Regeling vervallen per 10-02-2011

Huisvestingsverordening Zuid-Kennemerland 2007

Geldend van 01-01-2007 t/m 09-02-2011

Intitulé

Huisvestingsverordening Zuid-Kennemerland 2007

De raad van de gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude;

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 24 oktober 2006;

Gelezen het advies van de commissie Middelen / Bewonerszaken van 9 november 2006;

Gelet op de gemeentewet;

Besluit:

  • 1.

    De Huisvestingsverordening Zuid-Kennemerland 2007 vast te stellen

  • 2.

    Kennis te nemen van het “Convenant Woonruimteverdeling 2007”

  • 3.

    Kennis te nemen van de “Prestatieafspraken bij het Convenant Woonruimteverdeling 2007”, behorende bij “Het Convenant Woonruimteverdeling 2007”

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt een groot aantal vaste begrippen gebruikt. Een uitleg hiervan is opgenomen in bijlage II.

Artikel 2 Overeenkomsten

  • 1. Het college kan met eigenaren van woonruimte overeenkomsten (als bedoeld in artikel 4 van de wet) sluiten over het in gebruik geven van woonruimte. Zij nemen hierbij hoofdstuk 1, 2 en 3 van deze verordening in acht. Daar waar er in het Convenant opgenomen in bijlage III van deze verordening afspraken zijn gemaakt over een onderwerp, treden deze in de plaats van de desbetreffende bepalingen in hoofdstuk 1, 2 en 3 van de verordening.

  • 2. De overeenkomsten dienen een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van woonruimte te bevorderen. De overeenkomsten worden voor de inwerkingtreding en ondertekening ter kennis gebracht aan de raadscommissie die het college adviseert over de volkshuisvesting. De inhoud van de overeenkomsten wordt in ruime mate bekend gemaakt aan de inwoners van de regio Zuid-Kennemerland en andere belanghebbenden.

  • 3. Als het college overeenkomsten sluit als bedoeld in lid 1 wordt een klachtencommissie ingesteld. Zij nemen hierbij artikel 4, lid 2 van de wet in acht.

Artikel 3 Ingebruikneming

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van het college woonruimte (woning, standplaats of ligplaats) in gebruik te nemen of geven, als de huurprijs lager of gelijk is aan de huurprijsgrens of de koopprijs lager of gelijk is aan de koopprijsgrens.

  • 2. Lid 1 is niet van toepassing op woonruimten als bedoeld in artikel 6, eerste lid van de wet (inwoning, woonwagens, woonschepen en bejaardenoorden).

Artikel 4 Procedure voor het aanvragen van een vergunning

De aanvraag voor een huisvestingsvergunning, een vergunning voor onttrekken, samenvoegen, splitsen of omzetten van woonruimte of een urgentieverklaring worden schriftelijk ingediend bij het college. Behandeling hiervan volgt als:

  • a.

    de aanvraag is ingediend via het daarvoor bestemde formulier dat volledig is ingevuld en ondertekend;

  • b.

    nadere gegevens of bescheiden, noodzakelijk voor het toetsen van de aanvraag aan deze verordening, zijn verstrekt;

  • c.

    indien nadere gegevens of bescheiden ontbreken wordt de aanvrager twee weken in de gelegenheid gesteld het ontbrekende in te leveren.

Artikel 5 Intrekken vergunning

Het college kan een verleende vergunning intrekken als:

  • a.

    niet binnen de in de vergunning gestelde termijn van de vergunning gebruik is gemaakt;

  • b.

    de vergunning is verleend op grond van door de aanvrager verstrekte gegevens waarvan deze wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren.

Hoofdstuk 2 De huisvestingsvergunning

Artikel 6 Werkingsgebied

Dit hoofdstuk is van toepassing op alle woningen onder de huurprijsgrens en koopprijsgrens voor zover er hierna of in het convenant opgenomen in bijlage III niet van wordt afgeweken.

Artikel 7 Voorwaarden voor verlening huisvestingsvergunning

  • 1. Het college verleent de vergunning als tenminste één van de leden van het huishouden dat de vergunning aanvraagt, behoort tot de in de artikelen 8 en 9 van deze verordening en artikel 9, lid 2 van de wet genoemde categorieën.

  • 2. Voor een huurwoning gelden in aanvulling op lid 1 nadere voorwaarden:

    • a.

      de woonruimte wordt volgens de artikelen 10 en 11 passend geacht;

    • b.

      de eigenaar is aantoonbaar bereid de woning te verhuren.

  • 3. Voor een standplaats voor een woonwagen gelden in aanvulling op lid 1 de volgende voorwaarden:

    • a.

      de eigenaar van de standplaats is aantoonbaar bereid deze aan de standplaatszoekende in gebruik te geven;

    • b.

      de standplaatszoekende komt voor een standplaats in aanmerking overeenkomstig de in artikel 12 opgenomen volgordebepaling.

  • 4. Voor een ligplaats voor een woonschip gelden in aanvulling op lid 1 de volgende voorwaarden:

    • a.

      de ligplaats is door de raad of het college als zodanig aangewezen;

    • b.

      de eigenaar van de ligplaats is aantoonbaar bereid deze aan de ligplaatszoekende in gebruik te geven.

  • 5. In afwijking van lid 2b wordt een principe-huisvestingsvergunning afgegeven als de eigenaar niet bereid is de woonruimte te verhuren en de aanvraag is gedaan met het oog op het bepaalde in de artikelen 267 lid 6, 268 lid 3 of 270 lid 1 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de aanvrager voldoet aan het gestelde in lid 1 en lid 2a.

  • 6. De vergunning wordt geweigerd als verlening hiervan ertoe zou leiden dat aanvrager meer dan één woning in gebruik heeft.

  • 7. Op of bij de vergunning is de volgende informatie vermeld:

    • a.

      binnen 2 maanden kan van de vergunning gebruik worden gemaakt;

    • b.

      de naam (namen) van de vergunninghouder(s);

    • c.

      het aantal personen dat de woonruimte in gebruik neemt.

Artikel 8 Toelating

Om in aanmerking te kunnen komen voor een huisvestingsvergunning dient de aanvrager of dienen de aanvragers meerderjarig te zijn volgens de bepalingen van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.

Artikel 9 Ingezetenschap, economische en maatschappelijke binding

  • 1. Ten minste één van de meerderjarige leden van het huishouden moet:

    • a.

      ingezetene zijn van de regio Zuid-Kennemerland of van de gemeente Haarlemmermeer of

    • b.

      maatschappelijk of economisch gebonden zijn aan de regio of

    • c.

      behoren tot diegenen die gelijkgesteld zijn aan economisch gebondenen.

