Subsidieverordening 2013

Geldend van 01-04-2013 t/m heden

Intitulé

Subsidieverordening 2013

Subsidieverordening 2013

De raad van de gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude;

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 19 februari 2013

Besluit:

De Subsidieverordening 2010 van de gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude in te trekken en de Subsidieverordening 2013 van de gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude vast te stellen.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 23 april 2013

De griffier, De voorzitter,

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1.

    Subsidie : Een aanspraak op financiële middelen door de gemeente aan een instelling verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van die instelling, anders dan als betaling voor aan de gemeente geleverde goederen of diensten.

  • 2.

    Exploitatiesubsidie: Een subsidie van jaarlijks € 10.000,- of meer aan instellingen voor activiteiten. Het bedrag kan jaarlijks worden geïndexeerd bij besluit van burgemeester en wethouders.

  • 3.

    Waarderingssubsidie: Een subsidie van minder dan jaarlijks € 10.000,- aan instellingen voor activiteiten die voor de gemeente van belang worden geacht, zonder deze naar aard of inhoud te willen beïnvloeden.

  • 4.

    Budgetsubsidie: Een subsidie van minder dan jaarlijks € 500,- aan instellingen voor activiteiten die voor de gemeente van belang worden geacht, zonder deze naar aard of inhoud te willen beïnvloeden.

  • 5.

    Eenmalige subsidie: Een subsidie aan instellingen die wordt toegekend ten behoeve van een eenmalige activiteit en / of experiment, niet zijnde een bijdrage in een investering.

  • 6.

    (regionale) Wmo subsidie: een subsidie naast de algemene subsidies die onder de 9 beleidsvelden van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo) valt.

  • 7.

    Beleidssector: Een specifiek deel van het gemeentelijk beleid, waarop door aanvrager producten / prestaties worden uitgevoerd.

  • 8.

    Subsidieplafond: Het bedrag per beleidssector dat als subsidie in de goedgekeurde gemeentebegroting is opgenomen.

  • 9.

    Welzijn : activiteiten op het terrein van onderwijs (niet vallende onder enige wettelijke bepaling voor Primair Onderwijs, Voortgezet Onderwijs, Hoger Beroepsonderwijs en Universitair Onderwijs), bibliotheekwerk, muzikale vorming, sport & recreatie, oudheidkunde, kunst, musea, maatschappelijke begeleiding en advies, sociaal-cultureel werk, basisgezondheidszorg, amateurkunst, jongeren, ouderenbeleid en minderhedenbeleid.

  • 10.

    Gemeente: Gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude

  • 11.

    Burgemeester en wethouders: burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude

  • 12.

    De commissie: de commissie raadsvoorbereiding van de gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude.

Artikel 2 Rechtspersoonlijkheid

  • 1. Subsidie wordt slechts verleend aan rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid.

  • 2. In bijzondere gevallen kunnen burgemeester en wethouders, in afwijking van het gestelde in het eerste lid, subsidie verlenen aan instellingen zonder volledige rechtsbevoegdheid.

  • 3. Natuurlijke personen zijn van subsidie uitgesloten.

Artikel 3 Reikwijdte van de verordening

  • 1. Deze verordening is van toepassing op alle door de gemeente toe te kennen subsidies op het terrein van welzijn zoals bedoeld in artikel 1.

  • 2. Deze verordening is niet van toepassing op:

    • a.

      Het toekennen van donaties, zijnde geldelijke bijdragen waarvoor de ontvangers geen directe tegenprestaties behoeven te leveren.

    • b.

      Contributies, zijnde geldelijke bijdragen op grond van lidmaatschappen van de gemeente;

    • c.

      Geldelijke bijdragen aan gemeenschappelijke regelingen waaraan de gemeente deelneemt of geldelijke bijdragen aan andere gemeenten.

    • d.

      Geldelijke bijdragen welke worden toegekend op grond van de subsidieverordening onderhoud gemeentelijke monumenten.

  • 3. Subsidie wordt alleen aanvullend op eigen middelen van de subsidievrager verstrekt. Er wordt in principe geen volledige subsidie (voor 100% van de kosten) of nagenoeg volledige subsidiering toegekend. Alleen indien in omstandigheden waarin een eigen bijdrage van deelnemers voor diensten en activiteiten niet redelijk is, zulks ter beoordeling van burgemeester en wethouders, kan volledige subsidiering plaatsvinden.

  • 4. Instellingen gericht op het maken van winst, zulks ter beoordeling van burgemeester en wethouders, komen niet voor subsidie in aanmerking.

  • 5. Subsidie zal niet worden verleend indien het te ontvangen subsidie lager is dan € 100,--.

  • 6. Indien het eigen vermogen van de subsidievrager 25% of meer bedraagt dan van de totale uitgaven in het jaar waarvoor subsidie wordt gevraagd, wordt geen subsidie verleend. Onder eigen vermogen wordt hierbij verstaan, de algemene reserve welke blijkt uit de balans van het voorafgaande jaar, niet zijnde doel- en bestemmingsreserves.

Artikel 4 Vestigingsplaats, plaats van uitvoering

  • 1. Om voor subsidie in aanmerking te komen, dient de instelling in de gemeente gevestigd te zijn en / of in de gemeente de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd, uit te voeren.

  • 2. Instellingen die niet in de gemeente gevestigd zijn en de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd niet in de gemeente uitvoeren komen niet voor subsidie in aanmerking. Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen hiervan afwijken, voor zover bedoeld en bepaald in het subsidiebeleidskader.

