Regeling vervallen per 11-11-2017

Verordening op het onderzoeksrecht van de raad 2005

Geldend van 22-04-2005 t/m 10-11-2017

Intitulé

Verordening op het onderzoeksrecht van de raad 2005

De raad van de gemeente Haarlemmermeer;

gelezen het voorstel van de voorbereidingscommissie van 12 april 2005 nummer 2005/10234;

besluit: vast te stellen

Verordening op het onderzoeksrecht van de raad 2005

Artikel 1: begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    onderzoek: een onderzoek als bedoeld in artikel 155a, eerste lid van de Gemeentewet;

  • b.

    onderzoekscommissie: een commissie als bedoeld in artikel 155a, derde lid van de Gemeentewet.

Artikel 2: instellen van het onderzoek/onderzoekscommissie

  • 1. Op voorstel van een of meer van zijn leden kan de raad besluiten een onderzoek in te stellen.

  • 2. Zo snel mogelijk na dit besluit stelt de raad een onderzoekscommissie in van tenminste drie leden.

  • 3. De raad wijst desgewenst een genoegzaam aantal plaatsvervangende leden aan.

  • 4. De raad stelt een raming vast van de kosten, welke naar zijn oordeel voor het onderzoek in een bepaald jaar zijn vereist, en brengt deze ter kennis van het college. Het college neemt de geraamde kosten op in de ontwerpbegroting.

Artikel 3: voorzitter/plaatsvervangend voorzitter

  • 1. De leden van de onderzoekscommissie kiezen uit hun midden een voorzitter, een plaatsvervangend voorzitter en een secretaris.

  • 2. De voorzitter is belast met:

    • a.

      het leiden van de beraadslaging en zitting;

    • b.

      het handhaven van de orde;

    • c.

      het doen naleven van bij of krachtens deze verordening gestelde regels;

    • d.

      hetgeen deze verordening hem verder opdraagt.

Artikel 4: beëindiging van het lidmaatschap

  • 1. Het lidmaatschap van de onderzoekscommissie eindigt indien:

    • a.

      de raad besluit tot opheffing van de onderzoekscommissie;

    • b.

      een lid ophoudt lid te zijn van de raad;

    • c.

      de onderzoekscommissie besluit een lid van zijn commissie te horen;

    • d.

      een lid ontslag neemt.

  • 2. Een lid van de onderzoekscommissie kan op elk moment ontslag nemen. Hiervan brengt hij de raad en de voorzitter van de onderzoekscommissie zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte.

  • 3. De raad kan een lid van de onderzoekscommissie slechts ontslaan indien hiertoe een gemotiveerd voorstel door de onderzoekscommissie is gedaan.

  • 4. In openstaande vacatures wordt zo spoedig mogelijk voorzien.

  • 5. De leden een tot en met drie zijn van overeenkomstige toepassing op de plaatsvervangende leden.

Artikel 5: bevoegdheden van de onderzoekscommissie

  • 1. De onderzoekscommissie besluit alvorens het eerste getuigenverhoor plaats vindt of getuigen uitsluitend verhoord worden na het afleggen van de eed of belofte.

  • 2. De onderzoekscommissie kan buiten de in artikel 155b, eerste lid van de Gemeentewet genoemde personen tevens anderen verzoeken om medewerking aan het onderzoek te verlenen. Laatstgenoemde medewerking geschiedt slechts op vrijwillige basis.

  • 3. De onderzoekscommissie kan besluiten derden in te schakelen voor het uitvoeren van opdrachten die zij in het kader van de onderzoeksopdracht en de uitoefening van haar taak nodig acht.

  • 4. De onderzoekscommissie kan in het belang van het onderzoek in beslotenheid met een ieder verkennende en informatieve gesprekken voeren, welke als zodanig geen onderdeel van het onderzoek uitmaken.

  • 5. De onderzoekscommissie kan de bovengenoemde bevoegdheden, met uitzondering van het houden van verkennende gesprekken, uitsluitend uitoefenen indien ten minste drie van haar leden aanwezig zijn.

  • 6. De onderzoekscommissie besluit met meerderheid van stemmen.

  • 7. De onderzoekscommissie stelt een protocol vast waarin is vastgelegd op welke wijze contacten met personen als bedoeld in artikel 155b, eerste lid Gemeentewet, en derden plaatsvinden.