  • 2. In afwijking van lid 1 geldt de eis van binding niet bij woningruil.

Artikel 10 Verhouding inkomen-huurprijs

  • 1. Het inkomen van het huishouden moet in redelijke verhouding tot de huurprijs staan. Voor de bepaling van deze verhouding hanteert het college de tabel opgenomen in bijlage I van deze verordening. Deze verhouding is niet van toepassing op de huurtoeslag als bepaald in artikel 36.

  • 2. Voor woonruimte van eigenaren met wie geen convenant is afgesloten, en waarvan de huurprijs ligt beneden de huurprijsgrens zoals opgenomen in bijlage I, artikel 1, lid 2 van deze verordening, wordt bij voorrang vergunning verstrekt aan een huishouden dat volgens de in bijlage I, artikel 1 lid 2 opgenomen tabel passend is.

  • 3. Voor de bepaling van het inkomen gelden de volgende regels:

    • a.

      als geen aanslag voor de inkomstenbelasting is opgelegd, geldt als bewijsstuk het laatste inkomstenbewijs van de werkgever(s) en/of uitkerende instantie(s) met betrekking tot het bruto inkomen;

    • b.

      als wel een aanslag voor de inkomstenbelasting is opgelegd geldt het laatst bekende belastbare jaarinkomen; bewijsstuk is de daarop betrekking hebbende aanslag inkomstenbelasting;

    • c.

      het college kan verzoeken een zgn. IB-60 formulier over het meest recente kalenderjaar te overleggen ter controle van het inkomen;

    • d.

      als de aanvrager kan aantonen dat het inkomen, sinds de vaststelling hiervan volgens a) of b), is veranderd of binnen 13 weken zal veranderen, dan geldt dit actuele inkomen.

  • 4. Het college is bevoegd de in de bijlage I opgenomen verhouding tussen huur en inkomen (huurquote)en overige bedragen in bijlage I jaarlijks aan te passen.

Artikel 11 Bezettingsnorm

  • 1.

    De omvang van het huishouden moet in redelijke verhouding staan tot de woninggrootte. De verhouding wordt getoetst als:

    • a.

      de huurprijs lager is dan de huurprijsgrens (woningen van corporaties waarmee geen huisvestingsconvenant is afgesloten);

    • b.

      de huurprijs lager is dan het bedrag zoals opgenomen in artikel 1, lid 1 van bijlage I van deze verordening (woningen van overige woningeigenaren).

  • 2.

    Bij de toepassing van lid 1 hanteert het college bij verhuurders met wie geen convenant is afgesloten de volgende tabel voor de bepaling van de verhouding tussen het aantal leden van het huishouden en het daarbij passende aantal kamers van de woonruimte.

Omvang huishouden

Passend aantal kamers

1 persoon

1-3

2 personen

2-4

3 personen

3-4

4 personen

3-4

5 personen

4-5

6 personen

4-5

7 en meer personen

5 of meer kamers

  • 3.

    Voor de bepaling van de grootte van het huishouden van de aanvrager geldt:

    • a.

      het ongeboren kind telt mee als een verklaring van een arts of verloskundige van een zwangerschap van tenminste zes maanden kan worden overgelegd;

    • b.

      een éénoudergezin wordt gelijkgesteld aan een gezin met twee ouders.

  • 4.

    Voor de bepaling van het aantal kamers van de woning geldt:

    • a.

      kamers en suite tellen als één kamer;

    • b.

      kamers met een vloeroppervlakte van minder dan 5 m² tellen niet mee;

    • c.

      als er geen badkamer of douche aanwezig is, telt de kleinste kamer niet mee.

  • 5.

    In afwijking van het bovenstaande is onzelfstandige woonruimte ook passend voor de alleenstaande woningzoekende die ingevolge de Vreemdelingenwet als vluchteling is toegelaten of in het bezit is gesteld van een vergunning tot verblijf als bedoeld in die wet, als zij in verband hiermee woonruimte nodig hebben.

Artikel 12. Selectie van kandidaten voor een woonwagenstandplaats

  • 1. Bij selectie van kandidaten voor nieuwe of vrijkomende standplaatsen geldt de volgende prioriteitsvolgorde:

    • a.

      kandidaten, welke wonen op het centrum, waar de toe te wijzen standplaats op -of aansluitend aan- is gelegen;

    • b.

      kandidaten, welke wonen op één van de andere woonwagencentra in de regio Zuid-Kennemerland.

  • 2. Zijn er geen kandidaten binnen de woonwagencentra in Zuid-Kennemerland, dan komt de standplaats beschikbaar voor andere woningzoekenden in de regio en vindt de selectie voor de standplaats plaats conform het convenant woonruimteverdeling Zuid-Kennemerland.

  • 3. Als er meerdere kandidaten zijn binnen dezelfde prioriteitscategorie zoals bepaald in lid 2 of als er op grond van lid 1 meerdere kandidaten zijn voor één standplaats, dan geldt binnen deze categorie dat kandidaten met een huisvestingsvergunning voor een standplaats voorrang krijgen boven de onzelfstandig wonende kinderen. Vervolgens gaan kandidaten met de langste zoekduur voor.

  • 4. Indien er op grond van zoekduurlengte geen voorrang tussen de kandidaten bestaat, wordt de woningzoekende met de hoogste leeftijd geselecteerd voor de standplaats.

  • 5. In aanvulling op artikel 5 kan een huisvestingsvergunning voor een standplaats worden ingetrokken als:

    • a.

      de vergunninghouder niet binnen twee weken nadat de standplaats feitelijk beschikbaar is gekomen, de standplaats inneemt;

    • b.

      de vergunninghouder handelt in strijd met deze verordening, de voor de standplaats verstrekte huisvestingsvergunning en/of de daaraan verbonden voorschriften.

  • 6. De huisvestingsvergunning voor een standplaats vervalt:

    • a.

      één maand nadat de vergunninghouder schriftelijk te kennen heeft gegeven van de standplaats geen gebruik meer te willen maken;

    • b.

      onmiddellijk nadat de huurovereenkomst voor de standplaats is beëindigd en de vergunninghouder de standplaats heeft verlaten;

    • c.

      onmiddellijk nadat de vergunninghouder de standplaats heeft verlaten, voor zover de betreffende standplaats niet ingevolge een huurovereenkomst door de vergunninghouder werd ingenomen.

Artikel 13 Vruchteloze aanbieding

  • 1. In afwijking van artikel 7 wordt de vergunning altijd verleend als de woonruimte door de eigenaar overeenkomstig de in lid 2 weergegeven procedure gedurende 13 weken vruchteloos is aangeboden aan woningzoekenden die volgens artikel 7 daarvoor in aanmerking komen.

