Regeling vervallen per 01-01-2019

Startnotitie: Ontwikkelingskansen door kwaliteit en educatie (OKE) Gemeente Haarlemmerliede

Geldend van 06-10-2010 t/m 31-12-2018

Intitulé

Startnotitie: Ontwikkelingskansen door kwaliteit en educatie (OKE) Gemeente Haarlemmerliede

De raad van de gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude;

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 3 augustus 2010

Besluit:

  • 1.

    de modelverordening van de VNG te gebruiken na het van kracht verklaard zijn van de Wet OKE voor de toekomstige verordening peuterspeelzalen;

  • 2.

    het extra impulsbudget in te zetten voor de verlaging van de ouderbijdrage vanaf 2011, maar onder de voorwaarde dat ook de Peuterspeelzaal “Humpie dumpie” en de peuterspeelgroep van de st. Franciscusschool voor het einde van het jaar 2011 voldoen aan de gestelde eisen;

  • 3.

    het bedrag voor onderwijsachterstandenbeleid in de accres van het gemeentefonds ook daadwerkelijk te besteden voor VVE;

  • 4.

    het bedrag vanuit het gemeentefonds ten behoeve van “gemeentelijke coördinatie voorschoolse educatie” voor dat doel structureel vast te stellen;

  • 5.

    als bovenstaande besluiten zijn vastgesteld, de startnotitie daarmee als geheel vast te stellen.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 28 september 2010

De griffier, De voorzitter,

1. Inleiding:

1.1 Visie: Wat is het wetsvoorstel OKE?

Het wetsvoorstel OKE (Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie) wijzigt meerdere wetten.

Het doel van het OKE wetsvoorstel is om de taalontwikkeling van jonge kinderen te stimuleren en de kwaliteitseisen van de peuterspeelzalen te verbeteren.

  • De eerste maatregel is een kwaliteitsimpuls voor peuterspeelzalen door de wet- en regelgeving over peuterspeelzalen te harmoniseren (dat wil zeggen: meer op één lijn te brengen) met de kinderdagverblijven.

  • De tweede maatregel is dat peuterspeelzalen financieel toegankelijk blijven.

  • Ten derde regelt het wetsvoorstel dat gemeenten, een breder en beter aanbod van voorschoolse educatie aanbieden, zowel in peuterspeelzalen als in kinderdagverblijven.

1.2 Missie: Waarom het OKE-wetsvoorstel?

De harmonisatie van de wet- en regelgeving van peuterspeelzalen met die van kindercentra zorgt voor een kwaliteitsimpuls voor de eersten. Hierdoor worden peuterspeelzalen in een betere positie gebracht om zich als laagdrempelige voorziening al dan niet met voorschoolse educatie te kunnen handhaven.

Verder wil het kabinet bereiken dat jonge kinderen met een risico op een taalachterstand in het Nederlands, een aanbod krijgen om die taalachterstand te verminderen.

Het doel is: dat kinderen zonder taalachterstanden aan de basisschool kunnen beginnen.

1.3 Wanneer gaan de wetten in?

Op 19 januari 2010 heeft de Tweede Kamer het OKE-wetsvoorstel goedgekeurd.

(Onder voorbehoud: Als goedkeuring door de Eerste Kamer voor het zomerreces plaats vind, gaan de wetswijzigingen nog per 1 augustus 2010 in. Als dit niet wordt gehaald gaat de wetswijziging op zijn vroegst in per 1 november 2010.)

1.4 Het wetsvoorstel OKE wijzigt drie wetten:

  • 1.

    In de Wet Kinderopvang wordt een kwaliteitskader voor peuterspeelzalen opgenomen evenals het toezicht van de gemeente daarop met de bijbehorende handhaving mogelijkheden. Verder worden in deze wet kwaliteitseisen voor voorschoolse educatie opgenomen.

  • 2.

    In de Wet op het onderwijstoezicht wordt geregeld dat de Inspectie van het Onderwijs toezicht houdt op de kwaliteit van voorschoolse educatie.

  • 3.

    In de Wet op het Primair Onderwijs wordt de regierol van gemeenten ten aanzien van het onderwijsachterstandenbeleid verstevigd en wordt de verantwoordelijk voor het aanbod en de toegankelijkheid van voorschoolse educatie neergelegd.

Daarnaast zijn er enkele wetten die inherent aan de wijziging wijzigen. Daarbij gaat het om tekstuele wijzigingen en geen inhoudelijke wijzigingen. He wet op de economische delicten, de Wet op de loonbelasting 1964, de Wet op de omzetbelasting 1968, Wet financiering sociale verzekeringen, Wet op de bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie en de Wet op de inkomstenbelasting 2001. De Wet Klachtenrecht cliëntenzorgsector

1.5 Aanpassing definities peuterspeelzaalwerk en kinderopvang

Als eerste maatregel in de harmonisatie worden in de Wet Kinderopvang de definities van het peuterspeelzaalwerk en kinderopvang aangepast in de termen verzorgen, opvoeden en bijdragen aan ontwikkeling.

