Regeling vervallen per 01-01-2015

Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude 2013

Geldend van 01-01-2013 t/m 31-12-2014

Intitulé

Verordening maatschappelijke ondersteuninggemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude 2013

De raad van de gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 20 november 2012,

gelet op artikel 5 van de Wmo;

besluit:

I.vast te stellen de navolgende verordening maatschappelijke ondersteuninggemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude 2013

II.in te trekken de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude (2011-2014) per 1 januari 2013,

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 18 december 2012

De griffier,

De voorzitter,

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop gebaseerde nadere regelgeving wordt verstaan onder:

  • a.

    Algemeen gebruikelijk: een voorziening die niet speciaal bedoeld is voor personen met een beperking, dus ook door anderen gebruikt wordt, algemeen verkrijgbaar is en niet – aanzienlijk – duurder is dan vergelijkbare producten;

  • b.

    Algemene voorziening: een voorliggende voorziening die weliswaar niet bestemd is voor, noch te gebruiken is door alle personen als bedoeld in artikel 4, eerste lid van de Wet, maar die anderzijds door iedereen waarvoor de voorziening wel bedoeld is op eenvoudige wijze te verkrijgen of te gebruiken is;

  • c.

    AWBZ: Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten;

  • d.

    Belanghebbende: een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g onderdeel 4, 5 of 6 van de Wet, die voor zichzelf of, met behulp van een machtiging, door een ander een aanvraag laat doen;

  • e.

    Beperkingen: moeilijkheden die een persoon heeft, als gevolg van ziekte of gebrek, met het uitvoeren van activiteiten, zoals benoemd in het International Classification of Functioning Disability and Health;

  • f.

    Bezoekbaar maken: het kunnen bereiken van de woonruimte en de woonkamer en het kunnen bereiken en gebruiken van een toilet;

  • g.

    Budgethouder: een persoon aan wie ingevolge deze verordening een persoonsgebonden budget is toegekend en die aan het college verantwoording over de besteding van het persoonsgebonden budget verschuldigd is;

  • h.

    Collectieve voorziening: een voorziening die individueel wordt verstrekt maar die door meerdere personen tegelijk kan worden gebruikt, zoals het collectief vervoer;

  • i.

    Compensatieplicht: de plicht van het college om aan personen met een beperking, een chronisch psychisch of een psychosociaal probleem voorzieningen te bieden ter compensatie van hun beperkingen op het gebied van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie teneinde hen in staat te stellen een huishouden te voeren, zich te verplaatsen in en om de woning, zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel en medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan met als doel een gelijkwaardige uitgangspositie te creëren ten opzichte van personen zonder beperking;

  • j.

    Eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten: een door het college vast te stellen bijdrage, die bij de verstrekking van een voorziening in natura, een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget betaald moet worden en waarop de regels van het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude van toepassing zijn;

  • k.

    Financiële tegemoetkoming: een geldbedrag voor aanschaf van een, door het college bepaalde, compenserende voorziening, al dan niet forfaitair of gemaximeerd;

  • l.

    Gebruikelijke zorg: activiteiten in het kader van het leven van alledag waarvan verwacht wordt dat huisgenoten die ten behoeve van het voeren van het huishouden en ten behoeve van elkaar doen;

  • m.

    Hoofdverblijf: de woning waar belanghebbende zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft en op welk adres de belanghebbende in de gemeentelijke basisadministratie staat of op korte termijn zal worden ingeschreven;

  • n.

    Individuele voorziening: een voorziening die naar haar aard is afgestemd op specifieke, met de persoon van de individuele belanghebbende samenhangende kenmerken;

  • o.

    Leefeenheid: een eenheid bestaande uit:

    • -

      gehuwden of ongehuwden die al dan niet samen met één of meer minderjarige of meerderjarige (on)gehuwden duurzaam een huishouden voeren, dan wel

    • -

      een ongehuwde meerderjarige die met één of meer minderjarige of meerderjarige (on)gehuwden duurzaam een huishouden voert;

  • p.

    Mantelzorger: een persoon die mantelzorg verleent als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b van de Wet;

  • q.

    Meerkosten: kosten van een op grond van de Wet te verstrekken voorziening, voor zover dit deel van de kosten uitgaat boven voor die persoon als algemeen gebruikelijk te beschouwen kosten van een dergelijke voorziening;

  • r.

    Persoon met beperkingen: de persoon die aantoonbare beperkingen heeft bij het uitvoeren van activiteiten op het gebied van het voeren van het huishouden, bij het normale gebruik van de woning, bij het verplaatsen in en om de woning, bij het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en/of bij het ontmoeten van medemensen en het op basis daarvan aangaan van sociale verbanden;

  • s.

    Persoonsgebonden budget: een geldbedrag voor de aanschaf van een compenserende voorziening naar keuze, binnen de door het college gestelde voorwaarden en met in acht neming van een eventueel, uit een (medisch) advies volgend, pakket van eisen;

  • t.

    Sociaal netwerk: het netwerk van personen, diensten en voorzieningen dat men om zich heen heeft en waarop men een beroep kan doen;

  • u.

    Voorliggende voorziening: een voorziening die normaal in de maatschappij aanwezig en beschikbaar is en bedoeld voor iedereen die daar behoefte aan heeft;

  • v.

    Voorziening in natura: een voorziening die in eigendom, in bruikleen, in huur of in de vorm van persoonlijke dienstverlening wordt verstrekt;

  • w.

    Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo);

  • x.

    Wettelijke voorliggende voorziening: een voorziening op grond van een wettelijke bepaling anders dan ingevolge de Wet, waarmee het probleem geheel of gedeeltelijk gecompenseerd kan worden;

  • y.

    Woonschip: elk vaartuig dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebezigd als, of te oordelen naar zijn constructie of inrichting uitsluitend of in hoofdzaak bestemd is tot dag- en nachtverblijf van één of meer personen;

  • z.

    Woonwagen: voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

Artikel 2 Voorwaarden

  • 1. Een individuele voorziening kan slechts worden toegekend voor zover:

  • a. de mogelijkheden van de belanghebbende zelf, zijn sociale netwerk en aanwezige algemene voorzieningen niet of onvoldoende de ondervonden beperkingen compenseren en/of niet in alle redelijkheid toegankelijk of bruikbaar zijn voor belanghebbende;

  • b. deze noodzakelijk is om de beperkingen op het gebied van het voeren van het huishouden op te heffen of te verminderen;

  • c. deze langdurig noodzakelijk is om de beperkingen bij het verplaatsen in en om de woning, het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en/of bij het ontmoeten van medemensen en op basis daarvan sociale verbanden aangaan, op te heffen of te verminderen;

  • d. deze, naar objectieve maatstaven gemeten, als de goedkoopst compenserende voorziening kan worden aangemerkt.

  • 2. Een individuele voorziening wordt geweigerd:

  • a. voor zover de beperkingen kunnen worden opgeheven of voldoende verminderd door belanghebbende zelf, zijn sociale netwerk of aanwezige en beschikbare algemene voorzieningen;

  • b. voor zover aan de zijde van belanghebbende geen sprake is van aantoonbare meerkosten in vergelijking met de situatie voorafgaand aan het optreden van de beperkingen waarvoor de voorziening wordt aangevraagd.