Artikel 6: ambtelijke bijstand

  • 1. De raad benoemt ter ondersteuning van de onderzoekscommissie een commissiegriffier.

  • 2. De commissiegriffier is bij iedere zitting aanwezig.

  • 3. Bij zijn verhindering of afwezigheid wordt zijn plaats ingenomen door een daartoe door de raad aangewezen vervanger.

  • 4. De verordening ambtelijke bijstand is niet van toepassing.

Artikel 7: zittingen

  • 1. De voorzitter van de commissie bepaalt plaats en tijdstip van de zitting en brengt die ter openbare kennis.

  • 2. De voorzitter roept de leden van de onderzoekscommissie, getuigen en deskundigen ten minste twee weken voor de zitting op.

  • 3. Binnen drie werkdagen na verzending van de oproep kunnen de getuigen en deskundigen onder opgaaf van redenen de voorzitter verzoeken het tijdstip van de zitting te wijzigen.

  • 4. De beslissing van de voorzitter op dit verzoek wordt uiterlijk één week voor het tijdstip van de zitting aan de betrokken getuige of deskundige medegedeeld.

Artikel 8: toehoorders en de pers

  • 1. De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare zittingen bijwonen.

  • 2. Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.

  • 3. De voorzitter is bevoegd, toehoorders die op enigerlei wijze de orde van de vergadering verstoren, te doen vertrekken.

Artikel 9: geluid- en beeldregistraties

Degenen die tijdens de zitting geluid- dan wel beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.

Artikel 10: verslaglegging zitting

  • 1. De commissiegriffier draagt zorg voor de verslaglegging van de zitting.

  • 2. Het verslag vermeldt de namen van de aanwezigen en hun hoedanigheid voor zover van belang.

  • 3. Het verslag houdt een woordelijke vermelding in van wat over en weer is gezegd en wat verder ter zitting is voorgevallen.

  • 4. Het verslag verwijst naar de op de zitting overgelegde bescheiden, die aan het verslag kunnen worden gehecht.

  • 5. verslag wordt ondertekend door de voorzitter en de commissiegriffier.

Artikel 11: informatief gesprek

  • 1. En informatief gesprek zijn tenminste drie leden van de onderzoekscommissie aanwezig.

  • 2. De commissiegriffier draagt zorg voor de verslaglegging van informatieve gesprekken.

  • 3. Het verslag vermeldt de namen van de aanwezigen en hun hoedanigheid voor zover van belang.

  • 4. Het verslag houdt een woordelijke vermelding in van wat over en weer is gezegd en wat verder tijdens het gesprek is voorgevallen.

  • 5. Het verslag verwijst naar tijdens het gesprek overgelegde bescheiden, die aan het verslag kunnen worden gehecht.

  • 6. Het verslag wordt ondertekend door de voorzitter en de commissiegriffier.

Artikel 12: verkennend gesprek

  • 1. Een verkennend gesprek kan, behalve door één of meer leden van de onderzoekscommissie, worden gevoerd door een derde die op grond van artikel 5, derde lid, door de onderzoekscommissie is ingeschakeld voor het uitvoeren van opdrachten in het kader van het onderzoek.

  • 2. Van verkennende gesprekken wordt een verslag gemaakt waarin in elk geval wordt vermeld:

    • a.

      de namen van de aan- en afwezige leden;

    • b.

      de namen en functies van eventuele andere aanwezigen;

    • c.

      een zakelijke weergave van het besprokene.

Artikel 13: beraadslagingen

  • 1. De onderzoekscommissie beraadslaagt indien een lid dat nodig acht.

  • 2. De onderzoekscommissie kan achter gesloten deuren beraadslagen.

  • 3. Van beraadslagingen wordt een verslag gemaakt waarin in elk geval wordt vermeld:

    • a.

      de namen van de aan- en afwezige leden;

    • b.

      de namen en functies van eventuele andere aanwezigen;

    • c.

      een weergave van gemaakte afspraken;

    • d.

      een weergave van actiepunten die voortvloeien uit de vergadering.

  • 4. De onderzoekscommissie kan besluiten om een woordelijk verslag van een bijeenkomst of een deel daarvan op te stellen.