  • -

    Kinderopvang wordt: ‘het bedrijfsmatig en anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint’ (artikel 1.1, lid b).

  • -

    Peuterspeelzaalwerk wordt: ‘de verzorging, opvoeding en het bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen uitsluitend bestemd voor kinderen vanaf de leeftijd van twee jaar tot het tijdstip waarop die kinderen kunnen deelnemen aan het basisonderwijs’ (artikel 2.1, lid b).

2. Strategie: Inhoud wet OKE

2.1 Kwaliteitseisen peuterspeelzalen

Het voorstel is om de globale kwaliteitseisen die de Wet Kinderopvang noemt voor de kinderdagverblijven grotendeels over te nemen voor de peuterspeelzalen.

Hiermee ontstaat een landelijk kwaliteitskader. De kwaliteitseisen worden uitgewerkt in beleidsregels voor peuterspeelzalen. De beleidsregels komen tot stand op basis van een convenant van de belangenorganisaties voor peuterspeelzaalwerk, kinderopvang en ouders. De harmonisatie leidt ertoe dat de houders van een peuterspeelzaal de zorgplicht krijgen voor verantwoord peuterspeelzaalwerk.

Hieronder wordt verstaan peuterspeelzaalwerk dat bijdraagt aan een goede en gezonde ontwikkeling van het kind in een veilige en gezonde omgeving. Houders van peuterspeelzaalwerk zijn dus zelf verantwoordelijk voor de eigen kwaliteit van het aanbod.

Bij de gemeente is financiële ondersteuning beschikbaar, gemeenten zijn verantwoordelijk voor het peuterspeelzaalwerk.

Hierbij gelden de volgende landelijke globale kwaliteitseisen:

  • Verantwoorde opvang wordt getoetst aan de inzet van personeel zowel kwalitatief als kwantitatief (opleidingseisen en groepsgrootte), de verantwoordelijkheidstoedeling (leidster kindratio) en het pedagogisch beleid.

De brancheorganisaties werken de globale kwaliteitseisen uit in een convenant. De staatssecretaris heeft gevraagd in elk geval de volgende eisen op te nemen:

  • De leidster kindratio voor peuterspeelzalen is één leidster op maximaal acht kinderen.

  • Op iedere peuterspeelzaalgroep moet tenminste één beroepskracht zijn met opleidingsniveau SPW3 (of equivalent conform CAO welzijn). Dat maakt een eind aan de situatie van groepen met twee vrijwilligers.

  • De groepsgrootte is maximaal 16 kinderen per groep .

2.1.2 Overige kwaliteitseisen peuterspeelzalen

Naast de globale kwaliteitseisen zijn in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen de volgende eisen opgenomen:

  • Het personeel is in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag.

  • Een schriftelijke risico-inventarisatie van de opvang van kinderen. Mogelijkheid van de minister tot het stellen van regels over administratie, om zo nodig, monitoren mogelijk te maken.

  • Informatieplicht aan ouders over beleid.

  • Voorschriften over de voertaal. Instellen van een vorm van oudervertegenwoordiging, inclusief klachtenregeling voor niet-gesubsidieerde peuterspeelzalen.

  • Peuterspeelzalen die worden gesubsidieerd vallen onder de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen.

In het landelijk kwaliteitskader worden geen eisen voor ruimte en inrichting voor peuterspeelzalen opgenomen. Dit blijft gemeentelijk beleid.

Dit beleid voor de peuterspeelzalen binnen de gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude wordt samen met de GGD Kennemerland op het moment van schrijven van deze ontwikkeld.

2.1.3 Uitwerking kwaliteitseisen peuterspeelzalen

Belangenorganisaties voor peuterspeelzaalwerk, kinderopvang en ouders hebben aangegeven het wenselijk te vinden om met elkaar tot een convenant over kwaliteitseisen peuterspeelzalen te komen. Het convenant zal dan worden vastgelegd in beleidsregels. De VNG zal in dat geval het convenant overnemen in een modelverordening: op die manier hebben de gemeenten een helder overzicht van de geldende kwaliteitsregels. In de modelverordening worden ook de aanvullende eisen voor ruimte en inrichting opgenomen. Tussen convenant en modelverordening zal (met uitzondering van de inrichtingseisen) geen verschil zitten.