  • 2. De eigenaar moet de woonruimte binnen de in het vorige lid genoemde termijn tenminste zes maal door middel van een advertentie, geplaatst in één of meer regionaal verschijnende bladen, te huur of te koop hebben aangeboden. Deze advertentie moet in ieder geval bevatten:

    • a.

      het adres van de woonruimte;

    • b.

      de huur- of koopprijs;

    • c.

      de mededeling dat woningzoekenden die voldoen aan artikel 6, de voorkeur hebben.

    De in lid 1 genoemde termijn begint op de datum van plaatsing van de eerste advertentie die voldoet aan het hier bepaalde.

  • 3. Het eerste lid is alleen van toepassing als:

    • a.

      de huur- of koopprijs redelijk is, gelet op de prijs in het economische verkeer voor vergelijkbare woonruimten, of

    • b.

      als de huurprijs niet hoger is dan de volgens deze wet maximaal redelijke huurprijs als bedoeld in de wet in onderafdeling 2 van afdeling 5 van titel 4 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.

Hoofdstuk 3 Urgentieverklaring

Artikel 14 Urgentieverklaring

  • 1. Als een woningzoekende die voldoet aan artikel 9, lid 2 van de wet en artikel 8 van deze verordening, en ingezetene is van de regio Zuid-Kennemerland, dringend behoefte heeft aan (andere) woonruimte, kan het college in de in de artikelen 15 en16 omschreven gevallen op schriftelijk verzoek een urgentieverklaring verlenen.

  • 2. Woningzoekenden die zelf verantwoordelijk kunnen worden gesteld voor de ontstane woonproblematiek of die onvoldoende pogingen hebben gedaan om zelf een oplossing te vinden, komen niet in aanmerking voor een verklaring.

  • 3. Bezitters van een verklaring kunnen 26 weken (vanaf de datum van afgifte) met voorrang boven andere woningzoekenden in aanmerking komen voor een vergunning. Daarbij gelden de passendheidseisen in de artikelen 10 en 11.

  • 4. Een verklaring is geldig in alle regiogemeenten. Met de urgentieverklaring kan met voorrang gereageerd worden op alle woningen die voldoen aan het zoekprofiel dat is opgenomen in de verklaring. Uitgangspunt van het zoekprofiel is dat er met de verklaring geen sprong voor- of achteruit in de wooncarrière wordt gemaakt.

  • 5. Bezitters van een verklaring worden bij de rangordebepaling bovenaan geplaatst. Als meerdere woningzoekenden met een verklaring reageren, wordt degene met de oudste, nog geldige verklaring bovenaan geplaatst.

  • 6. De eerste 13 weken kan men zelf reageren op het woningaanbod. De overige 13 weken kan, indien nodig, gericht worden gezocht door Woonservice. Ook tijdens deze tweede periode kan men zelf reageren op het aanbod. De verklaring vervalt als passende woonruimte is gevonden, of in de tweede periode is aangeboden.

  • 7. De termijn van 26 weken kan eenmalig met 26 weken worden verlengd als nog geen passende woonruimte is vrijgekomen.

  • 8. Er kan worden bepaald dat de verklaring geen voorrang geeft bij de toewijzing van relatief schaarse woningen.

  • 9. De verklaring vervalt door verloop van de geldigheidsduur of het afgeven van een vergunning op naam van (onder meer) de urgentverklaarde.

  • 10. Bij gewijzigde omstandigheden kan het college, al dan niet op verzoek van de urgentverklaarde, besluiten de inhoud van de verleende verklaring te wijzigen of de verklaring in te trekken.

  • 11. Als een urgentverklaarde binnen de termijn geen gebruik heeft gemaakt van de verklaring, terwijl er naar het oordeel van het college in deze termijn passende huisvesting beschikbaar is gekomen, hetzij via reageren op aanbod, hetzij door een passend aanbod van Woonservice, wordt, op grond van dezelfde feiten of omstandigheden die hebben geleid tot de urgentieverklaring, niet opnieuw een verklaring afgegeven.

  • 12. Het college kan een verklaring intrekken, als:

    • a.

      aan de eisen voor een verklaring niet meer wordt voldaan;

    • b.

      de verklaring is verstrekt op grond van gegevens waarvan de woningzoekende wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren.

  • 13. Het college kan met instanties die werkzaam zijn op sociaal, maatschappelijk of medisch terrein, afspraken maken over af te geven urgentieverklaringen voor cliënten van deze instellingen die wegens bijzondere omstandigheden een verklaring nodig hebben, maar aan de reguliere voorwaarden hiervoor niet voldoen.

  • 14. De urgentieverklaring bevat in ieder geval:

    • a.

      de personalia van de urgentverklaarde;

    • b.

      de geldigheidstermijn van 26 weken;

    • c.

      een zoekprofiel: woningtypen waarvoor de verklaring geldig is, met als uitgangspunt de kenmerken van de achter te laten woning (indien van toepassing) en rekening houdend met de achtergrond van de urgentie.

  • 15. Er wordt regionaal een actueel overzicht bijgehouden van alle geldige urgentieverklaringen.

Artikel 15 Sociale en medische urgentieverklaring

  • 1. De in artikel 14 eerste lid bedoelde urgentie kan worden verleend indien er sprake is van een medische of een psychosociale klacht in relatie met de huidige woning, waaruit een dringende noodzaak tot (her)huisvesting op korte termijn voortvloeit. Deze noodzaak is alleen aanwezig als er sprake is van een levensbedreigende of maatschappelijk onaanvaardbare situatie.

  • 2. Het college vraagt voorafgaand aan de besluitvorming omtrent de urgentieaanvraag advies aan de urgentiecommissie, zoals bedoeld in het Reglement Regionale Urgentiecommissie 2007.

Artikel 16 Overige urgentieverklaringen

Een verklaring kan worden verleend als:

  • a.

    de huidige woonruimte waarover men zelfstandig beschikt in de regio direct definitief moet worden verlaten door natuurgeweld of een niet door eigen opzet ontstane calamiteit;

  • b.

    woonruimte in het kader van een stadsvernieuwings- of herstructureringsproject op korte termijn moet worden verlaten. Daarbij geldt als voorwaarde dat er recht is op huurbescherming (op basis van het Burgerlijk Wetboek) ten opzichte van de eigenaar, niet zijnde de bewoner op het moment dat de woning moet worden verlaten;

Hoofdstuk 4 Leegstand en wijziging woningvoorraad

Artikel 17 Strekking

De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op alle zelfstandige en onzelfstandige woonruimten, ongeacht de koopprijs of huurprijs.