  • c. indien de voorziening voor een persoon als belanghebbende algemeen gebruikelijk is;

  • d. indien belanghebbende niet woonachtig is in de gemeente of niet aantoonbaar op korte termijn in de gemeente woonachtig zal zijn;

  • e. voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die belanghebbende voorafgaand aan het moment van beslissen op de aanvraag heeft gemaakt en door het college geen toestemming is verleend om vooruitlopend op het besluit, (een deel van) de voorziening te realiseren;

  • f. indien een voorziening als die waarop de aanvraag betrekking heeft reeds eerder krachtens deze verordening, dan wel krachtens de hieraan voorafgaande Verordening voorzieningen gehandicapten is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet is verstreken, tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan belanghebbende zijn toe te rekenen.

Hoofdstuk 2 Verstrekking van voorzieningen, eigen bijdrage en eigen aandeel

Artikel 3 Mogelijke verstrekkingswijzen

Een individuele voorziening wordt verstrekt in natura, als (forfaitaire) financiële tegemoetkoming of als persoonsgebonden budget.

Artikel 4 Persoonsgebonden budget

  • 1. Een persoonsgebonden budget wordt alleen verstrekt ten aanzien van individuele voorzieningen.

  • 2. Een persoonsgebonden budget wordt geweigerd indien overwegende bezwaren bestaan, gelegen in de omstandigheden of de persoon.

  • 3. De omvang van het persoonsgebonden budget wordt afgeleid van de tegenwaarde van de in de betreffende situatie te verstrekken voorziening in natura.

  • 4. In afwijking van het bepaalde in lid 3 wordt de omvang van het persoongebonden budget lager vastgesteld voor hulp bij het huishouden die wordt geleverd door een persoon die niet werkzaam is voor een professionele zorgaanbieder.

  • 5. De toekenning, de voorwaarden, de omvang en de looptijd van het te verstrekken persoonsgebonden budget worden in een beschikking opgenomen.

  • 6. Aan de beschikking kan een programma van eisen worden toegevoegd waarin is aangegeven wat het resultaat is dat met de aangeschafte voorziening dient te worden bereikt.

  • 7. Het college kan kwaliteitseisen aan de voorziening stellen.

  • 8. Het persoongebonden budget wordt overgemaakt op een door belanghebbende opgegeven eigen rekeningnummer, tenzij hiertegen overwegende bezwaren bestaan.

  • 9. Een persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden dient aangewend te worden in de periode waarvoor dit is betaald.

  • 10. Het college kan onderzoeken of het persoonsgebonden budget besteed is aan het doel waarvoor het verstrekt is. De budgethouder is verplicht de daarvoor noodzakelijke stukken op verzoek van het college per ommegaande te verstrekken.

  • 11. Na ontvangst van de in het vorige lid bedoelde bescheiden wordt door het college beoordeeld of aanleiding bestaat het persoonsgebonden budget geheel of gedeeltelijk terug te vorderen of te verrekenen.

Artikel 5 Eigen bijdrage en eigen aandeel

  • 1. Bij het verstrekken van individuele voorzieningen op grond van de Wet is belanghebbende een eigen bijdrage of een eigen aandeel verschuldigd.

  • 2. Het college legt in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude vast voor welke individuele voorzieningen belanghebbende geen eigen bijdrage of geen eigen aandeel verschuldigd is.

  • 3. Het college legt in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude de duur en de omvang van de eigen bijdrage en het eigen aandeel vast.

Hoofdstuk 3. Huishouden voeren

Artikel 6 Vormen van hulp bij het huishouden

De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het voeren van een huishouden, te verstrekken voorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een algemene voorziening;

  • b.

    hulp bij het huishouden in natura;

  • c.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan hulp bij het huishouden.

Artikel 7 Primaat van de algemene voorziening hulp bij het huishouden

  • 1.

    Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g onderdeel 4, 5 en 6 van de Wet kan voor de in artikel 6, onder a vermelde voorziening in aanmerking komen indien:

  • a.

    aantoonbare beperkingen, of

  • b.

    problemen bij het uitvoeren van de mantelzorg;

    het zelf uitvoeren van een of meer huishoudelijke taken onmogelijk maken en de algemene hulp bij het huishouden dit adequaat kan oplossen.

  • 2.

    Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 4, 5 en 6 van de Wet kan voor de in artikel 6, onder b en c vermelde voorzieningen in aanmerking worden gebracht als:

  • a.

    de in artikel 6, onder a genoemde voorziening een onvoldoende oplossing biedt, of;

  • b.

    de in artikel 6, onder a genoemde voorziening niet beschikbaar is.

Artikel 8 Gebruikelijke zorg

In afwijking van het gestelde in artikel 7 komt een belanghebbende niet in aanmerking voor hulp bij het huishouden als tot de leefeenheid waar deze persoon deel van uitmaakt een of meer huisgenoten behoren die wel in staat zijn het huishoudelijk werk te verrichten.

Artikel 9 Omvang van de hulp bij het huishouden

De omvang van de hulp bij het huishouden wordt berekend in uren en uitgedrukt in klassen.

Hoofdstuk 4. Normaal gebruik van de woning

Artikel 10 Vormen van woonvoorzieningen

De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het normale gebruik van de woning, te verstrekken woonvoorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een algemene woonvoorziening;

  • b.

    een woonvoorziening in natura;

  • c.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan een woonvoorziening;

  • d.

    een (forfaitaire) financiële tegemoetkoming in de kosten van een woonvoorziening.

Artikel 11 Primaat algemene woonvoorzieningen

  • 1. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g onderdeel 5 en 6 van de Wet kan voor de in artikel 10, onder a vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen bij het normale gebruik van de woning een aanpassing aan de woning noodzakelijk maken en de algemene woonvoorziening dit adequaat kan oplossen.

  • 2. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 4, 5 en 6 van de Wet kan voor de in artikel 10, onder b en c en d vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht als:

  • a. de in artikel 10 onder a genoemde voorziening een onvoldoende oplossing biedt, of

  • b. de in artikel 10 onder a genoemde voorziening niet beschikbaar is.

Artikel 12 Beperkende voorwaarden vergoeding aanpassing woonwagen en woonschip

  • 1. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g onderdeel 5 en 6 van de Wet kan, in geval van bewoning van een woonwagen, uitsluitend voor de in artikel 10 onder d genoemde voorziening in aanmerking komen indien:

  • a. de technische levensduur van de woonwagen nog minimaal 5 jaar is, en

  • b. de standplaats niet binnen 5 jaar voor opheffing in aanmerking komt;

  • c. de woonwagen ten tijde van de indiening van de aanvraag voor een woonvoorziening bij de gemeente legaal op de standplaats staat;

  • 2. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g onderdeel 5 en 6 van de Wet kan, in geval van bewoning van een woonschip uitsluitend voor de in artikel 10 onder d genoemde voorziening in aanmerking komen indien:

  • a. de technische levensduur van het woonschip nog minimaal 5 jaar is;

  • b. het woonschip nog minimaal 5 jaar op de ligplaats mag blijven liggen;

  • c. het woonschip ten tijde van de indiening van de aanvraag voor een woonvoorziening bij de gemeente legaal op de ligplaats ligt;

Artikel 13 Soorten individuele woonvoorzieningen

De in artikel 10 onder b en c en d genoemde voorzieningen kunnen bestaan uit:

  • a.

    een forfaitaire tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten;

  • b.

    een bouwkundige- of woontechnische woonvoorziening;

  • c.

    een niet bouwkundige- of niet woontechnische woonvoorziening;

  • d.

    een tegemoetkoming in de kosten van onderhoud, keuring en reparatie van een woonvoorziening;

  • e.

    een tegemoetkoming in de kosten in verband met tijdelijke huisvesting;

  • f.

    een tegemoetkoming in de kosten in verband met huurderving;

  • g.

    een uitraasruimte.