Artikel 5 Beleid

De gemeenteraad kan per beleidssector beleidsdoelstellingen en / of beleidsnota’s vaststellen, waarin wordt bepaald welke producten / prestaties / activiteiten en / of een verzameling hiervan voor subsidie in aanmerking komen en welke specifieke voorschriften van toepassing zijn. Indien deze zijn vastgesteld worden de daarin opgenomen bepalingen geacht naar evenredigheid van toepassing dan wel in aanvulling te zijn op het bepaalde in deze verordening.

Artikel 6 Subsidienormen en -grondslagen

De subsidienormen en -grondslagen van deze verordening zijn voor de onderscheidene deelterreinen waarvoor subsidie kan worden verstrekt, opgenomen in het subsidiebeleidskader. De daarin genoemde absolute bedragen kunnen jaarlijks bij vaststelling van het subsidieprogramma worden geïndexeerd.

Artikel 7 Uitvoering

  • 1. Burgemeester en wethouders zijn belast met de uitvoering van deze verordening. Uitvoering houdt mede in: het nemen van besluiten op aanvragen, het aangaan van subsidieovereenkomsten, besluiten omtrent bevoorschotting en het intrekken en / of wijzigen van subsidieverlening- en / of vaststellingsbesluiten.

  • 2. Burgemeester en wethouders informeren de commissie over hun voorgenomen besluiten.

  • 3. Burgemeester en wethouders brengen eenmaal per jaar een verslag inzake de verleende en geweigerde subsidies, de doeltreffendheid en de effecten van de subsidies in de praktijk ter kennis van de raad.

Artikel 8 Subsidieplafond

  • 1. De gemeenteraad stelt jaarlijks, met het vaststellen van de gemeentebegroting, voor de beleidssectoren subsidieplafonds vast.

  • 2. Het subsidieplafond wordt gevormd door het totaal van de subsidies vermeerderd met de post onvoorzien zoals opgenomen in het subsidieprogramma.

  • 3. Indien een subsidieplafond dreigt te worden overschreden, geven burgemeester en wethouders bij de verdeling van het beschikbare bedrag die aanvragen voorrang, waarvan de inwilliging in vergelijking met andere aanvragen naar verwachting:

    • a.

      Van meer belang is voor het beleid waarvoor de gemeenteraad en / of burgemeester en wethouders verantwoordelijkheid dragen;

    • b.

      Meer zal bijdragen aan de verwezenlijking van het doel van de subsidie;

  • 4. Indien met toepassing van het derde lid geen voorrang kan worden bepaald, verdelen burgemeester en wethouders het beschikbare subsidiebedrag in de volgorde van ontvangst van de aanvragen.

  • 5. Bij de bekendmaking van de subsidieplafonds wordt eveneens uitdrukkelijk gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

  • 6. De subsidie wordt geweigerd indien verlening / vaststelling ervan zou leiden tot overschrijding van het door de gemeenteraad vastgestelde subsidieplafond van de betreffende beleidssector.

Artikel 9 Democratisering

  • 1. De instelling dient op zodanige wijze georganiseerd te zijn, dat personeel en eventuele vrijwilligers, alsmede degenen ten behoeve van wie de activiteiten worden georganiseerd, in de gelegenheid zijn invloed uit te oefenen op het beleid van die instelling.

  • 2. Burgemeester en Wethouders kunnen ter zake nadere regels treffen.

Artikel 10 Discriminatie

  • 1. Instellingen die op grond van deze verordening subsidie ontvangen, dienen discriminatie binnen hun organisatie te voorkomen en actief te bestrijden.

  • 2. Indien blijkt dat instellingen uitingen van discriminatie binnen hun organisatie toelaten, uitoefenen, dan wel niet of onvoldoende bestrijden, zullen burgemeester en wethouders de instelling schriftelijk waarschuwen dat zulks in strijd is met de voorwaarden van subsidieverlening.

  • 3. Indien na de onder lid 2 bedoelde waarschuwing de uitingen van discriminatie blijven bestaan, worden herhaald dan wel opnieuw of anders voorkomen, zal onmiddellijk tot het stoppen van subsidie worden overgegaan voor de resterende periode waarvoor het subsidie was toegekend. Reeds ontvangen subsidie zal naar rato van het nog niet verstreken tijdvak van subsidieverstrekking worden teruggevorderd.

  • 4. Instellingen verspelen aldus tevens het recht om gedurende een geheel kalenderjaar voor gemeentelijke subsidiering in aanmerking te komen.

HOOFDSTUK 2 EXPLOITATIESUBSIDIE

Artikel 11 Aanvraag

    • 1.

      Een aanvraag om exploitatiesubsidie dient voor 1 april van het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd, bij burgemeester en wethouders te worden ingediend. Burgemeester en wethouders formuleren jaarlijks, in overleg met de instelling die een exploitatiesubsidie aanvraagt, de doelen die met de te verlenen subsidie moeten worden bereikt.

    • 2.

      Het college van burgemeester en wethouders kan besluiten de aanvragen die na 1 april zijn ingediend niet te behandelen.

    • 3.

      De subsidieaanvrager is verplicht om het door burgemeester en wethouders vastgestelde subsidieaanvraagformulier te gebruiken met het daarbij behorende begrotingsformat en balansformat.

    • 4.

      Bij de indiening van de aanvraag dienen te worden overlegd:

  • a. een afschrift van de statuten of oprichtingsakte van de instelling;

  • b. een opgave van de bestuurssamenstelling op het tijdstip van het indienen van de aanvraag;

  • c. Een werkplan of activiteitenoverzicht, waarin wordt beschreven welke activiteit de instelling wil gaan verrichten voor de betreffende subsidieperiode;

  • d. een begroting van inkomsten en uitgaven, inclusief een overzicht van te heffen bijdragen van deelnemers en/of leden en eventuele andere subsidies;

  • e. een volledig overzicht van de financiële toestand van de instelling op het tijdstip van de subsidieaanvraag (balans);

  • f. een raming van het aantal te verwachten (jeugd)leden in de subsidieperiode, indien de subsidie (mede) gebaseerd is op het aantal (jeugd)leden.

