Regeling vervallen per 15-07-2011

Verordening Woninggebonden subsidies

Geldend van 25-06-1993 t/m 14-07-2011

Intitulé

Verordening Woninggebonden subsidies

HOOFDSTUK 1 : Algemene bepalingen

VERORDENING

WONINGGEBONDEN SUBSIDIES

INHOUDSOPGAVE

blz.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen 4

Paragraaf 1. Begripsbepalingen 4

Paragraaf 2. Grondslag en werkingssfeer 6

Paragraaf 3. Prioriteiten en andere voorwaarden 6

Paragraaf 4. Vaststelling en verdeling van de deelbudgetten 7

Paragraaf 5. Raadpleging belanghebbende personen en organisaties 8

Hoofdstuk 2 Verlenen en vaststellen van geldelijke steun 9

Paragraaf 1. De aanvraag om geldelijke steun 9

Paragraaf 2. De verlening van geldelijke steun 10

Paragraaf 3. De gereedmelding 12

Paragraaf 4. De vaststelling van geldelijke steun 12

Paragraaf 5. De intrekking van geldelijke steun 13

Paragraaf 6. Nadere bepalingen 14

Hoofdstuk 3 Bepalingen per subsidiecategorie 14

Paragraaf 1. Sociale huurwoningen, huurstandplaatsen en huurwoonwagens 14

Paragraaf 2. Sociale koopwoningen, koopstandplaatsen en koopwoonwagens 16

Paragraaf 3. Ingrijpende voorzieningen 21

Paragraaf 4. Huurwoningen van beleggers 23

Paragraaf 5. Premiewoningen 24

Paragraaf 6. Toelagen ten behoeve van plaatselijke verschillende omstandigheden 25

Paragraaf 7. Huurverlagingstoeslagen 26

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotbepaling 27

Hoofdstuk 1. 28

Hoofdstuk 2. 33

Hoofdstuk 3. 37

Paragraaf 1. Sociale huurwoningen, huurstandplaatsen en huurwoonwagens 37

Paragraaf 2. Sociale koopwoningen, koopstandplaatsen en koopwoonwagens 38

Paragraaf 3. Ingrijpende voorzieningen 41

Paragraaf 4. Huurwoningen van beleggers 43

Paragraaf 5. Premiewoningen 43

Paragraaf 6. Toelagen ten behoeve van plaatselijke verschillende omstandigheden 44

Paragraaf 7. Huurverlagingstoeslagen 45

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotbepaling 46

Paragraaf 1: Begripsbepalingen

Artikel 1:

  • a.

    Begunstigde: de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die een aanvraag indient voor vaststelling van de door de gemeente verleende geldelijke steun.

  • b.

    Belegger: rechtspersoon als bedoeld in het Besluit Woninggebonden Subsidies.

  • c.

    Het Besluit: het Besluit woninggebonden subsidies (Staatsblad 1992, 554).

  • d.

    Bouwplan: de beschrijving van de te bouwen woningen, standplaatsen of woonwagens, of de te treffen voorzieningen zoals deze op het door de raad voorgeschreven formulier door de aanvrager is gedaan, vergezeld van alle voorgeschreven gegevens, zoals vereist op grond van deze verordening.

  • e.

    Budget: bedrag aan geldelijke steun dat jaarlijks door de minister aan de gemeente beschikbaar wordt gesteld, alsmede het bedrag dat resteert van in vorige jaren toegekende budgetten, alsmede daaraan op grond van het besluit of op grond van een besluit van de gemeenteraad toegevoegde vrijvallende middelen ten behoeve van:

    • 1.

      sociale huurwoningen, huurstandplaatsen, huurwagens, sociale koopwoningen, koopstand-plaatsen, koopwoonwagens, ingrijpende voorzieningen aan huurwoningen en ingrijpende voorzieningen aan huurstandplaatsen, te noemen het budget sociale bouwsector;

    • 2.

      huurwoningen van beleggers en premiewoningen;

    • 3.

      toeslagen ten behoeve van plaatselijk verschillende omstandigheden, of

    • 4.

      toeslagen ten behoeve van huurverlaging.

  • f.

    Deelbudget: dat deel van een budget dat door de gemeenteraad beschikbaar is gesteld voor een categorie woningen, standplaatsen, woonwagens of voorzieningen dan wel toeslagen als bedoeld in artikelen 5 en 6 juncto 12.

  • g.

    Gereedkomingsdatum: de dag waarop de woning, de standplaats of de woonwagen gereed komt dan wel de dag waarop de administratief in een plan samengevoegde woningen gemiddeld gereedkomen dan wel de dag waarop een buiten de standplaats gebouwde woonwagen op de standplaats wordt geplaatst.

  • h.

    Hoofdsom: het op de datum waarop de geldelijke steun wordt verleend te bepalen bedrag aan geldelijke steun aan de hand van de desbetreffende, bij ministeriële regeling vastgestelde tabel.

  • i.

    Huurder: degene die met de verhuurder een huurovereenkomst heeft gesloten als bedoeld in artikel 7A:1584 van het Burgerlijk Wetboek.

  • j.

    Huurprijs: prijs die bij huur en verhuur is verschuldigd voor het enkele gebruik van een woning, standplaats of woonwagen, uitgedrukt in een bedrag per maand.

  • k.

    Huurwoning: verhuurde of te verhuren woning.

  • l.

    Ingrijpende voorziening: voorziening aan huurwoningen waarvan de bouw is voltooid voor 1 januari 1946 en waarvan de kosten verminderd met de op grond van paragraaf 6 van hoofdstuk 3 verleende toeslagen per woning meer bedragen dan de in het besluit genoemde minimale kosten.

  • m.

    Initiatiefnemer: de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die een aanvraag indient voor de verlening van geldelijke steun.

  • n.

    Kosten van het verkrijgen in eigendom: de door Burgemeester en Wethouders vast te stellen noodzakelijk direct met de bouw samenhangende kosten.

  • o.

    Kosten van ingrijpende voorzieningen: de door Burgemeester en Wethouders vast te stellen kosten die direct samenhangen met het treffen van ingrijpende voorzieningen.

  • p.

    De minister: de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

  • q.

    Sociale huurwoning: huurwoning in eigendom van de gemeente of een toegelaten instelling waarvoor geldelijke steun is verleend.

  • r.

    Sociale koopwoning: te bouwen woning waarvoor op grond van paragraaf 2 van hoofdstuk 3 geldelijke steun wordt verleend.

  • s.

    Toegelaten instelling: instelling, toegelaten krachtens artikel 70 van de Woningwet.

  • t.

    Vaststellen van geldelijke steun: de beslissing van Burgemeester en Wethouders waarbij de hoogte van de verleende geldelijke steun wordt vastgesteld en de gemeente zich verplicht tot uitbetaling.

  • u.

    Verdeelbesluit: besluit van de raad, waarin is vastgesteld dat bouwplannen op in dat besluit aangegeven locaties in aanmerking kunnen komen voor geldelijke steun vanuit een deelbudget.

  • v.

    Verlenen van geldelijke steun: de beslissing van Burgemeester en Wethouders welke een aanspraak op geldelijke steun verschaft.

  • w.

    Voorziening: bouwkundige of bouwtechnische maatregel aan een woning of standplaats die leidt tot verbetering van de indeling of het woongerief of die dient tot een bouwkundige splitsing of samenvoeging.

Artikel 2:

Voor de toepassing van deze verordening wordt mede verstaan onder:

  • 1.

    Eigenaar: opstaller, erfpachter, gerechtigde tot een appartementsrecht of degenen aan wie door een rechtspersoon een deelnemings- of lidmaatschapsrecht is verleend dat recht geeft op gebruik van een woning.

  • 2.

    Eigendom: opstal, erfpacht, appartementsrecht of door een rechtspersoon verleend deelnemings- of lidmaatschapsrecht dat recht geeft op gebruik van een woning.

  • 3.

    Woning: onzelfstandige woonruimte.

  • 4.

    Het verlenen van geldelijke steun aan een toegelaten instelling: het verlenen van geldelijke steun ten behoeve van het bouwen dan wel het treffen van voorzieningen van gemeentewege.

  • 5.

    Bouwen: het verbouwen van gebouwd onroerend goed tot woonruimte, waarbij de bestemming van het onroerend goed wordt gewijzigd.

Artikel 3:

Deze verordening is niet van toepassing op:

  • a.

    woningen die niet geschikt of bestemd zijn om voortdurend door dezelfde persoon of personen te worden bewoond;

  • b.

    woningen die als ambts- of dienstwoning in gebruik zijn of als zodanig bestemd, en

  • c.

    bejaardenoorden als bedoeld in de Wet op de Bejaardenoorden (Staatsblad 1990, 468).

Artikel 4:

De algemene bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing, tenzij in de overige hoofdstukken van deze verordening hiervan nadrukkelijk wordt afgeweken.

Paragraaf 2: Grondslag en werkingssfeer

Artikel 5:

Op grond van deze verordening kunnen Burgemeester en Wethouders geldelijke steun verlenen voor:

  • a.

    het bouwen van sociale huurwoningen;

  • b.

    het bouwen van huurstandplaatsen;

  • c.

    het bouwen van huurwoonwagens;

  • d.

    het bouwen van sociale koopwoningen;

  • e.

    het bouwen van koopstandplaatsen;

  • f.

    het bouwen van koopwoonwagens;

  • g.

    het treffen van ingrijpende voorzieningen aan huurwoningen;

  • h.

    het treffen van ingrijpende voorzieningen aan huurstandplaatsen;

  • i.

    het bouwen van huurwoningen van beleggers en premiewoningen.

Artikel 6:

  • 1. Burgemeester en Wethouders kunnen geldelijke steun verlenen in de vorm van een toeslag ten behoeve van plaatselijk verschillende omstandigheden voor het bouwen van woningen of standplaatsen of het treffen van ingrijpende voorzieningen aan huurwoningen of huurstandplaatsen.

  • 2. Burgemeester en Wethouders kunnen geldelijke steun verlenen in de vorm van een toeslag ten behoeve van huurverlaging aan een toegelaten instelling die een sociale huurwoning of huurstandplaats beheert:

    • a.

      die is gebouwd ter vervanging van een andere woning;

    • b.

      waaraan ingrijpende voorzieningen worden getroffen.

Artikel 7:

De verlening van geldelijke steun geschiedt overeenkomstig de bepalingen van de hoofdstukken 2, 3 en 4 van deze verordening.

Paragraaf 3: Prioriteiten en nadere voorwaarden

Artikel 8:

  • 1. De raad besluit welke prioriteiten worden gesteld bij het verlenen van geldelijke steun voor het bouwen van woningen, standplaatsen of woonwagens of het treffen van voorzieningen aan woningen en huurstandplaatsen

  • 2. De raad kan besluiten om nadere voorwaarden te stellen bij het verlenen van geldelijke steun voor het bouwen van woningen, standplaatsen of woonwagens of het treffen van voorzieningen aan woningen en standplaatsen.

  • 3. Bij een besluit, als bedoeld in het vorige lid, wordt tevens besloten welke nadere voorwaarden gesteld worden bij het verlenen van geldelijke steun voor het bouwen van woningen, standplaatsen of woonwagens of het treffen van voorzieningen aan woningen en standplaatsen.

  • 4. De voorwaarden, bedoeld in het tweede en derde lid, zullen functioneel zijn ten opzichte van de beleidsdoelstelling van het subsidie-instrument.

Artikel 9:

  • 1. Burgemeester en Wethouders doen een voorstel tot een besluit als bedoeld in artikel 8, eerste en tweede lid slechts nadat daaromtrent door hen de in artikel 16, eerste lid, bedoelde organisaties zijn geraadpleegd.

  • 2. Deze raadpleging kan zowel mondeling als schriftelijk plaatsvinden.

  • 3. Burgemeester en Wethouders doen schriftelijk verslag van deze raadpleging aan de raad. Tevens geven zij een reactie op de daarbij naar voren gebrachte argumenten.

Artikel 10:

Een besluit van de raad als bedoeld in deze paragraaf wordt bekend gemaakt in een of meer plaatselijke verspreide dag- of nieuwsbladen.

Paragraaf 4: Vaststelling en verdeling van de deelbudgetten

Artikel 11:

  • 1. Jaarlijks stelt de raad deelbudgetten vast.

  • 2. De volgende deelbudgetten kunnen worden onderscheiden:

    • a.

      binnen het budget sociale bouwsector:

  • 1. sociale huurwoningen;

  • 2. huurstandplaatsen;

  • 3. huurwoonwagens;

  • 4. sociale koopwoningen;

  • 5. koopstandplaatsen;

  • 6. koopwoonwagens;

  • 7. ingrijpende voorzieningen aan huurwoningen;

  • 8. ingrijpende voorzieningen aan huurstandplaatsen;

    • b.

      binnen het budget huurwoningen van beleggers en premiewoningen:

  • 1. huurwoningen van beleggers;

  • 2. premiewoningen;

    • c.

      toeslagen ten behoeve van plaatselijk verschillende omstandigheden;

    • d.

      huurverlagingstoeslagen.

  • 3. Op grond van de jaarlijkse prioriteitsstelling bedoeld in artikel 8 kan de raad een deelbudget bedoeld in het eerste lid in meerdere onderdelen splitsen; dergelijke onderdelen zijn ook deelbudgetten in de zin van deze verordening.

Artikel 12:

Jaarlijks neemt de raad een verdeelbesluit.

Artikel 13:

De raad kan Burgemeester en Wethouders toestemming verlenen tot nader te bepalen grenzen en onder nader te bepalen voorwaarden deelbudgetten te wijzigen.

Artikel 14:

  • 1. De raad kan Burgemeester en Wethouders machtigen om binnen het budget sociale bouwsector en binnen het budget huurwoningen van beleggers en premiewoningen verleende geldelijke steun te wijzigen in geldelijke steun voor een andere categorie woningen dan waarvoor de geldelijke steun is verleend.

  • 2. Een omzetting als bedoeld in het eerste lid vindt slechts plaats op verzoek van de initiatiefnemer.

  • 3. Bij een omzetting als bedoeld in het eerste lid kunnen de deelbudgetten op evenredige wijze gewijzigd worden.

Artikel 15:

Indien door de minister op grond van het Besluit een budget wordt herzien kunnen Burgemeester en Wethouders afwijken van de op grond van artikel 11 vastgestelde deelbudgetten.

Paragraaf 5. Raadpleging belanghebbende personen en organisaties

Artikel 16:

  • 1. Deze verordening wordt slechts gewijzigd wanneer over het ontwerp door Burgemeester en Wethouders voorafgaand geraadpleegd zijn de lokaal of regionaal toegelaten instellingen en andere naar het oordeel van de raad daarvoor in aanmerking komende natuurlijke en rechtspersonen, waaronder woonconsumentenorganisaties.

  • 2. Deze raadpleging kan zowel mondeling als schriftelijk plaatsvinden.

  • 3. Aan de raad doen Burgemeester en Wethouders schriftelijk verslag van deze raadpleging. Tevens geven zij een reactie op de daarbij naar voren gebrachte argumenten.

Artikel 17:

  • 1. Tenminste eenmaal per jaar raadplegen Burgemeester en Wethouders de partijen als genoemd in artikel 16 over de uitvoering van deze verordening.

  • 2. Deze raadpleging kan zowel mondeling als schriftelijk plaatsvinden.

