Het speelautomatenbeleid van de Gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude

Geldend van 17-10-2000 t/m heden

Intitulé

Het speelautomatenbeleid van de Gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude

In de vergadering van burgemeester en wethouders van 15 augustus 2000 heeft de burgemeester het speelautomatenbeleid voor de gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude vastgesteld. De basis van dit beleid is vervolgens opgenomen in de door de gemeenteraad op 26 september 2000 vastgestelde (verordening inhoudende de zesde wijziging van de) Algemene Plaatselijke Verordening.

Deze verordening is bekend gemaakt in het Witte Weekblad van 3 oktober en het Haarlems Weekblad van 4 oktober 2000 en in werking getreden op 5 oktober 2000; het speelautomatenbeleid is bekendgemaakt in het Witte Weekblad van 17 oktober en het Haarlems Weekblad van 18 oktober 2000.

DE WET:

Op 1 juni 2000 is de gewijzigde Titel VA (Speelautomaten) van de Wet op de Kansspelen en het Speelautomatenbesluit 2000 in werking getreden. Sindsdien hebben gemeenten geen beleidsvrijheid meer met betrekking tot de aanwezigheid van kansspelautomaten in hoogdrempelige inrichtingen. Dat aantal is wettelijk bepaald op maximaal twee. Vraagt een hoogdrempelige inrichting vergunning aan voor 1 of 2 kansspelautomaten en voldoet de inrichting aan alle gestelde eisen, dan móet de gemeente vergunning verlenen. Zonder vergunning is het overigens verboden de kansspelautomaten aanwezig te hebben, ook al is het een hoogdrempelige inrichting.

Wel hebben gemeenten beleidsvrijheid ten aanzien van de aanwezigheid van behendigheidsautomaten. Er is - wettelijk - geen verplicht maximum aantal behendigheids-automaten waaraan medewerking móet worden verleend; daarover beslissen dus de gemeenten.

Daarnaast beoordelen de gemeenten de inrichtingen op hun 'drempeligheid'.

laagdrempelige inrichting, hoogdrempelige inrichting, samengestelde inrichting

In de Wet is het onderscheid tussen hoog- en laagdrempelige inrichtingen aangegeven. Een hoogdrempelige inrichting is, kort gezegd, een horeca-inrichting met een geldige horecavergunning, waarbij het café- of restaurantbezoek op zichzelf staat en waaraan een zelfstandige betekenis kan worden toegekend, en waarvan de activiteiten in belangrijke mate gericht zijn op personen van 18 jaar of ouder.

Alle inrichtingen, die niet aan deze criteria voldoen, zijn laagdrempelige inrichtingen. Te denken valt hierbij aan een restaurant met afhaalmogelijk, een restaurant met bowling, een café met meer dan drie biljarts, een restaurant op een camping e.d..

Een zogenaamde samengestelde inrichting heeft zowel een hoog- als een laagdrempelige ruimte. Daarbij kan het publiek niet via de hoogdrempelige ruimte de laagdrempelige ruimte en andersom betreden, wordt in de hoogdrempelige inrichting uitsluitend voor gebruik ter plaatse alcohol geschonken, is de hoogdrempelige ruimte (de lokaliteit) afzonderlijk op de drank- en horecavergunning vermeld, en voldoet het hoogdrempelige gedeelte ook overigens aan bovengenoemde eisen.

Het is wel zaak bij een samengestelde inrichting na te gaan of het inderdaad om één inrichting of meerdere gaat.

De wetgever heeft bepaald dat gemeenten een verordening moeten hebben, waarin is aangegeven:

  • -

    dat voor hoogdrempelige inrichting maximaal twee vergunningen voor de aanwezigheid van kansspelautomaten kan worden verleend,

  • -

    dat voor laagdrempelige inrichting géén vergunningen voor kansspelautomaten wordt verleend, en

  • -

    voor hoeveel behendigheidsautomaten er maximaal in een laagdrempelige inrichting vergunning wordt verleend.

