Regeling vervallen per 01-10-2010

Algemene Plaatselijke Verordening 2005

Geldend van 28-10-2005 t/m 30-09-2010

Intitulé

Algemene Plaatselijke Verordening 2005

De raad van de gemeente Haarlemmermeer besluit vast te stellen de Algemene Plaatselijke Verordening 2005

Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen

Aanhef

Waar in deze verordening het woordje "hij" wordt gebruikt, wordt eveneens de vrouwelijke vorm bedoeld.

Artikel 1: Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan dan wel mede verstaan onder:

Weg:

alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers alsmede daaraan gelegen steigers en de tot die wegen of paden behorende bermen of zijkanten, alsmede de aan de wegen of paden liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen;

de - al dan niet met enige beperking - voor het publiek toegankelijke pleinen en open plaatsen, parken, plantsoenen, speelweiden, bossen en andere natuurterreinen, ijsvlakten en aanlegplaatsen voor vaartuigen;

de voor het publiek toegankelijke stoepen, trappen, portieken, gangen, passages en galerijen, welke uitsluitend tot voor bewoning in gebruik zijnde ruimte toegang geven en niet afsluitbaar zijn;

andere voor het publiek toegankelijke, al dan niet afsluitbare stoepen, trappen, portieken, gangen, passages en galerijen; de afsluitbare alleen gedurende de tijd dat zij niet door of vanwege degene die daartoe naar burgerlijk recht bevoegd is, zijn afgesloten.

Openbaar water: alle wateren die - al dan niet met enige beperking - voor het publiek bevaarbaar of anderszins toegankelijk zijn.

Bebouwde kom: de bebouwde kom in de zin van artikel 20a van de Wegenverkeerswet 1994.

Rechthebbende: een ieder die over enige zaak enige zeggenschap heeft krachtens een zakelijk of persoonlijk recht.

Voertuigen: alle voertuigen als bedoeld in artikel 1, onder a en al van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, met uitzondering van: a. treinen en trams; b. kruiwagens, kinderwagens en dergelijke kleine voertuigen.

Vaartuigen: alle vaartuigen, daaronder mede verstaan drijvende werktuigen, alsmede woonschepen, glijboten en ponten.

Bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

Gebouw: elk bouwwerk dat een voor personen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

Vee: dieren die behoren tot de diersoorten genoemd in bijlage A van de Meststoffenwet.

Handelsreclame: iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen.

Uitstalling: voorwerpen en/of stoffen geplaatst op de weg ten behoeve van een detailhandel- of horecabedrijf, dan wel enig ander bedrijf, met uitzondering van een terras of standplaats voor de ambulante handel als bedoeld in onderscheidenlijk de Terrasverordening en de Standplaats- en ventverordening.

Artikel 2: Beslissingstermijn

  • 1. Tenzij in de betreffende bepaling(en) van deze verordening een andere termijn is of andere termijnen zijn genoemd, beslist het bevoegde bestuursorgaan op een aanvraag voor een vergunning of ontheffing binnen acht weken na de dag waarop de aanvraag ontvangen is.

  • 2. Het bevoegde bestuursorgaan kan zijn beslissing met ten hoogste acht weken verdagen.

Artikel 3: Te late indiening aanvraag

  • 1. Indien een aanvraag voor een vergunning of ontheffing wordt ingediend minder dan drie weken vóór het tijdstip waarop de aanvrager de vergunning of ontheffing nodig heeft, kan het bevoegde bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen.

  • 2. Het bevoegde bestuursorgaan kan bepalen dat de in het eerste lid genoemde termijn wordt verlengd tot ten hoogste acht weken.

Artikel 4: Voorschriften en beperkingen

  • 1. Aan een krachtens deze verordening verleende vergunning of ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen mogen slechts strekken tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.

  • 2. Degene aan wie krachtens deze verordening een vergunning of ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen na te komen.

Artikel 5: Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing

De vergunning of ontheffing is persoonsgebonden, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.

Artikel 6: Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing

De vergunning of ontheffing kan geheel of gedeeltelijk worden ingetrokken of gewijzigd:

indien ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;

indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de vergunning of ontheffing, moet worden aangenomen dat intrekking of wijziging wordt gevorderd door het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist;

indien de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen

indien van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn dan wel, bij gebreke van een dergelijke termijn, binnen een redelijke termijn

indien de houder of zijn rechtsverkrijgene dit verzoekt.

Artikel 7: Inzage vergunning of ontheffing

De houder van een vergunning of ontheffing is verplicht deze op eerste vordering van de ter zake bevoegde opsporingsambtenaar of toezichthouder ter inzage af te geven aan deze ambtenaar.

Artikel 8: Termijnen

Voor zover sprake is van termijnen in uren, bepaald door terugrekening van een tijdstip of gebeurtenis, en deze eindigen op een vrijdag na 12.00 uur, een zaterdag, een zondag of een algemeen erkende feestdag, worden de termijnen geacht te eindigen om 12.00 uur op de voorgelegen dag, die geen zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is.

Artikel 8a Vergunning of ontheffing voor onbepaalde tijd

Een krachtens deze verordening verleende vergunning of ontheffing geldt voor onbepaalde tijd, tenzij bij de vergunning of ontheffing anders is bepaald of de aard van de vergunning of ontheffing zich daartegen verzet.

Artikel 8b Weigeringsgronden

De vergunning of ontheffing kan door het daartoe bevoegde gezag worden geweigerd

het belang van:

de Openbare orde;

de Openbare veiligheid;

de volksgezondheid;

de bescherming van het milieu.

Hoofdstuk 2: OPENBARE ORDE

Afdeling 1: Orde en veiligheid op de weg

Artikel 9: Samenscholing en ongeregeldheden

  • 1. Het is verboden op de weg deel te nemen aan een samenscholing, onnodig op te dringen of door uitdagend gedrag aanleiding te geven tot wanordelijkheden.

  • 2. Een ieder, die op de weg aanwezig is bij enig voorval of bij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis waardoor er wanordelijkheden ontstaan of dreigen te ontstaan, dan wel zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing, is verplicht op een daartoe strekkend bevel van de terzake bevoegde opsporingsambtenaar of toezichthouder onmiddellijk zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.

  • 3. Het is verboden zich te begeven of te bevinden op terreinen, wegen of weggedeelten, wanneer deze door of vanwege het bevoegde gezag in het belang van de openbare veiligheid of ter voorkoming van wanordelijkheden zijn afgezet.

  • 4. De Burgemeester kan ontheffing verlenen van het in het derde lid gestelde verbod.

  • 5. Het bepaalde in de voorgaande leden geldt niet voor betogingen, vergaderingen en godsdienstige en levensbeschouwelijke samenkomsten als bedoeld in de Wet openbare manifestaties.

Artikel 9a: Onbeheerd achterlaten van motorvoertuigen

  • 1. De Burgemeester kan in het kader van het voorkomen van terreuraanslagen gebieden aanwijzen waarbinnen het verboden is om een motorvoertuig langer dan 5 minuten onbeheerd achter te laten.

