Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Haarlemmermeer

Geldend van 25-12-2009 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2009

Intitulé

Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Haarlemmermeer

De raad van de gemeente Haarlemmermeer besluit,

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet,

vast te stellen:

Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede voor het financieel beheeren voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Haarlemmermeer.

Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.directie:

de leden van het directieteam die benoemd zijn als directeur in de gemeentelijke organisatie en die als zodanig een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college heeft.

b.administratie:

het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoevevan het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van degemeente Haarlemmermeer en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet wordenafgelegd.

c.financiële administratie:

het onderdeel van de administratie dat omvat het systematisch maken en verwerken vanaantekeningen betreffende de financiële gegevens van (onderdelen van) de organisatie van degemeente Haarlemmermeer, teneinde te komen tot een goed inzicht in:

  • 1.

    de financieel-economische positie;

  • 2.

    het financiële beheer;

  • 3.

    de uitvoering van de begroting;

  • 4.

    het afwikkelen van vorderingen en schulden;

  • 5.

    alsmede tot het afleggen van rekening en verantwoording daarover.

    • d.

      administratieve organisatie:

het stelsel van organisatorische maatregelen gericht op het tot stand brengen en het in standhouden van de goede werking van de bestuurlijke en ambtelijke informatieverzorging ten behoevevan de verantwoordelijke leiding.

e.financieel beheer:

het uitoefenen van bestuur over en toezicht op het beheer van middelen en het uitoefenen vanrechten van de gemeente Haarlemmermeer.

f.rechtmatigheid:

het in overeenstemming zijn met geldende wet- en regelgeving, waaronder gemeentelijkeverordeningen, raadsbesluiten en collegebesluiten.

g.doelmatigheid:

het realiseren van bepaalde prestaties met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen.

h. doeltreffendheid:

de mate waarin de beoogde maatschappelijke effecten van het beleid ook daadwerkelijk wordenbehaald.

i.programma:

is een samenhangend geheel van activiteiten om beoogde maatschappelijke effecten te bereiken.

j.producten:

is de eenheid waar programma’s in zijn onderverdeeld.

k.kwantitatieve doelstelling:

een doelstelling uitgedrukt in een meetbare prestatie-indicator.

l.kwalitatieve doelstelling:

een bestuurlijk relevant en beïnvloedbaar doel.

Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording

Kaderstellen

Artikel 2. Programmabegroting

  • 1.

    De raad stelt met de begroting een programma-indeling vast.

  • 2.

    De raad stelt per programma vast:

    • a.

      de beoogde maatschappelijke effecten;

    • b.

      de wijze waarop gestreefd zal worden die effecten te bereiken;

    • c.

      de raming van baten en lasten.

  • 3.

    Het college stelt per programma kwalitatieve- en kwantitatieve doelstellingen voor met

betrekking tot de beoogde maatschappelijke effecten.

  • 4.

    De raad stelt de kwalitatieve- en kwantitatieve doelstellingen, bedoeld in het derde lid, vast.

  • 5.

    Het college draagt zorg voor het verzamelen en vastleggen van gegevens over de geleverde

kwalitatieve- en kwantitatieve doelstellingen en de maatschappelijke effecten, opdat de

doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid zoals vastgesteld door de raad, kunnen worden

getoetst.

Artikel 2a. Autorisatie begroting en investeringskredieten en begrotingswijzigingen

  • 1.

    De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de totale lasten en de totale baten per programma, het overzicht algemene dekkingsmiddelen en de vervangingsinvesteringen.

  • 2.

    Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd.

  • 3.

    Indien het college voorziet dat een geautoriseerd budget dreigt te worden overschreden, wordt dit door het college zo spoedig mogelijk aan de raad gemeld. Het college doet in ieder geval bij het eerstvolgende geschikte planning & control product een voorstel voor wijziging van het budget of het investeringskrediet of een voorstel voor bijstelling van het beleid.

  • 4.