Artikel 18 Melding leegstand woonruimte

  • 1. Dit artikel is van toepassing op eigenaren van woonruimte, waarmee geen convenant is gesloten.

  • 2. Als de leegstand langer duurt dan drie maanden, is de eigenaar verplicht dit aan het college te melden. Het daarover in de wet in artikel 18 bepaalde is van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Een woonruimte wordt geacht leeg te zijn als:

    • a.

      de gebruiker van de woonruimte het gebruik daarvan aan de eigenaar heeft opgezegd;

    • b.

      de eigenaar het gebruik aan de gebruiker heeft opgezegd en vaststaat dat ontruiming juridisch mogelijk is;

    • c.

      de woonruimte is ontruimd;

    • d.

      de woonruimte als zodanig niet langer in gebruik is, tenzij aannemelijk wordt gemaakt dat dit slechts voor korte tijd het geval is;

    • e.

      op andere wijze is gebleken dat een woonruimte te huur of – vrij van huur – te koop is.

  • 4. Het college noteert de gemelde leegstand in het leegstandsregister.

Artikel 19 Voordracht

  • 1. Met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 19, 20 en 21 van de wet kan het college aan de eigenaar van een ter beschikking gekomen woonruimte die behoort tot de in artikel 19, lid 1 aangewezen categorieën een voordracht tot verhuring van de woonruimte aan een door het college aangegeven woningzoekende doen.

  • 2. Voor plaatsing van de in lid 1 bedoelde voordracht komen in aanmerking woningzoekenden die beschikken over een urgentieverklaring als bedoeld in de artikelen 14, 15 en 16.

  • 3. Binnen twee weken nadat de eigenaar het ter beschikking komen van de woonruimte heeft gemeld of anderszins is gebleken dat de woonruimte ter beschikking is gekomen, zendt het college een voordracht van ten hoogste drie woningzoekenden, of berichten zij aan de eigenaar dat geen voordracht zal worden gedaan.

    Van de voordracht worden de desbetreffende woningzoekenden door het college schriftelijk in kennis gesteld.

  • 4. Binnen twee weken na ontvangst van de voordracht dient de eigenaar de woningzoekende te benaderen en het college schriftelijk te berichten of met de voorgedragen woningzoekende een huurovereenkomst afgesloten zal worden. Als de eigenaar de voorgedragen woningzoekende weigert, dient hij de reden daarvan aan het college te melden.

    Het college stelt de voorgedragen woningzoekende hiervan in kennis en geeft daarbij aan wat het vervolg van de procedure zal zijn. Als de voorgedragen woningzoekende de woonruimte weigert, dient hij de reden daarvan schriftelijk aan het college te melden.

  • 5. Als de voorgedragen woningzoekende de woonruimte weigert, of de eigenaar de voorgedragen woningzoekende om, naar het oordeel van het college gegronde redenen weigert, kan een tweede voordracht worden gedaan binnen twee weken nadat het college van de weigering is kennis is gesteld.

  • 6. Een voorgedragen woningzoekende wordt geacht geweigerd te hebben, als hij niet binnen twee weken nadat hij van de voordracht in kennis is gesteld aan de eigenaar of aan het college heeft laten weten dat hij de aangeboden woonruimte accepteert.

  • 7. Het bepaalde in lid 4 blijft buiten toepassing als:

    • a.

      het college heeft bericht dat geen voordracht zal worden gedaan;

    • b.

      zij niet binnen de termijn van twee weken een voordracht hebben gedaan;

    • c.

      alle door hen voorgedragen woningzoekenden de aangeboden woonruimte hebben geweigerd.

  • 8. Als de eigenaar niet binnen de gestelde termijn een bericht als bedoeld in lid 3 heeft gezonden of als hij de voorgedragen woningzoekende naar het oordeel van het college zonder gegronde redenen weigert, kan het college overeenkomstig hoofdstuk IV van de wet tot vordering van de woonruimte overgaan.

Artikel 20 Vergunning voor onttrekken, samenvoegen en omzetten

Het is verboden om zonder onttrekkingsvergunning woonruimte binnen de gemeentegrenzen:

  • a.

    geheel of gedeeltelijk aan de woonbestemming te onttrekken. Onder onttrekken wordt verstaan het slopen of het gebruiken voor een ander doel dan permanente bewoning door een huishouden. Onder gedeeltelijk onttrekken wordt verstaan een zodanige onttrekking van woonruimte, dat die woonruimte daardoor niet langer geschikt is voor bewoning door een huishouden van dezelfde omvang als waarvoor deze zonder zodanige onttrekking geschikt is;

  • b.

    met andere woonruimte samen te voegen;

  • c.

    om te zetten van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte.

Artikel 21 Criteria voor de vergunningverlening

  • 1.

    Het college verleent de vergunning als naar hun oordeel het met de onttrekking, samenvoeging of omzetting gediende belang groter is dan het belang van het behoud of de samenstelling van de woningvoorraad.

  • 2.

    Indien het college heeft vastgesteld dat het belang van aanvrager niet opweegt tegen het belang van het behoud of de samenstelling van de woningvoorraad, maar dat het belang door het stellen van voorwaarden en voorschriften voldoende kan worden gediend, kunnen zij de gevraagde vergunning verlenen indien de vergunningaanvrager voldoende compensatie als bedoeld in artikel 22, lid 4 of lid 5 biedt en overigens aan de door het college gestelde voorwaarden en voorschriften voldoet.

  • 3.

    Een aanvraag voor onttrekking, samenvoegen of omzetten wordt getoetst aan:

    • a.

      de huidige bestemming van de woonruimte;

    • b.

      de behoefte aan de te ontrekken woonruimte;

    • c.

      het volkshuisvestingsbeleid.

  • 4.

    Een aanvraag voor een gedeeltelijke onttrekking wordt getoetst aan de verhouding tussen de grootte van de woonruimte en de omvang van het huishouden.

    Als bij deze vergunning de voorwaarde van tijdelijkheid en zelfbewoning conform artikel 22, lid 2 wordt opgelegd, wordt geen financiële compensatie verlangd. Hiermee wordt het tijdelijke karakter van de onttrekkingsvergunning benadrukt.

  • 5.

    a. Het college kan een tijdelijke vergunning verlenen voor onttrekking, samenvoeging of omzetting.

    • b.

      Een tijdelijke vergunning kan worden afgegeven voor maximaal 5 jaar.

    • c.

      Na het verstrijken van de periode, waarvoor vergunning is verleend, dient de onttrekking, de samenvoeging of omzetting weer ongedaan gemaakt te worden, tenzij een nieuwe, al dan niet tijdelijke, vergunning is verleend.