Artikel 14: vertrouwelijkheid

De leden van de onderzoekscommissie gaan vertrouwelijk om met informatie die niet nadrukkelijk openbaar is totdat de onderzoekscommissie in een bijeenkomst waarbij tenminste drie leden aanwezig zijn heeft besloten de informatie openbaar te maken.

Artikel 15: rapportage

  • 1. De commissie doet verslag van haar bevindingen in een onderzoeksrapport en biedt dit aan aan de raad.

  • 2. Op verzoek van een lid van de commissie wordt in het onderzoeksrapport of een onderdeel daarvan melding gemaakt van een afwijkend gevoelen.

Artikel 16: verordening op de raadscommissies

De verordening op de raadscommissies is niet van toepassing.

Artikel 17: inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 22 april 2005.

Artikel 18: citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening op het onderzoeksrecht van de raad 2005.

Nota-toelichting

Algemeen

Het onderzoeksrecht van de raad is uitvoerig geregeld in de artikelen 155a tot en met 155f van de Gemeentewet. Deze verordening, die in nauwe samenhang met de artikelen uit de Gemeentewet dient te worden gelezen, bevat nadere regels met betrekking tot dit onderzoeksrecht. Het onderzoeksrecht is een exclusief recht van de raad dat ingevolge artikel 156, tweede lid, van de Gemeentewet niet overdraagbaar is.

Artikel 2: instellen van het onderzoekOmdat de onderzoekscommissie ingevolge artikel 6 van deze modelverordening besluit met meerderheid van stemmen verdient het aanbeveling om een oneven aantal leden te benoemen. Op deze wijze kan het staken van stemmen worden voorkomen. Het derde lid voorziet in de benoeming van plaatsvervangende leden. Het aantal plaatsvervangende leden is afhankelijk van de omvang van de onderzoekscommissie. Omdat de uitoefening van bevoegdheden van de onderzoekscommissie gekoppeld is aan de aanwezigheid van tenminste drie leden kan benoeming van plaatsvervangende leden bij een omvangrijke commissie achterwege blijven.

Artikel 3: voorzitter/plaatsvervangend voorzitterDe voorzitter maakt deel uit van de onderzoekscommissie en is derhalve niet slechts (technisch) voorzitter. Ditzelfde geldt voor de secretaris. De secretaris kan taken toebedeeld krijgen inzake het aansturen van de commissiegriffier (zie artikel 6) en de rapportage aan de raad.

Artikel 4: beëindiging van het lidmaatschapIn artikel 155a, zesde lid, van de Gemeentewet is bepaald dat de bevoegdheden en werkzaamheden van een onderzoekscommissie niet worden geschorst door het aftreden van de raad. Nu de onderzoekscommissie slechts mag bestaan uit leden van de raad brengt dat met zich mee dat bij het aantreden van een nieuwe raad de samenstelling van de onderzoekscommissie wel zal moeten worden aangepast. Daarnaast eindigt het lidmaatschap indien de onderzoekscommissie besluit een van haar leden te horen. Artikel 155c, tweede lid van de Gemeentewet bepaalt namelijk dat een getuige of deskundige die door de onderzoekscommissie wordt gehoord, niet tevens lid is van de onderzoekscommissie.