Daarnaast heeft de wetgever bepaald dat in een verordening kán worden opgenomen:

  • -

    de eventuele voorschriften en beperkingen die aan een aanwezigheidsvergunning worden gesteld,

  • -

    of, en hoeveel speelautomatenhallen in de gemeente worden toegestaan, en

  • -

    het gemeentelijk beleid ten aanzien van kleine (lokale) kansspelen (bingo's, loterijen e.d.).

DE VERORDENING:

In nauw overleg met de afdeling Bijzondere Wetten van het Korps Regiopolitie Kennemerland, district Haarlem en aan de hand van het model van de VNG is besloten, ter voldoening aan haar wettelijke plicht, in de Algemene Plaatselijke Verordening het navolgende artikel op te nemen:

"Artikel 2.3.3.2 Begripsomschrijving

  • 1.

    In dit artikel wordt verstaan onder:

    Wet: de Wet op de kansspelen

    speelautomaat: een automaat als bedoeld in artikel 30 onder a van de Wet

    kansspelautomaat: een automaat als bedoeld in artikel 30 onder c van de Wet

    hoogdrempelige inrichting: een inrichting als bedoeld in artikel 30 onder d van de Wet

    laagdrempelige inrichting: een inrichting als bedoeld in artikel 30 onder e van de Wet.

  • 2.

    In hoogdrempelige inrichtingen zijn maximaal vier (4) speelautomaten toegestaan, waarvan maximaal twee (2) kansspelautomaten.

  • 3.

    In laagdrempelige inrichtingen zijn maximaal acht (8) speelautomaten toegestaan, met dien verstande dat kansspelautomaten in het geheel niet zijn toegestaan."

en het overige te regelen in deze beleidsnota. Voorschriften en beperkingen kunnen worden gewijzigd, aangevuld of ingetrokken. Door deze op te nemen in een beleidsnota is het dan niet nodig via de gemeenteraad de verordening te wijzigen.

HET GEMEENTELIJK BELEID:

de aantallen

Vergunning voor de aanwezigheid van behendigheidsautomaten wordt alleen verleend op aanvraag. Uitgangspunt in het beleid is het maximum aantal behendigheidsautomaten zowel per hoogdrempelige inrichting als per laagdrempelige inrichting te bepalen op twee (2). Wordt voor een laagdrempelige inrichting vergunning voor meer dan twee behendigheidsautomaten gevraagd, dan wordt in beginsel voor twee vergunning verleend en kán, afhankelijk van diverse factoren, vergunning voor maximaal acht (8) worden verleend.

Omdat er een nogal uiteenlopend scala van inrichtingen is dat onder het begrip laag-drempelige inrichting valt, is het ondoenlijk in deze nota het aantal behendigheidsautomaten per laagdrempelige inrichting te benoemen. Neem de categorie snackbar. Het ligt bijvoorbeeld voor de hand in een grotere snackbar gelegen in een druk dorpscentrum meer behendigheidsautomaten toe te staan dan in een kleine, afgelegen snackbar. Het gevaar van karakterverandering bij het toestaan van evenzoveel behendigheidsautomaten in de laatste inrichting als in de eerstgenoemde snackbar is niet ondenkbaar.

Bij de afweging (meerdere) behendigheidsautomaten toe te staan dient derhalve te worden overwogen of:

  • -

    het karakter van de inrichting niet wordt aangetast. De horeca-activiteit moet de hoofdactiviteit van de inrichting blijven; er mag geen verkapte spelletjeshal ontstaan.

  • -

    de aanwezigheid van (meerdere) automaten past binnen de activiteiten van de inrichting (multifunctioneel entertainment).

  • -

    er geen (geluid)overlast voor de omgeving ontstaat.

  • -

    de omgeving. staat een inrichting bijvoorbeeld vlak bij een school, dan kan het verstandig zijn niet te veel automaten toe te laten.

en ten aanzien van hoogdrempelige inrichting dient bovendien nog te worden overwogen of:

  • -

    door het verhogen van het aantal aanwezige automaten het risico bestaat dat de inrichting ook personen jonger dan 18 jaar aantrekt, hetgeen - voor een hoogdrempelige inrichting - in strijd met de Wet is. De inrichting zou daarvoor een laagdrempelige inrichting worden, waarin geen kansspelautomaten mogen staan.