  • 3. Over de raadpleging wordt schriftelijk verslag gedaan aan de raad.

Artikel 18

In de in artikel 17 bedoelde raadpleging komt tenminste aan de orde:

  • a.

    een raming van de plannen waarvoor geldelijke steun zal worden gevraagd voor de komende jaren;

  • b.

    de door Burgemeester en Wethouders voorgenomen verdeling van deelbudgetten voor het eerstkomende budgetjaar;

  • c.

    een omschrijving van de mogelijk toe te passen afwijkingsbevoegdheden op grond van artikel 13.

Artikel 19

  • a. Burgemeester en Wethouders kunnen ter uitvoering van deze verordening overeenkomsten sluiten met daarvoor in aanmerking komende natuurlijke en rechtspersonen als bedoeld in artikel 16.

  • b. Indien de in het eerste lid bedoelde overeenkomsten worden gesloten, brengen Burgemeester en Wethouders deze ter kennis van de raad.

HOOFDSTUK 2: Verlenen en vaststellen van geldelijke steun

Paragraaf 1: De aanvraag om geldelijke steun

Artikel 20:

Een aanvraag om het verlenen van geldelijke steun geschiedt op een door Burgemeester en Wethouders vastgesteld en door de initiatiefnemer volledig ingevuld en ondertekend aanvraagformulier.

Artikel 21:

  • 1. Een aanvraag als bedoeld in artikel 20 gaat in elk geval vergezeld van de volgende gegevens:

    • a.

      de geraamde kosten van het verkrijgen in eigendom dan wel van het treffen van ingrijpende voorzieningen;

    • b.

      bestekken en tekeningen van het bouwplan;

    • c.

      een opgave van het aantal woningen waarop het bouwplan betrekking heeft.

  • 2. Een aanvraag als bedoeld in het eerste lid gaat tevens vergezeld van de op grond van hoofdstuk 3 vereiste gegevens.

  • 3. Burgemeester en Wethouders kunnen op een daartoe strekkend en gemotiveerd verzoek van de initiatiefnemer vrijstelling verlenen van het verstrekken van een of meer van de in het eerste en tweede lid genoemde gegevens.

Artikel 22:

  • 1. Een aanvraag als bedoeld in artikel 20 wordt gedaan vóór 1 oktober van het jaar waarin de beslissing wordt gevraagd.

  • 2. Indien een aanvraag om geldelijke steun na de in het eerste lid genoemde datum ontvangen wordt, kan de aanvraag aangehouden worden tot het volgende jaar.

  • 3. Een beslissing tot aanhouding van een plan kan voor datzelfde plan slechts eenmaal genomen worden.

  • 4. Van de bepaling in het derde lid kan worden afgeweken, indien bij het voor de tweede keer aanhouden van een plan wordt aangegeven in welk jaar het ingediende plan in aanmerking zal komen voor subsidie.

Paragraaf 2: De verlening van geldelijke steun

Artikel 23:

Burgemeester en Wethouders bevestigen binnen twee weken na ontvangst van de aanvraag bedoeld in artikel 20.

Artikel 24:

  • 1. Indien de aanvraag om verlening van geldelijke steun naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders niet voldoet aan artikel 20 en artikel 21, doen zij daarvan binnen vier weken na ontvangst schriftelijk mededeling aan de initiatiefnemer onder vermelding van de nog te leveren gegevens en houden zij behandeling van de aanvraag aan totdat de gevraagde gegevens zijn geleverd.

  • 2. Indien binnen dertig dagen na het verzenden van deze mededeling, bedoeld in het eerste lid de nog te leveren gegevens niet zijn verstrekt, verklaren Burgemeester en Wethouders de aanvraag om geldelijke steun niet-ontvankelijk.

Artikel 25:

Burgemeester en Wethouders beslissen binnen twee maanden na ontvangst van een aanvraag als bedoeld in artikel 20 of na ontvangst van de gegevens bedoeld in artikel 24.

Zij kunnen onder opgave van redenen besluiten hun beslissing met één maand te verdagen.

Indien toepassing wordt gegeven aan lid 2 delen Burgemeester en Wethouders hun beslissing schriftelijk aan de initiatiefnemer mee.

Artikel 26:

Aanvragen die niet voldoen aan de prioriteiten gesteld op grond van artikel 8, eerste lid, kunnen worden aangehouden tot 1 oktober van het jaar waarin de beslissing wordt gevraagd.

In afwijking van artikel 25 beslissen Burgemeester en Wethouders op een aanvraag als bedoeld in het eerste lid binnen twee maanden na 1 oktober.

Artikel 27:

  • 1. Indien het bouwplan niet in het verdeelbesluit is opgenomen of het desbetreffende deelbudget overschreden zou worden wanneer geldelijke steun wordt verleend, houden Burgemeester en Wethouders de aanvraag aan tot het volgende jaar.

  • 2. Een besluit tot aanhouding van een plan kan voor datzelfde plan slechts éénmaal genomen worden.

  • 3. Burgemeester en Wethouders kunnen van het bepaalde in het eerste lid afwijken indien:

    • a.

      in het verdeelbesluit het desbetreffende deelbudget niet of slechts gedeeltelijk met bouwplannen is belegd;

    • b.

      bouwplannen die opgenomen zijn in het verdeelbesluit in het desbetreffende jaar geen doorgang vinden.

Artikel 28:

Burgemeester en Wethouders verlenen geldelijke steun indien:

  • a.

    de noodzaak van het bouwen van de woning(en) of van het treffen van de voorzieningen is aangetoond;

  • b.

    het bouwplan sober en doelmatig is;

  • c.

    is voldaan aan de nadere voorwaarden als bedoeld in artikel 8, tweede en derde lid;

  • d.

    voor het bouwplan een bouwvergunning is verleend of zal worden verleend;’

  • e.

    voor het besluit tot het verlenen van de geldelijke steun niet reeds een begin met de werkzaamheden is gemaakt, zonder hun toestemming;

  • f.

    de grond waarop de woningen worden gebouwd niet verontreinigd is of de verontreiniging niet zodanig is, dat naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders, uit het oogpunt van volksgezondheid, bezwaar bestaat tegen het bouwen van woningen op die grond;

  • g.

    het desbetreffende budget toereikend is.

Artikel 29:

De noodzaak van een bouwplan bedoeld in artikel 28, onder a, wordt geacht in elk geval te zijn aangetoond, indien dit plan opgenomen is in het verdeelbesluit als bedoeld in artikel 12.

Artikel 30:

De geldelijke steun wordt slechts verleend onder voorwaarden dat:

  • a.

    zonder toestemming van Burgemeester en Wethouders bij de werkzaamheden niet wordt afgeweken van het bouwplan;

  • b.

    de bouw binnen negen maanden na het besluit tot verlening van geldelijke steun tot de bovenkant van de begane grondvloer is gevorderd dan wel ingeval van het bouwen van woonwagens of standplaatsen of het treffen van voorzieningen met de werkzaamheden is gestart;

  • c.

    de gereedmelding van de werkzaamheden plaatsvindt overeenkomstig artikel 32, eerste lid en

    artikel 33, eerste en tweede lid;

  • d.

    de initiatiefnemer de informatie, bedoeld in artikel 55 van het Besluit, beschikbaar houdt en op verzoek van Burgemeester en Wethouders terstond levert.

Artikel 31:

Burgemeester en Wethouders verlenen de geldelijke steun slechts onder de voorwaarden dat de door hen belaste personen op door hen te bepalen tijdstippen:

  • a.

    toegang wordt verleend tot de bouwplaats, de woning, de standplaats, de woonwagen of het gebouw dat tot woning wordt verbouwd;

  • b.

    inzage wordt verleend in de op de bouw betrekking hebbende bescheiden en tekeningen;

    alle inlichtingen worden verstrekt die naar hun oordeel noodzakelijk zijn voor de beoordeling of aan de c. voorwaarden verbonden aan het verlenen van geldelijke steun wordt voldaan.

Paragraaf 3: De gereedmelding

Artikel 32:

  • 1. Terstond na de voltooiing van de werkzaamheden doch uiterlijk binnen drie jaar na het verlenen van de geldelijke steun verklaart de begunstigde met gebruikmaking van een daartoe door Burgemeester en Wethouders beschikbaar gesteld en volledig ingevuld en ondertekend formulier dat de bedoelde werkzaamheden zijn voltooid.

  • 2. De gereedmelding is tevens een verzoek om vaststelling en uitbetaling van de geldelijke steun.

Artikel 33:

  • 1. De gereedmelding bedoeld in artikel 32, eerste lid, gaat vergezeld van een verklaring dat bij de bouw respectievelijk het treffen van de voorzieningen is of wordt voldaan aan de voorwaarden waaronder de geldelijke steun is verleend.

  • 2. Indien de begunstigde een ander is dan de initiatiefnemer, gaat de gereedmelding, bedoeld in het eerste lid, vergezeld van een opgave van de afwijkingen van bestek en tekeningen, indien deze hebben plaatsgevonden.

  • 3. De initiatiefnemer dient gedurende een periode van vijf jaar alle rekeningen en betalingsbewijzen met betrekking tot de werkzaamheden ter controle beschikbaar te houden.

Paragraaf 4: De vaststelling van geldelijke steun

Artikel 34:

  • 1. Burgemeester en Wethouders bevestigen binnen twee weken de ontvangst van de gereedmelding bedoeld in artikel 32, eerste lid.

  • 2. Indien de gereedmelding naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders niet voldoet aan het bepaalde in artikel 32, eerste lid, of artikel 33, eerste lid, doen zij daarvan binnen vier weken na ontvangst schriftelijk mededeling aan de begunstigde onder vermelding van de nog te leveren gegevens en houden zijn behandeling van de gereedmelding aan totdat de gevraagde gegevens zijn geleverd.

  • 3. Indien binnen vier weken na het verzenden van de mededeling bedoeld in het tweede lid de nog te leveren gegevens niet zijn verstrekt, verklaren Burgemeester en Wethouders het verzoek om vaststelling en uitbetaling van de geldelijke steun niet-ontvankelijk.

Artikel 35:

  • 1. Binnen twee maanden na ontvangst van de gereedmelding bedoeld in artikel 32, eerste lid, beslissen Burgemeester en Wethouders op het verzoek tot vaststelling en uitbetaling van de geldelijke steun.

  • 2. Burgemeester en Wethouders kunnen deze beslissing eenmaal met twee maanden verdagen voor zover de controle op de juistheid van de gegevens daartoe aanleiding geeft.

  • 3. Indien toepassing wordt gegeven aan lid 2 delen Burgemeester en Wethouders hun beslissing schriftelijk aan de initiatiefnemer mee.

Artikel 36

  • 1. Indien Burgemeester en Wethouders instemmen met het verzoek tot vaststelling en uitbetaling van de geldelijke steun, stellen zij de geldelijke steun vast overeenkomstig het bij of krachtens het Besluit

    bepaalde.

  • 2. Burgemeester en Wethouders doen de begunstigde hiervan mededeling, onder vermelding van de wijze van uitbetaling van de geldelijke steun.

  • 3. De in lid 2 bedoelde uitbetaling geschiedt overeenkomstig het bij of krachtens het Besluit in hoofdstuk 3 van deze verordening bepaalde.

Paragraaf 5: De intrekking van geldelijke steun

Artikel 37:

  • 1. Indien niet is voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening kunnen Burgemeester en Wethouders een besluit tot verlening van geldelijke steun en een besluit tot vaststelling daarvan geheel of gedeeltelijk intrekken.

  • 2. Indien een bijdrage op grond van deze verordening is verleend dan wel vastgesteld op grond van gegevens en gebleken is dat deze zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen, worden de besluiten tot verlening en vaststelling van de geldelijke steun zodanig gewijzigd dat zij overeenstemmen met deze andere beslissing.

  • 3. Indien geldelijke steun is verleend dan wel vastgesteld en gebleken is dat de gegevens op grond waarvan deze besluiten worden genomen onjuist waren en waarvan de begunstigde wist of redelijkerwijs had kunnen weten dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen, kunnen Burgemeester en Wethouders hun besluit tot verlening en vaststelling van de geldelijke steun intrekken en kunnen zij een reeds betaalde bijdrage geheel of gedeeltelijk met vergoeding van de wettelijke rente terugvorderen.

  • 4. Burgemeester en Wethouders kunnen een besluit tot het verlenen van een toeslag ten behoeve van plaatselijk verschillende omstandigheden intrekken, indien de verlening van de geldelijke steun voor dezelfde woning of standplaats op grond van artikel 11, tweede lid, onder a. of b., wordt ingetrokken.

  • 5. Burgemeester en Wethouders trekken hun beslissing tot het verlenen van geldelijke steun in ieder geval in, indien de initiatiefnemer meldt dat de bouw geen doorgang vindt.

Paragraaf 6: Nadere bepalingen

Artikel 38:

Burgemeester en Wethouders delen een besluit als bedoeld in dit hoofdstuk onverwijld schriftelijk mee aan hetzij de initiatiefnemer hetzij de begunstigde, onder vermelding van de gronden waarop het besluit berust.

Artikel 39:

De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing, hetzij in hoofdstuk 3 hiervan nadrukkelijk is afgeweken.

Artikel 40:

  • 1. Burgemeester en Wethouders kunnen op een daartoe strekkend en gemotiveerd verzoek van de initiatiefnemer ontheffing verlenen van een in dit hoofdstuk genoemde termijn. Een dergelijk verzoek wordt vóór het verstrijken van de desbetreffende termijn bij Burgemeester en Wethouders ingediend.

  • 2. Indien Burgemeester en Wethouders een verzoek als bedoeld in het eerste lid honoreren, geven zij een nieuwe termijn aan.

  • 3. Burgemeester en Wethouders kunnen voor de uitvoering van deze verordening nadere regels vaststellen.

HOOFDSTUK 3: Bepalingen per subsidiecategorie

Paragraaf 1: Sociale-huurwoningen, huurstandplaatsen en huurwoonwagens

Artikel 41:

  • 1. Burgemeester en Wethouders kunnen ten laste van het budget voor de sociale bouwsector, geldelijke steun verlenen voor het bouwen van sociale huurwoningen, een huurstandplaats of een huurwoonwagen aan een toegelaten instelling.

  • 2. Burgemeester en Wethouders kunnen gelijktijdig met de verlening van geldelijke steun voor een huurstandplaats aanvullende geldelijke steun verlenen voor sanitaire voorzieningen op die standplaats of aan of in de daarop te plaatsen woonwagen.

Artikel 42:

Een aanvraag om geldelijke steun gaat in aanvulling op de gegevens van artikel 21 vergezeld van:

  • a.

    een opgave van de voorgestelde aanvangshuurprijs per woning, standplaats of woonwagen;

  • b.

    een verklaring dat naar verwachting een op termijn kostendekkende exploitatie mogelijk is.

Artikel 43:

Burgemeester en Wethouders verlenen slechts geldelijke steun, indien de voorgestelde aanvangshuurprijs niet hoger is dan de bij of krachtens het Besluit bepaalde maximum huurprijs.

Artikel 44:

  • 1. Burgemeester en Wethouders verlenen in aanvulling op artikel 30 slechts geldelijke steun onder de voorwaarde dat de koopsom van de bouwrijpe grond waarop de woning of standplaats wordt gebouwd, niet meer bedraagt dan de bij of krachtens het Besluit bepaalde maximum grondprijs.