    Indien het college voorziet dat een investeringskrediet dreigt te worden overschreden, wordt dit door het college zo spoedig mogelijk aan de raad gemeld. Het college doet in ieder geval bij het eerstvolgende geschikte planning & control product een voorstel voor wijziging van het budget of het investeringskrediet of een voorstel voor bijstelling van het beleid.

  • 5.

    Voor investeringen in de loop van het begrotingsjaar die niet in de begroting zijn opgenomen, legt het college vooraf aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel en een voorstel voor het autoriseren van een investeringskrediet aan de raad voor.

Artikel 3. Producten

  • 1.

    Bij iedere begroting en jaarstukken wordt een overzicht gegeven van de toedeling van de producten aan de programma’s.

  • 2.

    De onderverdeling van de programma’s in de producten staat vast, tenzij er dringende redenen zijn tot wijzigen. Wijzigingen worden bij de begroting expliciet vermeld.

Artikel 4. Kaders begroting

  • 1.

    Het college biedt uiterlijk juni van het begrotingsjaar een nota aan over de kaders voor het volgende begrotingsjaar en de drie opvolgende jaren. In deze nota worden de bevindingen betrokken naar aanleiding van de uitvoering van de begroting en de jaarstukken bedoeld in artikel 8.

  • 2.

    Het college neemt bij het aanbieden van de nota bedoeld in lid 1 de reguliere verzendtermijnen voor raadsvoorstellen in acht en draagt er zorg voor dat de raad gegeven deze termijnen en het vergaderschema de nota voor het zomerreces kan vaststellen.

Uitvoering

Artikel 5. Uitvoering begroting

  • 1.

    Het college stelt regels die waarborgen dat de uitvoering van de begroting rechtmatig, doelmatig en doeltreffend verloopt.

  • 2.

    Het college draagt ten aanzien van de productenraming er zorg voor dat:

a. de lasten en baten zijn toegewezen aan de producten;

  • b.

    de budgetten van de producten en kredieten voor investeringen passen binnen de kaders zoals geautoriseerd bij de vaststelling van de begroting;

  • c.

    de lasten van de producten niet dusdanig worden overschreden dat de realisatie van andere producten binnen hetzelfde programma onder druk komt.

    • 3.

      Het college draagt er zorg voor dat de lasten van de programma’s zoals geautoriseerd in de (gewijzigde) begroting niet worden overschreden.

    • 4.

      Het college kan uitsluitend bij wijze van budgetneutrale begrotingswijziging voorstellen doen tot het beschikken over de post onvoorziene uitgaven.

Beheersing en interne controle

Artikel 6. Interne controle

  • 1.

    Het college draagt ten behoeve van het getrouwe beeld en de rechtmatigheid van de jaarrekening zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking, en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

  • 2.

    Het college draagt zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van een aantal diensten en verricht gemeentebrede thema-gerichte audits die betrekking hebben op directie-overstijgende onderwerpen.

  • 3.

    Het college zorgt op basis van de resultaten van de toets bedoeld in het tweede lid indien nodig voor een plan van verbetering. Het college neemt op basis van het plan van verbetering maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

  • 4.

    De resultaten van de toets en het plan van verbetering worden ter kennisgeving aan de raad aangeboden.

Rapportage en verantwoording

Artikel 7. Tussentijdse rapportage en informatie

  • 1.

    Het college informeert de raad door middel van de Voorjaarsrapportage en de Najaarsrapportage over de realisatie van de begroting van de gemeente van het lopende boekjaar.

  • 2.

    De Voorjaarsrapportage wordt vóór het zomerreces aan de raad aangeboden.

  • 3.

    De Najaarsrapportage wordt vóór het einde van het kalenderjaar aan de raad aangeboden.

  • 4.

    De inrichting van de Voorjaarsrapportage en de Najaarsrapportage sluit aan bij de programma-indeling van de begroting.

  • 5.