  • 2. Het is verboden, in een door de Burgemeester aangewezen gebied, een voertuig langer dan 5 minuten onbeheerd achter te laten.

Artikel 10 : Verstoring van de openbare orde en dergelijke

  • 1. Onverminderd het bepaalde in de artikelen 424, 426bis en 431 van het Wetboek van Strafrecht is het verboden op of aan de weg, of in een voor het publiek toegankelijk gebouw op enigerlei wijze de orde te verstoren, zich hinderlijk te gedragen, personen lastig te vallen, te vechten, deel te nemen aan een samenscholing, onnodig op te dringen of door uitdagend gedrag aanleiding te geven tot wanordelijkheden.

  • 2. Het is verboden om in het geval van wanordelijkheden of indien er ernstig gevaar voor het ontstaan daarvan dreigt, op de in het eerste lid genoemde plaatsen een voorwerp of stof, kennelijk meegebracht om die orde te verstoren, bij zich te hebben.

  • 3. Het is verboden een voorwerp dat ter afzetting of ter afsluiting van een gedeelte van een weg of vanwege het bevoegde gezag is aangebracht, te verplaatsen, te verwijderen of omver te halen.

Artikel 11: Verblijfsontzegging

  • 1. De Burgemeester kan gebieden aanwijzen waar hij aan personen een verblijfsontzegging kan opleggen.

  • 2. De Burgemeester gaat alleen over tot aanwijzing van een gebied als bedoeld in het eerste lid, indien naar zijn oordeel sprake is van ernstige verstoring van de openbare orde.

  • 3. De Burgemeester kan een verblijfsontzegging opleggen aan personen die in het aangewezen gebied de openbare orde verstoren door:

  • a Te handelen in strijd met het bepaalde in de artikelen 9, 9a, 10, 44 eerste lid onder b, 46, 48, 49, 69, 69a , 95a en of 95b van deze verordening;

  • b Het bezit, de handel of het gebruik van de in de Opiumwet verboden middelen;

  • c Het bezit van wapens, messen en andere voorwerpen die als steek- of slagwapen kunnen worden gebruikt;

  • d Diefstal, inbraak heling, vernieling of andere vermogensdelicten;

  • e Geweldpleging en of bedreiging.

  • 4. De Burgemeester bepaalt in de verblijfsontzegging de termijn waarvoor deze geldt.

  • 5. Een verblijfsontzegging kan niet worden opgelegd aan personen die in het aangewezen gebied blijkens het bevolkingsregister wonen of in het aangewezen gebied werken.

  • 6. De Burgemeester kan indien de belanghebbende een aantoonbaar belang heeft om zich binnen het aangewezen gebied te begeven, de verblijfsontzegging naar tijd en plaats te beperken.

  • 7. Het is verboden zich te gedragen in strijd met een door de Burgemeester opgelegde verblijfsontzegging.

Artikel 11a: Veiligheidsrisicogebieden

De Burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied

Paragraaf 2: Betogingen

Artikel 12: Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen

Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, moet daarvan voor de openbare aankondiging ervan en ten minste 72 uur voordat deze gehouden zal worden, schriftelijk kennis geven aan de Burgemeester, met inachtneming van hetgeen in artikel 14, eerste lid, hierover is bepaald.

Onder openbare plaats wordt verstaan: een plaats als bedoeld in artikel 1, eerste lid, juncto tweede lid, van de Wet openbare manifestaties.

Artikel 13: Afwijking termijn

De Burgemeester kan in bijzondere omstandigheden de in artikel 12, eerste lid, genoemde termijn verkorten en een mondelinge kennisgeving in behandeling nemen.

Artikel 14: Te verstrekken gegevens

  • 1. Bij de kennisgeving kan de Burgemeester een opgave verlangen van:

  • a. naam en adres van degene die de betoging houdt;

  • b. het doel van de betoging;

  • c. de datum waarop de betoging wordt gehouden en het tijdstip van aanvang en van beëindiging;

  • d. de plaats en, voor zover van toepassing, de route en de plaats van beëindiging;

  • e. voor zover van toepassing, de wijze van samenstelling;

  • f. maatregelen die degene die de betoging houdt zal treffen om een regelmatig verloop te bevorderen.

  • 2. Degene die de kennisgeving doet, ontvangt daarvan een bewijs waarin het tijdstip van de kennisgeving is vermeld.

Paragraaf 3: Bruikbaarheid en aanzien van de weg

Artikel 15: Voorwerpen of stoffen op, aan of boven de weg

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van Burgemeester en Wethouders de weg of een weggedeelte te gebruiken anders dan overeenkomstig de publieke functie daarvan.

  • 2. Het in het eerste lid bepaalde is niet van toepassing op:

  • a. vlaggen, wimpels en vlaggenstokken, indien zij geen gevaar of hinder kunnen opleveren voor personen of zaken en niet voor commerciële doeleinden worden gebruikt;

  • b. zonneschermen, mits deze zijn aangebracht boven het voor voetgangers bestemde gedeelte van de weg mits:

    - geen onderdeel zich minder dan 2,20 meter boven dat gedeelte bevindt; en

    - geen onderdeel van het scherm, in welke stand dan ook staat, zich op minder dan 0,50 meter van het voor het rijverkeer bestemde gedeelte van de weg bevindt;

  • c. de voorwerpen of stoffen, die noodzakelijkerwijze kortstondig op de weg gebracht worden in verband met laden of lossen ervan en mits degene die de werkzaamheden verricht of doet verrichten ervoor zorgt, dat onmiddellijk na het beëindigen daarvan, in elk geval voor zonsondergang, de voorwerpen of stoffen van de weg verwijderd zijn en de weg daarvan gereinigd is.

  • d. voorwerpen die dienen voor de inzameling en tijdelijke opslag van huishoudelijk afval, voor zover deze niet langer dan 72 uur op eenzelfde plaats blijven staan en hiervan te voren kennis aan ons is gegeven.

  • e. voertuigen;

  • f. voorwerpen of stoffen waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard.

  • g. uitstallingen, mits:

    -de als zodanig aangegeven blindengeleide route wordt vrijgelaten;

    -deze niet het doelmatig en veilig gebruik van de weg in gevaar brengen en geen schade aan de weg wordt aangebracht;

    -te allen tijde een vrije doorgang van 1.50 meter gewaarborgd wordt op het voor voetgangers gereserveerde gedeelte van de weg en niet meer dan 1/3 deel van dat weggedeelte in beslag wordt genomen;

    -de uitstalling uitsluitend voor en vanuit de eigen gevel van het bedrijf wordt opgebouwd;

    -de uitstalling alleen gedurende de openingstijd van het bedrijf op de weg aanwezig is;

    -overlast voor gebruikers van de in de nabijheid gelegen onroerende zaken wordt voorkomen of beperkt;

    -de hoogte van de uit te stallen voorwerpen en/of stoffen niet meer bedraagt dan 1.80 meter;

    -reclame-uitingen op de uit te stallen voorwerpen niet groter zijn dan 1 meter bij 0,60 meter;

    -de uitgestalde voorwerpen en/of stoffen niet op het betrokken weggedeelte aan het publiek verstrekt of verkocht worden;

    -de uitgestalde voorwerpen en/of stoffen niet tegen of aan straatmeubilair, lichtmasten, brandkranen of andere voor de openbare dienst bestemde voorwerpen worden geplaatst c.q. bevestigd;

    -de onbelemmerde doorgang vanaf de weg naar de ingang van het bedrijf tenminste 2,20 meter bedraagt;

    -voorzover het betreft overdekte winkelcentra en voetgangersgebieden er, gemeten vanaf het midden van de weg aan weerszijden minimaal een vrije doorgang van 1.10 meter wordt gewaarborgd.