    • 5.

      Het overleggen van de in het eerste lid onder a en b bedoelde bescheiden kan achterwege blijven indien de aanvrager er redelijkerwijs vanuit kan gaan dat deze gegevens aan burgemeester en wethouders bekend zijn. In de aanvraag wordt daarvan melding gedaan.

    • 6.

      Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat ook andere dan in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden, die voor het beoordelen van de aanvraag van belang zijn, worden overgelegd.

Artikel 12 Beslistermijn en toetsing aanvraag

  • 1. Burgemeester en Wethouders beslissen schriftelijk op de aanvraag voor exploitatiesubsidie binnen vier weken na vaststelling van de begroting door de raad.

  • 2. Burgemeester en wethouders toetsen de aanvraag aan:

    • a.

      Deze verordening;

    • b.

      Het gemeentelijk beleid;

    • c.

      Het door de raad vastgestelde subsidieplafond.

Artikel 13 Besluit tot subsidieverlening

  • 1. Indien burgemeester en wethouders van oordeel zijn dat de activiteiten van de aanvrager passen binnen het gemeentelijk beleid, besluiten zij tot het verlenen van de subsidie.

  • 2. De beschikking tot subsidieverlening houdt een omschrijving van de activiteiten in waarvoor subsidie wordt verleend en het bedrag van de subsidie dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald.

Artikel 14 Aanvraag tot subsidievaststelling

  • 1. De instelling dient uiterlijk voor 1 juli van het jaar volgend op het subsidiejaar een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in.

  • 2. Bij indiening van de aanvraag dienen te worden overlegd:

  • a. Een afschrift van de statuten van de instelling (ook bij wijziging, de statuten overleggen);

  • b. Een inhoudelijk jaarverslag over het afgelopen subsidiejaar;

  • c. een opgave van de (jeugd)leden voor zover de subsidie mede wordt bepaald door een bedrag per (jeugd)lid. De opgave dient de volgende persoonsgegevens te vermelden: naam, voorletters, geboortedatum, adres en woonplaats;

  • d. Een jaarrekening met een duidelijke weergave van de opbouw van de kostprijs van diensten, activiteiten en producten waarbij. De kostprijs per uur is gerelateerd aan de personeelskosten;

  • e. Een verklaring van de accountant, als bedoeld in artikel 393, eerste lid, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Burgemeester en wethouders kunnen besluiten dat deze verklaring niet hoeft te worden overlegd.

Artikel 15 Besluit tot subsidievaststelling

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders stelt de subsidie overeenkomstig de beschikking tot subsidieverlening vast.

  • 2. De subsidie kan hoger worden vastgesteld indien de subsidieontvanger aantoont dat er sprake is van onvermijdbare hogere kosten, buiten de invloedsfeer van de subsidieontvanger gelegen. Burgemeester en wethouders zijn hiertoe bevoegd besluiten te nemen voor zover de in het subsidieprogramma opgenomen post onvoorzien daarvoor toereikend is.

  • 3. De subsidie kan lager worden vastgesteld:

  • a. In verband met naar het oordeel van burgemeester en wethouders niet noodzakelijke uitgaven; b. Indien de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste gegevens of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid;

  • b. Indien de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten;

  • c. Indien de subsidieontvanger overigens niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

Artikel 16 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger is verplicht tot het verrichten van de in het subsidieverleningbesluit vermelde activiteiten.

  • 2. De subsidieontvanger voert een zodanig ingerichte administratie, dat daaruit te allen tijde de voor de vaststelling van de subsidie belang zijnde rechten en verplichtingen alsmede de betalingen en de ontvangsten kunnen worden nagegaan.

  • 3. De administratie en de daartoe behorende bescheiden worden gedurende zeven jaar bewaard.

  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen naast de in dit artikel bedoelde verplichtingen nadere voorwaarden opleggen aan de subsidieontvanger.

HOOFDSTUK 3 WAARDERINGSSUBSIDIES

Artikel 17 aard van subsidie

Een subsidie wordt toegekend in de vorm van een waarderingssubsidie indien de jaarlijkse subsidie niet meer bedraagt dan € 10.000,-;

Artikel 18 Aanvraag

  • 1. Een aanvraag tot een waarderingssubsidie dient voor 1 april van het voorafgaande aan het eerste jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd, bij burgemeester en wethouders te worden ingediend.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders kan besluiten de aanvragen die na 1 april zijn ingediend niet te behandelen.

  • 3. De subsidieaanvrager is verplicht om het door burgemeester en wethouders vastgestelde subsidieaanvraagformulier te gebruiken met het daarbij behorende begrotingsformat en balansformat.

  • 4. Bij de indiening van de aanvraag dienen te worden overlegd:

  • a. een afschrift van de statuten of oprichtingsakte van de instelling;

  • b. een opgave van de bestuurssamenstelling op het tijdstip van het indienen van de aanvraag;

  • c. Een werkplan, waarin wordt beschreven welke activiteit de instelling wil gaan verrichten voor de betreffende subsidieperiode;

  • d. een begroting van inkomsten en uitgaven, inclusief een overzicht van te heffen bijdragen van deelnemers en/of leden en eventuele andere subsidies;

  • e. een volledig overzicht van de financiële toestand van de instelling op het tijdstip van de subsidieaanvraag (balans);

  • f. een raming van het aantal te verwachten (jeugd)leden in de subsidieperiode, indien de subsidie (mede) gebaseerd is op het aantal (jeugd)leden.