    Overigens riskeert de inrichting dan intrekking van de vergunning tot het aanwezig hebben van kansspelautomaten; een sanctie waarop een hoogdrempelige inrichting, naar mag worden verwacht, niet op zit te wachten.

Een beleid met vaste aantallen zal dan ook aan de hand van aanvragen en de beoordelingen daarop vorm moeten krijgen. Het huidige aantal behendigheidsautomaten in de diverse inrichtingen (zie hieronder) kan, mits vergunningen worden aangevraagd, worden gehandhaafd.

locatie

De wet omschrijft de locaties waar speelautomaten kunnen staan: op of aan de openbare weg, op voor het publiek toegankelijke plaatsen, en in niet voor het publiek toegankelijke inrichtingen waarvoor een Drank- en Horecawet is vereist of waarvan de ondernemer inschrijfplichtig is bij het Bedrijfschap Horeca.

eisen aan de vergunningverlening

Deze eisen zijn vastgelegd in de artikel 4 en 5 van het Speelautomatenbeleid. Het gaat daarbij om eisen ten aanzien van het zedelijk gedrag van de aanvrager en de eis dat bedrijfsleiders en beheerders voldoende kennis en inzicht met betrekking tot het gebruik van speelautomaten en de daaraan verbonden risico's van gokverslaving. Het niet voldoen aan deze eisen bij de aanvraag betekent dat de vergunning moet worden geweigerd.

geldigheidsduur van de vergunning

Een vergunning kan voor bepaalde of onbepaalde tijd worden verleend. De gemeente heeft daarin vrijheid. In deze gemeente is er voor gekozen vergunning steeds voor één jaar te verlenen. Op die manier vindt er een regelmatige controle plaats. Dat beleid wordt ongewijzigd voortgezet.

voorschriften en beperkingen aan de vergunning

De wet schrijft één voorschrift voor: speelautomaten mogen alleen worden opgesteld als zij het eigendom zijn van personen die daarvoor een exploitatievergunning bezitten.

Voor het overige heeft de gemeente de vrijheid voorschriften en beperkingen aan een vergunning te verbinden. Wel moeten deze binnen het kader en de doelstellingen van de wet blijven. Voorschriften en beperkingen kunnen worden gewijzigd, aangevuld of ingetrokken.

Zo kunnen ten aanzien van de volgende onderwerpen voorschriften worden opgenomen:

  • -

    de wijze van werving en reclame (het verbieden daarvan) die gericht is tot de speler,

  • -

    bescherming van de speler, bijv. door kansspelautomaten zo te plaatsen dat ze van buitenaf niet in het zicht staan,

  • -

    de verplichting de aanwezigheidsvergunning op een bepaalde plaats te bewaren.

In de door de gemeente tot op heden verleende vergunning werd standaard de navolgende voorschriften opgenomen:

  • -

    dat alleen speelautomaten mogen worden opgesteld die in eigendom toebehoren aan personen die in het bezit zijn van een exploitatievergunning, zoals bedoeld in artikel 30h eerste lid van de Wet op de Kansspelen;

  • -

    dat geen activiteiten mogen worden ontwikkeld gericht op het werven van spelers of het bevorderen van speelgedrag;

  • -

    dat de bevelen en aanwijzingen, die door of namens de korpschef van de politieregio Kennemerland worden gegeven in het belang van de openabre orde of zeden, stipt en onverwijld moeten worden opgevolgd.

Ook dat beleid wordt ongewijzigd gehandhaafd.

weigeringsgronden

In de wet zijn imperatieve weigeringsgronden vastgelegd.