  • 3. Het in het eerste lid bepaalde is eveneens niet van toepassing op: voorwerpen of stoffen met een grondoppervlakte van maximaal 20 m2 en/of een aanwezigheid van maximaal 20 dagen die voldoen aan het CROW en mits;

    1.het beoogde gebruik geen schade toebrengt aan de weg, geen gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel geen belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg;

    2. het beoogde gebruik hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving voldoet aan redelijke eisen van welstand.

  • 4. Het verbod in het eerste lid is eveneens niet van toepassing op:opslag van werken met een grondoppervlakte van 20 m2 tot 100 m2 en/of een aanwezigheid tussen 20 en 30 dagen als de opslag tenminste 30 dagen voorafgaand aan de opslag wordt gemeld en door het college geen tegenbericht is verzonden en wordt voldaan aan hetgeen is genoemd in dit artikel, onder lid 3 sub 1 en 2.

  • 5. Het is verboden op, in, over of boven de weg voorwerpen of stoffen waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien:

    a. deze door hun omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging schade toebrengen aan de weg,

    b. gevaar opleveren voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, of

    c. een belemmering vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg.

  • 6. a. Het verbod in het eerste lid geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of de Wegenverordening Noord-Holland.

    b. De weigeringsgrond van het vijfde lid, onder a., geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet.

    c. De weigeringsgrond van het vijfde lid, onder b., geldt niet voor bouwwerken.

    d. De weigeringsgrond van het vijfde lid , onder c., geldt niet voorzover in het geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer.

Artikel 16: Aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van Burgemeester en Wethouders een weg aan te leggen, de verharding daarvan op te breken, in een weg te graven of te spitten, aard of breedte van de wegverharding te veranderen of anderszins verandering te brengen in de wijze van aanleg van een weg.

  • 2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder weg verstaan hetgeen artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994 daaronder verstaat, alsmede alle niet-openbare ontsluitingswegen van gebouwen.

  • 3. Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het Rijk, de provincie, de gemeente of het waterschap bij het uitvoeren van zijn/haar publiekrechtelijke taak, tenzij voorzover het de gemeente betreft de werkzaamheden als bedoeld in het eerste lid door de gemeente zijn uitbesteed.

  • 4. Het in eerste lid gestelde verbod geldt voorts niet voorzover het Wetboek van Strafrecht, de Telecommunicatiewet, de Telecommunicatieverordening gemeente Haarlemmermeer, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of de Wegenverordening Noord-Holland van toepassing is.

Artikel 17: Maken en veranderen van een uitweg

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van Burgemeester en Wethouders:

    a. een uitweg te maken naar de weg;

    b. van de weg gebruik te maken voor het hebben van een uitweg;

    c. verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg.

  • 2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder weg verstaan hetgeen artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994 daaronder verstaat.

  • 3. Een vergunning kan worden geweigerd in het belang van: a. de bruikbaarheid van de weg; b. het veilig en doelmatig gebruik van de weg; c. de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving; d. de bescherming van groenvoorzieningen in de gemeente.

  • 4. Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voorover de Wet beheer rijkswaterstaatwerken of de Wegenverordening Noord-Holland van toepassing is.

Paragraaf 4: Veiligheid op de weg

Artikel 18: Uitzicht belemmerende beplanting of voorwerp

Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op zodanige wijze dat aan het wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of daarvoor op andere wijze hinder of gevaar oplevert.

Artikel 19: Openen straatkolken en dergelijke

Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan of enigerlei andere afsluiting, die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken.

Artikel 20: Voorzieningen voor verkeer en verlichting

  • 1. De rechthebbende op een bouwwerk is verplicht toe te laten dat op of aan dat bouwwerk, vanwege en overeenkomstig de aanwijzingen van Burgemeester en Wethouders, voorwerpen, borden of voorzieningen ten behoeve van het openbaar verkeer of de openbare verlichting worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.

  • 2. Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover de Waterstaatswet 1900, de Onteigeningswet, of de Belemmeringenwet Privaatrecht van toepassing is.

Artikel 21: Verwijdering en dergelijke van voorzieningen voor verkeer en verlichting

  • 1. Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een bord of een andere voorziening ten behoeve van het openbaar verkeer of de openbare verlichting te verwijderen, te wijzigen, te beschadigen, de werking ervan te beletten of te belemmeren.

  • 2. Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.

Artikel 22: Objecten onder hoogspanningslijn

  • 1. Het is verboden binnen een afstand van zes meter aan weerszijden van voor stroomgeleiding bestemde draden van bovengrondse hoogspanningslijnen voorwerpen, opgaand houtgewas of andere objecten, die niet zijn aan te merken als bouwwerken, hoger dan twee meter te plaatsen of te hebben.

  • 2. Burgemeester en Wethouders kunnen van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen indien de elektrische spanning van de bovengrondse hoogspanningslijn dat toelaat.

  • 3. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet ten aanzien van objecten die deel uitmaken van de hoogspanningslijn.

Artikel 22a: Bestrijding van gladheid

De hoofdgebruikers van binnen de bebouwde kom gelegen gebouwen of terreinen en bij gebreke daarvan de zakelijk gerechtigden daarop, zijn verplicht de voetpaden die langs die gebouwen of terreinen, zodra dit redelijkerwijs verlangd kan worden, ter breedte van één meter sneeuwvrij te maken en bij gladheid met een voor bestrijding van gladheid geschikte stof te bestrijden. Bij het wegruimen dient de sneeuw of het ijs te worden gebracht naar de uiterste rand van het voetpad.

Artikel 23: Veiligheid op het ijs

  • 1. Het is verboden:

  • a. voor het publiek toegankelijke ijsvlakten te beschadigen, te verontreinigen, te versperren of het verkeer daarop op enige andere wijze te belemmeren of in gevaar te brengen;

  • b. bakens of andere voorwerpen ten behoeve van de veiligheid geplaatst op de onder a. bedoelde ijsvlakten, te verplaatsen, weg te nemen, te beschadigen of op enige andere wijze het gebruik daarvan te verijdelen of te belemmeren.

  • 2. Een ieder is verplicht op eerste vordering van de ter zake bevoegde opsporingsambtenaar of toezichthouder onmiddellijk het ijs te verlaten ter voorkoming van gevaar voor personen of goederen.

  • 3. Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.