    De rapportages gaan in op materiële afwijkingen, zowel wat betreft de lasten en baten, de kwalitatieve- en kwantitatieve doelstellingen en indien daar aanleiding voor is de maatschappelijke effecten.

  • 6.

    In de rapportage wordt in ieder geval aandacht besteed aan afwijkingen van:

    • a.

      de programma's bij bedragen groter of gelijk aan € 50.000;

    • b.

      inkomsten uit de algemene uitkering;

    • c.

      resultaten uit grondexploitatie;

    • d.

      uitvoering nieuw beleid;

    • e.

      uitvoering gemeentelijke investeringen.

  • 7.

    Het college informeert in ieder geval vooraf de raad en neemt pas een besluit, nadat de raad in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen (voor zover niet reeds bij begroting vastgesteld) afzonderlijke verplichtingen inzake:

    • a.

      aankoop en verkoop van goederen en diensten;

    • b.

      het verstrekken van leningen en waarborgen;

    • c.

      het verstrekken van garanties die een maximum te boven gaan van € 1.000.000 per aanvraag of aanvragen die niet voldoen aan het vastgestelde gemeentelijk garantiebeleid of zodra het totaal van resterende en nieuw aangevraagde garantstellingen binnen enig begrotingsjaar het plafond van € 30.000.000 te boven gaat.

Artikel 8. Jaarstukken

  • 1.

    Het college draagt zorg voor een adequate vertaling van de verantwoording van de directie naar de productenrealisatie en naar de programmaverantwoording.

  • 2.

    Het college legt verantwoording af over de uitvoering van de programma’s. In de verantwoording geeft het college aan:

    • a.

      wat is bereikt, waaronder ook ten aanzien van nieuw beleid;

    • b.

      welke activiteiten zijn geleverd;

    • c.

      wat de kosten en opbrengsten zijn;

    • d.

      hoe de resultaten zich verhouden tot de in de begroting gestelde doelen.

  • 3.

    De raad bepaalt aan de hand van de uitvoering van de programma’s of de beleidsdoelen van de programma’s voor het lopende jaar bijstelling behoeven.

Artikel 9. Financiële positie

1.Het college draagt er zorg voor, dat al het beleid waartoe de raad heeft besloten, in de uiteenzetting van de financiële positie en de meerjarenramingen is opgenomen.

Hoofdstuk 3. Financieel beleid

Artikel 10. Waardering & afschrijving vaste activa

  • 1.

    De kosten verbonden aan het afsluiten van geldleningen en saldo van agio en disagio worden direct ten laste gebracht van de exploitatie.

  • 2.

    Geactiveerde kosten voor onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief worden lineair in 5 jaar afgeschreven.

  • 3.

    De materiele vaste activa met economisch nut en activa met een meerjarig maatschappelijk nut, zoals bedoeld in artikel 35 van het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten, worden lineair afgeschreven.

  • 4.

    Voor de afschrijvingstermijnen gelden de regels zoals vastgelegd in de bijlage behorend bij deze financiële verordening.

  • 5.

    Activa met een verkrijgingsprijs van minder dan € 12.000 worden niet geactiveerd, uitgezonderd gronden en terreinen. Deze laatstgenoemde worden altijd geactiveerd.

  • 6.

    Het college stelt een uitwerking op voor de financiële vaste activa en uitvoering van het gestelde onder het eerste tot en met het vijfde lid en legt dit vast in een nota "Investerings- en afschrijvingsbeleid" die het college aan de raad zendt.

Artikel 11. Voorziening voor oninbare vorderingen

Voor openstaande vorderingen wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een beoordeling op inbaarheid van de openstaande vorderingen.

Artikel 12. Reserves en voorzieningen

  • 1.

    Het college geeft jaarlijks bij de begroting en bij de jaarstukken inzicht in de actuele stand van reserves en voorzieningen.

  • 2.

    Voor het instellen en opheffen van een reserve is een raadsbesluit noodzakelijk.