Artikel 14 Primaat van de verhuizing

  • 1. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g onderdeel 5 en 6 van de Wet kan voor een tegemoetkoming voor verhuis- en herinrichtingskosten als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a in aanmerking komen wanneer aantoonbare beperkingen het normale gebruik van de woning belemmeren.

  • 2. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g onderdeel 5 en 6 van de Wet kan voor een vergoeding voor woningaanpassing en voor woonvoorzieningen van niet-bouwkundige of woontechnische aard als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder b en c in aanmerking komen indien verhuizing naar een aangepaste of aanpasbare woning niet te realiseren is, niet de goedkoopst compenserende oplossing is of uit maatschappelijk oogpunt onaanvaardbaar is.

  • 3. In afwijking van het bepaalde in lid 2 wordt het primaat van verhuizing niet toegepast voor zover de kosten van de te treffen woonvoorzieningen niet uitkomen boven het in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude genoemde bedrag.

  • 4. Indien een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g onderdeel 5 en 6 van de Wet de aangepaste of aanpasbare woning niet accepteert wordt geen vergoeding verstrekt voor aanpassing van die huidige woning.

Artikel 15 Woon- en verblijfsruimten waarvoor geen woonvoorziening wordt verstrekt

De bepalingen uit dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op het treffen van voorzieningen:

  • a.

    aan woonruimten die niet bedoeld zijn voor permanente zelfstandige bewoning.

  • b.

    in gemeenschappelijke ruimten van woongebouwen voor ouderen en personen met beperkingen.

  • c.

    aan woongebouwen voor ouderen en personen met beperkingen voor wat betreft voorzieningen die bij nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kunnen worden.

Artikel 16 Aanpassen hoofdverblijf en bezoekbaar maken andere woonruimte

  • 1. Een voorziening wordt alleen verstrekt, indien de belanghebbende zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waaraan de voorziening wordt getroffen.

  • 2. Indien belanghebbende zijn hoofdverblijf heeft in een erkende instelling op grond van artikel 5 van de Wet toelating zorginstellingen kan, in afwijking van het eerste lid, uitsluitend een voorziening worden verstrekt voor het bezoekbaar maken van één woonruimte.

  • 3. De aanvraag moet ingediend worden bij de gemeente waar de aan te passen woning staat.

Artikel 17 Weigeringsgronden

De aanvraag voor een woonvoorziening als bedoeld in artikel 13 wordt geweigerd indien:

  • a.

    de noodzaak tot het treffen van de woonvoorziening het gevolg is van een verhuizing waartoe op grond van belemmeringen bij het normale gebruik van de woning geen aanleiding bestond en geen andere belangrijke reden aanwezig was;

  • b.

    belanghebbende niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment beschikbare meest geschikte woning, tenzij tevoren schriftelijk toestemming is verleend door het college;

  • c.

    belanghebbende verhuisd is vanuit of naar een woonruimte die niet geschikt is het gehele jaar door bewoond te worden, of naar een op grond van de Wet toegelaten erkende AWBZ-instelling of een andere instelling gericht op het verstrekken van zorg;

  • d.

    belanghebbende voor het eerst zelfstandig gaat wonen, uitsluitend voor zover de aanvraag een verhuiskostenvergoeding betreft;

  • e.

    de ondervonden problemen bij het normale gebruik van de woning voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen;

  • f.

    de aanvraag betrekking heeft op het treffen van voorzieningen van een hoger niveau dan het uitrustingsniveau voor sociale woningbouw.

Artikel 18 Gemeenschappelijke ruimten

Het college kan een financiële tegemoetkoming verstrekken voor het treffen van de volgende voorzieningen aan een gemeenschappelijke ruimte indien zonder deze woningaanpassing de woonruimte voor belanghebbende ontoegankelijk blijft:

  • a.

    het verbreden van toegangsdeuren;

  • b.

    het aanbrengen van elektrische deuropeners;

  • c.

    de aanleg van een hellingbaan vanaf de openbare weg naar de toegang van het gebouw;

  • d.

    drempelhulpen;

  • e.

    het aanbrengen van een extra trapleuning.

Artikel 19 Doelgroep financiële tegemoetkoming verhuis- en herinrichtingskosten

Het college kan een forfaitaire financiële tegemoetkoming voor verhuis- en herinrichtingskosten als bedoeld in artikel 13 onder a, verstrekken aan:

  • a.

    belanghebbende;

  • b.

    een persoon, die op verzoek van de gemeente, ten behoeve van belanghebbende de woonruimte heeft vrijgemaakt.

Artikel 20 Financiële tegemoetkoming in verband met onderhoud, keuring en reparatie

  • 1. Het college verstrekt slechts een financiële tegemoetkoming in de kosten van onderhoud, keuring en reparatie als bedoeld in artikel 13, onder d, indien de woonvoorziening is verstrekt in het kader van deze verordening, de Wet of de Wet voorzieningen gehandicapten.

  • 2. Indien een persoonsgebonden budget is verstrekt wordt, gedurende de periode waarop het persoonsgebonden budget betrekking heeft, geen vergoeding in de kosten van onderhoud, keuring en reparatie als bedoeld in artikel 13, onder d verstrekt. In het persoonsgebonden budget zijn deze kosten inbegrepen.

Artikel 21 Terugbetaling financiële tegemoetkoming woningaanpassing

Aan het verstrekken van een financiële tegemoetkoming voor een woningaanpassing die leidt tot een toename van de waarde van de woning kan het college de volgende verplichtingen verbinden:

  • a.

    dat, wanneer de woning binnen tien jaar na gereedmelding van de werkzaamheden wordt verkocht, binnen een maand na het passeren van de akte hiervan melding wordt gedaan aan het college;

  • b.

    dat de verstrekte financiële tegemoetkoming naar rato wordt terugbetaald zoals bepaald in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude.

Hoofdstuk 5. Het lokaal verplaatsen

Artikel 22 Vormen van vervoersvoorzieningen

De door het college te verstrekken voorziening, ter compensatie van beperkingen bij het zich lokaal verplaatsen, kan bestaan uit:

  • a.

    een algemene voorziening waaronder een collectieve vervoersvoorziening;

  • b.

    een vervoersvoorziening in natura;

  • c.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan een individuele vervoersvoorziening;

  • d.

    een financiële tegemoetkoming in de kosten van een vervoersvoorziening.