De modelverordening van de VNG komt na behandeling van het wetsvoorstel in de Kamer beschikbaar

  • ->

    1*De raad wordt geadviseerd om deze modelverordening van de VNG te gebruiken voor de toekomstige verordening peuterspeelzalen.

2.1.4 Rol Gemeenten

Gemeenten hebben een regierol bij het verzorgen van een goed voorschools aanbod voor alle jonge kinderen met een (taal)achterstand.

Om dit aanbod te realiseren en om al deze kinderen te bereiken, maken gemeenten afspraken met peuterspeelzalen en kinderdagverblijven.

De gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude heeft al concrete afspraken gemaakt met de peuterspeelzaal “’t Brinkertje” te Spaarndam. Met de peuterspeelzaal ”Humpie Dumpie” te Halfweg en de peuterspeelgroep binnen de St. Fransiscusschool te Haarlemmerliede worden vanaf de zomer 2010 gesprekken gepland voor verdere afspraken.

2.1.5 Overgang

Het wetsvoorstel OKE en de kwaliteitseisen voor voorschoolse educatie treden in werking (onder voorbehoud) op 1 augustus 2010. Amsterdam, Den Haag, Rotterdam en Utrecht zullen vanaf die datum aan alle kwaliteitseisen voor voorschoolse educatie moeten voldoen.

  • ->

    De gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude valt onder de volgende uitzonderingen:

    • Andere gemeente krijgen een jaar uitstel voor de opleidingseisen voor het personeel.

    • De gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude valt onder de kleine gemeenten en onder gemeenten met weinig doelgroepkinderen. Daarom krijgt de gemeente Haarlemmerliede bovendien een jaar uitstel voor het bieden van minimaal vier dagdelen of 10 uur voorschoolse educatie.

    • Alle gemeenten moeten per 1 augustus 20 ( onder voorbehoud)0 wel twee leidsters op een groep van 16 kinderen hebben en gebruik maken van brede programma’s voor voorschoolse educatie.

2.1.6 Opleidingstraject en opleidingsmogelijkheden Leidsters Peuterspeelzalen

Momenteel wordt een opleidingstraject ingericht en een loket waar peuterspeelzalen zich kunnen melden om te bekijken of hun leidsters in aanmerking komen voor een scholingstraject om aan de kwaliteitseisen uit het wetsvoorstel OKE te voldoen.

Voor dit traject heeft de overheid een subsidie beschikbaar gesteld. Deze kan alleen door de peuterspeelzalen zelf worden aangevraagd. Het aanvragen van deze vergoedingsregeling Peuterspeelzalen kan tot 1 augustus 2010. De vergoeding voor de EVC-procedures of een v(verkorte) opleiding zijn respectievelijk €1.000,00 en €1.800,00. Welke kosten precies hieronder vallen, staat vermeld in document Vergoedingsregeling Peuterspeelzalen van bureau FCB, welke aan de beide peuterspeelzalen en de peuterspeelgroep in juni 2010 zijn toegezonden door de gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude.

2.2. Kwaliteitseisen Voorschoolse Educatie voor peuterspeelzalen en kinderopvang

Aan peuterspeelzalen en kinderdagverblijven die voorschoolse educatie aanbieden, worden vanaf 1 augustus 2010 (onder voorbehoud) extra kwaliteitseisen gesteld

Deze kwaliteitseisen staan beschreven in het ‘Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie’. Dit besluit wordt (vermoedelijk) in juni 2010 definitief vastgesteld.

-> Van belang voor communicatie 1*:Dan is het de bedoeling dat er ook een link naar het besluit op de website van de gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude wordt geplaatst.

De volgende kwaliteitseisen staan in het besluit beschreven:

  • Voorschoolse educatie wordt ten minste vier dagdelen of 10 uur per week gegeven op een peuterspeelzaal of een kinderdagverblijf.

  • Op een groep waaraan voorschoolse educatie wordt aangeboden staat minimaal één beroepskracht per 8 kinderen. In groepen van 9 tot maximaal 16 kinderen staan twee beroepskrachten.

  • De beroepskrachten hebben ten minste een opleiding gevolgd op PW3 niveau. Onderdeel van deze beroepsopleiding, vormt ten minste één module over het verzorgen van voorschoolse educatie. Als de beroepskracht niet deze module heeft gevolgd, bezit deze een bewijs dat specifieke scholing is afgerond over voorschoolse educatie.

  • De houder van een kindercentrum of peuterspeelzaal waar voorschoolse educatie wordt aangeboden, stelt jaarlijks een opleidingsplan op waarin staat beschreven hoe de kennis en vaardigheden in voorschoolse educatie van beroepskrachten worden onderhouden.

  • Voor de voorschoolse educatie wordt een breed programma gebruikt dat zich richt op taal, rekenen, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling.