  • 2. Indien de toepassing van het bepaalde in het eerste lid betrekking heeft op het bouwen van een aantal administratief in een complex samengevoegde sociale huurwoningen, geldt het van toepassing zijnde bedrag, genoemd in het eerste lid, als de gemiddelde koopsom van de bouwrijpe grond van de in dat complex opgenomen woningen.

Artikel 45:

Burgemeester en Wethouders verlenen slechts geldelijke steun voor een huurstandplaats indien:

  • a.

    de standplaats wordt gebouwd overeenkomstig een goedgekeurd bestemmingsplan als bedoeld in artikel 10 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, danwel overeenkomstig een vrijstelling daarvan als bedoeld in artikel 19 van die wet; en

  • b.

    door het bouwen van de standplaats in de onmiddellijke nabijheid van andere standplaatsen het aantal bijeengelegen standplaatsen niet meer dan 15 zal bedragen, tenzij met instemming van Gedeputeerde Staten daarvan wordt afgeweken.

Artikel 46:

Burgemeester en Wethouders verlenen slechts geldelijke steun voor een huurwoonwagen, indien de standplaats waarop die woonwagen wordt geplaatst is gebouwd met geldelijke steun van rijkswege op voet van enige voor 1 januari 1993 geldende wettelijke regeling, dan wel wordt gebouwd met geldelijke steun op voet van het Besluit.

Artikel 47:

Burgemeester en Wethouders verlenen slechts aanvullende geldelijke steun voor sanitaire voorzieningen indien:

  • a.

    geen sanitaire voorzieningen aanwezig zijn in of aan de daarop te plaatsen woonwagen; en

  • b.

    de woonwagen op 1 januari 1993 bestaat.

Artikel 48:

Een gereedmelding bedoeld in artikel 32, eerste lid, gaat in aanvulling op de verklaring bedoeld in artikel 33 vergezeld van:

  • a.

    een opgave van de gereedkomingsdatum van het bouwplan;

  • b.

    een opgave van de kosten van het verkrijgen in eigendom, voorzien van een verklaring van een ingeschreven registeraccountant, bedoeld in artikel 55, eerste lid, van de Wet op de Registeraccountants (Staatsblad 1962, 258, laatstelijk gewijzigd bij wet van 25 oktober 1989, Staatsblad 490), waaruit blijkt dat de opgegeven kosten in overeenstemming zijn met de werkelijk gemaakte kosten.

Artikel 49:

  • 1. De geldelijke steun wordt uitbetaald in jaarbedragen, voor de eerste maal een jaar na gereedkomings-datum en telkens een jaar nadien.

  • 2. De hoogte van de jaarlijkse bijdrage is gelijk aan tenminste 10% van de hoofdsom.

  • 3. Het aantal jaarbedragen wordt vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in bijlage V van het Besluit.

Artikel 50:

  • 1. Burgemeester en Wethouders beëindigen de uitbetaling van geldelijke steun voor een sociale huurwoning en stellen de geldelijke steun opnieuw vast op het op dat moment ontvangen bedrag, indien de eigendom van een sociale huurwoning, huurstandplaats of een huurwoonwagen waarvoor geldelijke steun wordt verleend, overgaat op een ander dan de gemeente of een toegelaten instelling.

  • 2. Indien de eigendom van de woning, huurstandplaats of huurwoonwagen overgaat op de gemeente of een toegelaten instelling, wordt deze vanaf het moment van de eigendomsoverdracht de begunstigde.

Paragraaf 2: Sociale-koopwoningen, koopstandplaatsen en koopwoonwagens

Artikel 51

  • 1. Burgemeester en Wethouders kunnen ten laste van het budget voor de sociale bouwsector geldelijke steun verlenen ten behoeve van een sociale koopwoning, een koopstandplaats of een koopwoonwagen aan een natuurlijke persoon die de woning, de standplaats of de woonwagen als eigenaar zal bewonen.

  • 2. Burgemeester en Wethouders kunnen gelijktijdig met de verlening van geldelijke steun voor een koopstandplaats aanvullende geldelijke steun verlenen voor sanitaire voorzieningen op die standplaats of aan in de daarop te plaatsen woonwagen.

Artikel 52

Voor de toepassing van deze paragraaf wordt onder kosten van het verkrijgen in eigendom verstaan:

  • a.

    de som van de bedragen afzonderlijk vermeld als koopsom van de bouwrijpe grond en de koopsom of de koop/aanneemsom van de woning, de standplaats of de woonwagen in de overeenkomst van koop en verkoop en aanneming;

  • b.

    in gevallen waarin een woning of standplaats wordt gebouwd op grond waarop een recht van opstal rust of waarop een recht van erfpacht is gevestigd dan wel de grond en de woning afzonderlijk in eigendom worden verkregen of de grond reeds geruime tijd eigendom is van de eigenaar, wordt als koopsom van de bouwrijpe grond aangehouden een door Burgemeester en Wethouders te bepalen bedrag;

  • c.

    indien een woning, een standplaats of een woonwagen geheel of gedeeltelijk met eigen arbeid of in eigen beheer wordt gebouwd wordt als kosten van het verkrijgen in eigendom aangehouden een door Burgemeester en Wethouders te bepalen bedrag;

  • d.

    de kosten van het verkrijgen in eigendom kunnen in voorkomende gevallen verminderd worden met geldelijke steun verleend als bijdrage ten behoeve van voorzieningen voor gehandicapten op grond van artikel 52 van het Besluit.

Artikel 53

Een aanvraag om geldelijke steun gaat in aanvulling op de gegevens van artikel 21 vergezeld van een verklaring van de initiatiefnemer dat het aangaan van de koopovereenkomst of de koop- en aanneemovereenkomst niet afhankelijk wordt gesteld van het tegen een meerprijs afnemen van voorzieningen, leveringen of diensten.

Artikel 54:

  • 1. Burgemeester en Wethouders verlenen in aanvulling op artikel 30 slechts geldelijke steun onder de voorwaarde dat de begunstigde degene is die:

    • a.

      de woning, de standplaats of de woonwagen als eerste eigenaar bewoont of

    • b.

      de woning, de standplaats of de woonwagen bewoont met ingang van een tijdstip dat minder dan een jaar ligt na het tijdstip van het verlijden van de akte, bedoeld in artikel 671a van het Burgerlijk Wetboek, of

    • c.

      indien zodanige akte voor het verkrijgen in eigendom niet noodzakelijk was, met ingang van een tijdstip dat minder dan een jaar ligt na de dag waarop Burgemeester en Wethouders de geldelijke steun voor de eerste eigenaar hebben vastgesteld, de woning, de standplaats of de woonwagen als eigenaar bewoont, of

    • d.

      de woning, de standplaats of de woonwagen heeft bewoond bedoeld onder a., b. en c., indien na diens vertrek diens partner in de woning, de standplaats of de woonwagen is blijven wonen.

  • 2. Burgemeester en Wethouders verlenen in aanvulling op het eerste lid slechts geldelijke steun onder de voorwaarden dat:

    • a.

      de kosten van het verkrijgen in eigendom niet meer bedragen dan het bij of krachtens het Besluit bepaalde maximumbedrag voor een sociale koopwoning, een koopstandplaats of een koopwoonwagen;

    • b.

      de koopsom van de bouwrijpe grond waarop de woning of de standplaats wordt gebouwd niet meer bedraagt dan de bij of krachtens het Besluit bepaalde maximum grondprijs;

    • c.

      een garantiecertificaat wordt afgegeven door een door de minister erkende ter zake kundige instantie;

    • d.

      de risicoverrekening wordt afgekocht.

  • 3. In geval van overlijden van een eigenaar, als bedoeld in het eerste lid, worden diens erfgenamen die de woning blijven bewonen beschouwd als begunstigde.

  • 4. Het derde lid is, voor zover het de erfgenaam van de eerste eigenaar van een koopwoonwagen betreft, slechts van toepassing op de erfgenaam die voldoet aan de voorwaarden bedoeld in het tweede lid.

Artikel 55:

Artikel 55:

Het bepaalde in artikel 54, tweede lid, onder c., is niet van toepassing, indien de aanvraag betrekking heeft op een woning die geheel of in belangrijke mate wordt gebouwd door degene die de woning als eigenaar zal bewonen.

Artikel 56:

Burgemeester en Wethouders verlenen slechts geldelijke steun voor een koopstandplaats indien:

  • a.

    de standplaats wordt gebouwd overeenkomstig een goedgekeurd bestemmingsplan als bedoeld in artikel 10 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, danwel overeenkomstig een vrijstelling daarvan als bedoeld in artikel 19 van die wet; en

  • b.

    door het bouwen van de standplaats in de onmiddellijke nabijheid van andere standplaatsen het aantal bijeengelegen standplaatsen niet meer dan 15 zal bedragen, tenzij met instemming van Gedeputeerde Staten daarvan wordt afgeweken.

Artikel 57:

Burgemeester en Wethouders verlenen slechts geldelijke steun voor een koopwoonwagen, indien de standplaats waarop de woonwagen wordt geplaatst is gebouwd met geldelijke steun van rijkswege op voet van enige voor 1 januari 1993 geldende wettelijke regeling, dan wel wordt gebouwd met geldelijke steun op voet van het Besluit.

Artikel 58:

Burgemeester en Wethouders verlenen slechts aanvullende geldelijke steun voor sanitaire voorzieningen indien:

  • a.

    geen sanitaire voorzieningen aanwezig zijn in of aan de daarop te plaatsen woonwagen; en

  • b.

    de woonwagen op 1 januari 1993 bestaat.

Artikel 59:

Een gereedmelding als bedoeld in artikel 32, eerste lid, gaat naast de in artikel 33 bedoelde verklaring vergezeld van de volgende gegevens:

  • a.

    Een door de inspecteur der directe belastingen te verstrekken origineel formulier, waarop is aangegeven het definitief vastgestelde of nog vast te stellen inkomen, dan wel het bruto loon van de personen bedoeld in bijlage VI van het Besluit; op dit formulier wordt tevens aangegeven of bedoelde personen wel of niet vermogensbelasting verschuldigd zijn.

  • b.

    Indien op het tijdstip van gereedmelding nog geen opgave van het definitief vastgestelde inkomen verstrekt kan worden, wordt de vaststelling van de geldelijke steun aangehouden tot het moment dat de opgave van het definitief vastgestelde inkomen wordt overgelegd.

Artikel 60

Een gereedmelding als bedoeld in artikel 32, eerste lid, gaat naast het in artikel 53 gestelde vergezeld van:

  • a.

    een bewijs van eigendom in de vorm van een afschrift van de akte, bedoeld in artikel 3:89 van het Burgerlijk Wetboek;

  • b.

    een bewijs van de datum van eerste bewoning, in de vorm van een uittreksel uit het persoonsregister;

  • c.

    een afschrift van de vergunning van de gemeente tot het bewonen van de woning dan wel een verklaring dat een dergelijke vergunning zal worden verstrekt, indien een dergelijke vergunning vereist is.

Artikel 61:

Burgemeester en Wethouders stemmen slechts in met het verzoek bedoeld in artikel 32, tweede lid, mits:

  • a.

    de woning, de standplaats of de woonwagen ten behoeve waarvan geldelijke steun is verleend wordt bewoond door de eigenaar;

  • b.

    de eigenaar of diens erfgenaam over het jaar dat voorafgaat aan het tijdstip waarop de geldelijke steun is verleend vermogensbelasting in de zin van de Wet op de vermogensbelasting 1964 (Staatsblad 520) verschuldigd is, dan wel geen gemeenschappelijke huishouding voert met een persoon die krachtens die wet vermogensbelasting verschuldigd is.

  • c.

    de som der inkomens, bepaald volgens bijlage VI bij het Besluit, bij uitbetaling van de geldelijke steun als jaarlijkse bijdrage gedurende de gehele uitbetalingsduur niet meer bedraagt dan het bij het Besluit bepaalde maximum.

Artikel 62:

De som van de inkomens bedoeld in bijlage VI van het Besluit op grond waarvan de geldelijke steun wordt berekend, wordt bepaald aan de hand van de in artikel 53 genoemde gegevens, over het jaar voorafgaande aan het jaar waarin de geldelijke steun is verleend.

Artikel 63:

  • 1. Binnen twee maanden na het verstrijken van het eerste jaar van bewoning en telkens een jaar nadien dient de begunstigde een bewoningsverklaring in op een daartoe door Burgemeester en Wethouders beschikbaar gesteld formulier.

  • 2. De geldelijke steun wordt uitbetaald in jaarbedragen, telkens binnen twee maanden na ontvangst van het volledig ingevulde en ondertekende formulier.

Artikel 64:

Burgemeester en Wethouders verhogen voor een koopstandplaats het eerste jaarbedrag met het in bijlage VI van het Besluit bepaalde bedrag indien op grond van artikel 58, tweede lid, aanvullende geldelijke steun voor sanitaire voorzieningen is verleend.

Artikel 65:

  • 1. Indien de geldelijke steun wordt uitbetaald als bijdrage ineens geldt als voorwaarde dat de woning, de standplaats of de woonwagen gedurende tenminste één jaar is bewoond door de eigenaar of in geval van overlijden van de eigenaar diens in de woning, op de standplaats of in de woonwagen woonachtige erfgenaam of ingeval van vertrek van de eigenaar uit de woning, van de standplaats of uit de woonwagen diens in de woning, op de standplaats of in de woonwagen woonachtige partner of gewezen partner.

  • 2. Artikel 54, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 66:

  • 1. Burgemeester en Wethouders beëindigen de uitbetaling van geldelijke steun voor een sociale koopwoning, een koopstandplaats of een koopwoonwagen en stellen de geldelijke steun opnieuw vast op het tot op dat moment ontvangen bedrag, indien constateren dat:

    • a.

      de eigenaar bedoeld in artikel 54, eerste lid, dan wel de op het tijdstip van diens overlijden in de woning, op de standplaats of in de woonwagen woonachtige erfgenaam, dan wel de op het moment van diens vertrek uit de woning, van de standplaats of uit de woonwagen diens in de woning, op de standplaats of in de woonwagen woonachtige gewezen partner de woning niet langer bewoont, of

    • b.

      eigendomsoverdracht heeft plaatsgevonden.

  • 2. Burgemeester en Wethouders komen tot een besluit als bedoeld in het eerste lid aan de hand van het in artikel 63, bedoelde door de eigenaar jaarlijks in te zenden formulier.

Artikel 67:

Burgemeester en Wethouders stellen de geldelijke steun opnieuw vast overeenkomstig het in het Besluit bepaalde, indien zij constateren dat de som van de inkomens bedoeld in bijlage VI van het Besluit zodanig is gestegen ten opzichte van de som van de inkomens op grond waarvan de herziene vaststelling als bedoeld in dit artikel heeft plaatsgevonden, dat daarbij volgens het Besluit een ander bedrag aan geldelijke steun moet worden vastgesteld.

Artikel 68:

  • 1. Ten behoeve van een vaststelling als bedoeld in artikel 60 dient de eigenaar, binnen twee maanden nadat het vijfde jaarbedrag is uitbetaald, onderscheidenlijk telkens vijf jaar nadien een door de inspecteur der directe belastingen verstrekte opgave van inkomens over te leggen van die personen waarvan het inkomen ingevolge het Besluit deel uitmaakt van de som van de inkomens bedoeld in bijlage VI van het Besluit over de in het Besluit bepaalde periode.