  • 3.

    Voor het opheffen van een voorziening is een raadsbesluit noodzakelijk.

  • 4.

    Het college draagt er zorg voor dat voor elke reserve en/of voorziening een onderbouwing aanwezig is.

  • 5.

    Met uitzondering van de algemene reserve grondzaken, wordt aan reserves geen rente toegevoegd.

  • 6.

    Reserves en voorzieningen die structureel kleiner zijn dan € 50.000 worden als last in de begroting en meerjarenraming opgenomen.

  • 7.

    Het college biedt de raad eens in de vier jaar een nota reserves en voorzieningen ter vaststelling aan.

Artikel 13. Kostprijsberekening

  • 1.

    Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van producten van de gemeente Haarlemmermeer wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd.

  • 2.

    Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten alleen die indirecte kosten betrokken, die rechtstreeks samenhangen met de door de gemeente verleende diensten.

  • 3.

    Voor het toerekenen van de rentelasten aan de producten wordt de omslagrente gehanteerd.

Artikel 14: Financieringsfunctie

  • 1.

    Het college draagt bij de uitoefening van de financieringsfunctie zorg voor:

    • a.

      het aantrekken van voldoende financiële middelen en het uitzetten van overtollige gelden om de programma’s binnen de door de raad vastgestelde kaders van de begroting uit te kunnen voeren;

    • b.

      het beheersen van de risico’s verbonden aan de financieringsfunctie, zoals renterisico’s, koersrisico’s en kredietrisico’s;

    • c.

      het zo veel mogelijk beperken van de kosten van de leningen en het bereiken van een voldoende rendement op de uitzettingen;

    • d.

      het beperken van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities.

  • 2.

    Het college neemt bij de uitvoering van de financieringsfunctie de volgende richtlijnen in acht:

    • a.

      overtollige geldmiddelen worden uitsluitend uitgezet tegen vastrentende waarden, dan wel in producten waarbij de hoofdsom tenminste aan het eind van de looptijd in tact is en gebeurt uitsluitend bij financiële instellingen met een double-A of triple-A rating die hun hoofdvestiging in Nederland hebben en vallen onder het garantiestelsel van De Nederlandsche Bank;

    • b.

      het uitzetten van overtollige geldmiddelen, indien de uitzetting een periode betreft korter dan twaalf maanden, gebeurt uitsluitend bij financiële instellingen met tenminste een double-A rating;

    • c.

      betreft de periode waarin de gelden worden uitgezet 12 tot 36 maanden, dan zal de financiële instelling een kredietwaardigheid van tenminste double-A of daaraan gelijkwaardig moeten hebben;

    • d.

      betreft de periode waarin de gelden worden uitgezet langer dan 36 maanden, dan zal de debiteur een kredietwaardigheid van tenminste triple-A of daaraan gelijkwaardig moeten hebben;

    • e.

      het maximale bedrag dat wordt uitgezet bij één debiteur, niet zijnde financiële instellingen met een triple-A rating, bedraagt € 25.000.000;

    • f.

      het maximale bedrag dat wordt uitgezet bij financiële instellingen met een triple A rating is € 50.000.000;

    • g.

      derivaten worden uitsluitend gebruikt ter beperking van financiële risico’s;

    • h.

      voor het aantrekken van financieringen voor een periode langer dan één jaar worden tenminste twee prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd;

    • i.

      overeenkomsten voor het aangaan van leningen, het uitzetten van middelen of het verlenen van garanties luiden in euro;

    • j.

      voor de kasgeldlimiet en de renterisiconorm gelden de wettelijke waarden. Het college informeert de raad indien de kasgeldlimiet of de renterisiconorm dreigen te worden overschreden.

  • 3.