2.2.1 Inwerkingtreding besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie’

Peuterspeelzalen en kinderdagverblijven die voorschoolse educatie bieden in de gemeenten Amsterdam, Den Haag, Rotterdam en Utrecht moeten vanaf 1 augustus 2010 aan alle kwaliteitseisen voor voorschoolse educatie voldoen.

  • ->

    De gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude valt onder de volgende uitzonderingen:

    • Andere gemeenten krijgen een jaar uitstel voor de opleidingseisen voor de beroepskrachten die voorschoolse educatie verzorgen.

    • Kleine gemeenten of gemeenten met weinig doelgroepkinderen krijgen bovendien een jaar uitstel voor het bieden van minimaal vier dagdelen of 10 uur voorschoolse educatie.

    • Alle gemeenten moeten per 1 augustus 2010 wel twee leidsters op een groep van 16 kinderen hebben en gebruik maken van brede programma’s voor voorschoolse educatie.

2.3 Vrijwillige samenwerking kinderdagverblijven en peuterspeelzalen

Door middel van het wetsvoorstel OKE wil het Rijk de wens tot samenwerking ondersteunen door de kwaliteitseisen voor zowel kinderopvang als peuterspeelzaalwerk landelijk vast te leggen en te waarborgen.

Maar gemeenten kunnen zelf bepalen op welke manier en in welk tempo zij de samenwerking van kinderdagverblijven en peuterspeelzalen vorm willen geven.

Hierdoor kunnen initiatieven worden afgestemd op de lokale situatie en behoefte. Het kan dus zijn dat de kinderdagverblijven en peuterspeelzalen als zelfstandige instellingen blijven functioneren, maar ook dat binnen één organisatie zowel arrangementen kinderopvang als peuterspeelzaalwerk aangeboden worden.

Voor de gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude is de samenwerking voor de beide peuterspeelzalen met kinderdagverblijven en buitenschoolse opvang op dit moment al een feit.

3. Overig lokaal onderwijsachterstandenbeleid

3.1 Belang van Schakelklassen

In de beleidsbrief van 15 oktober 2007 van voorheen staatssecretaris Sharon Dijksma is de noodzaak aangegeven voor Schakelklassen in het basisonderwijs (groep 1 en 2).

Op 25 juni 2009 is het 2e onderzoeksrapport van het ministerie van OCW over de effecten van schakelklassen bekend gemaakt. Belangrijkste conclusies zijn dat leerlingen met een taalachterstand baat hebben bij het volgen van extra taalonderwijs in een aparte klas op de basisschool. Uit het onderzoek blijkt namelijk dat de taalprestaties van de leerlingen in schakelklassen omhoog gaan. Ook voor leerlingen die na groep 8 nog een extra jaar in een taalklas doorbrengen is er positief nieuws: zij gaan veel vaker naar een hoger schooltype.

3.1.1. Doelgroepbepaling en toeleiding

Het college van burgemeester en wethouders zijn volgens de wet verplicht de criteria te bepalen voor de selectie van leerlingen die zullen gaan deelnemen aan een schakelklas.

-Vanaf 2011 geldt de nieuwe gewichtenregeling voor de verdeling van middelen. De teldatum wordt 1oktober 2009 en het bedrag wordt gebaseerd op het aantal schoolgewichten plus het aantal leerlingen in de zgn. impulsgebieden.

Op gemeentelijk niveau zijn aanzienlijke herverdeeleffecten te verwachten ten opzichte van het budget van 2010. Immers het budget van 2010 is gebaseerd op teldatum 1 oktober 2004 en gebaseerd op schoolgewichten, geteld volgens de oude, meer uitgebreide gewichtenregeling.

In de meicirculaire van 2010 worden naar verwachting de specificatie van middelen per gemeente bekend gemaakt. (Deze komt pas eind juni 2010).

Voor de gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude is het nu van belang te weten, dat het aantal schoolgewichten flink zal kunnen dalen mede als gevolg van de nieuwe gewichtenregeling. Echter omdat het macro budget van de gemeenten stijgt, heeft dit tot gevolg dat het bedrag per schoolgewicht flink zal toenemen. Reëel is te verwachten dat gemeenten zonder impulsgebieden er enigszins tot behoorlijk op achteruit gaan.

Het is om die reden van belang om de doelgroepenbepaling goed te formuleren.

  • ->

    Het college 1* wordt geadviseerd om de volgende criteria voor de doelgroepenbepaling vast te stellen:

    • 1.

      De leerling dient een gewichtenleerling te zijn. (Ieder kind krijgt een bepaald gewicht van de scholen op basis van de opleiding van diens ouders). De schoolbesturen zijn overigens verantwoordelijk voor het vroegschoolse deel van de VVE. Voor vroegschoolse educatie geldt dat in ieder geval leerlingen met een leerlingengewicht eraan deel moeten kunnen nemen.

