Regeling vervallen per 01-10-2010

Verordening op het bewaren van houtopstanden

Geldend van 11-05-2007 t/m 30-09-2010

Intitulé

Verordening op het bewaren van houtopstanden

De raad van de gemeente Haarlemmermeer;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 6 maart 2007 gelet op artikel 15 van de Boswet en de artikelen 174 en 149 van de Gemeentewet:

besluit vast te stellen de volgende verordening op het bewaren van houtopstand (Bomenverordening)

Begripsomschrijving

Artikel 1

in deze verordening wordt verstaan onder:

1

  • a.

    boom: houtachtige, overblijvende gewassen met een dwarsdoorsnede van de stam minimaal 20 centimeter op 1,3 meter hoogte boven het maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de dwarsdoorsnede van de dikste stam. In het kader van een herplant of instandhoudingplicht kunnen voorschriften gesteld en maatregelen genomen worden voor bomen kleiner dan 20 centimeter dwarsdoorsnede op 1,3 meter boven het maaiveld:

  • b.

    hakhout: één of meer bomen die na te zijn geveld, opnieuw op de stronk uitlopen;

  • c.

    houtopstand: hakhout, op houtwal, heesters en struiken in een bosplantsoen of één of meer bomen;

  • d.

    dunning: velling, die uitsluitend als voorzorgsmaatregel ter bevordering van de groei van de overblijvende houtopstand moet worden beschouwd;

  • e.

    knotten: het tot op de oude snoeiplaats verwijderen van uitgelopen takhout bij knotbomen, gekandelaberde bomen of leibomen als periodiek noodzakelijk onderhoud;

  • f.

    bebouwde kom: de bebouwde kom van de gemeente, vastgesteld ingevolge artikel 1, vijfde lid van de Boswet;

  • g.

    boomwaarde: het bedrag dat wordt gevonden door het product van de volgende factoren:

    • a.

      de oppervlakte in cm² van de dwarsdoorsnede op 1.3 meter boven het maaiveld;

    • b.

      de geïndexeerde eenheidsprijs per cm²;

    • c.

      de standplaatswaarde;

    • d.

      de conditiewaarde;

    • e.

      de waarde van de plantwijze;

  • h.

    monumentale boom: een boom die als zodanig is aangewezen op de door het college vastgestelde bomenlijst;

  • i.

    waardevolle toekomst boom: een boom die als zodanig is aangewezen op de door het college vastgestelde bomenlijst;

  • j.

    gemeentelijke boom: een boom welke op grond staat in eigendom van de gemeente.

    • 2.

      Voor de toepassing van deze verordening wordt onder vellen mede verstaan rooien, met inbegrip van verplanten, alsmede het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de door of ernstige beschadiging of ontsiering van houtopstand ten gevolge kunnen hebben.

Kapverbod

Artikel 2

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van het college houtopstand bestaande uit monumentale bomen, waardevolle toekomstbomen en gemeentelijke bomen (voor zover wordt voldaan aan de begripsomschrijving van artikel 1, lid 1 sub a), te vellen of te doen vellen.

  • 2.

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor

    • a.

      wegbeplantingen en éénrijige beplantingen op of langs landbouwgronden, beide voor zover bestaande uit populieren of wilgen, tenzij deze zijn geknot;

    • b.

      fijnsparren en andere coniferen, niet ouder dan twaalf jaar, bestemd om te dienen als kerstbomen en geteeld op daarvoor in het bijzonder bestemde terreinen;

    • c.

      kweekgoed;

    • d.

      houtopstand die deel uitmaakt van als zodanig bij het Bossschap geregistreerde bosbouwondernemingen en niet gelegen is binnen een bebouwde kom, tenzij de houtopstand een zelfstandige eenheid vormt en ofwel geen grotere oppervlakte beslaat dan 10 are ofwel in geval van rijbeplanting, gerekend over het totale aantal rijen, niet meer bomen omvat dan 20;

  • 3.

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt voorts niet voor:

    • a.

      houtopstand die bij wijze van dunning moet worden geveld indien er sprake is van een gemeentelijk boom (voor zover wordt voldaan aan de begripsomschrijving van artikel 1, lid 1 sub a);

    • b.

      het periodiek vellen van hakhout ter uitvoering van reguliere onderhoud;

    • c.

      het periodiek knotten als cultuurmaatregel bij daarvoor geschikte bomen;

    • d.

      houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektewet, zulks onverminderd het bepaalde in artikel 9.

  • 4.

    In geval van ernstige gevaarzetting is het college bevoegd een aanschrijving of last tot het vellen van houtopstand uit te vaardigen. Het in het eerste lid vervatte verbod is in zodanig geval niet van toepassing, zulks onverminderd het bepaalde in artikel 9.

Aanvraag vergunning

Artikel 3

  • 1.