Artikel 24: Winkelwagentjes

  • 1. De rechthebbende op een winkel die ten behoeve van het winkelend publiek winkelwagentjes ter beschikking stelt, mede ten behoeve van het vervoer van winkelwaren over de weg, is verplicht deze deugdelijk te voorzien van de naam van de winkel of van een ander tot de desbetreffende winkel voldoende herleidbaar herkenningsteken.

  • 2. Het is verboden zich met een winkelwagentje als bedoeld in het eerste lid op de weg te bevinden buiten de onmiddellijke omgeving van die winkel of , indien de winkel is gelegen in een winkelcomplex, buiten de onmiddellijke omgeving van dat winkelcomplex. Als onmiddellijke omgeving wordt aangemerkt: de weg of het weggedeelte, grenzend aan de winkel of het winkelcomplex en tevens aan een aan die weg of dat weggedeelte aansluitende parkeerplaats.

  • 3. Het is verboden een winkelwagentje dat is gebruikt op de weg, onbeheerd daarop achter te laten anders dan op een daartoe door de rechthebbende aangewezen plaats.

  • 4. De rechthebbende als bedoeld in het eerste lid is verplicht om er voor te zorgen, dat de winkelwagentjes na het winkelsluitingstijdstip niet onbeheerd op de weg achterblijven binnen een straal van 300 meter gemeten vanaf de winkel of het winkelcomplex.

  • 5. Het bepaalde in dit artikel geldt niet voor zover de Wet milieubeheer van toepassing is.

Artikel 25: Verontreiniging van de weg

  • 1. Indien bij het laden of lossen of vervoeren van stoffen of voorwerpen dan wel bij andere werkzaamheden of een calamiteit de weg wordt verontreinigd, is degene die genoemde werkzaamheden verricht of anderszins verantwoordelijk is voor de stoffen of voorwerpen die de verontreiniging veroorzaken, alsmede indien dezen in opdracht handelen, hun opdrachtgever verplicht:

  • a. indien de verontreiniging gevaar voor de veiligheid van het verkeer of voor beschadiging van het wegdek oplevert, de weg terstond na het ontstaan van de verontreiniging te reinigen of te doen reinigen;

  • b. indien de verontreiniging geen (direct) gevaar voor de veiligheid van het verkeer of voorbeschadiging van het wegdek oplevert, de weg terstond na het beëindigen van de werkzaamheden of, indien deze langer dan een dag duren, elke dag terstond na beëindiging van de werkzaamheden op die dag te reinigen of te doen reinigen.

  • 2. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover de Wet beheer rijkswaterstaatwerken of de Wegenverordening Noord-Holland van toepassing is.

Afdeling 2: Toezicht op evenementen

Artikel 26: Evenementen op of aan de weg

In dit artikel wordt verstaan onder:

evenement: elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:

bioscoopvoorstellingen als bedoeld in de Wet op de filmvertoningen;

kansspelen als bedoeld in de Wet op de Kansspelen;

het in een inrichting in de zin van de Drank- en Horecawet gelegenheid geven tot dansen;

betogingen, samenkomsten, en vergaderingen als bedoeld in een manifestatie in de Wet openbare manifestaties;

een wedstrijd als bedoeld in artikel 10 juncto artikel 148 van de Wegenverkeerswet 1994;

markten als bedoeld in artikel 151 van de Gemeentewet;

motorsportactiviteiten op terreinen als bedoeld in artikel 101;

het houden van evenementen in gebouwen overeenkomstig de bestemming van dat gebouw.

evenemententerrein: de ruimte die in de evenementenvergunning is aangegeven om de activiteiten te laten plaatsvinden en het publiek in staat te stellen daarnaar te kijken of eraan deel te nemen.

Het is verboden zonder vergunning van de Burgemeester een evenement te houden.

Het verbod van het eerste lid geldt niet voor eendaagse evenementen, indien:

het evenement een barbecue of straatfeest in de open lucht betreft;

het aantal bezoekers niet meer bedraagt dan 75 personen;

het evenement, met uitzondering van de zondag, tussen 07.00 en 01 .00 uur

plaatsvindt, op zondag tussen 13.00 en 01.00 uur;

niet langer dan tot 23.00 uur muziek ten gehore wordt gebracht;

het evenement niet plaatsvindt op de rijbaan, fiets-, bromfiets- of

parkeergelegenheid of anderszins een belemmering vormt voor het verkeer

en de hulpdiensten;

niet meer dan 5 kleine objecten worden geplaatst met een oppervlakte van

minder dan 10 m2 per object;

er een aanspreekpunt ten tijde van het evenement aanwezig is die vooraf

bekend gemaakt is bij de gemeente;;

de organisator de burgemeester tenminste 8 weken voorafgaand aan het

evenement in kennis stelt;

indien binnen 6 weken na ontvangst van het meldingsformulier door de

burgemeester geen tegenbericht is verzonden kan het evenement zoals

gemeld plaatsvinden.

Het verbod van het eerste lid geldt eveneens niet voor snuffelmarkten, braderieën ed. in ruimten die uitsluitend geheel en voortdurend dan wel nagenoeg geheel en voortdurend in gebruik zijn als winkel in de zin van de Winkeltijdenwet.

Een aanvraag om vergunning als bedoeld in het tweede lid moet worden ingediend uiterlijk acht weken voor de datum van het evenement. De Burgemeester kan van de hiervoor gestelde datum afwijken. Het is verboden de orde te verstoren bij een evenement.

Uiterlijk 48 uur voordat een klein evenement plaatsvindt, kan de Burgemeester besluiten, in het belang van de in artikel 8b genoemde weigeringsgronden, dit evenement te verbieden.

Het bepaalde in dit artikel geldt niet voor zover de Wet milieubeheer van toepassing is.

Afdeling 3 Toezicht op openbare inrichtingen

Paragraaf 1: Toezicht op horecabedrijven

Artikel 27: Begripsomschrijvingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

horecabedrijf: de voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt. Onder een horecabedrijf worden in ieder geval verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis.

terras: een buiten de besloten ruimte van de inrichting liggend deel van het horecabedrijf waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken en/of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid en/of verstrekt.

houder: degene die een horecabedrijf exploiteert op grond van het bepaalde in artikel 28 of artikel 29.

beheerder: hij die onmiddellijk leiding geeft aan de exploitatie van een horecabedrijf.

alcoholvrij bedrijf: een horecabedrijf waar tegen vergoeding alcoholvrije drank en of eetwaren voor directe consumptie worden verstrekt.

2. Deze paragraaf verstaat niet onder bezoekers:

de gezinsleden van de houder, alsmede diens elders wonende bloed- en aanverwanten, in de rechte lijn onbeperkt, in de zijlijn tot en met de derde graad, alsmede de medewerkers van het horecabedrijf;

de personen die voorkomen in het register als bedoeld in artikel 438 van het Wetboek van Strafrecht;

de personen wier aanwezigheid in de inrichting wegens dringende redenen noodzakelijk is.

Artikel 28: Exploitatie horecabedrijf
  • 1. Het is verboden een horecabedrijf te exploiteren zonder vergunning van de Burgemeester.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in artikel 8b weigert de burgemeester de vergunning indien de vestiging of exploitatie van het horecabedrijf in strijd is met een geldend bestemmingsplan.