    • 2.

      Woonachtig binnen de gemeentegrenzen van de gemeente. Als leerlingen woonachtig zijn in een andere gemeente dan deze gemeente, dan dient die gemeente mee te betalen aan de kosten voor de VVE voor die leerling aan die school.

    • 3.

      Op basis van een risicoprofiel of omgevingsanalyse.

    • 4.

      Door het laten vaststellen van achterstanden bij kinderen op taalgebied.

3.1.2 Signaleren en verwijzen

Het consultatiebureau, huisarts of GGD kunnen een indicatie afgeven ten behoeve van het kind die naar de desbetreffende peuterspeelzalen, kinderdagopvang en het basisonderwijs gaat. Het past binnen het profiel van het Elektronisch kinddossier.

3.2 Een kwalitatief goed aanbod

Ook vanaf 2010 kunnen gemeenten schakelklassen inzetten om taalachterstanden weg te werken. Dit is bekend gemaakt bij het voorstel van de wetsteksten OKE welke 22 juni 2009 openbaar zijn gemaakt (zie thema VVE, paragraaf 4.4 gaat in op schakelklassen). De regels worden versoepeld: tussentijdse instroom is mogelijk en het aantal uren wordt losgelaten. Wel mogen gemeenten ook kiezen voor andere activiteiten voor taalondersteuning naast schakelklassen. Dit kan onder andere zijn: Het aankopen van een deugdelijk taalondersteuningsprogramma, de inzet van een extra gespecialiseerde onderwijzer of assistent ten behoeve van activiteiten voor taalondersteuning. De school dient dit wel expliciet te kunnen verantwoorden op verzoek van de gemeente.

3.2.1 De koppeling naar taalactiviteit voor ouders

Volgens een onderzoek van het RIVM hebben kinderen meer kans op een taalontwikkelingsstoornis als beide ouders niet goed de Nederlandse taal beheersen. Door middel van een goede omgevingsanalyse bij het kind, kan de professional in de jeugdgezondheidszorg daar gemakkelijk achter komen.

Door invoering van de Wet Inburgering komen ouders die de Nederlandse taal niet beheersen sneller naar voren. Deze ouders kunnen eventueel vanuit de Wet Inburgering een gepaste taalactiviteit aangeboden krijgen door de gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude. De koppeling van taal, kind en ouder kan op die wijze worden ondervangen. Als de ouder niet via de Wet Inburgering een taalactiviteit krijgt aangeboden, zal de koppeling via jeugdgezondheidszorg een weg zijn om de ouder te stimuleren de Nederlandse taal vrijwillig te laten beheersen.

4. Financieel kader

4.1 Financiën rond Kwaliteitsimpuls peuterspeelzaalwerk

Voor de kwaliteitsimpuls peuterspeelzaalwerk komt vanaf 1 januari 2010 en verder structureel landelijk € 35 miljoen beschikbaar. Dit is gestort in het Gemeentefonds. De verdeling is via de volgende sleutel: jongeren 75%, aantal kernen 15% en oppervlakte 10%.

In de septembercirculaire van 2009 staat een korte toelichting en tevens staat in bijlage 18 een uitwerking van de bedragen per gemeente.

Hiertegenover staat dat de VNG in bestuurlijke afspraken met OCW op 24 april 2008 heeft afgesproken, te stimuleren dat de bestaande middelen voor peuterspeelzaalwerk in stand blijven.

->De gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude heeft in 2010 een specifieke uitkering a €18.101,02 ontvangen in het gemeentefonds als kwaliteitsimpuls voor peuterspeelzaalwerk.

Wanneer de kwaliteit in de peuterspeelzaal al voldoet aan de nieuwe minimumnormen, kunnen de extra rijksmiddelen worden ingezet om de ouderbijdrage te verlagen en daarmee peuterspeelzalen financieel toegankelijk te houden voor alle kinderen.

Voor dit bedrag moeten worden voldaan aan alle nieuwe kwaliteitseisen van peuterspeelzaalwerk, met name:

  • Kindleidster ratio: 1 leidster op maximaal 8 kinderen.

  • minimaal 1 gekwalificeerde leidster per groep.

  • Groepsgrootte maximaal 16 kinderen.

De gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude heeft met de Peuterspeelzaal “t Brinkertje van de Skos per april 2010 de kwaliteitseisen op peil gebracht.

->2* De raad wordt geadviseerd om het extra impulsbudget, als ook de Peuterspeelzaal “Humpie dumpie” en de peuterspeelgroep van de st. Fransciscusschoolvoor het einde van het jaar voldoen aan de gestelde eisen, vanaf 2011 in te zetten voor de verlaging van de ouderbijdrage.