Artikel 5: bevoegdheden van de onderzoekscommissieArtikel 155c, vijfde lid van de Gemeentewet bepaalt dat de onderzoekscommissie kan besluiten dat getuigen uitsluitend worden verhoord na het afleggen van een eed of belofte. Omdat het tengevolge hiervan niet mogelijk is om de ene getuige wel en de andere niet onder ede te horen is in artikel 5, eerste lid, van deze verordening bepaald dat de onderzoekscommissie hieromtrent een besluit neemt alvorens de eerste getuige of deskundige gehoord is.Artikel 155b, eerste lid van de Gemeentewet bepaalt de groep van personen die verplicht zijn mee te werken aan een onderzoek en jegens wie dwangmiddelen kunnen worden ingezet. Dit laat onverlet de mogelijkheid om personen buiten deze groep te horen, zij het op vrijwillige basis. Deze personen kunnen niet verplicht worden om een verklaring onder ede af te leggen. Indien een onderzoekscommissie heeft bepaald dat alle getuigen en deskundigen onder ede gehoord worden, zijn deze personen hiervan uitgezonderd.Naast het horen op vrijwillige basis kan een onderzoekscommissie ook informele (informatieve of verkennende) gesprekken voeren met bijvoorbeeld getuigen en deskundigen. Deze gesprekken kunnen worden gebruikt om kennis en inzicht in de materie van de onderzoekscommissie te vergroten, getuigen en deskundigen te selecteren voor openbaar verhoor en het voorbereiden van de gesprekspartners op openbaar verhoor. Zoals in de verordening is aangegeven maken deze gesprekken als zodanig geen deel uit van het onderzoek, omdat dat volgens de Gemeentewet niet kan. Het is daarom niet mogelijk om in de openbare verhoren of in de onderzoeksrapportage te citeren uit informatieve of verkennende gesprekken. Niemand kan worden verplicht om mee te werken aan een informatief of verkennend gesprek. Informatieve en verkennende gesprekken kunnen wel in beslotenheid plaatsvinden, maar er kan geen geheimhouding worden opgelegd aan aanwezigen van buiten de onderzoekscommissie.Ook bestaat de mogelijkheid om, bijvoorbeeld bij gebrek aan deskundigheid, opdrachten uit te besteden aan derden. In gevolge artikel 155f Gemeentewet dient het college de door de raad geraamde kosten voor een onderzoek in een bepaald jaar op te nemen in de ontwerpbegroting. Voorstelbaar is dat hier tevens een post wordt opgenomen met betrekking tot deze (mogelijke) inschakeling van externen.Het zevende lid bepaalt dat nadere regels ten aanzien van de wijze waarop derden worden benaderd in een protocol worden vastgelegd. Doel hiervan is om alle betrokken helderheid te verschaffen over de status van informatieve en verkennende gesprekken en zittingen en eenieder gelijk te behandelen.

Artikel 6: ambtelijke bijstandIn de verordening is alleen de positie van de commissiegriffier opgenomen, omdat die een specifieke rol heeft bij het raadsonderzoek. Deze wordt aangestuurd door en functioneert onder verantwoordelijkheid van de onderzoekscommissie.In artikel 155b, derde lid van de Gemeentewet is bepaald dat de onderzoekscommissie medewerking aan een raadsonderzoek door ambtenaren kan vorderen. Dit hoeft daarom niet nog eens in de verordening te worden opgenomen. Nadere bepalingen hierover kunnen worden vastgelegd in het protocol zoals bedoeld in artikel 5, zevende lid.Het staat de raad uiteraard vrij om in deze verordening te bepalen dat ambtelijke bijstand binnen of buiten de raadsgriffie gezocht dient te worden. Het is voorstelbaar dat daartoe tijdelijke krachten van buiten worden ingehuurd of dat direct een beroep wordt gedaan op het ambtelijke apparaat.

Artikel 7: zittingenArtikel 155d, eerste lid van de Gemeentewet voorziet in de schriftelijke oproeping van getuigen en deskundigen die ter zitting dienen te verschijnen. Deze zitting dient te worden onderscheiden van de beraadslaging van de onderzoekscommissie, die in gevolge artikel 11 van de verordening achter gesloten deuren plaatsheeft. Op de zitting vinden de verhoren van getuigen en deskundigen plaats ex. artikel 155c, zesde lid van de Gemeentewet en zijn in beginsel openbaar.De onderzoekscommissie kan in gevolge artikel 155c, zevende lid van de Gemeentewet om gewichtige redenen echter besluiten dat een verhoor of een gedeelte ervan niet in het openbaar plaatsvindt. De leden bewaren geheimhouding over hetgeen hen tijdens een besloten zitting ter kennis komt. De redenen om besloten te vergaderen zijn hierbij anders dan die genoemd in artikel 86, eerste lid van de Gemeentewet. In artikel 86, eerste lid, wordt immers gesproken over belangen als bedoeld in artikel 10 Wet openbaarheid van bestuur. Dat is bij besloten vergaderingen in het kader van het onderzoeksrecht niet van belang. Slechts van belang is er of naar het oordeel van de onderzoekscommissie sprake is van 'gewichtige redenen'. Het bepaalde in artikel 86, eerste lid, is derhalve op de onderzoekscommissie niet van toepassing.