  • 6.

    a. Een vergunning tot samenvoeging kan worden toegestaan als de woning gelegen is in de binnenstad én één van de woningen kleiner dan 60m2 BKO is, tenzij de samengevoegde woning groter is dan 3 x de maat van de kleinste woning.

    • b.

      Een vergunning tot samenvoeging kan worden toegestaan als één van de woningen kleiner is dan 70 m2, tenzij de samengevoegde woning groter wordt dan 3 x de maat van de kleinste woning of groter dan 180 m2.

    • c.

      In afwijking van het hiervoor gestelde onder a en b voor wat betreft de grootte van de samengevoegde woning mag het aantal m2 binnenwerkse kernoppervlakte (BKO) in de samengevoegde woning maximaal 210 m2 bedragen indien het huishouden, waarvoor de samenvoeging wordt aangevraagd, bestaat uit meer dan 6 personen.

    • d.

      Voorts geldt bij de in dit lid onder a t/m c gestelde dat de hier onderstaande grenzen niet worden overschreden:

Huishoudengrootte

Maximum grootte van de grootste woning in BKO

Maximum grootte van de woning na samenvoeging in BKO

1 tot 2 personen

60 m2

3 tot 4 personen

70 m2

5 tot 6 personen

90 m2

Meer dan 6 personen

120 m2

210 m2

  • 7.

    Een vergunning tot samenvoegen wordt in elk geval verleend als aan één van de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      als de samen te voegen woonruimten van zodanige kwaliteit zijn dat zij redelijkerwijs niet langer als zelfstandige woningen in de woningbehoefte kunnen voorzien (overwegingen van algemeen belang);

    • b.

      als de aanvrager volgens de normen in de vorige tabel te krap is gehuisvest en er binnen een door het college te bepalen aanvaardbare termijn geen passende woonruimte beschikbaar is. Voorwaarde daarbij is dat de aanvrager na samenvoegen de maximum grootte zoals bepaald in lid 6 niet overschrijdt;

    • c.

      als de behoefte aan de woonruimte die na samenvoeging ontstaat, in het kader van een evenwichtige opbouw van de woningvoorraad, groter is dan de behoefte aan de afzonderlijke woonruimten (overwegingen in het kader van herstructurering).

Artikel 22 Voorwaarden bij de vergunningverlening

  • 1. Een vergunning kan worden verleend onder de voorwaarden dat:

    • a.

      een bouwvergunning wordt aangevraagd en verleend;

    • b.

      zonder tussenkomst van de gemeente passende woonruimte aan de zittende huurders wordt aangeboden;

    • c.

      gekoppeld aan de samenvoeging of omzetting een ingrijpende woningverbetering wordt uitgevoerd.

  • 2. Het college kan een onttrekkingsvergunning verlenen voor een gedeeltelijke onttrekking, onder de voorwaarden van tijdelijkheid en zelfbewoning.

  • 3. Bij samenvoegen van woonruimte dient een nieuw huisnummer te worden aangevraagd.

  • 4. Aan de vergunning kan de voorwaarde worden verbonden dat de aanvrager binnen één jaar na het besluit zorgdraagt voor het creëren van gelijkwaardige andere woonruimte.

  • 5. Ter compensatie van het verlies aan woonruimte kan een financiële voorwaarde aan de vergunning worden verbonden indien het verlies aan woonruimte voldoende kan worden gecompenseerd door het opleggen van een financiële compensatie.

    Hierbij gelden de volgende tarieven voor een definitieve vergunning:

    • -

      zelfstandige, te onttrekken woonruimte € 220,-- per m2

    • -

      zelfstandige, samen te voegen woonruimte € 200,-- per m2

    • -

      zelfstandige, om te zetten woonruimte € 110,-- per m2

    • -

      onzelfstandige, te onttrekken woonruimte € 110,-- per m2

    • -

      ondeugdelijke, te onttrekken woonruimte € 85,-- per m2

    Hierbij gelden de volgende tarieven per jaar voor een tijdelijke vergunning:

    • -

      zelfstandige, te onttrekken woonruimte € 15,-- per m2

    • -

      zelfstandige, samen te voegen woonruimte € 13,-- per m2

    • -

      onzelfstandige te onttrekken / samen te voegen woonruimte € 10,-- per m2

    De bijdrage wordt berekend naar het aantal vierkante meters vloeroppervlakte van de te onttrekken, samen te voegen of om te zetten woonruimte, inclusief de daarbij behorende gangen, keuken, toilet en beschoten zolder. De tarieven worden jaarlijks aangepast met het CBS-prijsindexcijfer voor de gezinsconsumptie.

  • 6. De bedragen worden gestort in de reserve sociale woningbouw en worden voor de volkshuisvesting aangewend.

  • 7. Als de aanvrager voor compenserende woonruimte zorgt, betaalt deze een waarborgsom op basis van de tarieven uit lid 5. De waarborgsom wordt betaald binnen twee weken na verlenging van de vergunning waarin de eis van deze compensatie is opgenomen.

  • 8. De waarborgsom wordt in het Fonds Woningonttrekking gestort als niet binnen één jaar na verlening vervangende woonruimte is aangeboden of met het bouwen daarvan daadwerkelijk is begonnen.

  • 9. Op of bij de vergunning wordt de volgende informatie vermeld:

    • a.

      de mededeling dat binnen 1 jaar van de vergunning gebruik moet worden gemaakt;

    • b.

      de woonruimte waarop de vergunning betrekking heeft;

    • c.

      de opgelegde compensatie;

    • d.

      bij gedeeltelijke onttrekking tevens de voorwaarde van tijdelijkheid en zelfbewoning.

Artikel 23 Ontheffing

Het college kan in het belang van de volkshuisvesting geheel of gedeeltelijk ontheffing verlenen van de voorwaarden in (delen van) dit hoofdstuk.

Hoofdstuk 5 Splitsing in appartementsrechten

Artikel 24 Werkingsgebied

Dit hoofdstuk is van toepassing op alle gebouwen, bevattende woonruimte, ongeacht de huur- of koopprijs.

Artikel 25 Vergunningvereiste

  • 1. Het is verboden om zonder splitsingsvergunning een recht op een gebouw, zoals aangewezen in artikel 24, te splitsen in appartementsrechten als bedoeld in artikel 106, eerste en derde lid van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, als één of meer appartementsrechten de bevoegdheid omvatten tot het gebruik van één of meer gedeelten van het gebouw als woonruimte.

  • 2. Lid 1 is ook van toepassing op het verlenen van deelname- of lidmaatschapsrechten of het aangaan van een verbintenis daartoe door een rechtspersoon met betrekking tot een gebouw als bedoeld in lid 1.