Een vergunning móet worden geweigerd als:

  • -

    het niet gaat om een laag- of hoogdrempelige inrichting,

  • -

    het maximum aantal vergunningen voor die inrichting is verleend,

  • -

    in een laagdrempelige inrichting een ruimte onvoldoende is afgesloten van de hoogdrempelige inrichting om een zelfstandige eenheid te vormen waardoor toch kansspelautomaten mogen worden opgesteld,

  • -

    niet wordt voldaan aan de eisen die gesteld zijn ten aanzien van het zedelijk gedrag van de aanvrager,

  • -

    de aanvrager een van de bepalingen uit Titel VA van de wet in de drie jaren voorafgaande aan het moment van aanvraag heeft overtreden,

  • -

    er ernstige vrees is dat het verlenen van de vergunning ernstig gevaar zou opleveren voor de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid.

Er zijn geen imperatieve weigeringsgronden genoemd. Vooralsnog worden die ook niet in dit beleid opgenomen, aangezien alle denkbare weigeringsgronden al een imperatieve grond is. Mocht in de praktijk blijken dat er behoefte bestaat aan een aanvullende, facultatieve, weigeringsgrond, dan kan het beleid daarop worden aangepast.

Intrekkingsgronden

Ook hiervoor geldt dat de wet imperatieve en facultatieve intrekkingsgrond regelt.

Een vergunning móet worden ingetrokken indien:

  • -

    de gegevens die zijn verstrekt bij de aanvraag van de vergunning onjuist of onvolledig blijken en op de aanvraag anders zou zijn beslist als bij de beoordeling daarvan de juiste omstandigheden volledig bekend zouden zijn geweest,

  • -

    een inrichting geen geldige vergunning bezit die daarvoor vereist is,

  • -

    niet (meer) wordt voldaan aan de eisen omtrent het zedelijk gedrag door de aanvrager, bedrijfsleiders of beheerders.

De burgemeester meldt zijn voornemen tot intrekking bij aangetekende brief tevoren aan de vergunninghouder, met daarin vermeld de reden(en) van intrekking en stelt hem in de gelegenheid te worden gehoord.

De burgemeester kan ook, voor hij de vergunning op één van deze gronden intrekt, een termijn stellen waarbinnen de vergunninghouder de gelegenheid krijgt deze kwestie alsnog recht te zetten.

Een vergunning mág worden ingetrokken indien:

  • -

    de vergunninghouder bepalingen uit Titel Va heeft overtreden, waarbij moet goed worden gekeken of de ernst van de overtreding de intrekking van de vergunning rechtvaardigt,

  • -

    er gegronde vrees is dat het van kracht blijven van de vergunning ernstig gevaar oplevert voor de openbare orden en veiligheid of zedelijkheid.

Ook hierbij geldt dat de burgemeester zijn voornemen tot intrekking bij aangetekende brief tevoren aan de vergunninghouder meldt, met daarin vermeld de reden(en) van intrekking, dat hij hem in de gelegenheid te worden gehoord, en dat hij ook, voor hij de vergunning op één van deze gronden intrekt, een termijn kan stellen waarbinnen de vergunninghouder de gelegenheid krijgt deze kwestie alsnog recht te zetten.

Alleen indien er sprake is van dringende omstandigheden kan de vergunning direct worden ingetrokken.

mandaat aan politie

Bij besluit van 15 augustus 2000 heeft de burgemeester mandaat verleend aan de Chef van het Korps Regiopolitie Kennemerland, district Haarlem, om namens hem vergunning te verlenen voor het aanwezig hebben van één of meer speelautomaten op of aan de openbare weg, op voor publiek toegankelijke plaatsen en/of in niet voor het publiek toegankelijke inrichtingen waarvoor een vergunning ingevolge artikel 3 eerste lid onder a of c van de Drank- en Horecawet is vereist of waarvan de ondernemer inschrijfplichtig is bij het Bedrijfschap Horeca. Bij dit besluit is een eerder besluit van 21 januari 1999 van gelijke strekking doch andere bewoordingen ingetrokken.