  • 5. Het overleggen van de in het eerste lid onder a en b bedoelde bescheiden kan achterwege blijven indien de aanvrager er redelijkerwijs vanuit kan gaan dat deze gegevens aan burgemeester en wethouders bekend zijn. In de aanvraag wordt daarvan melding gedaan.

  • 6. Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat ook andere dan in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden, die voor het beoordelen van de aanvraag van belang zijn, worden overgelegd.

Artikel 19 Beslistermijn, toetsing aanvraag

  • 1. Burgemeester en wethouders beslissen schriftelijk op de aanvraag voor een waarderingssubsidie binnen vier weken na vaststelling van de begroting door de raad.

  • 2. Burgemeester en wethouders toetsen de aanvraag aan:

    • a.

      Deze verordening;

    • b.

      Het gemeentelijk beleid;

    • c.

      Het door de raad vastgestelde subsidieplafond.

Artikel 20 Besluit tot subsidievaststelling

  • 1. Indien burgemeester en wethouders van oordeel zijn dat de activiteiten van de aanvrager passen binnen het gemeentelijk beleid, besluiten zij tot het vaststellen van de waarderingssubsidie.

  • 2. Een besluit tot vaststelling wordt voor een periode van maximaal vier jaar genomen.

  • 3. De beschikking tot subsidievaststelling bevat een aanduiding van de activiteiten waarvoor de waarderingssubsidie wordt verstrekt, het bedrag van de subsidie, alsmede het tijdvak waarop de waarderingssubsidie betrekking heeft.

Artikel 21 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger is verplicht tot het verrichten van de in het subsidievaststellingsbesluit vermelde activiteiten.

  • 2. De subsidieontvanger is verplicht jaarlijks voor 1 juli in te dienen:

  • a. een inhoudelijk jaarverslag en een financieel verslag, bedoeld in de artikelen 4:76 en 4:77 van de Awb;

  • b. een opgave van de (jeugd)leden voor zover de subsidie mede wordt bepaald door een bedrag per (jeugd)lid. De opgave dient de volgende persoonsgegevens te vermelden: naam, voorletters, geboortedatum, adres en woonplaats.

  • 3. De subsidieontvanger voert een zodanig ingerichte administratie, dat daaruit te allen tijde de voor de vaststelling van de subsidie belang zijnde rechten en verplichtingen alsmede de betalingen en de ontvangsten kunnen worden nagegaan.

  • 4. De administratie en de daartoe behorende bescheiden worden gedurende zeven jaar bewaard.

  • 5. Burgemeester en wethouders kunnen naast de in dit artikel bedoelde verplichtingen nadere voorwaarden opleggen aan de subsidieontvanger.

HOOFDSTUK 4 BUDGETSUBSIDIE

Artikel 22 aard van subsidie

Een subsidie wordt toegekend in de vorm van een budgetsubsidie indien de jaarlijkse subsidie niet meer bedraagt dan € 500,-.

Artikel 23 Aanvraag

  • 1. Een aanvraag tot een budgetsubsidie dient voor 1 april van het voorafgaande aan het eerste jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd, bij burgemeester en wethouders te worden ingediend.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders kan besluiten de aanvragen die na 1 april zijn ingediend niet te behandelen.

  • 3. De subsidieaanvrager is verplicht om het door burgemeester en wethouders vastgestelde subsidieaanvraagformulier te gebruiken met het daarbij behorende begrotingsformat en balansformat.

Artikel 24 Toetsing aanvraag en subsidiebesluit

    • 1.

      Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen omtrent de aard en de hoogte van de budgetsubsidie.

    • 2.

      Burgemeester en wethouders toetsen deze aanvraag aan:

  • a. Deze verordening;

  • b. Het gemeentelijk beleid;

  • c. Het door de raad vastgestelde subsidieplafond.

    • 3.

      Indien burgemeester en wethouders van oordeel zijn dat de activiteiten van de aanvrager passen binnen het gemeentelijk beleid, besluiten zij tot het vaststellen of verlenen van de subsidie.

    • 4.

      De beschikking tot subsidievaststelling / subsidieverlening bevat een aanduiding van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt, alsmede het bedrag van de subsidie.

Artikel 25 Aanvraag tot subsidievaststelling

  • 1. Indien aan een instelling een subsidie is verleend, dient de instelling uiterlijk voor 1 juli van het jaar volgend op het subsidiejaar een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in.

  • 2. De aanvraag gaat vergezeld van:

  • a. Een verslag over het afgelopen subsidiejaar;

  • b. Een overzicht van de inkomsten en uitgaven.

Artikel 26 Besluit tot subsidievaststelling

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders stelt dat de subsidie overeenkomstig de beschikking tot subsidieverlening vast.

  • 2. De subsidie kan hoger worden vastgesteld indien de subsidieontvanger aantoont dat er sprake is van onvermijdbare hogere kosten, buiten de invloedsfeer van de subsidieontvanger gelegen. Burgemeester en wethouders zijn hiertoe bevoegd besluiten te nemen voor zover de in het subsidieprogramma opgenomen post onvoorzien daarvoor toereikend is.

  • 3. De subsidie kan lager worden vastgesteld:

    • a.

      In verband met naar het oordeel van burgemeester en wethouders niet noodzakelijke uitgaven;

    • b.

      Indien de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste gegevens of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid;

    • c.

      Indien de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten;

    • d.

      Indien de subsidieontvanger overigens niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

Artikel 27 Verplichtingen subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger is verplicht tot het verrichten van de in het subsidieverleningbesluit vermelde activiteiten.