  • 3. Op of bij de splitsingsvergunning vermeldt het college de volgende informatie:

    • a.

      de mededeling dat binnen een jaar van de splitsingsvergunning gebruik gemaakt kan worden;

    • b.

      de gebouwde onroerende zaak waarop de splitsing betrekking heeft.

Artikel 26 Gronden voor weigering van splitsingsvergunning

  • 1. Het college kan een splitsingsvergunning weigeren als:

    • a.

      het (gedeelte van een) gebouw waarop de aanvraag betrekking heeft, één of meer woonruimten bevat die verhuurd worden of die laatstelijk verhuurd zijn geweest;

    • b.

      de huurprijs van één of meer van die (voormalige) woonruimten lager is dan de maximale huurgrens voor de huurtoeslag.

    • c.

      de aanvrager niet kan waarborgen dat de woonruimte(n) na de splitsing bestemd blijven, of de voormalige woonruimte(n) na de splitsing opnieuw bestemd zullen worden voor verhuur ter bewoning en

    • d.

      het belang dat de aanvrager bij splitsing heeft niet opweegt tegen het belang van het behoud van de woningvoorraad, voor zover die voor verhuur is bestemd. Bij de afweging worden ook de ligging en de te verwachten vraag naar de desbetreffende woonruimten betrokken.

    • e.

      de splitsing zou leiden tot woningen met een oppervlakte, die vanuit volkshuisvestelijk standpunt als te klein worden aangemerkt.

  • 2. Het college kan een splitsingsvergunning weigeren als:

    • a.

      voor het gebied, waarin het gebouw is gelegen, een stadsvernieuwingsplan als bedoeld in artikel 31 van de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing of Leefmilieuverordening als bedoeld in artikel 9 van die wet van kracht is, of een ontwerp voor een zodanig plan, zodanige verordening of een herziening daarvan in procedure is;

    • b.

      het ontwerp voor dat plan of verordening danwel de herziening daarvan, ter inzage is gelegd voordat de aanvraag voor de splitsingsvergunning is gedaan, of, als de aanvraag op basis van artikel 27 is aangehouden, voordat die aanhouding is geëindigd;

    • c.

      de voorgenomen splitsing nadelige gevolgen heeft voor de met het plan of de verordening nagestreefde doeleinden en

    • d.

      het belang dat de aanvrager bij de splitsing heeft niet opweegt tegen het belang van het voorkomen van belemmeringen van de stadsvernieuwing.

  • 3. Het college kan een splitsingsvergunning weigeren als:

    • a.

      de toestand van het gebouw zich uit een oogpunt van indeling of staat van onderhoud geheel of gedeeltelijk tegen splitsing verzet;

    • b.

      de desbetreffende gebreken niet door het treffen van voorzieningen of het aanbrengen van verbeteringen kunnen worden opgeheven, of onvoldoende is verzekerd dat de gebreken zullen worden opgeheven.

  • 4. Van gebreken als bedoeld in lid 3 is in ieder geval sprake als:

    • a.

      het college op basis van de artikelen 14-25 van de Woningwet een aanschrijving heeft gedaan en deze aanschrijving nog niet is uitgevoerd;

    • b.

      het gebouw één of meer woonruimten bevat die volgens de artikelen 29-38 van de Woningwet onbewoonbaar zijn verklaard.

Artikel 27 Aanhouding van de splitsingsaanvraag

  • 1. Het college houdt de beslissing op de aanvraag aan als:

    • a.

      voor het gebied waarin het gebouw is gelegen een voorbereidingsbesluit als bedoeld in artikel 21 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening van kracht is met het oog op de voorbereiding van een stadsvernieuwingsplan of een herziening daarvan;

    • b.

      dat besluit is genomen voordat de aanvraag werd ingediend en

    • c.

      redelijkerwijs verwacht mag worden dat de in het stadsvernieuwingsplan op te nemen maatregelen nadelig kunnen worden beïnvloed door de voorgenomen splitsing.

  • 2. De aanhouding als bedoeld in lid 1 duurt tot het moment dat het voorbereidingsbesluit is vervallen.

  • 3. Het college kan de beslissing aanhouden als de aanvrager aannemelijk kan maken dat hij binnen een redelijke termijn de gebreken als bedoeld in artikel 26 zal opheffen.

  • 4. Als het college de beslissing aanhoudt, vermeldt zij in het besluit tot aanhouding welke gebreken met het oog op de voorgenomen splitsing hersteld moeten worden en binnen welke termijn zij dit redelijk achten. Als de in het besluit vermelde gebreken binnen de aangegeven termijn zijn hersteld, wordt vergunning verleend.

Artikel 28 Intrekking

In aanvulling op artikel 25 kan het college een splitsingsvergunning intrekken als niet binnen 1 jaar nadat de beschikking onherroepelijk is geworden, is overgegaan tot inschrijving in de openbare registers van de acte van splitsing in appartementsrechten of tot het verlenen van deelnemings- of lidmaatschapsrechten.

Hoofdstuk 6 Verdere bepalingen

Artikel 29 Hardheidsclausule

Het college kan één of meer artikelen uit de hoofdstukken 2, 3, 4 en 5 buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing gelet op het belang van het in gebruik nemen of geven van woonruimte of het wijzigen van de woonruimtevoorraad leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 30 Strafbepaling

Hij die handelt in strijd met het bepaalde in artikel 3, 20 en 25 wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste vier maanden of geldboete van de derde categorie. De genoemde strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.

Artikel 31 Handhaving

  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde zijn belast de daartoe door het college aangewezen ambtenaren.

  • 2. Met de opsporing van de bij artikel 30 van deze verordening strafbaar gestelde feiten zijn, behalve de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering en de in artikel 75 van de wet aangewezen ambtenaren belast de in het eerste lid genoemde ambtenaren, voor zover zij door de Minister van Justitie daartoe zijn aangewezen.

  • 3. De in het eerste lid genoemde ambtenaren hebben de bevoegdheden als genoemd in de artikelen 76, 77 en 78 van de wet.

Artikel 32 Restbepaling

In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college. Zij zal zich daarbij uitsluitend laten leiden door overwegingen betrekking hebbende op de evenwichtige en rechtvaardige verdeling van schaarse woonruimte.

Artikel 33 Overleg bij wijziging

Bij de voorbereiding van een besluit tot wijziging van deze verordening pleegt het college overleg met de regiogemeenten en de in de gemeente werkzame corporaties en met andere daarvoor naar hun oordeel in aanmerking komende organisaties die binnen de gemeente op het gebied van de woonruimteverdeling werkzaam zijn.