Artikel 23 Recht op een algemene vervoersvoorziening

Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g onderdeel 5 en 6 van de Wet kan voor de in artikel 22, onder a vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen:

  • a.

    het gebruik van het openbaar vervoer of

  • b.

    het bereiken van het openbaar vervoer onmogelijk maken.

Artikel 24 Het primaat van het collectief vervoer

Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g onderdeel 5 en 6 van de Wet kan voor de in artikel 22, onder b, c en d vermelde voorzieningen in aanmerking worden gebracht indien:

  • a.

    aantoonbare beperkingen het gebruik van een algemene voorziening, waaronder een collectief vervoerssysteem als bedoeld in artikel 22, onder a, onmogelijk maken, dan wel

  • b.

    een collectief vervoerssysteem als bedoeld in artikel 22, onder a niet aanwezig is.

Artikel 25 Omvang in gebied en in kilometers

  • 1. De te verstrekken vervoersvoorziening voorziet in de vervoersbehoefte in de directe woon- en leefomgeving met een omvang per jaar van in ieder geval 1500 kilometer.

  • 2. In aanvulling op het eerste lid kan een vervoersvoorziening voor een bovenregionale verplaatsing uitsluitend verstrekt worden wanneer het vervoer betrekking heeft op een contact dat noodzakelijk is om dreigende vereenzaming te voorkomen.

Artikel 26 Aanspraak op een vervoersvoorziening voor AWBZ-bewoners

In geval een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g onderdeel 5 en 6 van de Wet het hoofdverblijf heeft in een erkende instelling op grond van artikel 5 van de Wet toelating zorginstellingen wordt geen voorziening verstrekt voor het vervoer van en naar door de instelling georganiseerde (recreatieve) activiteiten en/of aangeboden voorzieningen.

Hoofdstuk 6. Verplaatsen in en om de woning en sportvoorziening

Artikel 27 Vormen van rolstoelvoorzieningen

De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het verplaatsen in en om de woning, dan wel voor sportbeoefening te verstrekken (rolstoel)voorziening inclusief onderhoud, reparatie en verzekering kan bestaan uit:

  • a.

    een algemene voorziening waaronder een algemene rolstoelvoorziening;

  • b.

    een rolstoelvoorziening in natura;

  • c.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan een rolstoelvoorziening;

  • d.

    een forfaitaire financiële tegemoetkoming te besteden aan een sportvoorziening.

Artikel 28 Incidenteel en dagelijks rolstoelgebruik en sportvoorziening

  • 1. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid onder g, onderdeel 5 en 6 van de Wet kan voor de in artikel 27, onder a vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen incidenteel verplaatsen in en om de woning noodzakelijk maken en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de AWBZ of een andere wettelijke regeling geen adequate oplossing bieden.

  • 2. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid onder g, onderdeel 5 en 6 van de Wet kan voor de in artikel 27, onder b en c vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien:

  • a. aantoonbare beperkingen het gebruik van een voorziening als bedoeld in artikel 27, onder a, onmogelijk maken dan wel;

  • b. een voorziening als bedoeld in artikel 27, onder a niet aanwezig is.

  • 3. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid onder g, onderdeel 5 en 6 van de Wet kan voor de in artikel 27, onder d vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen het sporten zonder sportvoorziening onmogelijk maken.

Hoofdstuk 7. Verkrijgen van voorzieningen

Artikel 29 Aanvraag

Een aanvraag moet schriftelijk of elektronisch worden ingediend bij de gemeente.

Artikel 30 Inlichtingen, onderzoek en advies

  • 1. Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang is voor de beoordeling van het recht op een voorziening, belanghebbende

  • a. op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en hem te bevragen;

  • b. op een door het college te bepalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen bevragen.

  • 2. Het college kan een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies vragen indien:

  • a. het om een aanvraag gaat waarbij, naar het oordeel van het college, de beperkingen niet voldoende kunnen worden geobjectiveerd;

  • b. hij dat overigens gewenst vindt.

  • 3. Belanghebbende is verplicht aan het college of de door hem aangewezen adviesinstantie die gegevens te verschaffen of te doen verschaffen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag.

  • 4. Bij de advisering zoals genoemd in het eerste lid wordt gebruik gemaakt van de systematiek zoals neergelegd in de International Classification of Functions, Disabilities and Impairments, de ICF classificatie.

  • 5. Het college stemt de individuele voorzieningen samenhangend af op de situatie van de belanghebbende, waarbij rekening wordt gehouden met de persoonskenmerken, de behoeften en omstandigheden van de belanghebbende, alsmede met de capaciteit van de belanghebbende om uit het oogpunt van kosten zelf in maatregelen te voorzien.

Artikel 31 Wijzigingen in de situatie

Degene aan wie op basis van deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht aan het college mededeling te doen van alle feiten en omstandigheden waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op de aanspraak op een voorziening.

Artikel 32 Intrekking en beëindigen van een voorziening

  • 1. Het college kan een besluit, genomen op grond van deze verordening, geheel of gedeeltelijk intrekken indien:

  • a. niet is voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening;

  • b. op grond van gegevens beschikt is en gebleken is dat de gegevens zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen.

  • 2. Een besluit tot verlening van een (forfaitaire) financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget wordt ingetrokken indien blijkt dat de tegemoetkoming of het budget na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor deze is verstrekt of wanneer niet is voldaan aan de verantwoordingsvereisten zoals vastgelegd in de gemeentelijke regelgeving.

  • 3. Het college kan het recht op een voorziening verstrekt op grond van deze verordening beëindigen indien de omstandigheden dusdanig zijn gewijzigd dat de verstrekte voorziening niet langer adequaat en/of compenserend is.

Artikel 33 Terugvordering

  • 1.

    In geval het besluit tot toekenning van een voorziening is ingetrokken, wordt een al uitbetaald(e) (forfaitaire) financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget teruggevorderd.

  • 2.

    In geval het besluit tot verstrekking van een voorziening in eigendom is ingetrokken, wordt de voorziening teruggevorderd.

  • 3.

    Indien mogelijk wordt een vordering verrekend met een toegekend maar nog niet uitbetaald

persoonsgebonden budget.

Artikel 34 Heronderzoeken

Het college kan periodiek een heronderzoek ten aanzien van de rechtmatigheid van de verstrekte voorziening verrichten.

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

Artikel 35 Nadere regelgeving

  • 1. Het college legt de hoogte van een (forfaitaire) financiële tegemoetkoming of het persoonsgebonden budget voor een voorziening vast in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude.

  • 2. De wijze waarop het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld, wordt door het college vastgelegd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude.

  • 3. Het college is bevoegd in aanvulling op deze verordening nadere regels te stellen over de verantwoording, verstrekking, beëindiging, terugvordering en intrekking van voorzieningen.