    Verstrekken van leningen en garanties en het aangaan van financiële participaties anders dan genoemd in het tweede lid worden uitsluitend gedaan uit hoofde van de publieke taak. Bij het uitzetten van middelen, het verstrekken van garanties en het aangaan van financiële participaties uit hoofde van de publieke taak bedingt het college indien mogelijk zekerheden. Het college motiveert in zijn besluit het openbaar belang van dergelijke uitzettingen van middelen, verstrekkingen van garanties en financiële participaties.

  • 4.

    Het college stelt regels op ter uitvoering van het gestelde onder het eerste tot en met derde lid en legt deze regels alsmede de regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening vast in een Treasurybesluit en zendt deze ter kennisgeving aan de raad.

Artikel 15. Registratie bezittingen, activa en vermogen

  • 1.

    Het college draagt zorg voor een actuele en volledige registratie van bezittingen.

  • 2.

    Het college draagt er zorg voor, dat de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de gemeente systematisch worden gecontroleerd. Jaarlijks worden gecontroleerd de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de (debiteuren-)vorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen en de (crediteuren-)schulden. Eens in de 4 jaar worden gecontroleerd de registergoederen en bedrijfsmiddelen.

  • 3.

    Bij afwijkingen in de registratie van bezittingen neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen. De resultaten van de controle en eventuele plannen van verbetering worden ter kennisgeving aan de raad aangeboden.

Artikel 16. Lokale heffingen

  • 1. Bij de begroting en jaarstukken doet het college in de paragraaf lokale heffingen verslag van:

    a de gemeentelijke beleidsuitgangspunten;

    b de ontwikkelingen in de wetgeving;

    c de opbrengsten per lokale heffing;

    d het volume en bedrag aan kwijtscheldingen;

    e de kostendekkendheid van de rioolrechten en de afvalstoffenheffing;

    f een aanduiding van de lokale lastendruk.

  • 2. Voor het vaststellen van de hoogte van gemeentelijke tarieven, heffingen en prijzen door de raad verstrekt het college aan de raad per verordening de actueel geraamde hoeveelheden per door de gemeente verstrekte dienst, waarover de tarieven, heffingen en prijzen in rekening worden gebracht en per verordening het totaal van de geraamde kosten van de erin genoemde door de gemeente verstrekte diensten.

Artikel 17. Weerstandsvermogen en risicomanagement

Bij de begroting en jaarstukken doet het college in de paragraaf weerstandsvermogen verslag van:

a de risico’s van materieel belang en een inschatting van de kans dat deze risico’s zich voordoen;

b de weerstandscapaciteit en in hoeverre schade en verliezen als gevolg van de risico’s van materieel belang met de weerstandscapaciteit kunnen worden opgevangen.

Artikel 18. Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1.

    Het college biedt ten minste eens in de vier jaar een nota rioleringsplan aan. De nota geeft het kader weer voor de inrichting van het onderhoud, het beoogde onderhoudsniveau en de uitbreiding van de riolering alsmede de kwaliteit van het milieu en eveneens de normkostensystematiek en het meerjarig budgettair beslag.

  • 2.

    Bij de begroting en de jaarstukken doet het college in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen verslag over de voortgang van het geplande onderhoud en het eventuele achterstallig onderhoud aan openbaar groen, water, wegen, kunstwerken, straatmeubilair, riolering, gebouwen.

Artikel 19. Financiering

Bij de begroting en de jaarstukken doet het college in de paragraaf financiering in ieder geval verslag van:

a de kasgeldlimiet;

b de renterisico norm;

c de liquiditeitsplanning en de financieringsbehoefte;

d de rentevisie en

e de rentekosten en rente-opbrengsten verbonden aan de financieringsfunctie.

Artikel 20. Bedrijfsvoering

  • 1.

    In de bedrijfsvoeringsparagraaf in de begroting wordt ingegaan op de tijdelijke en actuele onderwerpen die aandacht behoeven. In de bedrijfsvoeringsparagraaf in het jaarverslag wordt gerapporteerd over de bij de begroting bepaalde onderwerpen aangaande de bedrijfsvoering alsmede over nieuwe ontwikkelingen.