Artikel 34 Toepassing regelgeving na sluiten overeenkomsten

Als toepassing wordt gegeven aan artikel 2, zijn de criteria voor werving en selectie van kandidaten voor vrijkomende woningen ook van toepassing op zelfstandige woonruimte, die in het bezit is van een corporatie welke de overeenkomst niet heeft ondertekend, of welke deze eenzijdig opzegt.

Artikel 35 Experimenten

Het college kan, na kennisgeving aan de betreffende raadscommissie afwijken van deze verordening ten behoeve van experimenten in het belang van de volkshuisvesting, mits niet in strijd met de wet.

Artikel 36 Passendheidstoets bij aanvraag huurtoeslag

  • 1 Bij de huurtoeslag-aanvragen boven de aftoppingsgrens maar onder de huurtoeslag-grens wordt aan de gemeente een passendheidsverklaring gevraagd of de huurprijs passend is. De gemeente geeft voor een huurprijs boven de aftoppingsgrens geen passendheidsverklaring.

  • 2 Het college kan afwijken van het eerste lid, voor zover toepassing gelet op het belang van het in gebruik nemen of geven van woonruimte of het wijziging van de woonruimtevoorraad dat naar mening van het college leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

Artikel 37 Overgangsregeling

  • 1. Aanvragen en verzoeken die getoetst worden aan bepalingen in de Huisvestingsverordening die zijn ingediend voor het van kracht worden van deze verordening worden getoetst aan de regels gesteld in de Huisvestingsverordening Zuid-Kennemerland 1999, wanneer de toepassing voor de aanvrager gunstiger is.

  • 2. In aanvulling op het eerste lid worden de aanvragen voor de passendheidstoets bij huurtoeslag, als omschreven in artikel 36, getoetst aan de Huisvestingsverordening Zuid-Kennemerland 1999 wanneer de aanvrager is verhuisd in het laatste half jaar voor het van kracht worden van deze verordening.

Artikel 38 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als Huisvestingsverordening Zuid-Kennemerland 2007 van de gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude.

Artikel 39 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2007

  • 2.

    Met de inwerkingtreding komt de Huisvestingsverordening Zuid-Kennemerland 1999 te vervallen.

Ondertekening

Vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 28 november 2006 nr. BOB 06/037, gepubliceerd in het Witte Weekblad d.d. 5 december 2006 en het Haarlems Weekblad d.d. 6 december 2006.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 28 november 2006.

Bijlage I behorende bij de huisvestingsverordening

Artikel 1 Verhouding huur-inkomen

  • 1.

    Het bedrag in artikel 11, lid 1 van de Huisvestingsverordening Zuid-Kennemerland 2007 wordt gesteld op € 400,- per maand.

  • 2.

    Op grond van artikel 10 lid 2 van de Huisvestingsverordening wordt voor woonruimte van eigenaren, waarmee geen Convenant is afgesloten waarin andere grenzen zijn afgesproken, de huurgrens waar beneden de verhouding inkomen/huur wordt getoetst bij de Huisvestingsvergunning, gesteld op het bedrag dat is genoemd als maximale huurgrens voor de huurtoeslag. Vergunning wordt slechts verleend aan een huishouden indien de verhouding inkomen/huur conform de volgende tabel passend is. Let wel artikel 36 van de Huisvestingsverordening bevat de criteria voor de passendheidstoets bij de aanvraag huurtoeslag.

Leeftijd

Bruto inkomen/maand

Acceptabele huur/maand

Tot 23 jaar

Max. € 1.600,--

Max. € 348,99

Boven 23 jaar

Onder € 2.526,--

Max. € 631,73

Boven € 2.526,--

Vanaf € 400,--

(laatstelijk gewijzigd 27 augustus 2008)

Bijlage II begripsomschrijvingen

a.

aftoppingsgrens

rekenhuur als bedoeld in Artikel 20 van de Wet op de huurtoeslag waarboven het college, als omschreven in Artikel 38 van de Wet op de huurtoeslag, moet toezien dat het aantal gevallen, waarin huurtoeslag wordt toegekend, beperkt blijft;

b.

besluit

het Huisvestingsbesluit;

c.

college

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem;

d.

convenant

het convenant woonruimteverdeling. Hierin zijn opgenomen afspraken met de corporaties en andere wooneigenaren over de verdeling van woningen door advertenties;

e.

corporatie

toegelaten instelling als bedoeld in artikel 70, eerste lid of artikel 2, eerste lid van de Woningwet (Stb. 1991, 439);

f.

economische binding

binding van een persoon aan de regio Zuid-Kennemerland, welke is gelegen in het redelijke belang dat die persoon, met het oog op de voorziening in het bestaan, heeft om zich in deze regio te vestigen.

Er is in elk geval sprake van economische binding als men voor de voorziening in het bestaan is aangewezen op het duurzaam verrichten van arbeid tijdens een aantal uren dat gelijk is aan ten minste de helft van het aantal uren dat een volledige werkweek uitmaakt binnen diens beroepsgroep, binnen of vanuit dat gebied.

Bij “duurzaam verrichten van arbeid” is inbegrepen:

a.een standaardarbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd (met een minimum van 1 jaar, waarbij de mogelijkheid van verlenging is opgenomen) of

b.een standaardarbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd op projectbasis voor een periode die langer is dan 1 jaar.

Aan groepen woningzoekenden die behoren tot één van de categorieën genoemd in artikel 13c van de wet wordt de eis van economische binding niet gesteld;

g.

eigenaar

het daarover in artikel 1, lid 2 van de wet bepaalde;

h.

huishouden

-een alleenstaande danwel twee of meer personen die een gemeenschappelijke huishouding (willen gaan) voeren. Het voeren of willen gaan voeren van een gemeenschappelijke huishouding wordt tot uitdrukking gebracht door het vormen van een economische eenheid en in het gezamenlijk ondertekenen van het huurcontract;

-meeverhuizende kinderen (of daarmee gelijkgestelde) maken deel uit van het huishouden van de ouders (of daarmee gelijkgestelde). Een kind (of daarmee gelijkgestelde) kan slechts tot één huishouden behoren;

i

huurprijs

de prijs die bij huur en verhuur is verschuldigd voor het enkele gebruik van een woning, uitgedrukt in een bedrag per maand.