Artikel 36 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 37 Indexering

Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude opgenomen en op deze verordening gebaseerde bedragen aanpassen conform de ontwikkelingen van de prijsindex voor gezinsconsumptie volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Artikel 38 bekendmaking en inwerkingtreding

Deze verordening wordt bekend gemaakt in de gemeentekrant Maak-kennis-met-Haarlemmerliede-en-Spaarnwoude van 24 december 2012 en op Overheid.nl en treedt in werking met ingang van 1 januari 2013.

Artikel 39 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude 2013.

Toelichting bij de Verordening Maatschappelijke Ondersteuning.

Algemene toelichting

Op grond van artikel 5 van de Wmo stelt de gemeenteraad bij Verordening regels vast over de te verlenen voorzieningen en de voorwaarden waaronder personen die een aanspraak hebben op dergelijke voorzieningen, recht hebben op het ontvangen van die voorziening in natura, het ontvangen van een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget.

De Kanteling

De Kanteling is een project van de VNG waarin gemeenten gestimuleerd worden om het compensatiebeginsel uit de Wmo zodanig vorm te geven, dat mensen met een beperking betere kansen hebben om volwaardig mee te doen aan de samenleving.

In “het gesprek”, een open gesprek waarin samen met de persoon die compensatie behoeft een zo volledig mogelijke inventarisatie gemaakt wordt van zijn situatie, zijn mogelijkheden en onmogelijkheden, zijn wensen en individuele specifieke kenmerken en de problemen die om een oplossing vragen, wordt de ondersteuningsbehoefte van de burger in kaart gebracht. Op basis hiervan kan bekeken worden welke mogelijkheden er zijn om dit resultaat te bereiken met oplossingen die al voorhanden zijn, zoals eigen mogelijkheden, (wettelijk) voorliggende voorzieningen, algemene voorzieningen, algemeen gebruikelijke voorzieningen of collectieve voorzieningen. Daarna wordt duidelijk op welke punten nog individuele voorzieningen nodig zijn.

Uitgangspunt is de eigen kracht van mensen en hun mogelijkheden om zelfstandig en zelfredzaam te zijn.Wanneer de eigen mogelijkheden van inwoners ontoereikend zijn, heeft de gemeente de taak om het zelfstandig en zelfredzaam deelnemen aan de samenleving te faciliteren (compensatiebeginsel).

Voorgaande betekent dat het gesprek centraal staat bij de toegang tot voorzieningen. Dit gesprek moet leiden tot oplossingen voor de ondervonden belemmeringen, met als sluitstuk een beroep op de individuele voorzieningen uit prestatieveld 6 van de Wmo. De Verordening en deze beleidsregels vormen de juridische basis voor de verstrekkingen.

Het compensatiebeginsel

Bij de toepassing van het compensatiebeginsel is het uitgangspunt dat de eigen kracht en de mogelijkheden van inwoners worden aangesproken en ingezet om de participatieproblemen die zij tegenkomen, zoveel mogelijk zelf of met behulp van hun sociale omgeving op te lossen. Het uitgangspunt is dat we compenseren waar de eigen mogelijkheden, die van het sociaal netwerk en/of de algemene voorzieningen ontoereikend zijn. Dit is verwerkt in artikel 2, lid 1 sub a van de Verordening.

Maatwerk

Bij het verstrekken van voorzieningen staat maatwerk centraal. In de wet (artikel 5 Wmo) is de bepaling opgenomen dat het verstrekken van voorzieningen samenhangend afgestemd dient te worden op de situatie van de aanvrager. Dit betekent dat rekening gehouden moet worden met de persoonskenmerken, omstandigheden, specifieke behoeften en mogelijkheden van de aanvrager. Om hier zo goed mogelijk vorm aan te geven, zal in de praktijk individueel maatwerk geleverd moeten worden. Hierbij staat centraal dat met de inzet van een voorziening de beperking zo passend mogelijk wordt gecompenseerd (artikel 30, lid 5 van de Verordening).

Artikelsgewijze toelichting

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Ad a. Algemeen gebruikelijk

Het is onder de Wet maatschappelijke ondersteuning niet de bedoeling dat de gemeente

voorzieningen verstrekt waarover de aanvrager, gezien zijn individuele situatie, ook zonder zijn belemmeringen zou kunnen beschikken. Deze voorzieningen worden als algemeen gebruikelijk beschouwd. Wat in een concrete situatie als algemeen gebruikelijk te beschouwen is, hangt af van de geldende maatschappelijke normen van het moment van de aanvraag. Het begrip heeft vaak voor verwarring gezorgd, omdat algemeen gebruikelijke voorzieningen soms wel specifiek voor een handicap worden aangeschaft, maar vanwege hun algemeen gebruikelijke karakter toch niet vergoed worden. Om duidelijk te maken wat in de wet verstaan wordt onder dit begrip is de begripsomschrijving vanuit de jurisprudentie in de Verordening opgenomen. Het gaat daarbij om voorzieningen:

  • -

    die in de reguliere handel verkrijgbaar zijn;

  • -

    die niet speciaal voor personen met beperkingen bedoeld zijn;

  • -

    die niet aanzienlijk duurder zijn dan vergelijkbare producten met hetzelfde doel.

Ad b. Algemene voorziening

Een algemene voorziening is vrij toegankelijk voor iedere inwoner van Haarlemmerliede en Spaarnwoude die op grond van de toelatingscriteria van de voorziening zelf daarvoor in aanmerking komt. Het gaat hier om laagdrempelig toegankelijke en direct beschikbare voorzieningen. Daarbij valt te denken aan een scala van al bestaande of nog te ontwikkelen voorzieningen: collectief vervoer, scootermobielpools, algemene woonvoorzieningen als klussendiensten en voorzieningendepots, rolstoelpools en vrijwilligersdiensten. De verstrekkingsprocedure is eenvoudiger dan bij individuele voorzieningen, er is een beperkte toegangsbeoordeling.

Ad e. Beperkingen

Er is voor gekozen om de invulling van het begrip ‘beperkingen’ te koppelen aan de activiteiten die worden genoemd in het International Classification of Functioning, Disability and Health (ICF). Het gaat hier om de activiteiten die nodig zijn om zelfstandig een huishouden te voeren, zich in en om de woning te verplaatsen, zich lokaal te verplaatsen, medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan. Hierdoor kan er gewerkt worden met een uniform referentiekader aan de hand waarvan de situatie van de aanvrager in beeld wordt gebracht.

Ad j. Eigen bijdrage of eigen aandeel

De bevoegdheid voor het vragen van een eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten van een voorziening vloeit voort uit artikel 15 lid 1 van de wet. Deze wordt op het inkomen afgestemd. In het Besluit maatschappelijke ondersteuning wordt bepaald voor welke voorzieningen (g)een eigen bijdrage of eigen aandeel wordt gevraagd.

Ad k. financiële tegemoetkoming

Een financiële tegemoetkoming is een geldbedrag dat is bedoeld als bijdrage in de kosten van (de aanschaf van) een door het college bepaalde voorziening. Een financiële tegemoetkoming kan afhankelijk worden gesteld van het inkomen van de aanvrager. De aanvrager betaalt dan mee in de vorm van een eigen aandeel. Samen met dit eigen aandeel is de financiële tegemoetkoming kostendekkend.