  • 2. De subsidieontvanger voert een zodanig ingerichte administratie, dat daaruit te allen tijde de voor de vaststelling van de subsidie belang zijnde rechten en verplichtingen alsmede de betalingen en de ontvangsten kunnen worden nagegaan.

  • 3. De administratie en de daartoe behorende bescheiden worden gedurende zeven jaar bewaard.

  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen naast de in dit artikel bedoelde verplichtingen nadere voorwaarden opleggen aan de subsidieontvanger.

HOOFDSTUK 5 EENMALIGE SUBSIDIE

Artikel 28 Aanvraag

  • 1.

    Een aanvraag voor een eenmalige subsidie dient minimaal 10 weken voordat de activiteit wordt verricht, te worden aangevraagd.

  • 2.

    Bij indiening van de aanvraag dienen te worden overgelegd:

    • a.

      een afschrift van de statuten of oprichtingsakte van de instelling;

    • b.

      een opgave van de bestuurssamenstelling op het tijdstip van het indienen van deaanvraag;

  • c.

    een beschrijving van de activiteit;

  • d.

    een gespecificeerde begroting van inkomsten en uitgaven;

  • e.

    indien van toepassing: een overzicht van te heffen bijdragen van deelnemers en/of leden en eventuele andere subsidies.

Artikel 29 Toetsing aanvraag en subsidiebesluit

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen omtrent de aard en de hoogte van de eenmalige subsidie.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders toetsen deze aanvraag aan:

    • a.

      Deze verordening;

    • b.

      Het gemeentelijk beleid;

    • c.

      Het door de raad vastgestelde subsidieplafond.

  • 3.

    Indien burgemeester en wethouders van oordeel zijn dat de activiteiten van de aanvrager passen binnen het gemeentelijk beleid, besluiten zij tot het vaststellen of verlenen van de subsidie.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders kunnen ertoe besluiten, bijvoorbeeld indien de subsidie wordtaangevraagd voor een experiment voor de periode van 1 jaar, op een aanvraag voor een eenmalige subsidie een besluit tot subsidieverlening te nemen.

  • 5.

    De beschikking tot subsidievaststelling / subsidieverlening bevat een aanduiding van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt, alsmede het bedrag van de subsidie.

Artikel 30 Aanvraag tot subsidievaststelling

  • 1. Indien aan een instelling een subsidie is verleend, dient de instelling uiterlijk voor 1 april van het jaar volgend op het subsidiejaar een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in.

  • 2. De aanvraag gaat vergezeld van:

  • a. Een verslag over het afgelopen subsidiejaar;

  • b. Een overzicht van de inkomsten en uitgaven.

Artikel 31 Besluit tot subsidievaststelling

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders stelt dat de subsidie overeenkomstig de beschikking tot subsidieverlening vast.

  • 2. De subsidie kan hoger worden vastgesteld indien de subsidieontvanger aantoont dat er sprake is van onvermijdbare hogere kosten, buiten de invloedsfeer van de subsidieontvanger gelegen. Burgemeester en wethouders zijn hiertoe bevoegd besluiten te nemen voor zover de in het subsidieprogramma opgenomen post onvoorzien daarvoor toereikend is.

  • 3. De subsidie kan lager worden vastgesteld:

  • a. In verband met naar het oordeel van burgemeester en wethouders niet noodzakelijke uitgaven;

  • b. Indien de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste gegevens of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid;

  • c. Indien de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten;

  • d. Indien de subsidieontvanger overigens niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

Artikel 32 Verplichtingen subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger is verplicht binnen acht weken na het plaatsvinden van de activiteit een verslag van deze activiteit bij burgemeester en wethouders in te dienen.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen hiervoor ontheffing verlenen.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen met betrekking tot de inrichting van de administratieve organisatie.

HOOFDSTUK 6 OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 33 Intrekking en wijziging subsidieverlening

  • 1. Zolang de subsidie niet is vastgesteld kunnen burgemeester en wethouders de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen indien:

  • a. De activiteit waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel heeft plaatsgevonden of zal plaatsvinden;

  • b. De subsidieontvanger niet voldoet aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

  • c. De subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste en volledige gegevens tot een andere beschikking zou hebben geleid;

  • d. De subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten.

    2.De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is verleend, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.

Artikel 34 Intrekking of wijziging subsidievaststelling

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen de subsidievaststelling intrekken of ten nadele van de instelling wijzigen:

  • a. Op grond van feiten of omstandigheden waarvan zij bij de subsidievaststelling redelijkerwijs niet op de hoogte konden zijn en op grond waarvan de subsidie lager zou zijn vastgesteld;

  • b. Indien de subsidievaststelling onjuist was en de instelling dit wist of behoorde te weten.

  • 2. De intrekking of wijziging werkt terug tot het tijdstip waarop de subsidie is vastgesteld, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.

  • 3. De subsidievaststelling kan niet meer worden ingetrokken of ten nadele van de instelling worden gewijzigd indien sedert de dag waarop zij aan de instelling is bekend gemaakt vijf jaren zijn verstreken.

Artikel 35 Betaling

  • 1. Het subsidiebedrag wordt binnen 8 weken betaald na de bekendmaking aan de organisatie of instelling van het besluit tot subsidievaststelling, tenzij burgemeester en wethouders in het besluit een andere termijn hebben aangegeven.

  • 2. In het besluit als bedoeld in lid 1 kan eveneens een besluit tot voorschotverlening worden vermeld.

HOOFDSTUK 7 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 36 Overgangsbepaling

Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen ten aanzien van de overgangssituatie tussen intrekken van de oude subsidieverordening en de inwerkingtreding van de nieuwe subsidieverordening.