De politie heeft zich dus in 1999 en 2000 met de vergunningverlening voor speelautomaten bezig gehouden.

stand van zaken in 2000

Hieronder wordt een overzicht gegeven van de aanwezige horecainirichtingen, de 'drempelsoort' en of en zo ja wat voor speelautomaten daar aanwezig zijn.

adres naam drempel aantal

Amsterdamsestraatweg 2 De Herberg hoog 2 kans

Amsterdamsestraatweg 18 Gereformeerde Kerk laag geen

Amsterdamsestraatweg 38 De Keizerskroon hoog 3 kans

Bauduinlaan 21 Sportissimo laag geen

Haarlemmermeerstraat 6 Het Gemaal hoog geen

Haarlemmerstraatweg 183 De Zoete Inval laag 2 kans + 5 behen

Houtrakkerweg 62 Manege Spaarnwoude laag 1 kans

Kanaalweg 58 Muziekvereniging laag geen

Kerkweg 23 De Stal hoog geen

Lagedijk 7a Zeilvereniging laag geen

Machineweg 1B Golfclub Houtrak laag geen

Noorzeekanaalweg Snackbar Visser laag 2 behendig

Oranje Nassaustraat 54 Cafetaria laag 1 behendig

Osdorperweg 983 Watersportvereniging laag geen

Penningsveer Watervrienden laag geen

Penningsveer 5 Café Van Assema laag geen

Ringweg 1a Tennisver. Spaarndam laag geen

Ringweg 12a Sportpark Spaarndam laag geen

Ringweg 36 Dorpscentrum laag geen

Ringweg 38 Twee Punten laag 1 behendig

Dr. Schaepmanstraat 16 R.K. Kerk laag geen

Spaarndammerweg 2 Schietvereniging 7.62 laag geen

Zijkanaal Cweg HSV De Kampioen laag geen

Zuiderweg 2 Camping Houtrak laag geen

Op grond van het overgangsrecht blijven de aanwezigheidsvergunningen, die op 1 juni 2000 van kracht waren, maximaal een jaar geldig òf totdat de geldigheidstermijn is verstreken. Alle bovengenoemde aanwezigheidsvergunningen hebben een geldigheidsduur van één jaar en lopen op 1 januari 2001 af.

stand van zaken vanaf 2001

Met ingang van 1 januari 2001 moet de Keizerskroon één van de drie kansspelautomaten verwijderen, De Zoete Inval beide kansspelautomaten en manege Spaarnwoude zijn enige kansspelautomaat.

leges

De maximaal te heffen leges zijn bij wet vastgelegd en in onze legesverordening opgenomen. Bij besluiten van 15 augustus 2000 hebben het hoofd van de afdeling middelen de bevoegdheid tot heffen van de leges voor het in behandeling nemen van een vergunningaanvraag voor het aanwezig hebben van een speelautomaat, en de comptabele zijn bevoegdheid tot innen van die leges gemandateerd aan de Chef van het Korps Regiopolitie Kennemerland.

AANVULLEND BELEID:

ten aanzien van loterijen en kleine kansspelen

Verder kunnen gemeenten beleid maken ten aanzien loterijen en kleine kansspelen zoals bingo e.d. Dergelijke wijzen van gokken kwamen en komen - voor zover bekend - in deze gemeente niet voor. Kennelijk bestaat er geen behoefte aan en er is dan ook nimmer behoefte geweest aan een beleidsregel daarvoor. Vooralsnog komt daarin geen wijziging. Mocht er naar aanleiding van aanvragen behoefte ontstaan aan een beleid, dan kan deze beleidsnota daarop worden aangepast.

ten aanzien van speelautomatenhallen

De gemeenteraad dient bij verordening te bepalen dat het exploiteren van een speelautomatenhal, of te wel een inrichting, niet zijnde een inrichting als bedoeld onder artikel 30 c lid 1 sub a of b, bestemd om het publiek gelegenheid te geven een spel door middel van speelautomaten te beoefenen, is toegestaan. Vervolgens is voor het exploiteren een vergunning van de burgemeester vereist. De gemeenteraad is niet verplicht een dergelijke verordening vast te stellen. Het tegengaan van gokverslaving valt onder de door de Wet te beschermen belangen en een weigering van de raad een verordening vast te stellen ten einde dit belang zwaar te laten wegen is niet onredelijk.

Van gemeentewege bestond en bestaat geen behoefte aan de aanwezigheid van zo'n hal, zodat het beleid geen speelautomatenhallen toe te staan op dit punt ongewijzigd blijft.