Een forfaitaire financiële tegemoetkoming is een bedrag dat los van de kosten en los van het inkomen wordt vastgesteld. Deze voorziening is niet altijd kostendekkend.

Ad l. Gebruikelijke zorg

Als in een leefeenheid meerderjarige personen wonen, hebben zij gezamenlijk de taak al het zich voordoende huishoudelijke werk te verrichten.

Ad o. Leefeenheid

De leefeenheid is gedefinieerd om aan te geven wie behoort tot de leefeenheid, waarop een beroep kan worden gedaan in het kader van de gebruikelijke zorg. Gebruikelijke zorg kan zowel door meerderjarige als minderjarige huisgenoten worden geleverd; zij het dat het beroep op de laatste groep afgestemd wordt op de leeftijd.

Kamerbewoners en kostgangers behoren niet tot de leefeenheid.

Ad p. Mantelzorger

De persoon die langdurige zorg verleent, niet in het kader van een hulpverlenend beroep, aan een hulpbehoevende uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt;

Ad r. Persoon met beperkingen

De term ‘aantoonbaar’ is toegevoegd om te voorkomen dat de subjectieve ervaring het enige criterium vormt voor het vaststellen van de participatieproblemen. De mate van beperking zal door een professional op basis van zijn of haar deskundigheid vastgesteld worden.

Ad v. Voorziening in natura

Naturavoorzieningen zijn voorzieningen die niet in de vorm van een geldbedrag worden verstrekt.

Ad x. Wettelijke voorliggende voorziening

Wettelijk voorliggende voorzieningen zijn voorzieningen die in wet- en regelgeving vastgesteld zijn. Voorbeelden zijn onder meer de Zorgverzekeringswet, de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, de Wet op de kinderopvang en de verschillende arbeidsongeschiktheidswetten.

Artikel 2 Voorwaarden

Artikel 2 lid 1

Ad a.

Dit artikel is opgenomen om recht te doen aan het uitgangspunt dat de individuele voorziening het sluitstuk is om te komen tot het resultaat dat burgers ondanks hun beperkingen weer kunnen participeren. Startend vanuit de eigen mogelijkheden en die van het sociaal netwerk, (wettelijk) voorliggende en algemene voorzieningen, wordt onderzocht welke mogelijkheden er zijn om het participatieprobleem op te lossen.

Ad b.

Wat noodzakelijk is, is afhankelijk van de individuele situatie. De langdurigheid wordt in principe pas aanwezig geacht wanneer de voorziening langer dan zes maanden nodig zal zijn. Het kan echter in bijzondere omstandigheden ook gaan om een kortere termijn. Daarbij moet dan met name gedacht worden aan een situatie waarbij mensen in een terminaal ziektestadium verkeren.

Ad c.

Voorzieningen die in het kader van deze Verordening worden verstrekt dienen naar objectieve maatstaven gemeten in ieder geval compenserend te zijn, waarbij de goedkoopst compenserende voorziening wordt verstrekt.

Het is uiteraard wel mogelijk een voorziening te verstrekken die duurder is dan de goedkoopst compenserende voorziening, mits de aanvrager bereid is het prijsverschil uit eigen middelen te betalen.

Artikel 2 lid 2

Ad a.

Om te voorkomen dat het aanspreken van eigen kracht, sociaal netwerk, voorliggende en algemene voorzieningen een kwestie van vrijblijvendheid is, is expliciet in de Verordening opgenomen dat de aanwezigheid en beschikbaarheid van deze oplossing, reden kan zijn de aangevraagde individuele voorziening te weigeren.

Ad b.

In sommige gevallen gebruiken mensen al voorzieningen en doen zij na het optreden van een beperking een aanvraag op grond van de Wet. Deze situatie kan leiden tot de conclusie dat het optreden van beperkingen geen meerkosten met zich meebrengt.

Ad c.

Wat algemeen gebruikelijk is, hangt in beginsel af van de aard van de gevraagde voorziening. Daarnaast speelt de individuele (financiële) situatie van de aanvrager een rol, bezien in relatie tot de maatschappelijke normen op het moment van de aanvraag. Uit de jurisprudentie blijkt dat een uitzondering zich voordoet als het inkomen van de aanvrager onder het in diens situatie geldende bijstandsniveau dreigt te raken als gevolg van de aanschaf van de voorziening. Een andere uitzondering doet zich voor bij een plotseling optredende beperking waardoor zaken vervangen moeten worden die nog niet afgeschreven zijn.

Ad d. Om te bepalen waar iemand woonachtig is wordt gekeken naar de feitelijke. De inschrijving in de GBA zal met de feitelijke situatie in overeenstemming moeten worden gebracht. Staat iemand niet ingeschreven dan wordt in beginsel geen voorziening verstrekt. Uitzondering is de situatie dat woningaanpassingen nodig zijn om een voorgenomen verhuizing te kunnen realiseren. Het voornemen om op korte termijn in de gemeente woonachtig te worden moet met bewijsstukken aannemelijk worden gemaakt.

Ad e.

Met deze bepaling wordt gedoeld op de situatie dat de aanvrager een voorziening heeft aangeschaft voordat op de aanvraag is beslist. Doordat de voorziening al aanwezig is vervalt de noodzaak tot compensatie.

Hoofdstuk 2 Verstrekking van voorzieningen, eigen bijdrage en eigen aandeel

Artikel 3 Mogelijke verstrekkingswijzen

Een individuele voorziening kan verstrekt worden in natura, als (forfaitaire) financiële tegemoetkoming of als persoonsgebonden budget.

Bij verstrekking in natura wordt de voorziening daadwerkelijk voor de belanghebbende geregeld. Daarbij kan worden gedacht aan verstrekking in bruikleen, huur, eigendom of aan dienstverlening.

Als alternatief voor een voorziening in natura kan een PGB worden verstrekt.

Een financiële tegemoetkoming wordt verstrekt voor een voorziening die niet in natura kan worden verstrekt. Het betreft hier een bouwkundige of woontechnische ingreep in of aan een woonruimte. Een financiële tegemoetkoming wordt vastgesteld op basis van de werkelijke kosten.

Een forfaitaire financiële tegemoetkoming is een bedrag dat los van de werkelijke kosten wordt vastgesteld. Het is dus niet per se een kostendekkend bedrag. Te denken valt aan een verhuiskostenvergoeding of een auto- of taxikostenvergoeding.

Artikel 4 Persoonsgebonden budget

Artikel 4 lid 1

Het persoonsgebonden budget is de financiële tegenhanger van de verstrekking in natura. Alleen bij toekenning van individuele voorzieningen is de keuze tussen voorziening in natura en een persoonsgebonden budget mogelijk. Algemene voorzieningen vallen hierbuiten.

Artikel 4 lid 3

De hoogte van het persoonsgebonden budget is gekoppeld aan de tegenwaarde van de te verstrekken goedkoopst compenserende voorziening. Dit is nader uitgewerkt in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude.

Artikel 4 lid 4

De Centrale Raad van Beroep heeft bepaald dat met een PGB hulp, gelijkwaardig aan hulp in natura, moet kunnen worden ingekocht. Die gelijkwaardigheid geldt ten aanzien van: kwaliteitswaarborgen, arbeidsvoorwaarden, scholingsfaciliteiten en continuïteit. Wanneer iemand geen gelijkwaardige hulp inkoopt volstaat een lager tarief.