Artikel 37 Inwerkingtreding

  • 1. Met de vaststelling van deze verordening wordt de Subsidieverordening 2010 van de gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude ingetrokken.

  • 2. Deze verordening treedt in werking op 1 april 2013.

  • 3. Deze verordening is bekendgemaakt in de gemeentelijke krant Maak Kennis Met Haarlemmerliede en Spaarnwoude van 6 mei 2013.

Artikel 38 Citeertitel

Deze verordening kan aangehaald worden als “Algemene Subsidieverordening Haarlemmerliede en Spaarnwoude 2013”

BIJLAGE 1 ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Hoofdstuk 1 algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Dit artikel dient ter toelichting en om interpretatieverschillen te voorkomen met betrekking tot de begrippen die in deze verordening voorkomen. Er is een limitatieve opsomming opgenomen van het begrip welzijn in verband met de reikwijdte van de verordening.

Artikel 2 Rechtspersoonlijkheid

Regel is dat subsidie wordt verstrekt aan instellingen die een volledige rechtspersoonlijkheid bezitten. Dit artikel biedt de mogelijkheid om daarvan in bijzonder gevallen af te wijken, dat wil zeggen voor activiteiten die passen binnen het subsidiebeleid en waarbij de omstandigheden dat deze niet worden gerealiseerd door een rechtspersoonlijkheid bezittende instelling geen beletsel is.

Natuurlijke personen zijn van subsidie uitgesloten. Alhoewel initiatieven op welzijnsterrein vaak beginnen bij 1 persoon, is er altijd sprake van een groep mensen die dat initiatief steunt. Daarmee wordt een draagvlak aangetoond. Om de noodzaak van dat draagvlak te waarborgen zal er uitsluitend ondersteuning plaatsvinden van groepen burgers verenigd in instellingen en organisaties.

Artikel 3 Reikwijdte van de verordening

  • ·

    De reikwijdte van de verordening is nadrukkelijk begrensd tot het beleidsterrein welzijn.

  • ·

    Voor de duidelijkheid is in lid 2 aangegeven welke financiële verstrekkingen daar in elk geval niet toe behoren of niet tot het begrip subsidie worden gerekend.

  • ·

    In lid 3 is 100% subsidie in principe uitgesloten. Er zijn echter omstandigheden, zoals bijvoorbeeld crisishulpverlening, waarin een eigen bijdrage niet redelijk is. Voor dergelijke omstandigheden is een uitzonderingsmogelijkheid opgenomen.

  • ·

    Indien het college van mening is dat activiteiten redelijkerwijs self-supporting kunnen zijn (dus met eigen middelen en deelnemersbijdragen gefinancierd kunnen worden) wordt geen subsidie verstrekt.

  • ·

    Instellingen met een winstoogmerk behoren niet voor subsidie in aanmerking te komen. De beoordeling van de vraag of er sprake is van winstoogmerk is aan het college. Toetsingscriterium hierbij is of er sprake is van ondernemen zoals algemeen bedoeld in het maatschappelijk verkeer, of er sprake is van plicht tot het betalen van vennootschapsbelasting en of er sprake is van een rechtsvorm die het winstoogmerk duidelijk maakt (bijvoorbeeld een maatschap een VOF of een BV).

  • ·

    Instellingen die als zodanig niet gericht zijn op het maken van winst, organiseren soms activiteiten die duidelijk de bedoeling hebben geld op te brengen om daarmee middelen voor de instellingskas te vergaren. Dergelijke instellingen zijn op grond hiervan niet uitgesloten van subsidie. Vanzelfsprekend wel de betreffende activiteit.

  • ·

    Uit efficiency overwegingen is een “bodembedrag’ opgenomen.

  • ·

    Subsidie is aanvullend. Indien een instelling een aanzienlijk eigen vermogen heeft, ontbreekt de noodzaak tot subsidie. Onder eigen vermogen worden nadrukkelijk niet gevormde bestemmingsreserves gerekend, zoals voor afschrijvingen, jubileumvieringen, en dergelijke. Bij de bepaling van het eigen vermogen zal uitgegaan worden van de gangbare handelwijze in de accountancy.

Artikel 4 Vestigingsplaats, plaats van uitvoering

De gemeenteraad heeft nadrukkelijk vastgelegd dat het plaatselijke voorzieningenniveau gehandhaafd dient te worden. Gesteld voor keuzes gaat de instandhouding van plaatselijke voorzieningen dus voor. Bij alle subsidiering van instellingen en voorzieningen die niet in de gemeente gevestigd zijn, zal dan ook zeer terughoudend gehandeld worden. Gezien de schaal van de gemeente ten opzichte van de buurgemeenten en de daarmee verband houdende verschillen in rijksfinanciering is het primair de verantwoordelijkheid van de gemeente van vestiging de subsidiering te verzorgen. Dit houdt in dat subsidiering van elders gevestigde instellingen alleen plaatsvindt wanneer activiteiten feitelijk in de gemeente worden uitgevoerd.

Activiteiten die niet in de gemeente worden uitgevoerd komen in principe niet voor subsidie in aanmerking. In het subsidiebeleidskader is zulks uitvoerig toegelicht. Kortheidshalve wordt daar naar verwezen.

Artikel 5 Beleid

De gemeenteraad is op grond van de bepalingen van de Gemeentewet het aangewezen orgaan om subsidiëring te regelen. Door de inhoudelijke criteria zoveel mogelijk op te nemen in beleidsuitgangspunten en beleidsnota’s wordt aan het primaat van de raad tegemoet gekomen en wordt eveneens de rechtsgelijkheid bevorderd. De redactie van dit artikel is zodanig bedoeld, dat vastgestelde beleidsnota’s en de daarin opgenomen voorwaarden en andersoortige eisen, van kracht zijn als ware zij opgenomen in deze subsidieverordening.