  • 3. De Burgemeester kan de vergunning als bedoeld in het eerste lid geheel of gedeeltelijk weigeren of de vergunning geheel of gedeeltelijk intrekken, indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf en/of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed door de aanwezigheid van het horecabedrijf.

  • 4. Bij de toepassing van de in het derde lid genoemde weigerings- en intrekkingsgronden houdt de Burgemeester rekening met het karakter van de straat en de wijk, waarin het horecabedrijf is gelegen of zal zijn gelegen, de aard van het horecabedrijf en de spanning, waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie van het horecabedrijf.

  • 5. vervallen.

  • 6. In afwijking van het bepaalde in artikel 15 beslist de burgmeester in geval van een vergunningaanvraag die ook betrekking heeft op een of meer bij het horecabedrijf behorende terrassen voorzover deze zich op de weg bevinden over de ingebruikneming van die weg ten behoeve van het terras.

  • 7. Onverminderd het gestelde in het derde en vierde lid kan de Burgemeester de in het zesde lid bedoelde ingebruikneming van die weg ten behoeve van een of meer bij een horecabedrijf behorende terrassen weigeren of geheel of gedeeltelijk intrekken indien:

    - het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg dan wel gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan;

    - dat gebruik een belemmering kan worden voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg.

  • 8. Het bepaalde in het zesde en zevende lid geldt niet voorzover de Wet beheer rijkswaterstaatwerken of de Wegenverordening Noord-Holland van toepassing is.

  • 9. Het is verboden een terras te exploiteren na 23.00 uur.

Artikel 29: Opheffing vergunningplicht
  • 1. De Burgemeester kan bepalen, dat het gestelde in artikel 28 niet geldt voor een of meer in hun besluit aangeduide soorten horecabedrijven in de gehele gemeente, dan wel in een of meer daarin aangewezen gedeelten van de gemeente.

  • 2. De exploitatie van een horecabedrijf waarop een besluit als bedoeld in het eerste lid van toepassing is, moet zodanig geschieden dat daardoor de openbare veiligheid en/of de volksgezondheid in de omgeving van het horecabedrijf niet op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed.

Artikel 30: Sluitingsuur
  • 1. Het is de houder van een horecabedrijf verboden dit voor bezoekers geopend te hebben en aldaar bezoekers toe te laten of te laten verblijven van 01.00 tot 05.00 uur.

  • 2. De Burgemeester kan in afwijking van het eerste lid voor een afzonderlijk horecabedrijf of voor een deel daarvan in de vergunning als bedoeld in artikel 28, eerste lid, of middels een aparte ontheffing een ander sluitingsuur of andere sluitingsuren vaststellen.

  • 3. Het in het eerste en tweede lid bepaalde geldt onverminderd het bepaalde bij of krachtens de Wet milieubeheer.

Artikel 31: Afwijking sluitingsuur; tijdelijke sluiting
  • 1. De Burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid, de woon- en leefsituatie in de omgeving van het bedrijf, of in geval van bijzondere omstandigheden, te zijner beoordeling, tijdelijk andere dan de krachtens artikel 30 geldende sluitingsuren vaststellen of tijdelijk algehele sluiting van een of meer horecabedrijven bevelen. Hij brengt het besluit onmiddellijk ter kennis van de houder van het bedrijf die het betreft.

  • 2. Het is de houder van een horecabedrijf verboden dit voor bezoekers geopend te hebben en aldaar bezoekers toe te laten of te laten verblijven gedurende de (afwijkende) sluitingsuren die ingevolge het eerste lid zijn vastgesteld.

  • 3. Het in het eerste en tweede lid bepaalde geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 13b van de Opiumwet.

Artikel 32: Aanwezigheid in gesloten horecabedrijf

Het is bezoekers van een horecabedrijf verboden gedurende de tijd dat dit bedrijf krachtens artikel 30 of ingevolge een op grond van artikel 31 genomen besluit gesloten dient te zijn, zich daarin of aldaar te bevinden.

Artikel 33: Toegang ambtenaren

De houder en beheerder van een horecabedrijf zijn verplicht ervoor te zorgen dat de ter zake met opsporing of toezicht belaste ambtenaren vanaf de weg onmiddellijk en onbelemmerd toegang hebben tot zijn bedrijf:

gedurende de tijd dat het bedrijf voor bezoekers geopend is; dan wel

gedurende de tijd dat het bedrijf gesloten dient te zijn en indien die ambtenaren hun vermoeden uiten dat daarin of aldaar bezoekers aanwezig zijn.

Artikel 34: Burgemeester en Wethouders als bevoegd bestuursorgaan

Indien een horecabedrijf als bedoeld in artikel 27 geen inrichting is in de zin van artikel 174 van de Gemeentewet treedt niet de Burgemeester maar het college van Burgemeester en Wethouders op als bevoegd bestuursorgaan ten behoeve van de artikelen 28 tot en met 31.

Paragraaf 2: Beperking verstrekken sterke drank

Artikel 35:

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

sterke drank: drank die bij een temperatuur van vijftien graden Celsius voor vijftien of meer volumeprocenten uit alcohol bestaat, met uitzondering van wijn;

wijn: drank die door alcoholische gisting van het sap van druiven, alsmede de drank die met toepassing van bijzondere technische bewerkingen of met toevoeging van andere bestanddelen is verkregen uit bovenbedoeld sap, voor- zover deze toepassing of toevoeging in het land van oorsprong van zodanige drank bij de bereiding daarvan gebruikelijk is.

Artikel 36: Beperking verstrekken sterke drank
  • 1. Het is verboden anders dan om niet sterke drank te verstrekken in een inrichting:

  • - waarin of in een onderdeel waarvan uitsluitend of in hoofdzaak geringe etenswaren worden verkocht, zoals belegde broodjes, patates frites en dergelijke;

  • - die of waarvan een onderdeel uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebruikt: - voor het geven van onderwijs; - door jeugdorganisaties of -instellingen; - door sportorganisaties of -instellingen; - als wachtruimte voor passagiers van een openbaar vervoerbedrijf.

  • 2. De Burgemeester kan ontheffing verlenen van de in het eerste lid gestelde verboden.

Afdeling 4: maatregelen tegen overlast en baldadigheid

Artikel 41: Plakken en kladden

  • 1. Het is verboden de weg of dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf de weg zichtbaar is te bekrassen of te bekladden.

  • 2. Het is verboden zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende op de weg of op dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf de weg zichtbaar is of een op de weg staande roerende zaak:

    a. een aanplakbiljet of ander geschrift, afbeelding of aanduiding, aan te plakken of op andere wijze aan te brengen;

    b. met kalk, krijt, teer of een kleur- of verfstof enige afbeelding, letter, cijfer of teken aan te brengen.

  • 3. Het in het tweede lid gestelde verbod is niet van toepassing indien gehandeld wordt krachtens wettelijk voorschrift.