  • 2.

    Het college rapporteert in de bedrijfsvoeringsparagraaf van de begroting en jaarstukken over de voortgang van de onderzoeken naar de doelmatigheid en doeltreffendheid, bedoeld in artikel 213a Gemeentewet.

Artikel 21. Verbonden partijen

  • 1.

    Het college biedt jaarlijks een overzicht aan van de verbonden partijen. Van elk van de verbonden partijen wordt weergegeven het openbaar belang, het eigen vermogen, de solvabiliteit, het financieel resultaat en het financieel belang en de zeggenschap van de gemeente.

  • 2.

    In de begroting en de jaarstukken wordt in de paragraaf verbonden partijen in elk geval ingegaan op nieuwe verbonden partijen, het beëindigen van bestaande verbonden partijen, het wijzigen van bestaande verbonden partijen en eventuele problemen bij bestaande verbonden partijen.

Artikel 22. Grondbeleid

  • 1.

    Het college biedt jaarlijks een nota Meerjaren Perspectief Grondzaken aan ter behandeling en vaststelling door de raad. In deze nota wordt onder meer gerapporteerd over de voortgang van de grondexploitaties en wordt een resultaatverwachting van de onderhanden grondexploitaties naar de toekomst gegeven;

  • 2.

    Daarnaast biedt het college jaarlijks een nota grondprijzenbeleid aan ter behandeling en vaststelling door de raad;

  • 3.

    In de begroting en de jaarstukken wordt in de paragraaf grondbeleid in ieder geval ingegaan op:

    a de visie op het grondbeleid;

    b een actuele prognose van de te verwachten resultaten van de totale grondexploitatie;

    c een onderbouwing van de geraamde winstneming;

    d de beleidsuitgangspunten omtrent de reserves voor grondzaken in relatie tot de risico’s van de grondzaken.

Artikel 23. Verstrekking subsidies, subsidieverstrekking en steunverlening

  • 1.

    Subsidies worden verleend op grond van een Subsidieverordening. De Subsidieverordening wordt vastgesteld door de raad.

  • 2.

    Het college biedt elk jaar bij de begroting een overzicht aan van de voorgenomen en de toegekende subsidies.

  • 3.

    Het college draagt zorg voor en legt vast de interne regels voor de toekenning van steunverleningaan ondernemingen en subsidies. De regels waarborgen dat wordt gehandeld in overeenstemming met de regels terzake van de Europese Unie en de subsidieverordening van de gemeente Haarlemmermeer.

Hoofdstuk 4. Financieel beheer en interne controle

Artikel 24. Administratie

  • 1.

    De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

    • a.

      het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de diensten;

    • b.

      het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van activa met economisch nut, activa met maatschappelijk nut, voorraden, vorderingen en schulden, enzovoort;

    • c.

      het verschaffen van informatie aan de budgethouders en voor het maken van kostencalculaties;

    • d.

      het bevorderen van de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en ter zake geldende wet- en regelgeving;

    • e.

      het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en ter zake geldende wet- en regelgeving;

    • f.

      de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen.

Artikel 25. Financiële administratie

Het college draagt er zorg voor dat:

  • a.

    de inrichting en de werking van de financiële administratie voldoet aan het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten en andere relevante wet- en regelgeving;

  • b.

    de vereiste informatie verstrekt wordt aan het rijk, de provincie en de Europese Unie, alsmede aan andere instellingen die specifieke verantwoordingsverplichtingen opleggen aan gemeenten.

Hoofdstuk 5. Financiële organisatie

Artikel 26. Financiële organisatie

Het college draagt de zorg voor en legt vast:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidige toewijzing van de gemeentelijke taken aan de directie;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan beleids- en beheersorganen is gewaarborgd;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    de regels voor de opdrachtverlening en de verrekening van leveringen binnen de directie van de gemeente;

  • e.

    de te maken afspraken met de directie over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • f.

    de regels voor de verlening van décharge over het gevoerde beheer van de directie.