  • 2. Indien de in het eerste lid genoemde gegevens niet of onvoldoende binnen de in het eerste lid genoemde termijn vanwege de eigenaar worden overgelegd doen Burgemeester en Wethouders daarvan schriftelijk mededeling aan de eigenaar onder vermelding van de nog te leveren gegevens en de termijn waarbinnen zij geleverd dienen te zijn.

  • 3. Indien de in het tweede lid gegeven termijn door de eigenaar wordt overschreden, wordt de uitbetaling van de geldelijke steun met onmiddellijke ingang gestaakt en de hoogte van de geldelijke steun opnieuw vastgesteld op het tot dat moment aan geldelijke steun uitbetaalde bedrag.

Artikel 69:

Burgemeester en Wethouders besluiten omtrent een vaststelling als bedoeld in artikel 60 binnen zes maanden nadat de in artikel 61, eerste lid, bedoelde gegevens zijn verstrekt.

Artikel 70:

Op een daartoe strekkend verzoek stellen Burgemeester en Wethouders de geldelijke steun eenmalig opnieuw vast overeenkomstig het in het Besluit bepaalde, indien uit dit verzoek blijkt dat in het kalenderjaar waarin de eigenaar de woning, de standplaats of de woonwagen heeft betrokken of in een van de zes daaropvolgende kalenderjaren een van de personen van wie het inkomen medebepalend is geweest voor de som van de inkomens bedoeld in bijlage VI van het Besluit en met wie de eigenaar in gedoeld kalenderjaar een gemeenschappelijke huishouding heeft gevoerd, geen inkomen heeft genoten, doch in het jaar voorafgaande aan dat jaar wel een inkomen heeft genoten.

Artikel 71:

In afwijking van het bepaalde in artikel 61, eerste lid, dient de eigenaar de in dat artikel genoemde gegevens te leveren vijf jaar na de herziene vaststelling bedoeld in artikel 63 en telkens vijf jaren nadien.

Paragraaf 3: Ingrijpende voorzieningen

Artikel 72:

  • 1. Burgemeester en Wethouders kunnen ten laste van het budget voor de sociale bouwsector, geldelijke steun verlenen voor:

    • a.

      het treffen van ingrijpende voorzieningen aan sociale huurwoningen;

    • b.

      het treffen van ingrijpende voorzieningen aan andere huurwoningen;

    • c.

      het treffen van ingrijpende voorzieningen aan een huurstandplaats.

  • 2. Burgemeester en Wethouders kunnen gelijktijdig met de verlening van geldelijke steun voor het treffen van ingrijpende voorzieningen aan een huurstandplaats aanvullende geldelijke steun verlenen voor sanitaire voorzieningen op die standplaats of aan of in de daarop te plaatsen woonwagen.

Artikel 73:

  • 1. Een aanvraag om geldelijke steun als bedoeld in artikel 72, onder a. en c., gaat in aanvulling op de gegevens van artikel 21 vergezeld van:

    • a.

      een opgave van de voorgestelde huurprijs na het treffen van de voorzieningen;

    • b.

      een verklaring dat na het treffen van de voorzieningen naar verwachting een op termijn kostendekkende exploitatie mogelijk is.

  • 2. Een aanvraag om geldelijke steun als bedoeld in artikel 65, onder b, gaat daarnaast vergezeld van:

    • a.

      een bewijs van eigendom blijkend uit een authentiek afschrift van de koopakte en een gewaarmerkt recent uittreksel uit de kadastrale legger;

    • b.

      voor zover van toepassing een afschrift van de akte van splitsing;

    • c.

      voor zover van toepassing een verklaring van de Vereniging van Eigenaren welke bouwdelen gemeenschappelijk dan wel niet gemeenschappelijk zijn.

Artikel 74:

Burgemeester en Wethouders verlenen slechts geldelijke steun voor het treffen van ingrijpende voorzieningen indien:

  • a.

    de voorgestelde huurprijs na het treffen van de voorzieningen niet hoger is dan de bij of krachtens het Besluit bepaalde maximum huurprijs;

  • b.

    naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders in voldoende mate overleg over het bouwplan heeft plaatsgevonden met de huurder(s) van de woning(en) of de standplaats(en), waarop het bouwplan betrekking heeft en/of de hen vertegenwoordigende organisaties;

  • c.

    voor het pand waarin de woning waaraan de voorzieningen worden getroffen gelegen is, geen raadsbesluit tot onteigening dan wel tot ontbinding van de erfpachtsrechten is genomen.

Artikel 75:

Burgemeester en Wethouders verlenen in aanvulling op artikel 30 slechts geldelijke steun voor het treffen van ingrijpende voorzieningen onder de voorwaarden dat:

  • a.

    de kosten van het treffen van de voorzieningen verminderd met de krachtens paragraaf 6 van dit hoofdstuk verleende toeslagen meer bedragen dan de bij of krachtens het Besluit bepaalde minimum kosten;

  • b.

    de warmteweerstand van de gevel en het dak na het treffen van voorzieningen aan woningen gelijk of hoger is dan bij of krachtens het Besluit bepaalde met inbegrip van de daarbij gegeven uitzonderingsbepalingen.

Artikel 76:

Burgemeester en Wethouders verlenen in aanvulling op artikel 75 slechts geldelijke steun voor het treffen van ingrijpende voorzieningen aan een standplaats, indien de standplaats niet is gelegen op een centrum als bedoeld in artikel 2 van de Woonwagenwet dat bij ministeriële regeling, in een woonwagenplan als bedoeld in artikel 4a van die wet, in een streekplan als bedoeld in artikel 4a van de Wet op de Ruimtelijke Ordening of bij een ander besluit van Provinciale Staten is aangewezen om te worden opgeheven of verkleind.

Artikel 77:

Burgemeester en Wethouders verlenen slechts geldelijke steun voor sanitaire voorzieningen indien:

  • a.

    geen sanitaire voorzieningen aanwezig zijn op de standplaats of in of aan de daarop te plaatsen woonwagen; en

  • b.

    de woonwagen op 1 januari 1993 bestaat.

Artikel 78:

Een gereedmelding als bedoeld in artikel 32, eerste lid, gaat naast de in artikel 33 bedoelde verklaring vergezeld van een opgave van de gereedkomingsdatum van het bouwplan.

Artikel 79:

  • 1. De geldelijke steun wordt uitbetaald aan degene die het treffen van de voorzieningen bekostigt.

  • 2. De geldelijke steun wordt uitbetaald in jaarbedragen, voor de eerste maal een jaar na gereedkomingsdatum en telkens een jaar nadien.

  • 3. De hoogte van de jaarlijkse bijdrage is gelijk aan tenminste 10% van de hoofdsom.

  • 4. Het aantal jaarbedragen wordt vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in bijlage V van het Besluit.

Artikel 80:

Burgemeester en Wethouders beëindigen de uitbetaling van de geldelijke steun en stellen deze opnieuw vast op het op dat moment ontvangen bedrag, indien de eigendom van de woning of de standplaats waaraan met geldelijke steun ingrijpende voorzieningen zijn getroffen overgaat en de nieuwe eigenaar de woning of de standplaats niet verhuurt.

Paragraaf 4: Huurwoningen van beleggers

Artikel 81:

  • 1. Burgemeester en Wethouders kunnen ten laste van het budget huurwoningen van beleggers en premiewoningen, geldelijke steun verlenen ten behoeve van een belegger of een toegelaten instelling die de woning zal verhuren.

  • 5. Artikel 52, onder a., b. en d., is van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat ingeval de woning tot stand wordt gebracht krachtens meerdere, onderscheidene overeenkomsten van koop, aanneming en andere, daarmede samenhangende overeenkomsten, als kosten van het verkrijgen in eigendom wordt aangehouden het door Burgemeester en Wethouders te bepalen bedrag.

Artikel 82:

Burgemeester en Wethouders verlenen in aanvulling op de voorwaarden van artikel 30 slechts geldelijke steun onder de voorwaarden dat:

  • a.

    de kosten van het verkrijgen in eigendom niet meer bedragen dan het bij of krachtens het Besluit

  • b.

    genoemde maximum bedrag voor een huurwoning van een belegger;

  • c.

    de woning gedurende tenminste vijf jaar voor verhuur beschikbaar blijft;

  • d.

    de woning op het moment van gereedmelding eigendom is van een belegger of toegelaten instelling.

Artikel 83:

Een gereedmelding als bedoeld in artikel 32, eerste lid, gaat naast de verklaring bedoeld in artikel 33 vergezeld van:

  • a.

    een verklaring dat de woning waarvoor geldelijke steun is aangevraagd, eigendom is van de begunstigde;

  • b.

    een verklaring dat de woning tenminste vijf jaar verhuurd blijft;

  • c.

    een verklaring van een ingeschreven registeraccountant, bedoeld in artikel 55, eerste lid, van de Wet op de Registeraccountants (Staatsblad 1962, 258, laatstelijk gewijzigd bij wet van 25 oktober 1989, Staatsblad 490), waaruit blijkt dat is voldaan aan artikel 42, tweede lid van het Besluit.

Artikel 84:

  • 1. De geldelijke steun wordt uitbetaald in jaarbedragen, voor de eerste maal binnen een jaar na de beslissing bedoeld in artikel 35 en telkens een jaar nadien.

  • 2. De hoogte van een jaarlijkse bijdrage is gelijk aan f 2.000,--.

  • 3. Uitbetaling vindt slechts plaats, wanneer Burgemeester en Wethouders een verklaring dat de woningen van dat complex voor verhuur beschikbaar zijn hebben ontvangen.

  • 4. De in het derde lid bedoelde verklaring dient jaarlijks door de belegger, onderscheidenlijk de toegelaten instelling, ingediend te worden gedurende vier opeenvolgende jaren, voor de eerste maal uiterlijk een jaar nadat het eerste jaarbedrag is uitbetaald en vervolgens telkens een jaar later, bij Burgemeester en Wethouders met gebruikmaking van een daartoe door Burgemeester en Wethouders beschikbaar gesteld formulier.

Paragraaf 5: Premiewoningen

Artikel 85:

Burgemeester en Wethouders kunnen ten laste van het budget huurwoningen van beleggers en premiewoningen, geldelijke steun verlenen ten behoeve van een natuurlijke persoon die de woning als eigenaar zal bewonen of een natuurlijke persoon of een rechtspersoon die de woning zal verhuren.

Artikel 86:

Indien een woning bewoond zal worden door de eigenaar, gaat een aanvraag om geldelijke steun, in aanvulling op de gegevens van artikel 21, vergezeld van een verklaring van de initiatiefnemer dat het aangaan van de koopovereenkomst of de koop- en aanneemovereenkomst niet afhankelijk wordt gesteld van het tegen een meerprijs afnemen van voorzieningen, leveringen of diensten.

Artikel 87:

Artikel 52 is van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat, indien de woning een huurwoning is die tot stand wordt gebracht krachtens meerdere, onderscheidene overeenkomsten, als kosten van het verkrijgen in eigendom wordt aangehouden het door Burgemeester en Wethouders te bepalen bedrag.

Artikel 88:

  • 1. Burgemeester en Wethouders verlenen in aanvulling op artikel 30 slechts geldelijke steun onder de voorwaarde dat de kosten van het verkrijgen in eigendom niet meer bedragen dan het bij of krachtens het Besluit bepaalde maximum bedrag voor een premiewoning.

  • 2. Indien de woning door de eigenaar zal worden bewoond, verlenen Burgemeester en Wethouders in aanvulling op het eerste lid, slechts geldelijke steun onder de voorwaarden dat:

    • a.

      een garantiecertificaat wordt afgegeven door een door de minister erkende ter zake kundige instantie;

    • b.

      de risicoverrekening wordt afgekocht.

  • 3. Het bepaalde in het tweede lid, onder a, is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op een woning die geheel of in belangrijke mate wordt gebouwd door degene die de woning als eigenaar zal bewonen.

Artikel 89:

Een gereedmelding als bedoeld in artikel 32, eerste lid, gaat, indien de woning bewoond zal worden door de eigenaar, naast de verklaring bedoeld in artikel 33, vergezeld van:

  • a.

    een bewijs van eigendom in de vorm van een afschrift van de akte, bedoeld in artikel 3:89 van het Burgerlijk Wetboek;

  • b.

    een bewijs van de datum van eerste bewoning, in de vorm van een uittreksel uit het persoonsregister;

  • c.

    een afschrift van de vergunning van de gemeente tot het bewonen van de woning dan wel een verklaring dat een dergelijke vergunning zal worden verstrekt, indien een dergelijke vergunning vereist is.

Artikel 90:

Uitbetaling vindt plaats binnen 6 maanden na de beslissing bedoeld in artikel 35.

Paragraaf 6: Toeslagen ten behoeve van plaatselijk verschillende omstandigheden

Artikel 91:

Burgemeester en Wethouders kunnen ten laste van het budget toeslagen ten behoeve van plaatselijk verschillende omstandigheden een toeslag verlenen aan de initiatiefnemer ten behoeve van de bouw van woningen en het treffen van ingrijpende voorzieningen.

Artikel 92:

Een aanvraag om een toeslag vindt plaats op hetzelfde formulier als waarmee geldelijke steun wordt aangevraagd ingevolge de paragrafen 1 tot en met 5.

Artikel 93:

Burgemeester en Wethouders verlenen een toeslag en stellen deze vast in aanvulling op een besluit tot het verlenen respectievelijk vaststellen van geldelijke steun als bedoeld in de paragrafen 1 tot en met 5.

Artikel 94:

Burgemeester en Wethouders houden bij het verlenen en vaststellen van een toeslag en de bepaling van de hoogte daarvan rekening met de projectgrootte, de locatie en andere specifieke kenmerken van het bouwplan.

Artikel 95:

Een toeslag wordt uitbetaald als bijdrage ineens binnen twee maanden na de datum van het besluit bedoeld in artikel 35.

Artikel 96:

Burgemeester en Wethouders kunnen besluiten tot het verstrekken van een voorschot op de verleende toeslag.

Paragraaf 7: Huurverlagingstoeslagen

Artikel 97:

Burgemeester en Wethouders kunnen ten laste van het budget voor toeslagen ten behoeve van huurverlaging aan een toegelaten instelling die een sociale huurwoning beheert die is gebouwd ter vervanging van een andere woning of standplaats, of waaraan ingrijpende voorzieningen zijn getroffen een toeslag verlenen ten behoeve van het verlagen van de huurprijs.

Artikel 98:

  • 1. Een aanvraag om een toeslag ten behoeve van huurverlaging vindt plaats op hetzelfde formulier waarmee geldelijke steun wordt aangevraagd ingevolge paragraaf 1 of paragraaf 3.

  • 2. Een aanvraag om verlening van een toeslag gaat in aanvulling op artikel 21 vergezeld van een verklaring van de verhuurder dat hij een sociale huurwoning of huurstandplaats beheert die is gebouwd ter vervanging van een andere woning of standplaats, of waaraan ingrijpende voorzieningen zijn getroffen.

Artikel 99:

Burgemeester en Wethouders verlenen een toeslag en stellen deze vast in aanvulling op een besluit tot het verlenen respectievelijk vaststellen van geldelijke steun als bedoeld in de paragrafen 1 of 3.