  • 4. Burgemeester en Wethouders kunnen aanplakborden of andere voorwerpen aanwijzen voor het aanbrengen van meningsuitingen en bekendmakingen.

  • 5. Het is verboden de in het vierde lid bedoelde aanplakborden of andere voorwerpen te gebruiken voor het aanbrengen van (handels)reclame.

  • 6. Het college kan nadere regels stellen voor het aanbrengen van meningsuitingen en bekendmakingen, die geen betrekking hebben op de inhoud van de meningsuitingen en bekendmakingen.

  • 7. De houder van de in het tweede lid bedoelde schriftelijke toestemming is verplicht die aan een opsporingsambtenaar en/of toezichthouder op diens eerste vordering terstond ter inzage af te geven.

Artikel 42: Vervoer plakgereedschap en dergelijke

  • 1. Het is verboden tussen zonsondergang en zonsopgang op de weg of openbaar water te vervoeren of bij zich te hebben enig aanplakbiljet, aanplakdoek, kalk, teer, kleur- of verfstof of verfgereedschap.

  • 2. Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing, indien de in dat lid bedoelde materialen of gereedschappen niet zijn gebezigd of niet zijn bestemd voor handelingen als verboden in artikel 41.

Artikel 42a: Vervoer boter, eieren en dergelijke

  • 1. Het is verboden op de zaterdag voor Pinksteren tussen 22.00 uur en 07.00 uur op de weg te vervoeren of bij zich te hebben artikelen als boter, eieren, meel, mayonaise, tandpasta, lijm en/of andere middelen om onroerende zaken te besmeuren.

  • 2. Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.

Artikel 43: Vervoer inbrekerswerktuigen

  • 1. Het is verboden tussen zonsondergang en zonsopgang op de weg te vervoeren of bij zich te hebben lopers, valse sleutels, touwladders, lantaarns of enig ander gereedschap, voorwerp of middel, dat ertoe kan dienen zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.

  • 2. Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing indien de in dat lid bedoelde gereedschappen, voorwerpen of middelen niet bestemd of gebruikt zijn voor de in dat lid bedoelde handelingen.

Artikel 44: Hinderlijk gedrag op of aan de weg

  • 1. Het is verboden:

  • - op of aan de weg te klimmen of zich te bevinden op een beeld, monument, overkapping, constructie, openbare toiletgelegenheid, voertuig, hek, heining of andere afsluiting, verkeersmeubilair en daarvoor niet bestemd straatmeubilair;

  • - zich op of aan de weg zodanig op te houden dat aan weggebruikers of aan bewoners van nabij de weg gelegen woningen onnodig overlast of hinder veroorzaakt wordt.

  • 2. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover artikel 424, 426 bis, 431 van het Wetboek van Strafrecht of artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 van toepassing is.

Artikel 45: Betreden gesloten woning of lokaal

  • 1. Het is verboden een krachtens artikel 174a van de Gemeentewet gesloten woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal of bij die woning of dat lokaal behorend erf te betreden.

  • 2. Het is verboden een voor het publiek toegankelijk lokaal of een bij dat lokaal behorend erf dat krachtens artikel 13b van de Opiumwet is gesloten, te betreden.

  • 3. Dit verbod geldt niet voor personen wier aanwezigheid in de woning of dat lokaal wegens dringende redenen noodzakelijk is.

  • 4. De Burgemeester is bevoegd van het in het eerste en tweede lid gestelde verbod ontheffing te verlenen.

Artikel 46: Hinderlijk drankgebruik

  • 1. Het is verboden op de weg alcoholhoudende drank te nuttigen of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben.

  • 2. Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor:

    - een terras dat behoort bij een horecabedrijf, als bedoeld in artikel 27, eerste lid;

    - een plaats, niet zijnde een horecabedrijf, als bedoeld onder a. waarvoor een ontheffing geldt krachtens artikel 35 van de Drank- en Horecawet.

Artikel 47: Hinderlijk gedrag bij of in gebouwen

  • 1. Het is verboden:

  • a. zich zonder redelijk doel in een portiek of poort op te houden;

  • b. in, op of tegen een raamkozijn of een drempel van een gebouw te zitten of te liggen.

  • 2. Het is aan anderen dan bewoners of gebruikers van flatgebouwen, appartementsgebouwen en soortgelijke meergezinshuizen en van gebouwen, die voor publiek toegankelijk zijn, verboden zich zonder redelijk doel te bevinden in een voor gemeenschappelijk gebruik bestemde ruimte van een zodanig gebouw.

Artikel 48: Spelen om geld

Onverminderd het bepaalde inde Wet op de Kansspelen is het verboden op de weg om geld of om in geld inwisselbare voorwerpen te spelen.

Artikel 49: Hinderlijk gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten

Het is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijk portaal, telefooncel, wachtlokaal voor een openbaar vervoermiddel, parkeergarage, rijwielstalling of een andere soortgelijke, voor het publiek toegankelijke ruimte dan wel deze te verontreinigen of te bezigen voor een ander doel dan waarvoor de desbetreffende ruimte is bestemd.

Artikel 50: Liggen of slapen op of aan de openbare weg

Het is verboden, al dan niet met gebruikmaking van enige vorm van beschutting, waaronder in ieder geval begrepen het gebruik van een auto, op of aan de weg:

Tussen zonsondergang en zonsopgang te liggen of te slapen buiten de daartoe door het bevoegde gezag aangewezen/geautoriseerde plaatsen;

Tussen zonsopgang en zonsondergang te liggen of te slapen, nadat door de terzake bevoegde opsporingsambtenaar of toezichthouder in het belang van de openbare orde of veiligheid is aangezet, dat dit moet worden beëindigd.

Artikel 51: Bespieden van personen

  • 1. Het is verboden zich in de nabijheid van een persoon dan wel van een gebouw, woonwagen of woonschip op te houden met de kennelijke bedoeling deze persoon dan wel een zich in dit gebouw, deze woonwagen of dit woonschip bevindende persoon, te bespieden.

  • 2. Het is verboden door middel van een verrekijker, of enig ander optisch instrument, een zich in een gebouw, woonwagen of woonschip bevindende persoon te bespieden.

Artikel 52:

Vervallen

Artikel 53: Aanlijnen honden

  • 1. Het is de eigenaar of houder van een hond verboden deze hond te laten verblijven of te laten lopen:

  • a. binnen de bebouwde kom op de weg zonder dat de hond aangelijnd is;

  • b. op een voor publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak, sportveld, trapveld of speelweide of op een andere door het college aangewezen plaats;

  • c. op de weg zonder voorzien te zijn van een halsband of een ander identificatiemerk dat de eigenaar of houder duidelijk doet kennen.

  • 2. De in het eerste lid genoemde verboden zijn niet van toepassing op politiehonden , schaapherdershonden en op de houder van een hond die zich vanwege zijn handicap door een geleidehond laat begeleiden en de hond als zodanig aantoonbaar gekwalificeerd is.

  • 3. Burgemeester en Wethouders kunnen gebieden aanwijzen waar het, in afwijking van lid 1 sub a, is toegestaan een hond los te laten lopen.