Dit artikel regelt tevens van toepasselijkheid van het geldende subsidiebeleidskader, voor zover de daarin opgenomen teksten niet reeds in deze subsidieverordening zijn vertaald.

Artikel 6 Subsidienormen en -grondslagen

De subsidienormen en -grondslagen van deze verordening zijn voor de onderscheidene deelterreinen waarvoor subsidie kan worden verstrekt, opgenomen in het subsidiebeleidskader. De daarin genoemde absolute bedragen kunnen jaarlijks bij vaststelling van het subsidieprogramma worden geïndexeerd.

Artikel 7 Uitvoering

De bevoegdheidsverdeling geeft aan dat de raad stuurt op hoofdlijnen en dat het college verantwoordelijk is voor de uitvoering van dit door de raad in beleidsuitgangspunten en beleidsnota’s vastgestelde beleid.

Artikel 8 Subsidieplafond

Het instellen van subsidieplafonds is door de wet mogelijk gemaakt om tot betere beheersbaarheid van de overheidsuitgaven te kunnen komen. Indien door het verlenen of vaststellen van een subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden, moet de subsidieaanvraag worden afgewezen. Met de tekst van dit artikel is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de derde tranche van de Awb.

Artikel 9 Democratisering

Dit artikel is opgenomen om ervan verzekerd te zijn dat de instelling democratisch is ingericht. Instellingen die hieraan niet voldoen, komen op grond van deze bepaling niet voor subsidie in aanmerking.

Artikel 10 Discriminatie

Alhoewel wettelijk verankerd en zeer voor de hand liggend wordt nadrukkelijk als uitgangspunt van gemeentelijk subsidiebeleid aangeven, dat discriminatie actief dient te worden bestreden door de instellingen en organisaties die worden gesubsidieerd. Indien onverhoopt zou blijken dat een gesubsidieerde organisatie niet optreedt tegen uitingen van discriminatie, zal na een waarschuwing bij een tweede constatering de subsidiering onmiddellijk worden gestopt.

Hoofdstuk 2 Exploitatiesubsidie

Artikel 11 Aanvraag

De datum voor het indienen van de aanvraag houdt verband met de besluitvorming rond de begrotingscyclus van de gemeente. Dit artikel geeft aan welke gegevens met een aanvraag moeten worden ingediend. Tevens is het verplicht om het subsidieaanvraagformulier te gebruiken met het daarbij behorende begrotingsformat en balansformat. Burgemeester en wethouders kunnen, indien zij dit nodig achten, bepalen dat ook andere gegevens moeten worden overgelegd.

Artikel 12 Beslistermijn en toetsing aanvraag

Het niet in deze verordening opnemen van beslistermijnen zou betekenen dat de Awb van toepassing zou zijn. Ingevolge die wet geldt een ‘redelijke termijn’ die na acht weken verstreken is, zij het dat verdaging (ook met een ‘redelijke termijn’) mogelijk is. Binnen vier weken na het vaststellen van de begroting door de raad wordt de, in artikel 12 genoemde beslistermijn, als redelijke termijn geacht. Door de aanvraag te toetsen aan het gemeentelijk beleid (bijv. het welzijnsbeleidskader) wordt de mogelijkheid geboden de subsidieaanvragen inhoudelijk te toetsen.

Artikel 13 Besluit tot subsidieverlening

In de derde tranche van de Awb wordt uitgegaan van twee publiekrechtelijke handelingen, te weten subsidieverlening en subsidievaststelling.

Bij exploitatiesubsidie komen de instellingen met beide handelingen in aanraking. Bij de subsidieverlening wordt in feite gezegd dat een instelling in principe een bepaald bedrag aan subsidie krijgt. Dit is tevens het maximum aan subsidie dat een instelling kan ontvangen.

Artikel 14 Aanvraag tot subsidievaststelling

Dit artikel regelt het tweede publiekrechtelijke moment in het subsidietraject. Voor het vaststellen van een subsidie zullen de instellingen een aanvraag moeten indienen, vergezeld van een aantal stukken. Voor de inhoud van dit artikel is aansluiting gezocht bij de derde tranche van de Awb.

Artikel 15 Besluit tot subsidievaststelling

Subsidie is een aanspraak op financiële middelen. Voor elk concreet geval worden die aanspraken vastgesteld in een beschikking tot subsidieverlening. Zo’n beschikking is meer dan een toezegging. Een instelling mag ervan uitgaan dat zij de daarin aangeven gelden ook werkelijk ontvangt. Dit artikel geeft limitatief de omstandigheden aan die het voor burgemeester en wethouders mogelijk maken om bij de vaststelling af te wijken van de beschikking tot verlening.

Artikel 16 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Het stellen van eisen met betrekking tot de administratie van een instelling is met name van belang met het oog op de subsidievaststelling aan de hand van aan deze administratie ontleende gegevens. Deze moet daarom inzichtelijk en controleerbaar zijn en steeds op een kalenderjaar betrekking hebben.

Hoofdstuk 3 Waarderingssubsidies

Artikel 17 Aard van subsidie

De tekst van dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 18 Aanvraag

Kortheidshalve wordt verwezen naar de toelichting op artikel 11.

Artikel 19 Beslistermijn, toetsing aanvraag

Kortheidshalve wordt verwezen naar de toelichting op artikel 12.

Artikel 20 Besluit tot subsidievaststelling

Kortheidshalve wordt verwezen naar de toelichting op artikel 15.