    Bij een aanvraag om vergunning moet een situatieschets of een foto worden gevoegd, waaruit duidelijk blijkt op welke houtopstand de aanvraag betrekking heeft.

  • 2.

    Wanneer de teammanager van de Landelijke Service bij Regelingen (LASER) van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij aan burgemeester en wethouders een afschrift heeft toegezonden van de ontvangstbevestiging als bedoeld in artikel 1 van de Boswet, beschouwen burgemeester en wethouders dit afschrift mede als een vergunningaanvraag.

Weigeringsgronden

Artikel 4

  • 1.

    Het college kan de vergunning weigeren in het belang van:

  • -

    natuur- en milieuwaarden;

  • -

    landschappelijke waarden;

  • -

    cultuurhistorische waarden;

  • -

    waarden van stads- en dorpsschoon;

  • -

    waarden voor recreatie en leefbaarheid;

  • -

    de beeldbepalende waarde van de houtopstand.

  • 2.

    Het college betrekt bij hun beslissing de toepasselijke gemeentelijke bestemmings-, groen-, groenstructuur- of landschapsplannen.

  • 3.

    Het college verlenen de vergunning, indien deze wordt gevraagd teneinde te voldoen aan de verplichting ingevolge het bepaalde in boek 5, artikel 42, van het Burgerlijk Wetboek.

Beslistermijn en kennisgeving

Artikel 5

  • 1.

    Het college beslist binnen acht weken na de dag waarop de aanvraag is ontvangen;

  • 2.

    Het college kan de beslissing eenmaal voor ten hoogste acht weken verdagen;

  • 3.

    Indien een kapvergunning wordt verleend, wordt hiervan mededeling gedaan in een huis- aan huisblad. In de mededeling wordt vermeld, waar en wanneer het besluit ter inzage ligt.

Bomenrooilijst

Artikel 6

  • 1.

    Indien de aanvrager meer dan 20 bomen wil vellen die niet alleen op één kadastraal perceel zijn gelegen, kan de aanvraag worden ingediend in de vorm van een bomenrooilijst. Als de aanvrager de gemeente zelf is, is de indiening van een bomenrooilijst in dit geval verplicht. De bomenrooilijst geldt als aanvraag als bedoeld in artikel 3, eerste lid;

  • 2.

    De bomenrooilijst omvat in ieder geval een voor ieder goed herkenbare omschrijving en standplaats per boom;

  • 3.

    Op de voorbereiding van besluiten bedoeld in dit artikel is afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

  • 4.

    Het college beslist binnen twaalf weken na de dag waarop de bomenrooilijst is ontvangen. Zij kunnen hun beslissing eenmaal voor ten hoogste zes weken verdagen.

  • 5.

    Het college is bevoegd om bij afzonderlijk besluit omtrent het vellen van een boom op de bomenrooilijst te beslissen. Indien gedurende de terinzagelegging van de bomenrooilijst één of meerdere zienswijzen omtrent het vellen van een boom kenbaar zijn gemaakt, beslissen burgemeester en wethouders in ieder geval bij afzonderlijk besluit omtrent het vellen van deze boom.

Vervaltermijn vergunning

Artikel 7

  • 1.

    De vergunning vervalt, indien en voor zover hiervan binnen een jaar nadat de vergunning onherroepelijk is geworden geen of niet volledig gebruik is gemaakt;

  • 2.

    In bijzondere gevallen kan het college de in lid 1 bedoelde termijn op verzoek van de aanvrager met een jaar verlengen.

Voorwaarden

Artikel 8

  • 1.

    Aan de vergunning kunnen voorwaarden worden verbonden. Deze voorwaarden mogen slechts strekken tot bescherming van de belangen in verband waarmee de vergunning is vereist.

  • 2.

    Het college kan in elk geval aan een vergunning de voorwaarde verbinden dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door burgemeester en wethouders te geven aanwijzingen moet worden herplant. Indien uit een gemeentelijk bestemmings-, groen-, groenstructuur-, of landschapsplan blijkt dat de te vellen houtopstand als waardevol moet worden beschouwd, wordt altijd een herplantplicht opgelegd.

  • 3.

    Wordt een voorwaarde als bedoeld in het tweede lid aan de vergunning verbonden, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na de herbeplanting en op welke wijze een niet-geslaagde beplanting moet worden vervangen.

  • 4.

    Aan een vergunning wordt altijd de voorwaarde verbonden dat van de vergunning pas gebruik mag worden gemaakt:

    a.nadat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift als bedoeld in artikel 6.7 van de Algemene wet bestuursrecht is verstreken zonder dat een verzoek om voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8.81 van die wet is ingediend;

dan wel

  • b.nadat binnen de onder a. bedoelde termijn een verzoek om voorlopige voorziening is ingediend en op dit verzoek afwijzend is beslist.

  • 5.

    Het college kan, indien er sprake is van een spoedeisend belang, afwijken van het bepaalde in het vierde lid.