Artikel 54: Verontreiniging door honden

  • 1. De eigenaar of houder van een hond is verplicht er voor te zorgen, dat de hond zich niet van uitwerpselen ontdoet:

  • a. op het gedeelte van de weg, dat is bestemd of mede is bestemd voor het verkeer van voetgangers;

  • b. op een voor het publiek toegankelijke en kennelijke als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak, sportveld, trapveld of speelweide;

  • c. op een andere door Burgemeester en Wethouders aangewezen plaats.

  • 2. Niet strafbaar is hij die de uitwerpselen onmiddellijk opruimt.

Artikel 55: Gevaarlijke honden

Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen op of aan de weg of op het terrein van een ander:

anders dan kort aangelijnd nadat Burgemeester en Wethouders aan de eigenaar of de houder hebben bekendgemaakt dat het die hond gevaarlijk of hinderlijk acht en een aanlijngebod in verband met het gedrag van die hond noodzakelijk vinden;

anders dan kort aangelijnd en voorzien van een muilkorf nadat Burgemeester en Wethouders aan de eigenaar of de houder hebben bekendgemaakt dat het die hond gevaarlijk of hinderlijk acht en een aanlijn- en muilkorfgebod in verband met het gedrag van die hond noodzakelijk vinden.

In het eerste lid wordt verstaan onder: kort aanlijnen: aanlijnen van een hond met een lijn met een lengte, gemeten van hand tot halsband, die niet langer is dan 1,50 meter; muilkorf: een muilkorf als bedoeld in artikel 1, onder d., van de Regeling agressieve dieren.

Het in het eerste lid bepaalde is niet van toepassing voorzover de Regeling agressieve dieren van toepassing is.

Artikel 56: Houden van hinderlijke of schadelijke dieren

Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd gedeelten van de gemeente of bepaalde plaatsen aan te wijzen waar het ter voorkoming of opheffing van overlast of van schade aan de openbare gezondheid verboden is daarbij aangeduide dieren:

aanwezig te hebben; dan wel

aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van de door hen ter voorkoming of opheffing van overlast of van schade aan de openbare gezondheid gestelde regels; dan wel

aanwezig te hebben tot een groter aantal dan in die aanwijzing is aangegeven of mede is aangegeven.

Het is verboden op een krachtens het eerste lid aangewezen plaats een daarbij aangeduid dier of daarbij aangeduide dieren aanwezig te hebben, dan wel aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van de door Burgemeester en Wethouders gestelde regels, dan wel aanwezig te hebben tot een groter aantal dan door hen is aangegeven.

Burgemeester en Wethouders kunnen de rechthebbende op een onroerende zaak gelegen binnen een krachtens het eerste lid aangewezen gedeelte van de gemeente ontheffing verlenen van het in het tweede lid gestelde verbod.

Het in dit artikel bepaalde geldt niet voor zover de Wet milieubeheer van toepassing is.

Artikel 57: Loslopend vee

De rechthebbende op vee, dat zich bevindt in een aan een weg liggend weiland of terrein dat niet van die weg is afgescheiden door een deugdelijke veekering, is verplicht ervoor te zorgen dat zodanige maatregelen getroffen worden dat dit vee of pluimvee die weg niet kan bereiken.

Artikel 58: Bijen

Onverminderd het bepaalde in artikel 56 is het verboden bijen te houden:

binnen een afstand van 30 meter van woningen of andere gebouwen waar overdag mensen verblijven;

binnen een afstand van 30 meter van de weg.

Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet indien op een afstand van ten hoogste zes meter vanaf de korven of kasten een afscheiding is aangebracht van twee meter hoogte of zoveel hoger als noodzakelijk is om het laag uit- en invliegen van de bijen te voorkomen.

Het in het eerste lid, aanhef en onder a. gestelde verbod geldt niet voor zover de bijenhouder rechthebbende is op de woningen of gebouwen als bedoeld in dat lid.

Het in het eerste lid, aanhef en onder b., gestelde verbod geldt niet voor zover de Wegenverordening Noord-Holland van toepassing is.

Burgemeester en Wethouders kunnen van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.

Afdeling 5: Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen

Artikel 59 t/m 64:

Vervallen

Afdeling 6: Vuurwerk

Artikel 65: Begripsomschrijving

In deze afdeling wordt verstaan onder consumentenvuurwerk: Consumentenvuurwerk waarop het Besluit van 22 januari 2002, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk (Vuurwerkbesluit) van toepassing is.

Artikel 66: Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagen

vervallen

Artikel 67: Bezigen van consumentenvuurwerk

  • 1. Het is verboden consumentenvuurwerk te bezigen op een door Burgemeester en Wethouders in het belang van de voorkoming van gevaar, schade of overlast aangewezen plaats.

  • 2. Het is verboden consumentenvuurwerk op of aan de weg of op een voor publiek toegankelijke plaats te bezigen indien zulks gevaar, schade of overlast kan veroorzaken.

  • 3. De in het eerste en tweede lid gestelde verboden gelden niet voor zover artikel 429, aanhef en onder 1., van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.

  • 4. Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van het in het tweede lid gestelde verbod.

Afdeling 7: Bestuurlijke ophouding

Artikel 68 :

De Burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats indien deze personen het bepaalde in een of meer van de volgende artikelen van de Algemene Plaatselijke Verordening groepsgewijs niet naleven: 9, 10, 15, 16, 19, 21, 21, 44, 46, 47, 49, 67, 69, 69a, 104.

Afdeling 8: Drugsoverlast

Artikel 69: Verbod begeven op de weg om drugs te verhandelen

Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op of aan de weg post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen en zich op of aan wegen in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden, met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.

Artikel 69a: Verbod gebruik drugs op de weg

Het is verboden op of aan de weg, op een voor publiek toegankelijke plaats middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet, te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen openlijk voorhanden te hebben.

Afdeling 9: Cameratoezicht op openbare plaatsen

Artikel 69b: Cameratoezicht op openbare plaatsen

De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151c van de Gemeentewet besluiten tot plaatsing van vaste camera’s voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats als bedoeld in artikel 1 van de Wet openbare manifestaties.

Hoofdstuk 3: Seksinrichtingen, straatprostitutie en dergelijke

Paragraaf 1: begripsomschrijving en nadere regels

Artikel 70: Begripsomschrijvingen

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

prostitutie: het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

prostitué(e): degene die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotisch massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

escortbedrijf: de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;

exploitant: de natuurlijke persoon of personen of rechtspersoon of rechtspersonen die een seksinrichting of escortbedrijf exploiteert/exploiteren en de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon of rechtspersonen bevoegde natuurlijke persoon of personen;

beheerder: de natuurlijke persoon of personen die de onmiddellijke feitelijke leiding uitoefent/uitoefenen in een seksinrichting of escortbedrijf;

bezoeker: degene die aanwezig is in een seksinrichting, met uitzondering van:

de exploitant;

de beheerder;

de prostitué(e);

het personeel dat in de seksinrichting werkzaam is;

toezichthouders als bedoeld in artikel 108;

andere personen wier aanwezigheid in de inrichting wegens dringende redenen noodzakelijk is.