Artikel 100:

Burgemeester en Wethouders stellen de hoogte van de toeslag ten behoeve van huurverlaging vast met inachtneming van de door de gemeenteraad gestelde prioriteiten en nadere voorwaarden bedoeld in

artikel 8.

Artikel 101:

De toeslag ten behoeve van huurverlaging wordt uitbetaald in jaarbedragen, voor de eerste maal een jaar na de gereedkomingsdatum en telkens een jaar nadien.

HOOFDSTUK 4: Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 102:

Op aanvragen die voor de inwerkingtreding of een wijziging van deze verordening zijn ingediend en waarop een bijdrage is verleend, blijven de bepalingen van de verordening op grond waarvan de bijdrage is verleend van toepassing.

Artikel 103:

Indien vanwege bijzondere omstandigheden een strikte toepassing van het bepaalde in deze verordening naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders zou leiden tot een onredelijke beslissing, kunnen Burgemeester en Wethouders afwijken van het bepaalde in deze verordening.

Artikel 104:

Deze verordening kan worden aangehaald als de Verordening Woninggebonden Subsidies 1993.

Artikel 105:

Deze regeling treedt in werking met ingang van 25 juni 1993.

Vastgesteld in de raadsvergadering van 24 juni 1993.

Toelichting Verordening

HOOFDSTUK 1:

De algemene bepalingen van hoofdstuk 1, alsmede de standaardbepalingen van hoofdstuk 2, gelden voor alle onderdelen. Specifieke bepalingen of aanvullingen op deze algemene bepalingen staan in hoofdstuk 3. Indien de bepalingen van hoofdstuk 1 en 2 niet nadrukkelijk zijn uitgezonderd, zijn zij naast de in hoofdstuk 3 genoemde voorwaarden van toepassing.

Artikel 1:

  • d.

    Zie voor "te bouwen woningen" de toelichting onder r.

  • e.

    De budgetten in de verordening bevatten derhalve ook het restant van de in vorige jaren van het Rijk verkregen bedragen. Dit restant kan zowel positief als negatief zijn. Vrijvallende middelen zijn meevallers voor de kas, indien jaarlijkse bijdragen voortijdig worden verminderd of beëindigd alsmede rentebaten.

  • n.

    In de verordening wordt een algemene omschrijving gegeven van het begrip kosten van het verkrijgen in eigendom. De term "kosten van het verkrijgen in eigendom" is gebruikt ter vervanging van het vaak gebruikte begrip "stichtingskosten" en sluit ook de kosten van het treffen van voorzieningen in, ter uitvoering van de voorwaarden uit het Besluit, dat de verordening bepalingen bevat over de vaststelling van de kosten van het bouwen van woningen en van het treffen van voorzieningen aan woningen die voor geldelijke steun in aanmerking komen. In paragraaf 2, 4 en 5 van hoofdstuk 3 zijn de kosten van het verkrijgen in eigendom apart omschreven; deze gelden de sociale koopwoningen alsmede huurwoningen van beleggers en premiewoningen. Daarbij is ook in de situatie voorzien dat een woning geheel of gedeeltelijk met eigen arbeid of in eigen beheer wordt gebouwd. Indien daarvan bij sociale huurwoningen sprake is, zullen de kosten daarvan gerekend worden tot de onder punt 24 genoemde overige door Burgemeester en Wethouders vast te stellen kosten.

    Wanneer een huurder een woning (gedeeltelijk) zelf bouwt of laat bouwen dan kan de verhuurder wel voor de volledige geldelijke steun in aanmerking komen. De kosten van het verkrijgen in eigendom kunnen bestaan uit de som van:

    • 1.

      de aanneemsom voor het verrichten van de werkzaamheden;

    • 2.

      de risicoverrekening van loon- en materiaalprijsstijgingen;

    • 3.

      de kosten van een centrale-verwarmingsinstallatie, een liftinstallatie en andere onroerende installaties;

    • 4.

      het architectenhonorarium;

    • 5.

      het toezicht op de uitvoering;

    • 6.

      de aansluiting op de nutsvoorzieningen;

    • 7.

      de leges voor de bouwvergunning en de precariorechten;

    • 8.

      de verschuldigde en niet verrekenbare omzetbelasting;

    • 9.

      de overdrachtsbelasting;

    • 10.

      huurderving voor zover deze verband houdt met het treffen van voorzieningen;

    • 11.

      renteverlies voor zover dit verband houdt met de bouw dan wel het treffen van voorzieningen;

    • 12.

      het honorarium van deskundigen op het gebied van constructies;

    • 13.

      het honorarium van deskundigen op installatietechnisch of bouwfysisch gebied;

    • 14.

      de kosten van een bouwtechnisch garantiecertificaat;

    • 15.

      de kosten van administratie ten behoeve van de voorbereiding en de uitvoering van de werkzaamheden;

    • 16.

      het honorarium van notarissen en makelaars;

    • 17.

      door Burgemeester en Wethouders goedgekeurde kostenverhogingen, die ten tijde van de raming van de kosten niet zijn voorzien of tijdens de bouw tussen de aannemer en de opdrachtgever tot de bouw zijn overeengekomen;

    • 18.

      de prijs van de bouwrijpe grond;

    • 19.

      een vergoeding van door de verhuurder verstrekte tegemoetkomingen voor door de huurder aangebrachte voorzieningen, voor zover deze gehandhaafd kunnen blijven en een of meer van de te treffen voorzieningen overbodig maken;

    • 20.

      koopsom;

    • 21.

      kosten in verband met technisch onderzoek en adviezen;

    • 22.

      kosten verband houdende met de financiering;

    • 23.

      restant boekwaarde van te slopen panden;

    • 24.

      overige door de Burgemeester en Wethouders vast te stellen kosten.

  • r.

    Een woning, waarmee reeds met de bouw begonnen is, maar die nog niet is voltooid, kan als te bouwen woning worden beschouwd bij toepassing van de mogelijkheid van artikel 14. Essentie van de bepaling is dat het gaat om nieuwgebouwde woningen. Deze omzetting zal naar verwachting slechts bij uitzondering plaatsvinden.

  • w.

    Indien het verlenen van geldelijke steun betrekking heeft op een aantal administratief in een plan voor het treffen van voorzieningen samengevoegde woningen en aan die woningen voorzieningen worden getroffen die in bouwtechnisch opzicht met elkaar vergelijkbaar zijn, gelden als kosten van het verkrijgen in eigendom de gemiddelde kosten van de voorzieningen per in dat plan opgenomen woning.

Artikel 2:

  • 4.

    Ten behoeve van woningen in eigendom van of te bouwen door gemeenten kan geldelijke steun worden verleend, waarbij dezelfde voorwaarden gelden als voor toegelaten instellingen.

  • 5.

    Verbouw van bestaande panden geen woningen zijnde wordt gelijkgesteld aan nieuwbouw.

Artikel 4:

Wat in de hoofdstukken 2 en 3 aan voorwaarden wordt gesteld is derhalve in aanvulling op de algemene bepalingen, tenzij hiervan nadrukkelijk wordt afgeweken; in dat geval worden de algemene bepalingen vervangen door de bijzondere.

Artikel 6:

  • 1.

    De toeslag ten behoeve van plaatselijk verschillende omstandigheden kan op grond van artikel 84 alleen worden verleend naast verleende steun op grond van artikel 5.

  • 2.

    Een huurverlagingstoeslag kan slechts worden verleend aan toegelaten instellingen die een sociale huurwoning of een huurstandplaats beheert, gebouwd ter vervanging van gesloopte woningen of standplaatsen, of voor woningen of standplaatsen waaraan ingrijpende voorzieningen worden getroffen.

Artikel 8:

In artikel 8 is een onderscheid gemaakt in het stellen van prioriteiten en het stellen van aanvullende voorwaarden.

Door middel van het stellen van prioriteiten en voorwaarden kan nader inhoud worden gegeven aan de voorwaarden van artikel 12 van het Besluit, op grond waarvan de gemeente zich moet overtuigen van de noodzaak, de soberheid en de doelmatigheid van het bouwen van woningen of het treffen van voorzieningen aan woningen. Tevens wordt aan gegadigden inzicht gegeven hoe de gemeente aan deze voorwaarden toetst. Op grond van gestelde prioriteiten (eerste lid) kunnen bouwplannen bij voorrang boven andere plannen worden gehonoreerd (zie ook artikel 26). Als een bouwplan niet aan gestelde nadere voorwaarden (tweede en derde lid) voldoet, wordt een aanvraag om geldelijke steun afgewezen (zie artikel 28, onder c).

De nadere voorwaarden dienen functioneel te zijn ten opzichte van de beleidsdoelstellingen van het subsidie-instrument, derhalve gegrond zijn op de zorg voor het tot stand komen van goede en betaalbare woningen voor diegenen die zelf niet of onvoldoende in staat zijn deze te verkrijgen. Deze functionaliteit kan worden aangegeven in het volkshuisvestingsplan.

Gemeentelijke beleidsuitgangspunten, zoals huurklasse, aantal, woninggrootte, locatie en bestemming van de te bouwen woningen lenen zich voor zowel het stellen van prioriteiten als het stellen van nadere voorwaarden. Daarbij moet er rekening mee worden gehouden, dat een opdrachtgever in staat moet zijn te komen tot een kostendekkende exploitatie, rekening houdend met de te ontvangen huur en subsidiegelden.

De beleidsuitgangspunten, die ten aanzien van overige kwaliteitsaspecten gehanteerd kunnen worden, kunnen zich lenen voor het stellen van prioriteiten. Het gaat daarbij niet om kwaliteitseisen op het terrein van bouw- en woontechniek in enge zin, zoals bijvoorbeeld materiaalkeuze, maar om die aspecten van architectuur, sociale veiligheid, milieu en aanpasbaar bouwen, waarvan gesteld kan worden, dat het slagen van het gemeentelijk beleid op deze aspecten mede afhankelijk is van de mate waarin de opdrachtgevers hiermee rekening houden.

Voor de totstandkoming van prioriteiten en nadere voorwaarden is een zorgvuldige procedure als uitgangspunt genomen, namelijk het bij apart raadsbesluit vaststellen ervan na raadpleging van de belanghebbende organisaties.

Het ligt voor de hand dit te doen in een volkshuisvestingsplan, waarbij tevens de relatie met het gemeentelijke beleid op andere terreinen kan worden aangegeven, zoals het gemeentelijk milieubeleid. Realisering van het gemeentelijke beleid heeft de meeste kans van slagen, indien dit in goed overleg met de betrokken partijen tot stand komt.

Het afsluiten van overeenkomsten waarin, uitgaande van de respectievelijke taken- en bevoegdhedenverdeling tussen gemeente en de overige betrokken partijen, afspraken worden gemaakt over de genoemde beleidsuitgangspunten heeft dan ook verreweg de voorkeur. Tot het stellen van nadere voorwaarden en prioriteiten op basis van deze verordening zal dan ook in de regel pas worden overgegaan als het niet mogelijk is gebleken om overeenkomsten als bedoeld in artikel 19 te sluiten.

Het afsluiten van overeenkomsten waarin uitgaande van de respectievelijke taken- en bevoegdhedenverdeling tussen gemeente en de overige betrokken partijen afspraken worden gemaakt over de genoemde beleidsuitgangspunten heeft dan ook verreweg de voorkeur.

Artikel 9:

Op grond van artikel 9 worden over de prioriteiten en nadere voorwaarden vooraf belanghebbende organisaties geraadpleegd en wordt vastgelegd dat Burgemeester en Wethouders bij het doen van hun voorstel aan de raad ingaan op de tijdens de raadpleging naar voren gebrachte argumenten.

Artikel 10:

Zo nodig zal volstaan worden met het bekend maken van een uittreksel van een besluit en de mededeling waar het besluit kan worden ingezien.

Artikel 11:

  • 1.

    Het vaststellen van deelbudgetten is een belangrijk sturingsinstrument bij het verlenen van geldelijke steun. Zie ook de toelichting bij artikel 8. Het Besluit maakt het mogelijk een gedeelte van het budget te sparen. Dit kan door de deelbudgetten gezamenlijk lager vast te stellen dan het budget waartoe zij behoren.

  • 3.

    Op basis van de prioriteiten kan bijvoorbeeld bij het treffen van ingrijpende voorzieningen onderscheid gemaakt worden tussen particuliere en sociale huurwoningen. Ook kan een deel van het budget uitsluitend worden besteed ten behoeve van woningen in bepaalde met name genoemde wijken. In principe kan zelfs een deelbudget worden vastgesteld per bouwplan, al ligt dat niet voor de hand. Ook de toeslagen kunnen eventueel worden gesplitst in deelbudgetten en worden ingezet ten behoeve van bepaalde categorieën woningen, woningen in bepaalde wijken en gegadigden.

Artikel 12:

Op grond van een verdeelbesluit krijgen de initiatiefnemers vooraf inzicht in hun mogelijkheden om ten behoeve van een bouwplan op een bepaalde locatie voor geldelijke steun vanuit een deelbudget in aanmerking te komen, indien zij in concreto een aanvraag indienen.

Initiatiefnemers krijgen op deze wijze een redelijke mate van zekerheid dat zij hun planontwikkelingskosten niet tevergeefs maken.

Een verdeelbesluit is slechts globaal van inhoud en geeft nog geen aanspraak op geldelijke steun voor een concreet bouwplan. Het verdeelbesluit kan voor de onderscheiden deelbudgetten een meer of mindere gedetailleerde inhoud hebben. De vaststelling van deelbudgetten (artikel 11) en het nemen van een verdeelbesluit zullen vaak samenvallen.

Artikel 13:

Omdat velerlei factoren de gemeentelijke plannen kunnen verstoren kan de gemeenteraad besluiten niet het gehele budget bij voorbaat ter beschikking te stellen.

Een gedeelte van het budget wordt dan gespaard. De raad kan Burgemeester en Wethouders de mogelijkheid geven om dit restant onder bepaalde omstandigheden alsnog te benutten. Bij tegenvallende renteontwikkeling betekent een vast budget bijvoorbeeld direct aanzienlijk minder woningen. Voor projecten in een vergevorderd stadium kan dit zeer nadelig zijn.

Een ander voorbeeld vormen de toeslagen ten behoeve van plaatselijk verschillende omstandigheden, die ingezet worden aanvullend op andere geldelijke steun. Een knellend kopkostenbudget zou projecten kunnen ophouden terwijl het desbetreffende budget zelf geen probleem vormt.

In het kader van het Besluit kunnen gemeenten mogelijk over meer middelen beschikken dan over deze budgetten. Gedacht wordt aan rente op kasgelden en vrijvallende middelen als gevolg van ingetrokken beschikkingen.

Burgemeester en Wethouders kunnen alsnog beschikken over een deel van het budget dat gespaard is, voor zover de raad hiertoe vooraf toestemming heeft gegeven, indien een deelbudget ontoereikend is om aan alle aanvragen geldelijke steun te voldoen.

Artikel 14:

Bedoeld is de omzetting van sociale huurwoningen in sociale koopwoningen of omgekeerd en de omzetting van huurwoningen van beleggers in premiewoningen of omgekeerd.