Artikel 21 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Om inzicht te houden in de activiteiten die de subsidieontvanger verricht, is er voor gekozen de instellingen voor 1 juli van het afgelopen subsidiejaar een inhoudelijk en een financieel jaarverslag te laten overleggen. Daarnaast worden burgemeester en wethouders in de gelegenheid gesteld nadere eisen te stellen aan de administratie van de instellingen.

HOOFDSTUK 4 BUDGETSUBSIDIE

Artikel 22 aard van subsidie

De tekst van dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 23 Aanvraag

Kortheidshalve wordt verwezen naar de toelichting op artikel 12.

Artikel 24 Toetsing aanvraag en subsidiebesluit

Kortheidshalve wordt verwezen naar de toelichting op artikel 12.

Artikel 25 Aanvraag tot subsidievaststelling

Kortheidshalve wordt verwezen naar de toelichting op artikel 14.

Artikel 26 Besluit tot subsidievaststelling

Kortheidshalve wordt verwezen naar de toelichting op artikel 15.

Artikel 27 Verplichtingen subsidieontvanger

Kortheidshalve wordt verwezen naar de toelichting op artikel 21.

Hoofdstuk 5 Eenmalige subsidie

Artikel 28 Aanvraag

Aangezien het niet altijd mogelijk is om de aanvraag voor 1 april voorafgaande aan het jaar waarvoor subsidie wordt gevraagd in te dienen, is hier de mogelijkheid opgenomen om de subsidie minimaal 10 weken voor de activiteit in te dienen. Voor een termijn van tien weken is gekozen in verband met de beslistermijn van 8 weken volgens de Awb. Bij het vaststellen van subsidieplafonds in de begroting van de gemeente zal dus extra ruimte opgenomen moeten worden om eenmalige subsidies te kunnen toekennen.

Artikel 29 Toetsing aanvraag en subsidiebesluit

Het eerste lid biedt Burgemeester en Wethouders de mogelijkheid nadere regels te stellen omtrent de eenmalig subsidie.

Er is voor gekozen om de aanvraag voor een eenmalige subsidie zowel te kunnen verlenen als gelijk te kunnen vaststellen. Verlening zal in principe plaatsvinden indien het gaat om een subsidie ten behoeve van een experiment van bijv. één jaar of indien het gaat om een hoog bedrag aan eenmalig subsidie.

Artikel 30 Aanvraag tot subsidievaststelling

Kortheidshalve wordt verwezen naar de toelichting op artikel 14.

Artikel 31 Besluit tot subsidievaststelling

Kortheidshalve wordt verwezen naar de toelichting op artikel 15.

Artikel 32 Verplichting subsidieontvanger

Kortheidshalve wordt verwezen naar de toelichting op artikel 21

Hoofdstuk 6 Overige bepalingen

Artikel 33 Intrekking en wijziging subsidieverlening

De bij a tot en met d vermelde omstandigheden maken het mogelijk om bij de subsidievaststelling een lagere subsidie vast te stellen dan werd aangegeven in de beschikking tot verlening, zelfs om deze vast te stellen op nihil. Dit artikel maakt het mogelijk om dergelijke besluiten te nemen vooruitlopend op de vaststelling (zelfs vooruitlopend op het beschikbaar komen van verslagen van de instelling).

Artikel 34 Intrekking of wijziging subsidievaststelling

Een besluit tot subsidievaststelling leidt voor een instelling tot definitieve aanspraken. De redenen om een vaststellingsbesluit in te trekken of ten nadele van een instelling te wijzigen, moeten daarom beperkter zijn dan de redenen voor het intrekken van een besluit tot subsidieverlening.

Bij waarderingssubsidies en éénmalige subsidies die direct worden vastgesteld, geldt dat de activiteiten die een instelling doet zo gewaardeerd worden dat achteraf geen controle hoeft plaats te vinden. Daarom is dit artikel zo geformuleerd dat intrekking of wijziging alleen mogelijk is op grond van feiten of omstandigheden die bij de vaststelling niet bekend konden zijn.

Daarnaast is het mogelijk om een vaststellingsbesluit in te trekken of te corrigeren als het kennelijk onjuist is geweest. Met het oog op de rechtszekerheid wordt in het derde lid een termijn gesteld van maximaal vijf jaar.

Artikel 35 Betaling

De instellingen hebben recht op een vlotte afwikkeling als de subsidie eenmaal is vastgesteld.

In lid 1 is de termijn van uitbetaling op acht weken gezet. De vier weken die de Awb als regel hanteert, blijken in overheidsland vaak tekort te zijn, hetgeen in dit geval bij overschrijding van de termijn betaling van wettelijke rente zou betekenen.

Hoofdstuk 7 Overgang- en slotbepalingen

Artikel 36 Overgangsbepaling

Er kan een discrepantie ontstaan tussen het moment dat subsidieaanvragen worden / zijn ingediend en de inwerkingtreding van deze verordening. Dit artikel biedt Burgemeester en Wethouders de mogelijkheid regels te stellen ten aanzien van deze overgangssituatie.

Artikel 37 Inwerkingtreding

Dit artikel hoeft geen nadere toelichting.

Artikel 38 Citeertitel

Dit artikel hoeft geen nadere toelichting.

SUBSIDIEVERORDENING

HAARLEMMERLIEDE EN SPAARNWOUDE 2013

Inhoudsopgave

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN 2

HOOFDSTUK 2 EXPLOITATIESUBSIDIE 4

HOOFDSTUK 3 WAARDERINGSSUBSIDIES 5

HOOFDSTUK 4 BUDGETSUBSIDIE 7

HOOFDSTUK 5 EENMALIGE SUBSIDIE 8

HOOFDSTUK 6 OVERIGE BEPALINGEN 9

HOOFDSTUK 7 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN 9

BIJLAGE 1 ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING 11