Herplant-/instandhoudingsplicht

Artikel 9

  • 1.

    Indien houtopstand, waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze verordening van toepassing is, zonder vergunning van het college is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het college aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond, dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het heffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herbeplanten overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn.

  • 2.

    Indien een houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze verordening van toepassing is, in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kan het college aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevindt, dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen.

  • 3.

    Indien een houtopstand moet worden geveld krachtens de Plantenziektewet of krachtens een aanschrijving of last van het college, kan het college aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond, dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herbeplanten overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn.

  • 4.

    Wordt een verplichting als bedoeld in dit artikel opgelegd, dan kan daarbij tevens worden bepaald op welke wijze en binnen welke termijn en niet-geslaagde beplanting moet worden vervangen.

Maatregelen in verband met iepziekte

Artikel 10

  • 1.

    In dit artikel wordt verstaan onder:

    • a.

      iepziekte: de aantasting van iepen door schimmel Ophi-ostoma ulmi (Buism.) Nannf. (syn. Ceratocystis ulmi (Buism.) C. Moreau);

    • b.

      iepespintkever: het insect, in elk ontwikkelingsstadium, behorende tot de soorten Scol~scolytus (F.), Scolytusmultistratius (Marsh) en Scolytus pygmaeus).

  • 2.

    Indien zich op een terrein een of meer iepen bevinden die naar het oordeel van het college opleveren voor verspreiding van de iepziekte of vermeerdering van iepespintkevers, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het college is aangeschreven, verplicht binnen twee weken:

    • a.

      indien de iepen in de grond staan, deze te vellen;

    • b.

      de iepen te ontschorsen en de schors te vernietigen en/of

    • c.

      de niet ontschorste iepen of delen daarvan te vernietigen of zodanig te behandelen dat verspreiding van de iepziekte wordt voorkomen.

  • 3.

    a. Het is verboden gevelde iepen of delen daarvan voorhanden of in voorraad te hebben of te vervoeren.

  • b.

    Het onder a. van dit lid gestelde verbod is niet van toepassing op geheel ontschorst iepehout en op iepehout met een doorsnede kleiner dan 4 centimeter.

  • c.

    Het college kan ontheffing verlenen van het onder a. in dit lid gestelde verbod.

Schadevergoeding

Artikel 11

Het college beslist op een verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 17 van de Boswet.

Strafbepaling

Artikel 12

  • 1.

    Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde en van de voorwaarden die zijn verbonden aan de op grond van deze verordening verleende vergunningen, wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie. Bij de strafmaatbepaling kan rekening worden gehouden met de boomwaarde.

  • 2.

    Overtreding van enige bepaling van deze verordening kan verder worden bestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Opsporingsambtenaren

Artikel 13

De opsporing van de in artikel 12 strafbaar gestelde feiten is, naast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, opgedragen aan de door het college aangewezen ambtenaren.

Betreden van gebouwen en terreinen

Artikel 14

Zo dikwijls de zorg voor de naleving van enig voorschrift van deze verordening dit vereist, wordt hierbij aan hen die met de zorg voor de naleving daarvan zijn belast, de last verstrekt gebouwen, niet zijnde woningen, en terreinen te betreden, desnoods tegen de wil van de rechthebbende.

Inwerkingtreding

Artikel 15

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van een dag na de bekendmaking van de verordening.

  • 2.

    Op dat tijdstip wordt de Bomenverordening d.d.1 juni 1997 (eerste wijziging 17 december 1998) ingetrokken.

Overgangsbepaling

Artikel 16

  • 1.

    Vergunningen verleend krachtens de verordening bedoeld in artikel 15, tweede lid, blijven – indien en voor zover het verbod waarop de vergunning betrekking heeft, ook vervat is in deze verordening- van kracht totdat zij worden ingetrokken.

  • 2.

    Voorwaarden en verplichtingen opgelegd krachtens de verordening als bedoeld in artikel 15, tweede lid, blijven – indien en voor zover de bepalingen ingevolge welke deze verplichtingen zijn opgelegd, ook zijn vervat in deze verordening- van kracht totdat zij worden ingetrokken.

  • 3.

    Vergunningen bedoeld in het eerste lid en voorwaarden en verplichtingen bedoeld in het tweede lid, worden geacht vergunningen, voorwaarden en verplichtingen in de zin van deze verordening te zijn.

  • 4.

    Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de verordening bedoeld in artikel 15, tweede lid, is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op de aanvraag is beslist, zijn de bepalingen van de verordening bedoeld in artikel 15, tweede lid, van toepassing, tenzij de aanvrager de wens te kennen geeft, dat de bepalingen van deze verordening worden toegepast.

Slotbepaling

Artikel 17

Deze verordening kan worden aangehaald als "Bomenverordening gemeente Haarlemmermeer 2007".