Artikel 15:

Het vaststellen van de deelbudgetten dan wel het nemen van een verdeelbesluit kan de minister een besluit tot toekenning van een budget geheel of gedeeltelijk intrekken. Op grond van dit artikel kan de wijziging van een budget gevolgen hebben voor de omvang van de deelbudgetten.

Artikel 16:

Aangezien de verordening pas geldt wanneer zij is vastgesteld, is in dit artikel slechts sprake van het raadplegen van belanghebbenden, wanneer de verordening wordt gewijzigd. Het Besluit stelt echter het horen van belanghebbenden verplicht ook bij de vaststelling van de verordening.

Artikel 16: derde lid en artikel 17 derde lid:

Over de raadpleging wordt schriftelijk verslag gedaan aan de raad. Het spreekt vanzelf dat in een desbetreffend raadsvoorstel wordt ingegaan op de tijdens de raadpleging naar voren gebrachte standpunten en argumenten.

Artikel 19:

Dit artikel heeft betrekking op convenanten ter uitvoering van de verordening. Deze convenanten kunnen worden gesloten door Burgemeester en Wethouders. Betreft het convenanten met een verstrekkender karakter, dan zal in de regel de raad deze zelf sluiten.

HOOFDSTUK 2:

Algemeen

Het systeem van deze verordening gaat uit van vier onderscheiden momenten:

  • -

    de aanvraag van de geldelijke steun (paragraaf 1);

  • -

    de verlening van de geldelijke steun (paragraaf 2);

  • -

    de gereedmelding van een bouwplan (paragraaf 3);

  • -

    de vaststelling van de geldelijke steun (paragraaf 4).

De aanvraag wordt gedaan door de initiatiefnemer, ten behoeve van wiens project ook de geldelijke steun wordt verleend. Op dat moment is nog niet altijd bekend wie de begunstigde zal zijn. De begunstigde doet de gereedmelding.

De gereedmelding is tegelijkertijd het verzoek om vaststelling en uitbetaling van de geldelijke steun. De vaststelling en uitbetaling hebben dan ook rechtstreeks betrekking op de begunstigde, zijnde degene die de geldelijke steun ontvangt.

Artikel 21:

Op grond van het Besluit moet de gemeente het bouwplan toetsen op soberheid en doelmatigheid en op de noodzaak van het bouwen dan wel het treffen van de voorzieningen. De gevraagde gegevens zijn nodig voor deze beoordeling en om het bouwplan te kunnen toetsen aan door de gemeente gestelde prioriteiten.

Artikel 22:

  • 1.

    Om te kunnen beoordelen in hoeverre het beschikbare deelbudget wordt benut of dreigt te worden overschreden is het nodig tijdig een overzicht te hebben van het totaal aantal gedane aanvragen.

    Aanvragen worden in principe op volgorde van binnenkomst behandeld met inachtneming van de termijnen van artikel 25. Aanvragen die al in het verdeelbesluit zijn opgenomen behoeven alleen aan de subsidievoorwaarden te worden getoetst. Bij het vaststellen van het verdeelbesluit heeft de raad uiteraard rekening gehouden met de prioriteiten, gesteld op grond van artikel 8.

  • 2.

    Aanvragen die na 1 oktober worden ingediend behoeven niet te worden afgewezen; zij kunnen worden aangehouden tot het volgende jaar. De aanhouding geeft geen recht op het verlenen van geldelijke steun in het volgende jaar. Beoordeling van de aanvraag geschiedt op basis van de in het jaar van verlening van geldelijke steun geldende criteria.

  • 3.

    te voorkomen dat plannen jarenlang worden aangehouden, kan aanhouding slechts eenmaal plaatsvinden. In het volgende jaar dient wel een positieve of negatieve beslissing te worden genomen. Het staat de initiatiefnemer vrij opnieuw een aanvraag in te dienen.

  • 4.

    Het is denkbaar dat alle partijen het eens zijn over de noodzaak van een ingediend plan maar dat op grond van lid 3 en bij een ontoereikend budget een plan dat al eenmaal is aangehouden, zou moeten worden afgewezen. Aangezien dit onnodig verstarrend kan werken, kan in een dergelijke situatie het plan tot een nader aan te geven jaar aangehouden worden.

Artikel 25:

In het algemeen zal er vooroverleg plaatsvinden waardoor de termijn van twee maanden niet altijd nodig zal zijn. Soms zal de termijn echter te kort kunnen zijn, bijvoorbeeld om alle gegevens te kunnen controleren. Het tweede lid biedt daarom de mogelijkheid tot verlenging van de termijn.

Artikel 26 geeft de mogelijkheid tot aanhouding, indien een bouwplan niet in het verdeelbesluit is opgenomen. Dit voorkomt dat aanvragen die in het begin van het jaar worden gedaan gehonoreerd zouden moeten worden, omdat zij aan de voorwaarden voldoen, terwijl andere plannen voorrang verdienen op grond van het gemeentelijk beleid.

Artikel 27:

  • 1.

    Naast overschrijding van een deelbudget is een grond voor aanhouding van een aanvraag om verlening van geldelijke steun de bepaling dat een bouwplan in het verdeelbesluit moet zijn opgenomen om te voorkomen dat er niet-voorziene aanvragen zouden moeten worden gehonoreerd waardoor andere plannen niet in aanmerking kunnen komen. Als het desbetreffende deelbudget hiervoor wel ruimte laat, kunnen plannen die niet in het verdeelbesluit waren opgenomen alsnog worden gehonoreerd. Overigens kan de toereikendheid van een deelbudget al een probleem op zich vormen. Bij sociale koopwoningen en eventueel bij toeslagen wordt pas na het budgetjaar bekend welk beslag op het budget is gelegd. De toereikendheid van het budget kan dan slechts onder vooronderstellingen worden vastgesteld. Ook kan het voorkomen dat er minder woningen, dan aanvankelijk voorgenomen, kunnen worden gebouwd doordat er als gevolg van een stijging van de rente hogere subsidies dan geraamd moeten worden verleend.

  • 2.

    Indien de beslissing omtrent het verlenen van geldelijke steun voor een bouwplan eenmaal is aangehouden, moet het volgende jaar wel een positieve of negatieve beslissing worden genomen, behoudens artikel 22, eerste lid, van toepassing is.

  • 3.

    Op deze manier zijn Burgemeester en Wethouders vrij te bevorderen dat bouwplannen die in het verdeelbesluit zijn opgenomen alsnog in het desbetreffende jaar worden ingediend dan wel bouwplannen die niet in het verdeelbesluit zijn opgenomen in plaats van de eerstgenoemde plannen, wanneer deze geen doorgang vinden, voor subsidie in aanmerking te brengen.

Artikel 28:

  • a.

    en b. Deze bepalingen vloeien voort uit het Besluit. Om de doelmatigheid te kunnen beoordelen is het nodig om een relatie met de kosten te leggen. Ook kan een relatie gelegd worden tussen de kwaliteit en de kosten.

  • c.

    Indien geen nadere voorwaarden zijn gesteld is deze bepaling vanzelfsprekend niet van toepassing.

  • d.

    Wanneer een bouwplan voldoet aan de criteria van deze verordening maar om andere redenen geen bouwvergunning kan worden verleend, zou een verplichting aangegaan moeten worden terwijl het bouwplan niet gerealiseerd mag worden.

  • e.

    In beginsel mag niet worden begonnen met de bouw voor de aanvraag is behandeld. De verordening biedt de ruimte om vooruitlopend op het besluit tot verlening van geldelijke steun toestemming te verkrijgen al met de bouw te beginnen zonder het recht op subsidie te verliezen. Het is echter niet de bedoeling dat woningen die reeds gebouwd of ingrijpend verbeterd zijn alsnog voor geldelijke steun in aanmerking komen. Wanneer Burgemeester en Wethouders besluiten in te stemmen met het begin van de bouw, wordt het bouwplan wel getoetst aan de vereisten op grond van deze verordening. Alleen de afwijzingsgrond dat niet met de bouw mag worden gestart voordat geldelijke steun wordt verleend, vervalt dan.

Artikel 29:

Indien een plan in het verdeelbesluit is opgenomen, is de noodzaak voldoende aangetoond en is aan de voorwaarde genoemd in artikel 28 onder a. voldaan. Voor een plan dat niet in het verdeelbesluit is opgenomen, zal de noodzaak langs een andere weg, bijvoorbeeld door een woningmarktonderzoek moeten worden aangetoond.

Artikel 30:

  • b.

    Dit artikel dient onder meer ertoe om vroegtijdig te kunnen bepalen welke projecten (nog) geen doorgang vinden. Dat kan aanleiding zijn het budget anders te benutten. Op grond van artikel 40 kan eventueel ontheffing van deze bepaling worden gegeven. Voor de verlenging van de termijn moeten goede gronden aanwezig zijn. Voorbeelden daarvan zijn onvoorziene technische of financiële complicaties.

  • c.

    Gereedmeldingstermijnen zijn gewenst om de voortgang van de plannen te garanderen en om te voorkomen dat er onnodig lang een verplichting tot uitbetaling van subsidie blijft bestaan. Ook is een gereedmelding nodig om te kunnen toetsen of aan de voorwaarden voor het verlenen van de geldelijke steun is voldaan.

  • d.

    Het gaat hierbij niet om de verslaglegging die de gemeente over de besteding van de budgetten aan het Rijk moet leveren maar om informatie over de afzonderlijke bouwplannen. Het Rijk zal deze informatie steekproefsgewijs opvragen. Het Rijk heeft deze informatie nodig voor de bepaling van de hoogte van de normbedragen, toeslagen en dergelijke. Ook heeft het Rijk de informatie nodig voor de evaluatie van het beleid.

Artikel 32:

De gereedmelding van de woning vindt plaats door de begunstigde en niet door de initiatiefnemer. In veel gevallen zullen initiatiefnemer en begunstigde dezelfde zijn, zoals bij sociale huurwoningen.

Dit hoeft echter niet altijd zo te zijn. Bij sociale koopwoningen is dit het meest duidelijk het geval: daar is de koper de begunstigde en (veelal) een aannemer de initiatiefnemer. Wanneer dat het geval is, heeft de initiatiefnemer geen belang bij de gereedmelding en zou de begunstigde de dupe kunnen worden. Om deze reden is ervoor gekozen de gereedmelding door de begunstigde te laten plaatsvinden. Wanneer er een toeslag voor plaatselijk verschillende omstandigheden wordt toegekend, wordt deze aan de initiatiefnemer verleend. Deze moet dan eveneens een gereedmelding indienen.

Artikel 33:

Het gerealiseerde bouwplan moet overeenstemmen met het door Burgemeester en Wethouders goedgekeurde bouwplan, inclusief nader aangebrachte en goedgekeurde wijzigingen.

Indien later alsnog zou blijken dat de woning(en) niet goedgekeurde afwijkingen bevat(ten), kan het subsidie alsnog worden ingetrokken en eventueel worden teruggevorderd.

Dat geldt ook voor de kosten van verkrijgen in eigendom op basis waarvan een kosten-kwaliteitstoets wordt uitgevoerd en eventueel voor de toeslag voor plaatselijke verschillende omstandigheden en de huurverlagingstoeslag. Omdat de gemeente controle moet kunnen uitoefenen moeten de rekeningen en betalingsbewijzen beschikbaar worden gehouden.

Artikel 36:

De hoogte van de geldelijke steun ligt, met uitzondering van de toeslagen, op grond van het Besluit vast. Voor de sociale bouwsector wordt deze vastgesteld aan de hand van een bij ministeriële regeling vastgestelde tabel.

Voor de vaststelling van de hoogte van het subsidie voor sociale huurwoningen, huurstandplaatsen en huurwoningen en ingrijpende voorzieningen is de datum van verlenen van geldelijke steun bepalend, omdat de op die datum geldende rijksrekenrente uitgangspunt is. Bij sociale koop wordt in principe uitgegaan van de datum waarop de gemeente als budgethoudend orgaan de koop of de koop- en aannemingsovereenkomst heeft ontvangen.

De jaarlijkse bijdrage voor sociale huur en ingrijpende voorzieningen is vervolgens tenminste 10% van de hoofdsom. Voor een sociale koopwoning is de jaarlijkse bijdrage altijd 10% van de hoofdsom, mits deze hoger is dan een krachtens ministeriële regeling vastgesteld minimum bedrag.

Voor premiewoningen en beleggerswoningen ligt de hoogte van het subsidie tijdens het jaar van aanvraag reeds vast. De bijdrage voor beleggerswoningen wordt in vijf jaarbedragen uitbetaald.

Artikel 37:

2.en 3. Het onderscheid tussen het tweede en het derde lid betreft verwijtbaarheid. Indien er geen sprake is van verwijtbaarheid wordt het subsidie vastgesteld op grond van de juiste gegevens dan wel beperkt tot het bedrag dat al is betaald. Indien er wel sprake is van verwijtbaarheid kunnen Burgemeester en Wethouders het subsidie geheel of gedeeltelijk terugvorderen met vergoeding van de wettelijke rente.

Artikel 38:

Dit artikel geeft aan dat het besluit moet zijn gemotiveerd en vloeit voort uit de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.

Artikel 40:

Dit artikel strekt ertoe voor de gestelde termijnen een algemene ontheffingsgrond te geven voor Burgemeester en Wethouders om indien nodig betrokkenen meer tijd te gunnen.

Het kan dan bijvoorbeeld gaan om het aanleveren van noodzakelijke gegevens of om het verlengen van (tussentijdse) gereedmeldingstermijnen.

HOOFDSTUK 3

Paragraaf 1: Sociale huurwoningen, huurstandplaatsen en huurwoonwagens

Artikel 42:

Volgens het tweede lid kunnen Burgemeester en Wethouders tegelijk met het verlenen van geldelijke steun voor een huurwoonwagen aanvullende geldelijke steun verlenen voor sanitaire voorzieningen. Het woonwagenbeleid gaat ervan uit dat sanitaire voorzieningen in de woonwagen zijn ondergebracht. Nieuwe standplaatsen zullen daarom doorgaans zonder sanitaire voorzieningen worden gebouwd. Omdat veel bestaande woonwagens geen sanitair bevatten, kan de situatie ontstaan dat noch op de standplaats, noch in de wagen sanitair aanwezig is. Om het deconcentratiebeleid niet te belemmeren, maakt het Besluit het mogelijk geldelijke steun voor een huurstandplaats te verhogen indien daarop of aan de daarop te plaatsen woonwagen tevens sanitaire voorzieningen worden aangebracht. De hoofdsom wordt daartoe met

f 2.000,00 verhoogd. Dit blijkt niet duidelijk uit het Besluit zelf. Uit de Regeling normering woninggebonden subsidies is af te leiden dat de hoofdsom in geval van de bouw van een huurstandplaats, een koopstandplaats of van het treffen van ingrijpende voorzieningen worden aangelegd. Op grond van het Besluit wordt de verlening van geldelijke steun volgens artikel 53 van deze verordening beperkt tot standplaatsen waarop op 1 januari 1993 bestaande woonwagens worden geplaatst die niet over sanitair beschikken.

Artikel 43:

Volgens Besluit wordt geldelijke steun verleend onder de voorwaarde dat de huurprijs niet hoger is dan in het Besluit is bepaald en dat de huur een kostendekkende exploitatie mogelijk maakt. In de praktijk blijkt vaak dat de huur pas na de bouw definitief kan worden vastgesteld.

