerstaken

0

0

46.20.53

kp ruimte

2.720

2.440

Totaal lasten

8.920

8.640

BATEN

Totaal baten

0

0

SALDO BEHEERSTAAK

8.920

8.640

6.722.01.3 riolering

Economische categorie

Omschrijving

Begroting 2009

Begroting 2010

LASTEN

43.10.01

elektriciteitsverbruik

14.000

14.000

43.10.99

transportkosten energie

8.000

7.000

43.33.05

Uitbestede investeringen (rioleringen)

277.000

0

43.43.20

overige goederen en diensten

5.000

7.000

43.43.30

overig onderhoud

160.000

160.000

43.43.64

contributies/lidmaatschappen

550

550

43.43.71

kosten van advies

23.500

0

46.00.04

dotatie/onttrekking voorzieningen

0

0

46.00.10

BTW kostendekkende heffingen

35.687

38.000

46.10.01

rentelasten beheerstaken

31.404

43.909

46.10.02

afschrijvingen beheerstaken

61.383

44.550

46.20.06

hkp tractie

557

556

46.20.53

kp ruimte

57.880

54.608

Totaal lasten

674.961

370.173

BATEN

83.40.07

doorberekende energiekosten

3.000

3.000

83.31.01

Bijdrage aansluitingskosten riolering ed

22.881

0

Totaal baten

25.881

3.000

SALDO BEHEERSTAAK

649.080

367.173

Onzekerheden (risicoparagraaf)

Algemeen

Op het gebied van milieu krijgen gemeenten er steeds meer taken bij (denk aan externe veiligheid, omgevingslawaai, SMB, bodembeleid, luchtkwaliteit, klimaatbeleid etc.) hier staat niet altijd een extra bijdrage van het rijk tegenover.

Bodem

Bodemsanering

Indien in de bodem waarvan de gemeente eigenaar is een geval van urgente bodemsanering wordt geconstateerd, dan zal de gemeente in eerste instantie voor de kosten van bodemonderzoek en –sanering moeten opdraaien.

Besluit bodemkwaliteit en het Groene Schip

In verband met de eventuele aanleg van het Groene Schip zal deskundigheid op het gebied van het Besluit bodemkwaliteit moeten worden ingehuurd. De begroting voorziet hier niet in;

De gemeente heeft inmiddels met de betrokken partijen een intentieovereenkomst gesloten. Daarin is vastgelegd dat de gemeente een vergoeding krijgt, waaruit o.a. dit toezicht kan worden betaald.

Geluid

De wet geluidshinder kent van oudsher een systeem van voorkeursgrenswaarden en hogere grenswaarden. Gedeputeerde Staten (GS) stelden de grenswaarden vast, binnen de diverse criteria en randvoorwaarden in de Wet en de bijbehorende uitvoeringsbesluiten. Met de wijziging van de Wet geluidshinder wordt bij het vaststellen van hogere grenswaarden (op enkele uitzonderingen na) gedecentraliseerd naar de gemeenten. Ook vervalt het merendeel van de ontheffingscriteria en randvoorwaarden: de gemeente zal het vaststellen van hogere grenswaarden zelf moeten motiveren.

Milieueffectrapportage en Strategische milieubeoordeling

Indien van toepassing (bijvoorbeeld voor het Groene Schip).

Externe veiligheid

De regelgeving op het gebied van externe veiligheid is deels nog in ontwikkeling. Uitvoering van het externe veiligheidsbeleid zal geld gaan kosten. Hiervoor is er de programmafinanciering externe veiligheid. De VNG heeft echter in april 2005 vastgesteld dat deze rijksbijdrage volstrekt niet voldoende is om tegemoet te komen in de kosten voor gemeenten.

16 Conclusie

Dit milieuprogramma geeft een overzicht van alle milieutaken, het uitvoeringsniveau van deze taken en het gewenste uitvoeringsniveau dat in 2010 moet worden bereikt. De prioriteit ligt vooral bij de uitvoering van wettelijke taken, en in het bijzonder de milieuhandhaving.

Op het gebied van milieu krijgen gemeenten er steeds meer taken bij (denk aan externe veiligheid, omgevingslawaai, SMB, bodembeleid, luchtkwaliteit, klimaatbeleid, digitalisering, etc). Hierin staat niet altijd als extra bijdrage van het rijk tegen over zodat aan de kosten van de uitvoering toe zouden kunnen nemen.

Het milieubeleid dient ook geïntegreerd te worden in ander beleid van de gemeente. Vooral afstemming met het beleid op het gebied van ruimtelijke ordening is hierbij belangrijk (denk bijvoorbeeld aan externe veiligheid, geluid, luchtkwaliteit, water en bodemkwaliteit).

Bij ruimtelijke ontwikkelingen is het noodzakelijk om de advisering op het gebied van milieu in een vroeg stadium van de planvorming te betrekken. Mogelijke knelpunten op het gebied van milieu (bijvoorbeeld luchtkwaliteit en externe veiligheid) kunnen zo op tijd gesignaleerd worden.

Bijlage 1 Websites

www.haarlemmerliede.nl (gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude)

www.vrom.nl (Ministerie van VROM)

www.infomil.nl (Infomil verstrekt informatie over milieuregelgeving)

www.verkeerenwaterstaat.nl (Ministerie van V&W)

www.overheid.nl (informatie over de overheid, wetteksten, kamerbrieven, etc)

www.noord-holland.nl (Provincie Noord-Holland)

www.vng.nl (Vereniging Nederlandse Gemeenten)

www.rivm.nl (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en milieu

www.mnp.nl (Milieu en Natuur Planbureau)

www.senternovem.nl (agentschap voor duurzaamheid en innovatie)

www.meerlanden.nl (de Meerlanden te Rijsenhout, afvalinzameling, recycling en reiniging)

www.rijnland.nl (Hoogheemraadschap van Rijnland, waterbeheerder)

www.crosinfo.nl (commissie Regionaal Overleg Luchthaven Schiphol)

www.geluidsnet.nl (informatie over geluidsmeetpunten)

www.milieudienst-ijmond.nl (Milieudienst IJmond)

Bijlage 2 Wettelijke basis van het milieuprogramma

Wettelijke plicht

De gemeente is conform de Wet milieubeheer verplicht om een milieuprogramma op te stellen. In de Wet milieubeheer staan de volgende eisen ten aanzien van de inhoud van het milieuprogramma.

Artikel 4.20 Wet milieubeheer

1. De gemeenteraad stelt jaarlijks voor een daarbij vast te stellen periode een gemeentelijk milieuprogramma vast.

2. Het programma bevat tenminste:

a. een programma van door het gemeentebestuur in de betrokken periode te verrichten activiteiten ter uitvoering van de bij wettelijk voorschrift met het oog op de bescherming van het milieu aan het gemeentebestuur opgedragen taken;

b. een overzicht van de financiële gevolgen van de onder a bedoelde activiteiten.

3. Indien in de gemeente een gemeentelijk milieubeleidsplan geldt, houdt de

gemeenteraad met dat plan rekening bij de vaststelling van een gemeentelijk milieuprogramma.

De eisen uit de Wet milieubeheer zijn bewust summier gehouden om gemeenten de ruimte te geven een programma te ontwikkelen dat is toegespitst op de lokale situatie