Artikel 27. Aanbesteding en inkoop

Het college draagt zorg voor en legt vast de interne regels voor de inkoop en aanbesteding van werken en diensten. De regels waarborgen dat wordt gehandeld in overeenstemming met de regels terzake van de Europese Unie.

Artikel 28. Misbruik en oneigenlijk gebruik

  • 1.

    Het college zorgt voor en legt vast de regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.

  • 2.

    Het college biedt de raad ten minste elke vier jaar een nota aan met de uitgangspunten voor het beleid voor de bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van de gemeentelijke regelingen en eigendommen.

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 29. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking per 1 januari 2009, met dien verstande dat de begroting,meerjarenraming, de jaarstukken, de uitvoeringsinformatie en de informatie voor derden en de daarbij behorende toelichtingen met ingang van de begroting voor het begrotingsjaar 2010 voldoen aan de bepalingen van deze verordening.

Artikel 30. Intrekking

De op 20 juli 2006 bij raadsbesluit 2006/106610 vastgestelde "Financiële verordening Gemeente Haarlemmermeer versie 1" wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2009.

Artikel 31. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald onder de naam “Financiële verordening Gemeente Haarlemmermeer 2009”.

Bijlage behorend bij `Financiële verordening Gemeente Haarlemmermeer 2009`

Artikel 10 Waardering & afschrijving vaste activa (lid 4)

Groep / Onderdeel

Afschrijvingstermijn bij eerste aanleg of eerste aanschaf

Afschrijvingstermijn van groot onderhoud en revisie

1.Inrichting gronden niet openbare dienst

Volkstuinen

20 jaar

Wijk- en buurtcentra

40 jaar

Sportterreinen

30 jaar

10 jaar

Kunstgrasvelden

20 jaar

Grondsanering

10 jaar

2.Inrichting gronden openbare dienst *****)

Opslagterrein

20 jaar

10 jaar

Begraafplaatsen

40 jaar

20 jaar

Opstelplaats containers

10 jaar

10 jaar

Tennisbanen

15 jaar

5 jaar

Toplagen sportcomplexen

10 jaar

5 jaar

Kinderspeelplaatsen

10 jaar

5 jaar

3.gebouwen niet openbare dienst

Gebouwen van steen *)

40 jaar

20 jaar

Gebouwen van ander materiaal

20 jaar

10 jaar

Tijdelijke gebouwen

10 jaar

5 jaar

4.Gebouwen openbare dienst en sport gebouwen

Gebouwen van steen

40 jaar

20 jaar

Gebouwen van ander materiaal

20 jaar

10 jaar

Tijdelijke gebouwen

10 jaar

5 jaar

Investeringen in gehuurde gebouwen

Afschrijvingstermijn gelijkschakelen aan huurperiode + eerst mogelijke optie

Zwembadinrichting en –installaties

10 jaar

5 jaar

Vloer sporthallen

25 jaar

10 jaar

Woonwagens/schaftwagens

10 jaar

5 jaar

Onderwijsgebouwen ****)

40 jaar

Richtlijnen rijksoverheid

Noodlokalen

15 jaar

Schoolwoningen ******)

40 jaar

Groep / Onderdeel

Afschrijvingstermijn bij eerste aanleg of eerste aanschaf

Afschrijvingstermijn van groot onderhoud en revisie

5.Inrichting gebouwen *****)

Installaties voor centrale verwarming, ventilatie, beveiliging

15 jaar

5 jaar

Telefooninstallatie, netwerkbekabeling

3 jaar

Zonwering (binnen en buiten)

10 jaar

Kantoormeubilair (kasten en bureaus)

10 jaar

Kantoormeubilair (overig)

5 jaar

Schoolmeubilair, overige inventaris van bibliotheken, vormingsinstituten, musea (excl. boeken)