Daarom wordt bij de subsidieverlening als voorwaarde gesteld dat de definitieve huurprijs (de aan de minister voorgestelde huurprijs) niet hoger mag zijn dan in het Besluit is bepaald. Bij de gereedmelding toetst de gemeente of aan de voorwaarden is voldaan. Het Besluit stelt als voorwaarde voor verlening van geldelijke steun dat de voorgestelde aanvangshuurprijs van een sociale huurwoning bij aanvraag in 1993 niet hoger mag zijn dan f 728,00 (exclusief een huurverlagingstoeslag op grond van paragraaf 7). Dit maximum heeft betrekking op een individuele woning en dus niet op een complexgemiddelde. De maximumhuurprijs is niet van toepassing op woningen met meer dan vier kamers. De maximumaanvangshuurprijs van een huurstandplaats bedraagt in 1993 f 291,00 en van een huurwoonwagen f 437,00. Bepalend voor de toetsing van de huurprijs is het jaar waarin de geldelijke steun is verleend.

Artikel 44:

Het Besluit bepaalt dat na 1992 woningen slechts ten laste van het budget jaarlijkse bijdragen mogen worden gesubsidieerd, indien de koopsom van de bouwrijpe grond niet hoger is dan f 25.500,00.

Indien de verlening van geldelijke steun een aantal administratief in een complex samengevoegde woningen betreft dan hebben de genoemde bedragen betrekking op de gemiddelde koopsom van de bouwrijpe grond.

Artikel 48:

Met het oog op de betaling van de geldelijke steun is het van belang te weten wanneer de woningen, de standplaatsen of woonwagens (gemiddeld) zijn voltooid (zie artikel 49).

Met de gevraagde accountantsverklaring kan het overleggen van bewijsstukken als rekeningen en dergelijke achterwege blijven.

Artikel 49:

  • 1.

    In het Besluit is niet vastgelegd wanneer de eerste betaling dient plaats te vinden. Ten behoeve van een goede financiële exploitatie ligt het in de rede de eerste betaling één jaar na aanvang van de gemiddelde gereedkomingsdatum te verrichten.

  • 2.

    en 3. In de regel zal worden aangesloten bij het betalingsritme van het Rijk naar de gemeente en zal de jaarlijkse bijdrage dus 10% zijn van de hoofdsom. Er kunnen zich echter situaties voordoen dat een hoger percentage genomen wordt. Op grond van het bepaalde in bijlage V van het Besluit dat het aantal jaarbedragen niet meer mag zijn dan 30 kan zich zo'n situatie voordoen maar ook andere situaties zijn denkbaar.

Paragraaf 2. Sociale koopwoningen, koopstandplaatsen en koopwoonwagens

Artikel 52

De kosten van verkrijging van eigendom worden gedefinieerd als de som van de koopsom van de grond en de koop- of koop/aanneemsom van de woning of standplaats. Tot deze kosten worden ook de overdrachts-kosten gerekend.

Als er voor één van beide geen of relatief weinig kosten worden gemaakt omdat de woning of standplaats op grond wordt gebouwd die reeds geruime tijd in bezit is, of omdat de woning of standplaats voor een belangrijk deel door de eigenaar zelf wordt gebouwd, worden de kosten van verkrijging in eigendom door Burgemeester en Wethouders bepaald. Zij zullen daarbij uitgaan van de waarde in het maatschappelijk verkeer of van vergelijkbare grondprijzen van vergelijkbare woningen in de regio.

Datzelfde geldt voor het geval waarin de grond geen eigendom wordt, maar in erfpacht wordt uitgegeven. In dat geval zal worden uitgegaan van het bedrag waarvoor de erfpacht kan worden afgekocht of, als dat niet mogelijk is, van de uitgifteprijs van gronden voor soortgelijke woningen, gelegen in de gemeente,

of, indien dergelijke gronden in de gemeente niet aanwezig zijn, in een naburige gemeente.

Artikel 53:

Een aanvraag om het verlenen van geldelijke steun wordt ingediend door de initiatiefnemer voor de door hem te bouwen woningen. Deze moet daarvoor dezelfde gegevens verstrekken als voor andere subsidiecategorieën worden gevraagd. In aanvulling op deze gegevens wordt echter ook een verklaring gevraagd dat de verkoop van extra voorzieningen, leveringen of diensten (meerwerk) niet verplicht zal worden gekoppeld aan de koopovereenkomst.

Overigens is planafwijking op grond van artikel 30 niet mogelijk zonder toestemming van Burgemeester en Wethouders. Dat geldt ook ten aanzien van meerwerk. Burgemeester en Wethouders kunnen vooraf toestemming geven voor meerwerk onder voorwaarde dat de genoemde verklaring is verstrekt.

Meerwerk is dus in principe vrij, tenzij hiermee de kosten-kwaliteitsverhouding wordt doorkruist.

Artikel 54 en 55:

Geldelijke steun voor sociale koopwoningen wordt, op grond van het Besluit, alleen verstrekt aan de eerste eigenaar van de woning, of degene die binnen een jaar na de eigendomsoverdracht aan de eerste eigenaar, eigenaar van de woning is geworden. In het eerste lid, sub d, wordt bepaald dat de geldelijke steun aan de eigenaar ook wordt verleend als na een (echt)scheiding diens partner de woning bewoont.

De geldelijke steun komt in dat geval slechts te vervallen, indien eigendomsoverdracht (aan de partner) plaatsvindt.

In geval van overlijden van de eigenaar gaat de geldelijke steun over op diens erfgenamen die de woning, standplaats of woonwagen blijven bewonen.

In het vierde lid is bepaald dat erfgenamen die de koopwoonwagen blijven bewonen, tot de doelgroep moeten behoren.

In aanvulling op de algemene eisen en voorwaarden gelden voor de sociale-koopsector enkele merendeels uit het Besluit voortvloeiende voorwaarden. Onder andere is bepaald dat de risicoverrekening moet worden afgekocht, zodat onvoorziene bouwkostenstijgingen niet ten laste van de koper kunnen worden gebracht.

Artikel 59:

De gereedmelding van een sociale koopwoning, koopstandplaats of koopwoonwagen vindt plaats door de begunstigde, dat wil zeggen de eigenaar van de woning. Naar aanleiding van die gereedmelding wordt de subsidie die de begunstigde zal ontvangen vastgesteld. Met de gereedmelding moeten daarom ook de benodigde gegevens worden bepaald.

Die gegevens moeten betrekking hebben op het jaar voorafgaande aan het jaar waarin voor de desbetreffende woning geldelijke steun is verleend. Er moet een door de inspecteur der directe belastingen afgegeven formulier worden overgelegd. Voor dit formulier wordt in de regel het IB-60-formulier gebruikt. Hierop staat het over dat jaar aangeslagen bedrag aan belastbaar inkomen vermeld. Indien uit dit formulier echter blijkt dat men over dat jaar nog aangeslagen moet worden, omdat een ingediende aangifte nog niet is behandeld, dan dient voorlopig uitgegaan te worden van het vermelde aangegeven belastbaar inkomen. In dat geval wordt de vaststelling van de hoogte van het subsidie aangehouden tot het moment dat alsnog een kopie van het definitieve aanslagbiljet wordt overgelegd. Indien er geen afgifte is ingediend, met andere woorden men valt uitsluitend onder de Wet op de loonbelasting, dan staat op de IB-60 het bruto jaarloon vermeld. Bij de bepaling van het zuiver inkomen als bedoeld in artikel 9 van de hiervoor genoemde wet dient dan hiervan uit te worden gegaan.

Aan de hand van het IB-60-formulier wordt tevens beoordeeld of men vermogensbelasting verschuldigd is.

Artikel 62:

De vaststelling van de geldelijke steun en het aantal jaarbedragen waarin deze wordt uitbetaald, gebeurt conform het Besluit. Dat geldt ook voor de voorwaarden waaronder de geldelijke steun als eenmalige bijdrage wordt uitbetaald. Dat betekent dat het subsidie wordt vastgesteld aan de hand van een krachtens het Besluit vastgestelde subsidietabel waarin het subsidie afhankelijk wordt gesteld van inkomen en rente. Voor de vaststelling wordt uitgegaan van de tabel zoals die gold op het moment dat de geldelijke steun werd verleend (beschikkingsjaar).

De inkomens aan de hand waarvan het subsidie wordt berekend hebben betrekking op het jaar daar aan voorafgaand. Ze worden gedefinieerd conform het Besluit (bijlage VI). De rente wordt bepaald op het moment dat de door de bouwer en koper ondertekende koop (en -aannemings) overeenkomst bij de gemeente als budgethouder is ontvangen.

Artikel 63:

De betaling vindt in het algemeen jaarlijks plaats. De betaling van het eerste (en elk volgend) jaarbedrag vindt plaats binnen twee maanden nadat de begunstigde een zogenaamde bewoningsverklaring heeft ingezonden.

Artikel 66:

Burgemeester en Wethouders beoordelen regelmatig of de geldelijke steun nog terecht wordt verstrekt. De betaling van geldelijke steun wordt stopgezet, indien zij constateren dat dit niet het geval is.

Om dat te kunnen bepalen moet de begunstigde jaarlijks op een door Burgemeester en Wethouders beschikbaar gesteld formulier verklaren dat hij de woning, standplaats of woonwagen als eigenaar bewoont (bewoningsverklaring).

Burgemeester en Wethouders staken de betaling van geldelijke steun zodra zij vaststellen dat degene die het subsidie ontvangt, of diens erfgenamen, of diens gewezen partner niet meer in de woning woont, of zodra de subsidieontvanger niet langer eigenaar is van de woning.

Artikel 67:

Op grond van het Besluit stellen Burgemeester en Wethouders de geldelijke steun ook opnieuw vast als blijkt dat zich een inkomenswijziging heeft voorgedaan.

De geldelijke steun wordt dan opnieuw vastgesteld aan de hand van de nieuwe som van de inkomens, maar op basis van de subsidietabel volgens het Besluit die gold op het moment dat de geldelijke steun werd verleend. Een herziene vaststelling vindt volgens het Besluit echter alleen plaats, indien deze leidt tot een verlaging van de geldelijke steun.

Als blijkt dat de som van de inkomens het volgens het Besluit geldende maximum heeft overschreden, wordt de betaling van geldelijke steun conform het Besluit beëindigd. Datzelfde is het geval indien bij de hernieuwde vaststelling van de geldelijke steun blijkt dat het opnieuw vastgestelde bedrag aan geldelijke steun kleiner dan of gelijk is aan de tot dat moment ontvangen geldelijke steun.

Om te kunnen constateren of een wijziging als vorenbedoeld zich heeft voorgedaan, toetsen Burgemeester en Wethouders iedere vijf jaar de som van de relevante inkomens. De eerste keer dat zij dat doen is nadat het vijfde jaarbedrag is uitbetaald en vervolgens steeds vijf jaar nadien. Om dat de kunnen beoordelen moeten Burgemeester en Wethouders beschikken over de benodigde inkomensgegevens. Deze moeten door de eigenaar voor een bepaald tijdstip worden verstrekt. Doet hij dat niet, of niet tijdig dan wordt de betaling van de geldelijke steun stopgezet en de geldelijke steun verlaagd tot het tot dat moment uitbetaalde bedrag.

Artikel 70:

Burgemeester en Wethouders kunnen gedurende de eerste vijf jaar waarin geldelijke steun wordt verstrekt deze ook opnieuw vaststellen op verzoek van de begunstigde.

Zij doen dat uitsluitend als één van de inkomens waarop de vaststelling van de geldelijke steun oorspronkelijk was gebaseerd, is komen te vervallen. In dat geval kan de geldelijke steun op een hoger bedrag worden vastgesteld.

De hiervoor beschreven reguliere inkomenstoets vindt dan vervolgens steeds vijf jaar na deze hernieuwde vaststelling plaats.

Paragraaf 3: Ingrijpende voorzieningen

Artikel 72:

In dit artikel wordt bepaald ten behoeve van welke woningen geldelijke steun voor het treffen van ingrijpende voorzieningen wordt verstrekt.

Artikel 73:

De in het eerste lid onder b. bedoelde verklaring is een rechtstreeks gevolg van het Besluit dat bepaalt dat alleen geldelijke steun mag worden verstrekt als de initiatiefnemer verwacht dat op termijn een kostendekkende exploitatie mogelijk is. Volgens het Besluit is een dergelijke verklaring slechts voor sociale huurwoningen vereist.

Artikel 74 en 75:

In deze artikelen worden aanvullende eisen en voorwaarden gesteld voor het verlenen van geldelijke steun voor het treffen van ingrijpende voorzieningen. De meeste van deze eisen en voorwaarden vloeien voort uit het Besluit, andere vormen daarop een aanvulling.

De maximum huurprijs ligt volgens het Besluit voor woningen waarvoor in 1992 geldelijke steun wordt verleend op f 728,00. Voor standplaatsen ligt dat bedrag op f 291,00. Volgens het Besluit kan de minister dit bedrag jaarlijks verhogen met de trendmatige huurverhoging. De huurprijs mag daarnaast de maximaal redelijke huurprijs niet te boven gaan ingevolge het Besluit huurprijzen woonruimte (zie ook artikel 61 van het Besluit).

Voor het treffen van ingrijpende voorzieningen zal overleg moeten worden gevoerd met de bewoners van de woningen waaraan de voorzieningen worden getroffen of hen vertegenwoordigende organisaties. Ten aanzien van sociale verhuurders is dat ook vastgelegd in het Besluit Beheer Sociale Huursector. Hier geldt de eis voor zowel sociale als particuliere verhuurders.

Indien op enigerlei wijze blijkt dat geen of onvoldoende overleg met de bewoners heeft plaatsgevonden, of dit overleg van onvoldoende kwaliteit blijkt te zijn geweest, zulks ter beoordeling van Burgemeester en Wethouders, wordt de aanvraag afgewezen.

De minimale kosten van het treffen van voorzieningen aan woningen waarvoor in 1993 geldelijke steun wordt verleend bedragen f 53.000,00. Voor een standplaats moeten de kosten in 1993 meer bedragen dan f 18.000,00.

Voor de gestelde voorwaarden met betrekking tot warmte-isolatie wordt verwezen naar het Besluit. Daarin wordt bepaald dat de warmteweerstand groter moet zijn dan 1,3 kW. Tevens is bepaald dat hiervan ontheffing kan worden verleend in een aantal omschreven gevallen:

  • 1.

    indien de gevel niet geschikt is voor het aanbrengen van spouwmuurisolatie;

  • 2.

    indien het dak niet geschikt is voor het aanbrengen van isolatie tussen dakbedekking en dakbeschot. Volgens het Besluit is dat in de regel het geval bij hellende daken;

  • 3.

    indien de betrokken woning een monument is in de zin van artikel 3 van de Monumentenwet 1988 en voor het treffen van isolerende voorzieningen geen toestemming wordt verleend op grond van artikel 11 van die wet.

Artikel 79:

In het eerste lid wordt, conform het Besluit, bepaald dat subsidie kan worden verstrekt aan degene die de voorzieningen bekostigt. Hiermee wordt het in theorie mogelijk gemaakt om subsidie voor het treffen van voorzieningen aan de huurder van een woning te verstrekken.