4.2 Financiën rond voorschoolse educatie

Dekkend aanbod (van 100%) van voorschoolse educatie

Het Rijk verhoogt tot en met 2010 jaarlijks de specifieke uitkering van gemeenten om het aanbod VVE te verhogen. Hierover zijn afspraken gemaakt in het Bestuursakkoord van juni 2007. In 2006 is jaarlijks 174 miljoen beschikbaar gesteld voor budget inzetten voor VVE en schakelklassen. Het Rijk investeert tot en met 2010 door toevoeging aan de specifieke uitkering OAB (onderwijsachterstandenbeleid) om gemeenten in staat te stellen een 100% aanbod te realiseren. VNG heeft in het genoemde Bestuursakkoord aangegeven dat zij zal stimuleren dat gemeenten ook eigen middelen zullen inzetten (vanuit het Gemeentefonds).

  • Voor het schooljaar 2009 - 2010 staat er een bedrag a €33.390,00 voor de gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude in het gemeentefonds in het kader van het OAB

  • Daarbij is er per doelgroep kind een bedrag a €540,00 toegevoegd met als doel om de ouderbijdrage voor VVE bij peuterspeelzalen te verlagen tot een maximum van €105,00.

  • De regeling trad in werking op 1 augustus 2009 en betaald in 12 gelijke maanden via een specifieke uitkering.

( zie beschikking 3 augustus 2009 CFI)

  • Vanaf 2011 keert het Rijk de middelen voor onderwijsachterstanden uit via het Gemeentefonds (decentralisatie-uitkering) via een niet geoormerkt budget.

-> 3* De raad wordt geadviseerd het bedrag voor onderwijsachterstandenbeleid in de accres van het gemeentefonds ook daadwerkelijk te besteden voor VVE.

De gemeenten krijgen de wettelijke inspanningsverplichting om voor alle doelgroepkinderen een aanbod voorschoolse educatie te realiseren. Alle overige activiteiten voor onderwijsachterstanden (zoals taalbeleid, schakelklassen) kunnen gemeenten continueren, maar zij hoeven zich hiervoor niet financieel te verantwoorden.

Echter, als gemeenten het budget niet besteedt aan onderwijsachterstanden, is de sanctie dat het Rijk de uitkering in het volgende kalenderjaar verlaagt. Dit kan worden vastgelegd in de algemene maatregel van bestuur op grond van de Financiele-verhoudingswet, waarbij ook de verdeling van het beschikbare budget over gemeenten wordt geregeld.

  • Vanaf 2011 geldt de nieuwe gewichtenregeling voor de verdeling van middelen. De teldatum wordt 1oktober 2009 en het bedrag wordt gebaseerd op het aantal schoolgewichten plus het aantal leerlingen in de zgn. impulsgebieden.

Op gemeentelijk niveau zijn aanzienlijke herverdeeleffecten te verwachten ten opzichte van het budget van 2010. Immers het budget van 2010 is gebaseerd op teldatum 1 oktober 2004 en gebaseerd op schoolgewichten, geteld volgens de oude, meer uitgebreide gewichtenregeling.

In de meicirculaire van 2010 worden naar verwachting de specificatie van middelen per gemeente bekend gemaakt. (Deze komt pas eind juni 2010)

Voor gemeenten is het nu van belang dat het aantal schoolgewichten flink zal dalen mede als gevolg van de nieuwe gewichtenregeling. Echter omdat het macro budget van de gemeenten stijgt, heeft dit tot gevolg dat het bedrag per schoolgewicht flink zal toenemen. Reëel is te verwachten dat gemeenten zonder impulsgebieden er enigszins tot behoorlijk op achteruit gaan. Gemeenten met impulsgebieden zullen geen of minder daling van middelen kennen.

De scholen krijgen zelf ook een groot budgettair deel voor VVE onderwijs in hun lumpsum bedrag. De scholen zijn daar zelf vrij in om te bepalen hoe zij deze middelen inzetten. Het kabinet verwacht echter wel van de scholen dat zij het beschikbare geld op een effectieve wijze inzetten.

  • Van het totaal toe te kennen bedrag, is 15% bedoeld voor gemeentelijke coördinatiekosten. Dit bedrag blijft ook na 2011 behouden voor dat doel.

-> 4* De raad wordt geadviseerd dit bedrag vanuit het gemeentefonds ten behoeve van “gemeentelijke coördinatie voorschoolse educatie” voor dat doel structureel vast te stellen.

4.3 Financiële toegankelijkheid peuterspeelzalen

Het Rijk heeft per1 januari 2009 structureel 20 miljoen toegevoegd aan de uitkering voor Onderwijsachterstandenbeleid.