Voor een standplaats voor een woonwagen of een ligplaats voor een woonschip: het bedrag dat is verschuldigd voor het innemen van die standplaats, of ligplaats, uitgedrukt in een bedrag per maand;

j.

huurprijsgrens

de huurprijs waarboven in de regio Zuid-Kennemerland geen huisvestings-vergunning verplicht. Dit is gelijk aan de maximale huurgrens voor de huurtoeslag

k.

inkomen

Het rekeninkomen zoals omschreven in artikel 1 onder i van de Wet op de huurtoeslag;

l.

ingezetene

degene die gedurende tenminste twee jaren aaneengesloten in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens van een gemeente in de regio of in de gemeente Haarlemmermeer is opgenomen en feitelijk in de regio of de gemeente Haarlemmermeer hoofdverblijf heeft en gedurende deze periode niet in strijd met de Huisvestingsverordening Zuid-Kennemerland 2007 zonder huisvestingsvergunning een woonruimte in gebruik heeft;

m.

inwoning

het bewonen van woonruimte die onderdeel uitmaakt van woonruimte die door een ander huishouden in gebruik is genomen;

n.

klachtencommissie

de commissie als bedoeld in artikel 4, lid 2 van de wet;

o.

koopprijs

de prijs die voor de enkele koop van een woonruimte is of zal worden betaald;

p.

koopprijsgrens

de koopprijs waarboven geen huisvestingsvergunning verplicht is. Deze bedraagt € 136.134,--;

q.

ligplaats

de door de raad of het college aangewezen plaats, waar een woonschip mag liggen;

r.

maatschappelijke

binding

binding van een persoon aan de regio Zuid-Kennemerland. Deze wordt alleen aangenomen als men in de afgelopen tien jaar ten minste zes jaar onafgebroken ingezetene is geweest van deze regio;

s.

maatschappelijk

onaanvaardbaar

de situatie waarin een ingezetene zich bevindt waarbij,

-het jongste kind minderjarig is en

-er zeer ernstige medische of psychische problemen zijn bij een van de gezinsleden, die door de huidige woonsituatie worden versterkt dan wel de huidige situatie onhoudbaar maken en

-verhuizen de enige oplossing is;

t.

onzelfstandige woonruimte

woonruimte, niet zijnde woonruimte bestemd voor inwoning, zonder eigen toegang, die niet door een huishouden kan worden bewoond, zonder daarbij afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte;

u.

onttrekkingsvergunning

de vergunning tot onttrekking van woonruimte als beschreven in hoofdstuk 5 van deze verordening en als bedoeld in artikel 30 van de wet;

v.

raad

de gemeenteraad van Haarlem

w.

regio

de regio Zuid-Kennemerland waaronder de gemeenten Bennebroek, Bloemendaal, Haarlem, Haarlemmerliede en Spaarnwoude, Heemstede en Zandvoort vallen;

x.

relatief schaarse

woonruimte

woonruimte die op het moment van de beoordeling zodanig schaars is dat de verhouding tussen vraag en aanbod op meer gespannen voet staat dan bij andere woningtypen of soortgelijke woningen in andere delen van de regio;

y.

splitsingsvergunning

vergunning als bedoeld in artikel 33 van de wet;

z.

standplaats

een standplaats als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel h van de Woningwet (Stb. 1991, 439);

aa.

vergunning

de huisvestingsvergunning, bedoeld in artikel 7 van de wet;

bb.

wet

de Huisvestingswet;

cc.

woningruil

het door twee of meer huishoudens wederkerig in gebruik nemen van elkaars zelfstandige woonruimte voor permanente bewoning;

dd.

woonruimte

besloten ruimte die, al dan niet samen met één of meer andere ruimten, bestemd of geschikt is voor bewoning door een huishouden, tenzij die woonruimte bestemd is voor inwoning.

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen worden onder woonruimte ook begrepen:

a.een woonwagen;

b.een standplaats voor een woonwagen;

c.een ligplaats voor een woonschip;

ee.

woonschip

woonschip als bedoeld in artikel 1 van de wet;

ff.

woonwagen

een wagen als bedoeld in artikel 1 van de wet;

gg.

woonwagenlocaties

de locaties met standplaatsen voor woonwagens zoals deze door de gemeenteraad zijn aangewezen;

hh.

zelfstandige woonruimte

woonruimte, niet zijnde woonruimte bestemd voor inwoning, welke een eigen toegang heeft en welke door een huishouden kan worden bewoond zonder daarbij afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen buiten de woonruimte.

Algemene en artiekelsgewijze toelichting

Deze toelichting maakt onderdeel uit van de Huisvestingsverordening Zuid-Kennemerland 2007.

B Artikel gewijze toelichting

Artikel 2

Binnen de overeenkomsten met eigenaren van woningen die gesloten worden door het college heeft het Convenant Woonruimteverdeling 2007 een aparte status. Om maatwerk te kunnen leveren en volkshuisvestelijke doelen te kunnen verwezenlijken wordt aan de corporaties een aantal ruimte geboden om weloverwogen af te wijken van de strikte toepassing van de Huisvestingsverordening. Deze ruimte is vastgelegd in het Convenant Woonruimteverdeling 2007. Alleen voor de artikelen van de Huisvestingsverordening waarvan in het Convenant Woonruimteverdeling 2007 staat beschreven dat er voor de corporaties andere regels gelden, komen de artikelen van het Convenant in de plaats van de artikelen in de Huisvestingsverordening.

Artikel 9

Lid 1, sub c

In ieder geval gelijk gesteld aan Economische binding is diegene die een dagstudie volgt aan een instituut voor dagstudie in de regio Zuid-Kennemerland en meerderjarig is.

BIJLAGE I behorende bij de Huisvestingsverordening

Artikel 1 Verhouding huur-inkomen

  • 1.

    Het bedrag in artikel 11, lid 1 van de Huisvestingsverordening Zuid-Kennemerland 2007 wordt gesteld op € 400,- per maand.

  • 2.

    Op grond van artikel 10 lid 2 van de Huisvestingsverordening wordt voor woonruimte van eigenaren, waarmee geen Convenant is afgesloten waarin andere grenzen zijn afgesproken, de huurgrens waar beneden de verhouding inkomen/huur wordt getoetst bij de Huisvestingsvergunning, gesteld op het bedrag dat is genoemd als maximale huurgrens voor de huurtoeslag. Vergunning wordt slechts verleend aan een huishouden indien de verhouding inkomen/huur conform de volgende tabel passend is. Let wel artikel 36 van de Huisvestingsverordening bevat de criteria voor de passendheidstoets bij de aanvraag huurtoeslag.

Leeftijd

Bruto inkomen/maand

Acceptabele huur/maand

Tot 23 jaar

Max. € 1.600,--

Max. € 348,99

Boven 23 jaar

Onder € 2.526,--

Max. € 631,73

Boven € 2.526,--

Vanaf € 400,--

(laatstelijk gewijzigd 27 augustus 2008)