Paragraaf 4: Huurwoningen van beleggers

Artikel 81: lid 2

Hoewel huurwoningen in veel gevallen als totaalpakket op de markt worden aangeboden, kunnen zich situaties voordoen, waarbij de eigenaar-verhuurder de deelproducten (grond, ontwerp, financiering, uitvoering) afzonderlijk in eigendom verkrijgt.

Omdat hier geen sprake is van één overeenkomst van koop en aanneming, wordt op basis van de afzonderlijke overeenkomsten het bedrag vastgesteld dat voor de toepassing van deze regeling kan worden aangehouden als de kosten van het verkrijgen in eigendom van de woning. Zie ook de toelichting bij artikel 52.

Artikel 83:

Uit de onder c. bedoelde accountantsverklaring dient te blijken dat de lesten van het verkrijgen in eigendom van een huurwoning van een belegger niet meer bedragen dan het in het Besluit bedoelde maximum. Een model van een dergelijke accountantsverklaring zal aan de desbetreffende eigenaar worden verstrekt.

Artikel 84:

3.en 4. Voordat het tweede tot en met het vijfde jaarbedrag wordt uitbetaald dient de eigenaar jaarlijks een verhuurverklaring in te dienen. Indien uit deze verklaring blijkt dat een of meerdere of alle woningen aan het huurwoningenbestand worden onttrekken, zal de nog uit de betalen subsidie op grond van artikel 37, eerste lid, evenredig worden verminderd c.q. geheel komen te vervallen.

Paragraaf 5: Premiewoningen

Artikel 86:

Premiewoningen kunnen zowel in de huur- als in de koopsector worden gebouwd. In het geval er in de koopsector wordt gebouwd, dient, overeenkomstig het bepaalde in artikel 53, een aantal aanvullende gegevens geleverd te worden. Zie de toelichting op artikel 53.

Artikel 87:

De nadere voorwaarden komen overeen met de nadere voorwaarden bij sociale koopwoningen. Zie de toelichting op artikel 52. Voor wat betreft huurwoningen, zie de toelichting bij artikel 81, tweede lid.

Artikel 88:

Dit artikel komt overeen met het bepaalde in artikel 54, tweede lid. Zie de toelichting aldaar.

Artikel 89:

Evenals de koper van een sociale koopwoning dient de koper van een premiewoning bij de gereedmelding een aantal aanvullende documenten te overleggen.

Paragraaf 6: Toeslagen ten behoeve van plaatselijk verschillende omstandigheden

Algemeen

Toeslagen ten behoeve van plaatselijk verschillende omstandigheden komen in het Besluit in de plaats van wat in de oude regelingen kopkostenbijdragen werden genoemd. Een toeslag is een vorm van geldelijke steun en als zodanig zijn de algemene bepalingen van hoofdstuk 2 omtrent het verlenen en vaststellen van geldelijke steun van toepassing.

Artikel 91:

In tegenstelling tot andere vormen van geldelijke steun is bij het verlenen van een toeslag de initiatiefnemer altijd de begunstigde. De initiatiefnemer zal dus ook het verzoek om vaststelling en uitbetaling van de toeslag moeten doen.

Indien de initiatiefnemer niet tevens de begunstigde is voor de geldelijke steun in aanvulling waarop de toeslag wordt verleend, zal hij derhalve afzonderlijk een gereedmelding als bedoeld in artikel 32 moeten verzorgen.

Artikel 92:

De procedure voor het aanvragen van een toeslag kan voor de onderscheiden categorieën gelijklopen met de aanvraag voor verlening van geldelijke steun. Er wordt van uit gegaan dat verlening van een toeslag geschiedt in aanvulling op andere geldelijke steun; dit betekent dat voor de bouw van vrije sectorwoningen geen toeslagen worden verleend.

Artikel 93:

Bij deze artikelen is ervan uitgegaan dat een toeslag wordt verleend in aanvulling op geldelijke steun. Toeslagen worden niet verleend, indien niet is voldaan aan de vereisten voor de verlening van geldelijke steun in aanvulling waarop toeslagen worden verstrekt.

Artikel 94:

De verordening is zo geformuleerd dat de toeslag in een "onderhandelingssituatie" tussen initiatiefnemer en gemeente tot stand komt. Deze onderhandelingssituatie moet uiteraard wel nader gestalte krijgen, maar de wijze waarop dat moet gebeuren is in de verordening niet vastgelegd. Te veel vastleggen in de verordening zou het beleid ten aanzien van de inzet van de toeslagen te veel van de gewenste flexibiliteit ontnemen.

De volgende elementen kunnen bij de vaststelling van toeslagen een rol spelen: de projectgrootte, de locatie en andere specifieke kenmerken van het bouwplan die de stichtingskosten beïnvloeden, zoals bodemgesteldheid, bereikbaarheid, de mate van geluidsbelasting, de aanvangsvraaghuur c.q. de koopprijs van de woningen.

Paragraaf 7: Toeslagen ten behoeve van huurverlaging

Algemeen

Een toeslag ten behoeve van huurverlaging is een vorm van geldelijke steun en als zodanig zijn de algemene bepalingen van hoofdstuk 2 omtrent de verlening en vaststelling van geldelijke steun van toepassing.

In deze verordening is gekozen voor een systeem waarbij de verlening van geldelijke steun gekoppeld is aan door de gemeenteraad te stellen prioriteiten en nadere voorwaarden. In verband met de rechtszekerheid moet de gemeenteraad duidelijkheid verschaffen omtrent het gemeentelijke beleid inzake de aanwending van toeslagen ten behoeve van huurverlaging. Voordeel hierbij is de hoge mate van flexibiliteit in het gemeentelijke beleid inzake de verlening van toeslagen ten behoeve van huurverlaging.

In dit systeem zal de gemeenteraad elk jaar bij de vaststelling van het verdeelbesluit (zie artikel 11), dienen aan te geven op welke wijze de gemeente in het komende jaar het bedrag dat beschikbaar is voor de verlening van toeslagen ten behoeve van huurverlaging wenst in te zetten.

De door de gemeenteraad gestelde prioriteiten kunnen bijvoorbeeld betrekking hebben op een categorie (nieuwbouw, woningverbetering) of gebied (stadsvernieuwingsgebieden, niet-stadsvernieuwingsgebieden). De prioriteitenstelling kan tevens tot uiting komen door het mogelijk te maken de hoogte van de toeslag te differentiëren.

De huurverlagingstoeslag is een extra subsidie die doorberekend dient te worden in de huur tijdens de duur van de exploitatie van de woning. Hoe de toeslag ingepast wordt in de gehele exploitatieduur van de woning valt buiten het kader van deze verordening.

In dit kader dient opgemerkt te worden dat het Besluit duidelijk aangeeft dat de maximumhuur bij aanvraag f 728,00 bedraagt, verminderd met de door de gemeente toegekende huurverlagingstoeslagen.

Zoals bij het onderdeel toeslagen op grond van plaatselijk verschillende omstandigheden is opgemerkt, kan ook met betrekking tot de verlening van toeslagen ten behoeve van huurverlaging geconstateerd worden dat het beleid ten aanzien van de inzet van huurverlagingstoeslagen gekenmerkt zal worden door flexibiliteit en gevarieerde inzet. Teveel vastleggen in de verordening maakt inbreuk op de flexibiliteit.

Artikel 97:

Een toeslag ten behoeve van huurverlaging kan slechts verleend worden aan toegelaten instellingen of ingezet worden ten behoeve van woningen die van gemeentewege gebouwd of verbeterd worden. Een bijdrage uit dit budget kan door de verhuurder aangewend worden voor de verlaging van de huur van een woning die is gebouwd zowel in stadsvernieuwings- als in uitbreidingsgebieden. Ook woningen die ingrijpend verbeterd worden, komen in aanmerking voor een toeslag.

Artikel 98:

De aanvraag om een toeslag ten behoeve van huurverlaging maakt integraal deel uit hetzij van de aanvraag voor geldelijke steun voor het bouwen van een sociale huurwoning, hetzij van de aanvraag voor geldelijke steun voor het treffen van ingrijpende voorzieningen aan een sociale huurwoning.

Artikel 99:

Omdat een aanvraag om een toeslag ten behoeve van huurverlaging slechts gehonoreerd kan worden indien de, in de toelichting op artikel 89 genoemde, aanvragen om geldelijke steun gehonoreerd worden, wordt in dit artikel de koppeling gelegd naar het besluit tot verlening van de geldelijke steun.

Artikel 100:

Voor het vaststellen van de hoogte van de geldelijke steun zijn Burgemeester en Wethouders gehouden aan de, ingevolge artikel 8, door de gemeenteraad gestelde prioriteiten en nadere voorwaarden met betrekking tot de inzet van toeslagen ten behoeve van huurverlaging.

Artikel 101:

Uit de wijze van uitbetaling blijkt, dat de toeslag ten behoeve van huurverlaging gelijktijdig wordt uitbetaald met de geldelijke steun ingevolge paragraaf 1 of paragraaf 3.

HOOFDSTUK 4:

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 102:

1.De bepalingen van de regeling op grond waarvan geldelijke steun is verleend, blijven van toepassing zoals deze luidden op het moment van Ge verlening van de geldelijke steun. Dit kan ook van belang zijn na een ingesteld beroep.

Artikel 103:

Voor de toepassing van de verordening geldt een algemene hardheidsclausule. Een hardheidsclausule kan slechts in bijzondere omstandigheden worden toegepast. Uiteraard blijven Burgemeester en Wethouders bij gebruikmaking van deze mogelijkheid gehouden aan de regels van het Besluit, als regeling van hogere aard.

De raad der gemeente Haarlemmermeer;

gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders d.d. 14 december 1993, Dienst Ruimte, Wonen en Economie, sector volkshuisvesting;

gelet op het Besluit Woninggebonden Subsidies en de artikelen 150 en 168 van de Gemeentewet;

gehoord de instellingen/organisaties als bedoeld in artikel 16 van de Verordening Woninggebonden Subsidies 1993;

besluit:

vast te stellen de volgende Verordening tot wijziging van de Verordening Woninggebonden Subsidies 1993, vastgesteld op 24 juni 1993.

Artikel I

De laatste zin van de aanhef wordt als volgt gewijzigd:

"Gelet op het Besluit Woninggebonden Subsidies en de artikelen 150 en 168 van de Gemeentewet;".

Artikel II

Voor artikel 20 wordt gelezen:

"Een aanvraag voor het verlenen van geldelijke steun wordt ingediend bij Burgemeester en Wethouders.".

Artikel III

De woorden "strekkend en gemotiveerd verzoek" in artikel 21, derde lid, worden gewijzigd in "strekkende en gemotiveerde aanvraag".

Artikel IV

Artikel 23 vervalt.

Artikel V

Artikel 24 vervalt.

Artikel VI

Artikel 25 wordt als volgt gelezen:

"Burgemeester en Wethouders beslissen binnen 8 weken na ontvangst van de aanvraag. Zij kunnen hun beslissing met 4 weken verdagen.".

Artikel VII

In artikel 26, tweede lid, worden de woorden "twee maanden" vervangen door "8 weken".

Artikel VIII

In artikel 30, sub b, worden de woorden "negen maanden" vervangen door "36 weken".

Artikel IX

Voor het woord "verzoek" in artikel 32, tweede lid, wordt gelezen "aanvraag".

Artikel X

Artikel 34 vervalt.

Artikel XI

In artikel 35, eerste lid, wordt voor het woord "verzoek" gelezen "aanvraag". In artikel 35, eerste en tweede lid, worden de woorden "twee maanden" vervangen door "8 weken".

Het derde lid van artikel 35 vervalt.

Artikel XII

In het eerste lid van artikel 36 wordt voor de woorden "het verzoek" gelezen "de aanvraag".

In het tweede lid van artikel 36 wordt voor de zinsnede "Burgemeester en Wethouders doen de begunstigde hiervan mededeling" gelezen "Burgemeester en Wethouders maken zulks aan de begunstigde bekend".

Artikel XIII

Artikel 38 vervalt.

Artikel XIV

Voor de woorden "strekkend en gemotiveerd verzoek" en "dergelijk verzoek" in artikel 40, eerste lid, wordt respectievelijk gelezen "strekkende en gemotiveerde aanvraag" en "dergelijke aanvraag".

Het woord "verzoek" in artikel 40, tweede lid, wordt gewijzigd in "aanvraag".

Artikel XV

Voor “artikel 671a” in het eerste lid, onder a. van artikel 54 wordt gelezen “artikel 3:89”.

Artikel XVI

De woorden "het verzoek" in de aanhef van artikel 61 worden vervangen door "de aanvraag".

Artikel XVII

In artikel 63, eerste en tweede lid, worden de woorden "twee maanden" vervangen door "8 weken".

Artikel XVIII

De woorden "twee maanden" in artikel 68, eerste lid, worden vervangen door "8 weken".

Het woord "schriftelijk" in artikel 68, tweede lid, vervalt.

Artikel XIX

In artikel 69 worden de woorden "zes maanden" vervangen door "24 weken".

Artikel XX

De woorden "strekkend verzoek" en "dit verzoek" in artikel 70 worden vervangen door respectievelijk "strekkende aanvraag" en "deze aanvraag".

Artikel XXI

Deze verordening treedt in werking met ingang van de datum van bekendmaking ervan.

Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad op 23 december 1993.

De secretaris, De voorzitter,

drs. D. Kooistra drs. A.J. van Dulst

Uitgegeven 7 juli 1994

De secretaris van Haarlemmermeer,

drs D. Kooistra

de raad van de gemeente Haarlemmermeer;

gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 11 april 1995 nummer 086;

besluit:

de Verordening Woninggebonden Subsidies 1993 als volgt te wijzigen:

  • I.

    In artikel 61, sub b: na het woord verleend toe te voegen : geen;

  • II.

    In artikel 62: artikel 53 te wijzigen in artikel 59;

  • III.

    In artikel 68, lid 1,: artikel 60 te wijzigen in artikel 67;

  • IV.

    In artikel 69: artikel 60 te wijzigen in artikel 67 en artikel 61 te wijzigen in artikel 68;

  • V.

    Artikel 70 als volgt te wijzigen:

Bij uitbetaling van de geldelijke steun als jaarlijkse bijdrage stellen Burgemeester en Wethouders op een daartoe strekkend verzoek de geldelijke steun éénmalig opnieuw vast overeenkomstig het in het Besluit bepaalde, indien uit dit verzoek blijkt dat in het kalenderjaar waarin de eigenaar de woning, de standplaats of de woonwagen heeft betrokken of in een van de zes daaropvolgende jaren een van de personen van wie het inkomen medebepalend is geweest voor de som van de inkomens bedoeld in bijlage VI van het Besluit en met wie de eigenaar in bedoeld kalenderjaar een gemeenschappelijke huishouding heeft gevoerd, geen inkomen heeft genoten, doch in het jaar voorafgaande aan dat jaar wel een in' komen heeft genoten;

  • VI.

    In artikel 71: artikel 61, te wijzigen in artikel 68 en artikel 63 in artikel 70;

  • VII.

    In artikel 73: artikel 65 te wijzigen in artikel 72.

Vastgesteld in de openbare vergadering van 20 april 1995.

De secretaris, De voorzitter,

drs. D. Kooistra J. van Houwelingen

Uitgegeven 24 juli 1995

De secretaris van Haarlemmermeer,

drs D. Kooistra