10 jaar

5 jaar

Kantoorautomatisering (pc's, servers, printers en overige randapparatuur) **)

3 jaar

Netwerk **)

5 jaar

Softwarepakketten

5 jaar

Productieapparatuur keukens, kantines, drukkerij

5 jaar

Koffiezetapparatuur

8 jaar

Koelkast

10 jaar

Grafisch DTP en overige automatiseringsonderdelen drukkerij

3 jaar

6.Materieel

Blusvoertuigen, hoogwerker

15 jaar

5 jaar

Personenauto's, vrachtauto's en overige gemotoriseerde voertuigen

5 jaar

(brom)fietsen

5 jaar

Machines, instrumenten, containers

10 jaar

5 jaar

Apparaten, duurzaam gereedschap

5 jaar

Mobilofoons, portofoons en alarmontvangers

5 jaar

7.Openbaar groen

Parken, plantsoenen, gazon, bomen

40 jaar

20 jaar

Beschoeiingen, geluidschermen

10 jaar

5 jaar

Volières, dierenverblijven

10 jaar

5 jaar

Fonteinen

20 jaar

10 jaar

Groep / Onderdeel

Afschrijvingstermijn bij eerste aanleg of eerste aanschaf

Afschrijvingstermijn van groot onderhoud en revisie

8.Wegen, straten, pleinen (binnen en buiten de bebouwde kom)

Asfaltwegen

20 jaar

10 jaar

Asfaltfietspaden

15 jaar

5 jaar

Klinkerwegen

30 jaar

15 jaar

Tegelpaden

20 jaar

10 jaar

Sloten, waterpartijen

20 jaar

10 jaar

Parkeerterreinen, parkeerstroken

20 jaar

10 jaar

Parkeerautomaten, parkeermeters

5 jaar

Bewegwijzering, vetag installaties

10 jaar

5 jaar

Bushalte (abri)

10 jaar

Hekwerken, overig straatmeubilair

10 jaar

Straatverlichting, verkeerslichtinstallaties

10 jaar

5 jaar

9.Brugen

Vaste bruggen beton, staal

30 jaar

15 jaar

Vaste bruggen hout

10 jaar

5 jaar

Beweegbare bruggen

20 jaar

10 jaar

10.Riolering

Riolen, drukriolen, persleiding, gemalen (zowel bouwkundig als installatie) ***)

50 jaar

10 jaar

Zuiveringsinstallaties

20 jaar

10 jaar

Voetnoten

*)

De afschrijvingtabel dateert uit 1995 en is in juli 2000 geactualiseerd. Besloten is de afschrijvingstermijn van "oude" investeringen (dus van voor 1 januari 2001) niet aan te passen. Dit betekent dat bijv. voor het raadhuis een afschrijvingstermijn van 66 jaar wordt aangehouden (i.p.v. 40 jaar).

**)

Besloten naar aanleiding van de nota "Investeringen ICT en Euro/Millennium" (B 9.055324).

***)

Besloten naar aanleiding van de nota "Rioleringsplan" (B 9.055250).

****)

Voor de eerste inrichting van schoolgebouwen/wijkgebouwen ed. wordt momenteel een afschrijvingstermijn gehanteerd van 40 jaar. De eerste inrichting omvat een veelheid aan investeringen w.o. ook de aanschaf van zonwering, inventaris ed.. Een deel van deze investeringen hebben een levensduur korter dan 40 jaar. Vanwege de administratieve eenvoud worden deze investeringen als een totaal bedrag c.q. investering opgenomen in de begroting en rekening en afgeschreven in 40 jaar.

*****)

Verwijderd uit de tabel zijn de aparte categorieën Gemeentewerf (bij Onderdeel 2) en Stemmachines (bij Onderdeel 5).

******)

Afschrijvingstermijn bij eerste aanleg of aanschaf is vervangen door 40 jaar (was 15 jaar).