Artikel 4 lid 9

Een PGB voor hulp bij het huishouden wordt per kalenderjaar berekend en per kwartaal uitbetaald. Het uitbetaalde budget moet worden besteed in het kwartaal waarvoor het verstrekt is.

Artikel 4 lid 10

Het college kan onderzoeken of het PGB besteed is aan het doel waarvoor het verstrekt is. Voor de hulp bij het huishouden vindt er een steekproefsgewijze controle plaats. Hierbij wordt een vooraf bepaald gedeelte van de verstrekte persoonsgebonden budgetten gecontroleerd via het opvragen van gegevens bij de budgethouders.

Artikel 4 lid 11

Mocht uit de controle blijken dat er aanleiding is het toegekende PGB van de budgethouder terug te vorderen, dan dient de in hoofdstuk 7 genoemde procedure te worden gevolgd. Wanneer er aanspraak bestaat op betaling van PGB voor een komend kwartaal kan het teruggevorderde bedrag daarmee worden verrekend.

Artikel 5 Eigen bijdragen en eigen aandeel

Artikel 15 van de Wet biedt de mogelijkheid bij verstrekking van een voorziening in natura of een PGB een eigen bijdrage te vragen. Artikel 19 van de Wet biedt de mogelijkheid de hoogte van de financiële tegemoetkoming af te stemmen op het inkomen: het zogeheten eigen aandeel. In dit artikel stelt de raad vast dat van deze mogelijkheid gebruik wordt gemaakt en geeft het college de bevoegdheid de bepalingen hiervoor vast te leggen in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude.

Hoofdstuk 3 Huishouden voeren

Artikel 6 Vormen van hulp bij het huishouden

Hulp bij het huishouden kan in drie vormen als voorziening worden aangeboden.

Ad a.

Onder een algemene voorziening wordt verstaan: een snelle en eenvoudige dienstverleningsoplossing zonder veel administratieve rompslomp voor gemeente en belanghebbende.

Ad b.

Onder hulp bij het huishouden in natura wordt verstaan: een vorm van persoonlijke dienstverlening. Het verschil zit echter in de verstrekkingsprocedure, die meer op de persoon is afgestemd.

Ad c.

Onder een persoonsgebonden budget (PGB) voor hulp bij het huishouden wordt verstaan: een geldbedrag waarmee de aanvrager zelf hulp moet inhuren.

Artikel 7 Primaat van de algemene hulp bij het huishouden

Artikel 7 lid 1

Algemeen aangeboden hulp bij het huishouden is in de vorm van een primaat in deze Verordening neergelegd. Dat houdt in dat in eerste instantie wordt bezien of deze vorm van hulp bij het huishouden het probleem op adequate wijze kan oplossen.

Artikel 8 Gebruikelijke zorg

Bij het vaststellen van de aanspraak op hulp bij het huishouden wordt beoordeeld of en inhoeverre andere personen binnen de leefeenheid zelf de problemen kunnen oplossen. Dit heet gebruikelijke zorg. Voor zover de ondervonden problemen op deze wijze kunnen worden opgelost, is er geen aanspraak op hulp bij het huishouden. In de door het college vast te stellen beleidsregels wordt uitgewerkt hoe de gebruikelijke zorg wordt bepaald.

Hoofdstuk 4 Normaal gebruik van de woning

Artikel 10 Vormen van woonvoorzieningen

Ad a. algemene woonvoorziening: hierbij moet worden gedacht aan de mogelijkheid om snel oplossingen voor vaak minder complexe woonproblemen te krijgen. Te denken valt aan klussendiensten die kleine aanpassingen uitvoeren (bijvoorbeeld het plaatsen van beugels).

Artikel 11 Primaat algemene woonvoorzieningen

Algemeen aangeboden woonvoorzieningen zijn in de vorm van een primaat in deze Verordening neergelegd. Dat houdt in dat in eerste instantie wordt bezien of zo het probleem op adequate wijze kan worden opgelost.

Artikel 12 Beperkende voorwaarden vergoeding aanpassing woonwagen en woonschip

Een financiële tegemoetkoming voor het treffen van een voorziening van bouwkundige of woontechnische aard aan een woonwagen of woonschip wordt alleen verstrekt als deze voldoet aan de eisen uit de Verordening. Dit om te voorkomen dat de investering van de gemeente te snel verloren gaat.

Artikel 13 Soorten individuele woonvoorzieningen

Ad a.

De tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten is een forfaitaire financiële tegemoetkoming en staat los van de kosten en het inkomen. De hoogte wordt vastgelegd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude.

Ad b en c.

Een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening is een aanpassing van de woning zelf.

Een niet bouwkundige of niet woontechnische woonvoorziening is een voorziening die niet nagelvast aan de woning is bevestigd.

Ad e

In die gevallen waarin de persoon met beperkingen tijdens het aanbrengen van de voorzieningen niet in de woonruimte kan blijven wonen en om deze reden tijdelijk naar een andere woonruimte moet uitwijken, kan voor de periode dat dit noodzakelijk is een tegemoetkoming in de dubbele woonlasten worden verstrekt.

Ad f.

Indien een aangepaste woning tijdelijk leeg staat, in afwachting van een nieuwe bewoner, kan aan de eigenaar derving van huur gecompenseerd worden.

Ad g.

Een uitraasruimte is een ruimte die gedefinieerd kan worden als een verblijfsruimte, waarin een persoon die tengevolge van een beperking in de vorm van een gedragsstoornis ernstig ontremd gedrag vertoont, zich kan afzonderen of tot rust kan komen. Het zal in de regel gaan om een kleine, veilige en prikkelarme ruimte.

Artikel 15 Woon- en verblijfsruimten waarvoor geen woonvoorziening wordt verstrekt

Door dit artikel zijn enerzijds alle woonsituaties die niet gericht zijn op een permanent zelfstandig hoofdverblijf uitgesloten, zoals hotels, kloosters, pensions, trekkerswoonwagens, AWBZ- instellingen, vakantiewoningen, tweede woningen, panden of ruimten bestemt voor kamerverhuur.

Anderzijds zijn uitgesloten situaties waarbij gezien de aard van het soort gebouw verondersteld mag worden dat bepaalde voorzieningen standaard aanwezig zijn.

Artikel 16 Aanpassen hoofdverblijf en bezoekbaar maken andere woonruimte

Artikel 16 lid 1

Het is noodzakelijk de zinsnede 'of zal hebben' op te nemen voor situaties waarin de aanvrager naar een andere gemeente wil verhuizen en in die gemeente een woning wil laten bouwen of aanpassen voordat deze daadwerkelijk wordt betrokken.

Artikel 16 lid 2

AWBZ-bewoners zijn uitgesloten van het recht op woonvoorzieningen. Een uitzondering hierop wordt gemaakt voor het bezoekbaar maken van een woonruimte voor bezoek aan ouders of andere familieleden. Het begrip “bezoekbaar maken” wordt in de beleidsregels nader uitgewerkt.