Hiermee kunnen gemeenten ouders van doelgroeppeuters die naar de peuterspeelzaal

gaan, financieel compenseren. De bedoeling is dat de ouders van doelgroepkinderen per saldo niet meer betalen dan ouders in de kinderopvang die voor de hoogste belastingtoeslag in aanmerking komen.

De uitkering van de middelen verloopt via de BDU/specifieke uitkering van OAB. Deze is gebaseerd op het aantal schoolgewichten in het primair onderwijs. Het totaal van het aantal schoolgewichten in Nederland waarop OAB momenteel is gebaseerd (1 oktober 2004) bedraagt 127.500. Het Rijk keert aan gemeenten dus € 157,- extra (20 M/127.500) uit per schoolgewicht. Door deze toevoeging via de WPO is het bedrag per schoolgewicht voor gemeenten bepaald op € 1855,- (zie CFI-brief van 2 april 2009, kenmerk PO/FenV-2009/107920 en CFI brief aan gemeenten op 3 augustus 2009).

Aangezien de verhouding aantal schoolgewichten/ aantal doelgroeppeuters dat naar een peuterspeelzaal gaat landelijk op 3,44 ligt (127.500/37.000), volstaat een bedrag van € 157 euro per schoolgewicht om voor 37.000 doelgroeppeuters een bijdrage te kunnen bekostigen van € 540 (3,44 * 157). In de jaarlijkse verantwoording van het Rijk, moet vanaf 2009 ook ingegaan worden op de wijze waarop de gemeente de ouderbijdrage heeft verlaagd.

4.4 Financiën rond Toezicht

Vanaf 01-08-2010 wordt er structureel landelijk 6 miljoen beschikbaar gesteld voor de harmonisatie van toezicht. In het kader van landelijke kwaliteitseisen voor peuterspeelzalen, wordt de verantwoordelijkheid voor toezicht en handhaving bij de gemeenten en de GGD’s belegd, zoals dit ook gebeurt voor de kinderopvang.

Een groot aantal gemeenten laat nu ook al toezicht houden op de peuterspeelzalen door de GGD. Het ligt bovendien voor de hand om voor de peuterspeelzalen een vergelijkbaar systeem van toezicht en handhaving te hanteren als in de kinderopvang.

  • Voor het toezicht en handhaving van de landelijke kwaliteitseisen peuterspeelzalen wordt vanaf 01-08-2010 structureel landelijk € 4 miljoen euro aan het gemeentefonds toegevoegd.

  • Voor het toezicht op de voorschoolse educatie zal vanaf 01-08-2010 structureel landelijk € 1 miljoen aan het gemeentefonds worden toegevoegd.

  • Voor het toezicht van de Inspectie van het Onderwijs wordt eveneens landelijk 1 miljoen euro beschikbaar gesteld vanaf 1 augustus 2010.

De verdeling van de middelen vindt plaats met de maatstaven bijstandsontvangers (50%), inwoners (40%) en minderheden (10%).

Hoeveel budget dit specifiek voor de gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude gaat worden, is nog niet bekend. Te verwachten valt dat dit in de eerst volgende circulaire zal worden vermeld. (Op moment van schrijven niet bekent tevens afhankelijk van ingang van de wet ).

*Speciaal voor de afdeling Financiën van de gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude:

Tabel financieel overzicht OKE 2009 en verder (landelijk voorstel)

Middelen 2009, 2010, 2011 en verder Kwaliteit peuterspeelzalen

  • -

    35 M via decentralisatieuitkering Gemeentefonds

  • -

    35 M via decentralisatieuitkering Gemeentefond.s Dekkend aanbod voorschoolse educatie

  • -

    204,5 M via Specifieke Uitkering en 44,5 M vanuit Gemeentefonds

  • -

    274 M via Gemeentefonds (decentralisatieuitkering)

Financiële toegankelijkheid

20 M via Specifieke uitkering

20 M via Specifieke uitkering

20 M via decentralisatie uitkering

Toezicht - 6 M (5 M via Gemeentefonds aan gemeenten)

6 M (5 M via Gemeentefonds aan gemeenten) 2010

Monitoren en registratie

De verantwoording over de periode 2006 tot en met 2010 dient zich vooral te richten op rechtmatige besteding van deze specifieke uitkering voor de voorschoolse educatie op basis van het Besluit vaststelling doelstelling en bekostiging onderwijsachterstandenbeleid.

Vanaf 2011 zal er een nieuw besluit worden vastgesteld. Als deze openbaar gepubliceerd is, zal deze worden toegevoegd bij deze nota.