Artikel 8: toehoorders en de persArtikel 26, eerste en tweede lid van de Gemeentewet regelen dat de voorzitter van de raad toehoorders die de orde verstoren, kan doen vertrekken en bij volharding in hun gedrag de toezegging kan ontzeggen. Voor de onderzoekscommissie ontbreekt een dergelijke bepaling in de Gemeentewet, het derde lid voorziet hierin.

Artikel 9: geluid- en beeldregistratiesAangezien de zittingen van een onderzoekscommissie in principe openbaar zijn, kunnen radio- en tv-stations geluids- en beeldregistraties maken. Dit is uiteraard niet het geval als het een besloten zitting betreft. De voorzitter kan aanwijzingen geven met betrekking tot bijvoorbeeld plaats en opstelling.

Artikel 10: verslaglegging zittingHet verdient aanbeveling om tijdens de verhoren een geluidsband mee te laten draaien of op andere wijze het gezegde exact vast te leggen. Op deze wijze ontstaat achteraf nooit discussie over hetgeen wel of niet gezegd is.Met "vermelding van wat verder ter zitting is voorgevallen" (derde lid) worden aangelegenheden bedoeld zoals het binnenkomen of vertrekken van personen, het schorsen van de zitting en eventuele incidenten zoals verstoring van de zitting.

Artikel 11: informatief gesprekIn dit artikel zijn nadere bepalingen over onder meer de verslaglegging van informatieve gesprekken vastgelegd. Ook bij informatieve gesprekken is het verstandig om een geluidsband mee te laten lopen.De toelichting bij artikel 5 is geeft aan waar een informatief gesprek wel en niet voor kan worden gebruikt.

Artikel 12: verkennend gesprekOm onderscheid te maken tussen verschillende soorten gesprekken is naast een bepaling over informatieve gesprekken ook een bepaling opgenomen over verkennende gesprekken. In tegenstelling tot informatieve gesprekken hoeven bij verkennende gesprekken geen commissieleden aanwezig te zijn. Ook de verslaglegging is bij verkennende gesprekken minder uitgebreid.

Artikel 13: beraadslagingenBeraadslaging kan achter gesloten deuren plaatsvinden omdat de inhoud van een beraadslaging zich mogelijk niet voor openbaarheid leent. Het is namelijk zeer wel denkbaar dat er beraadslaagd wordt omtrent ondervragingsmethoden, tactieken en dergelijke, welke in het belang van het onderzoek niet naar buiten mogen worden gebracht. Daarnaast moet er vrij gesproken kunnen worden over personen en hetgeen door hen naar voren is gebracht.

Artikel 14: vertrouwelijkheidOm te voorkomen dat leden van de onderzoekscommissie zaken maar buiten brengen zonder dat anderen dat weten geldt als algemene regel dat alles vertrouwelijk wordt behandeld totdat de commissie als geheel besluit om de informatie openbaar te maken. Dit geldt uiteraard niet voor informatie die al openbaar is, bijvoorbeeld omdat die is verkregen tijdens een openbare zitting.

Artikel 15: rapportageDe vorm waarin de onderzoekscommissie haar bevindingen rapporteert aan de raad wordt hier niet nader bepaald. Er verschillende vormen mogelijk, variërend van een rapport tot een voorstel aan de raad. Bevindingen kunnen de vorm hebben van een feitenrelaas van de onderzoekscommissie waarover de raad zich vervolgens een oordeel vormt, maar de commissie kan ook zelf een oordeel vormen alvorens de raad zich erover buigt.

Artikel 16: verordening op de raadscommissiesDe verordening op de raadscommissies is hier buiten toepassing verklaard omdat hierin zaken en bevoegdheden geregeld worden die bij het onderzoek niet toepasbaar dan wel onwenselijk zijn. Hierbij valt te denken aan zaken als spreekrecht voor burgers enz.

Artikel 17: inwerkingtredingDe onderliggende verordening bevat geen algemeen verbindende voorschriften. De verordening kan derhalve op een door de raad te bepalen datum in werking treden en is niet referendabel in gevolge de Tijdelijke referendumwet.

Artikel 18: citeertitelDeze verordening kan worden aangehaald als: Verordening op het onderzoeksrecht van de raad.