Artikel 17 Weigeringsgronden

Ad a.

Onder a wordt de niet noodzakelijke verhuizing genoemd als weigeringsgrond voor woonvoorzieningen. Uitzondering op deze bepaling is de zogeheten “belangrijke reden”. Dit wordt uitgewerkt in de beleidsregels.

Ad b.

Als een persoon met beperkingen verhuist, zal deze moeten zoeken naar een zo geschikt mogelijke woning.

Ad f.

Voor het vaststellen van het uitrustingsniveau van de woonvoorziening wordt aangesloten bij de normen zoals die worden gehanteerd in de sociale woningbouw. Woonvoorzieningen die op dat uitrustingsniveau worden verstrekt, zijn in beginsel toereikend; duurdere of andere voorzieningen hoeven niet te worden verstrekt. Uiteraard is het mogelijk dat de aanvrager kiest voor een hoger uitrustingsniveau als hij de meerkosten zelf draagt.

Artikel 19 Doelgroep tegemoetkoming verhuis- en herinrichtingskosten

Een forfaitaire financiële tegemoetkoming voor verhuis- en herinrichtingskosten kan verstrekt worden aan een persoon met beperkingen die naar een geschikte (aangepaste) of een goedkoper dan de huidige woonruimte aan te passen woonruimte is verhuisd.

Een dergelijke tegemoetkoming kan ook worden verstrekt aan een derde, indien op deze wijze een aangepaste of geschikte woonruimte vrij komt voor een persoon met beperkingen. De vergoeding dient ter stimulering van het vrijmaken van de woning.

Artikel 20 Financiële tegemoetkoming in verband met onderhoud, keuring en reparatie

Artikel 20 lid 1

De kosten van onderhoud, keuring en reparatie van een voorziening komen in aanmerking voor vergoeding. De normbedragen voor keuring en onderhoud staan vermeld in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude.

Artikel 21 Terugbetaling financiële tegemoetkoming woningaanpassing

In de toekennende beschikking wordt de eigenaar van de woning op de verplichting tot terugbetaling gewezen. De periode van de verplichting tot terugbetaling van (een deel van) de financiële tegemoetkoming is beperkt tot tien jaar. De eigenaar is verplicht de verkoop te melden aan het College.

De financiële tegemoetkoming moet, onder aftrek van het eigen aandeel, naar rato worden terugbetaald. Bij verkoop binnen het eerste jaar wordt 100% van de tegemoetkoming teruggevorderd. Bij verkoop in het tiende jaar wordt nog 10% van de tegemoetkoming teruggevorderd.

Hoofdstuk 5 Het lokaal verplaatsen

Artikel 24 Het primaat van het collectief vervoer

Artikel 24 geeft het primaat van de algemene voorzieningen aan boven de individuele verstrekkingen zoals genoemd onder b, c en d van artikel 22.

Individuele voorzieningen kunnen ook in aanvulling op het collectief vervoer verstrekt worden. Dit is het geval wanneer het collectief vervoer de vervoersbehoefte van de belanghebbende niet voldoende compenseert. Volgens de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep is dit van bijzonder belang bij mensen die slechts zeer beperkt mobiel zijn (mensen met een loopafstand van maximaal 100 meter). Alleen collectief vervoer is voor deze categorie mensen geen adequate compenserende voorziening.

Artikel 25 Omvang in gebied en in kilometers

De zorgplicht voor vervoer beperkt zich tot verplaatsingen in het kader van het leven van alledag in de directe woon- of leefomgeving. De Wet spreekt nu in artikel 4 lid 1 onder c over ‘het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel’.

Volgens vaste jurisprudentie moet een vervoersvoorziening of een combinatie van voorzieningen de mogelijkheid bieden om op jaarbasis minimaal 1500 kilometer af te kunnen leggen.

Hoofdstuk 6 Verplaatsen in en om de woning

Artikel 27 Vormen van rolstoelvoorzieningen

Dit artikel geeft de mogelijkheid om de incidenteel noodzakelijke rolstoel te verstrekken, via een algemene rolstoelvoorziening.

Voor een sportvoorziening kan in het kader van deze Verordening een forfaitaire financiële tegemoetkoming worden verstrekt. De hoogte van deze forfaitaire vergoeding wordt in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude vastgelegd.

Artikel 28 Incidenteel en dagelijks rolstoelgebruik en sportvoorziening

In dit artikel is geregeld dat een aanvrager voor een rolstoel uit een rolstoelpool in aanmerking kan komen als het gaat om incidenteel gebruik van de rolstoel, terwijl een rolstoel in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget verstrekt zal worden als de rolstoel voor het dagelijks zittend verplaatsen in en om de woning langdurig noodzakelijk is.

Hoofdstuk 7 Het verkrijgen van voorzieningen

Artikel 29 Aanvraag

“Het gesprek” maakt onderdeel uit van de aanvraag. Dit is een open gesprek waarin samen met de persoon die compensatie behoeft een zo volledig mogelijke inventarisatie gemaakt wordt van zijn situatie, zijn mogelijkheden en onmogelijkheden, zijn wensen en individuele specifieke kenmerken en de problemen die om een oplossing vragen, wordt de ondersteuningsbehoefte van de burger in kaart gebracht. Op basis hiervan kan bekeken worden welke mogelijkheden er zijn om te compenseren met oplossingen die al voorhanden zijn, zoals eigen mogelijkheden, (wettelijk) voorliggende voorzieningen, algemene voorzieningen, algemeen gebruikelijke voorzieningen of collectieve voorzieningen. Daarna wordt duidelijk op welke punten nog individuele voorzieningen nodig zijn.

Het gesprek moet leiden tot oplossingen voor de ondervonden belemmeringen, met als sluitstuk een beroep op de individuele voorzieningen uit prestatieveld 6 van de Wmo.

Artikel 33 Terugvordering

De wet bevat geen bepalingen omtrent terugvordering van voorzieningen, wat reden is om deze mogelijkheid op te nemen in de Verordening. Indien er, naar later blijkt, ten onrechte is uitbetaald of geleverd (voorziening in natura) is, kan het college de voorziening geheel of gedeeltelijk terugvorderen.

Van de terugvorderingsmogelijkheid zal in ieder geval gebruik worden gemaakt indien er aan de zijde van de aanvrager sprake is van verwijtbaarheid.

Wanneer een (deel van een) PGB wordt teruggevorderd en er bestaat nog recht op betaling van een PGB voor de komende periode dan kan dit worden verrekend met het uit te betalen bedrag. Het gaat hier meestal om een PGB voor hulp bij het huishouden.

Van deze bepaling kan worden afgeweken wanneer er een betalingsregeling wordt getroffen en deze wordt nagekomen.

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

Artikel 36 Hardheidsclausule

Artikel 36 bepaalt dat het college in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager kan afwijken van de bepalingen van deze Verordening. Het gebruik maken van de hardheidsclausule moet beschouwd worden als een uitzondering en niet als een regel. Het college moet in verband met precedentwerking dan ook duidelijk aangeven waarom in een bepaalde situatie van de Verordening wordt afgeweken.