5. Bronvermelding:

De volledige wetstekst

http://www.minocw.nl/documenten/26702e%20NvW.pdf

Verslag van de kamerbehandeling 12 januari 2010

http://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/verslagen/plenaire_vergadering_12_januari_2010.jsp#0

Verslag van de stemming in de 2e Kamer

http://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/verslagen/plenaire_vergadering_19_januari_2010.jsp#0

Loket-peuterspeelzaal

http://www.wetoke.nl/

Brochure “Samen Verder met Vvsterk!” 11 februari 2010

Beleidsnotitie VNG “Betere ontwikkelingskansen voor kinderen in kinderdagverblijven en peuterspeelzalen” November 2009

Handreiking voor gemeenten Voorschoolse educatie: “doelgroepsbepaling en toeleiding” Oberon onderzoek en advies, augustus 2009

Kernpuntennota Harmonisatie, VNG, Februari 2009

Evaluatieonderzoek,ITS/SCO Kohnstamm, inrichting en effecten van schakelklassen, resultaten van het evaluatieonderzoek schakelklassen in het schooljaar 2008-2009, 2009

RIVM briefrapport 29500100/2009, S.Postma, Bilthoven 23 november 2009

6. Begrippenlijst :

- Wetsvoorstel OKE Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie

- Harmonisatie: het zoveel mogelijk op één lijn brengen van de wet- en regelgeving van peuterspeelzaalwerk en kinderopvang.

- Voorschoolse voorzieningen: peuterspeelzalen en kinderdagverblijven.

- Voor- en vroegschoolse educatie (VVE): VVE is een verzamelnaam voor de methodische en systematische ondersteuning van de ontwikkeling van jonge kinderen, in de leeftijd van twee tot zes jaar. Dit vindt plaats door middel van VVE-programma’s.

- Voorschoolse educatie Een programma dat door gekwalificeerd personeel wordt verzorgt in kinderdagverblijven en peuterspeelzalen voor doelgroepkinderen van 2 en 3 jaar.

- Vroegschoolse educatie Een programma dat wordt verzorgt in groep 1 en 2 van de basisschool voor doelgroepkinderen van 4 en 5 jaar.

- VVE-programma’s: speciale programma’s die kinderen spelenderwijs stimuleren in hun ontwikkeling.

- Kinderopvang wordt na wetswijziging: ‘het bedrijfsmatig en anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint’ (artikel 1.1, lid b).

- Peuterspeelzaalwerk wordt na wetswijziging: ‘de verzorging, opvoeding en het bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen uitsluitend bestemd voor kinderen vanaf de leeftijd van twee jaar tot het tijdstip waarop die kinderen kunnen deelnemen aan het basisonderwijs’ (artikel 2.1, lid b).

7. Besluitenlijst:

Ten behoeve van het college:

  • ->

    Het college wordt geadviseerd om de volgende criteria voor de doelgroepenbepaling vast te stellen:

  • 1.

    De leerling dient een gewichtenleerling te zijn. (Ieder kind krijgt een bepaald gewicht van de scholen op basis van de opleiding van diens ouders). De schoolbesturen zijn overigens verantwoordelijk voor het vroegschoolse deel van de VVE. Voor vroegschoolse educatie geldt dat in ieder geval leerlingen met een leerlingengewicht eraan deel moeten kunnen nemen.

  • 2.

    Woonachtig binnen de gemeentegrenzen van de gemeente. Als leerlingen woonachtig zijn in een andere gemeente dan deze gemeente, dan dient die gemeente mee te betalen aan de kosten voor de VVE voor die leerling aan die school.

  • 3.

    Op basis van een risicoprofiel of omgevingsanalyse.

  • 4.

    Door het laten vaststellen van achterstanden bij kinderen op taalgebied.

Ten behoeve van de Raad:

  • ->

    1*De raad wordt geadviseerd om de modelverordening van de VNG te gebruiken na het van kracht verklaard zijn van de Wet OKE voor de toekomstige verordening peuterspeelzalen oor de toekomstige verordening peuterspeelzalen;

  • ->

    2* De raad wordt geadviseerd om het extra impulsbudget, als ook de Peuterspeelzaal “Humpie dumpie” en de peuterspeelgroep van de st. Fransciscusschool voor het einde van het jaar voldoen aan de gestelde eisen, vanaf 2011 in te zetten voor de verlaging van de ouderbijdrage;

  • ->

    3* De raad wordt geadviseerd het bedrag voor onderwijsachterstandenbeleid in de accres van het gemeentefonds ook daadwerkelijk te besteden voor VVE;

  • ->

    4* De raad wordt geadviseerd dit bedrag vanuit het gemeentefonds ten behoeve van “gemeentelijke coördinatie voorschoolse educatie” voor dat doel structureel vast te stellen.