Artikel 70a: Bevoegd bestuursorgaan

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder bevoegd bestuursorgaan: het college van Burgemeester en Wethouders of, voor zover het betreft voor het publiek openstaande gebouwen en de daarbij behorende erven als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet, de Burgemeester.

Artikel 70b: Nadere regels

Met het oog op de in artikel 70k genoemde belangen, kan het college van Burgemeester en Wethouders over de uitoefening van de bevoegdheden in dit hoofdstuk nadere regels stellen.

Paragraaf 2: Seksinrichtingen, straatprostitutie en dergelijke

Artikel 70c: Seksinrichtingen

Het is verboden een seksinrichting of escortbedrijf te exploiteren of te wijzigen zonder vergunning van het bevoegd bestuursorgaan.

In de aanvraag om vergunning en in de vergunning worden in ieder geval vermeld:

de persoonsgegevens van de exploitant;

de persoonsgegevens van de beheerder en

de aard van de seksinrichting of het escortbedrijf.

Artikel 70d: Gedragsregels exploitant en beheerder

De exploitant en de beheerder:

staan niet onder curatele en zijn niet ontzet uit de ouderlijke macht of de voogdij;

zijn niet in enig opzicht van slecht levensgedrag en

hebben de leeftijd van éénentwintig jaar bereikt.

Naast de gestelde eisen in het eerste lid, zijn de exploitant en de beheerder niet:

met toepassing van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht in een psychiatrisch ziekenhuis geplaatst of met toepassing van artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht ter beschikking gesteld;

binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;

binnen de laatste vijf jaar bij tenminste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van vijfhonderd euro of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a, van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:

bepalingen gesteld bij of krachtens de Drank- en Horecawet, de Opiumwet, de Vreemdelingenwet en de Wet arbeid vreemdelingen;

de artikelen 137c tot en met 137g, 140, 240b, 242 tot en met 249, 250a, 252, 273f, 300 tot en met 303, 416, 417, 417bis, 426, 429quater en 453 van het Wetboek van Strafrecht;

de artikelen 8 en 162, derde lid, alsmede artikel 6 juncto artikel 8 of juncto artikel 163 van de Wegenverkeerswet 1994;

de artikelen 1, onder a., b. en d., 13, 14, 27 en 30b van de Wet op de kansspelen;

de artikelen 2 en 3 van de Wet op de weerkorpsen;

de artikelen 54 en 55 van de Wet wapens en munitie.

Met een veroordeling als bedoeld in het tweede lid wordt gelijkgesteld:

vrijwillige betaling van een geldsom als bedoeld in artikel 74, tweede lid, onder a. van het Wetboek van Strafrecht of artikel 76, derde lid, onder a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, tenzij de geldsom minder driehonderdvijfenzeventig euro (€ 375,--) bedraagt;

een bevel tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf.

De periode van vijf jaar, genoemd in het tweede lid, wordt:

bij de weigering van een vergunning teruggerekend vanaf de datum van beslissing op de aanvraag van de vergunning;

bij de intrekking van een vergunning teruggerekend vanaf de datum van de intrekking van deze vergunning.

De exploitant of de beheerder is binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor tenminste één maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning als bedoeld in artikel 70c is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem terzake geen verwijt treft.

Artikel 70e: Sluitingsuur

  • 1. Het is verboden in een seksinrichting bezoekers toe te laten van 04.00 tot 07.00 uur.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan het bevoegd bestuursorgaan in de vergunning van de seksinrichting als bedoeld in artikel 70c andere sluitingsuren vaststellen.

  • 3. Het in het eerste en tweede lid bepaalde geldt niet voor zover de op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften van toepassing zijn.

Artikel 70f: Tijdelijke afwijking sluitingsuur; (tijdelijke) sluiting

Met het oog op de in artikel 70k, tweede lid, genoemde belangen of in geval van strijdigheid met de bepalingen in dit hoofdstuk kan het bevoegd bestuursorgaan:

tijdelijk andere dan de krachtens artikel 70e, eerste of tweede lid, geldende sluitingsuren vaststellen;

van een afzonderlijke seksinrichting al dan niet tijdelijk de gedeeltelijke of algehele sluiting bevelen.

Onverminderd het bepaalde in artikel 3:41 van de Algemene wet bestuursrecht, maakt het bevoegd bestuursorgaan het in het eerste lid bedoelde besluit openbaar bekend overeenkomstig artikel 3:42 van laatstgenoemde wet.

Artikel 70g: Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder

Het is verboden een seksinrichting voor bezoekers geopend te hebben, zonder dat de ingevolge artikel 70c in de vergunning vermelde exploitant of beheerder in de seksinrichting aanwezig is.

De exploitant en de beheerder zien er voortdurend op toe dat in de seksinrichting:

geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten als genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen de zeden), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht, in de Opiumwet en in de Wet wapens en munitie;

geen prostitutie wordt uitgeoefend door personen in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet bepaalde.

Artikel 70h: Straat- en raamprostitutie

  • 1. Het is verboden op of aan de weg of vanachter een raam, door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie te bewegen, uit te nodigen dan wel aan te lokken.

  • 2. Met het oog op de naleving van het in het eerste lid gestelde verbod, kan door de terzake bevoegde opsporingsambtenaar of toezichthouder het bevel worden gegeven zich onmiddellijk in een bepaalde richting te verwijderen.

Artikel 70i: Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke

Het is de exploitant zoals bedoeld in artikel 70 onder e verboden in of op de seksinrichting goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen van erotisch-pornografische aard openlijk ten toon te stellen, aan te bieden of aan te brengen:

indien het bevoegd bestuursorgaan aan de rechthebbende heeft bekendgemaakt dat de wijze van tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen daarvan, de openbare orde of de woon- en leefomgeving in gevaar brengt;

anders dan overeenkomstig de door het bevoegd bestuursorgaan in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving gestelde regels.

Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid van de Grondwet.

Paragraaf 3: Beslissingstermijn en weigeringsgronden

Artikel 70j: Beslissingstermijn

  • 1. Het bevoegd bestuursorgaan neemt het besluit op de aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 70c, eerste lid, binnen twaalf weken na de dag waarop de aanvraag is ontvangen.

  • 2. Het bevoegd bestuursorgaan kan zijn besluit voor ten hoogste twaalf weken verdagen.

Artikel 70k: Weigeringsgronden

De vergunning als bedoeld in artikel 70c, eerste lid, wordt geweigerd indien:

de exploitant of de beheerder niet voldoet aan de in artikel 70d gestelde eisen;

de vestiging of de exploitatie van de seksinrichting of het escortbedrijf in strijd is met een geldend bestemmingsplan of stadsvernieuwingsplan;

er aanwijzingen zijn dat in de seksinrichting of het escortbedrijf personen werkzaam (zullen) zijn in strijd met artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht, of met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet bepaalde.

Onverminderd het bepaalde in artikel 8b kan de vergunning bedoeld in artikel 70c, eerste lid, worden geweigerd in het belang van de arbeidsomstandigheden van de prostituee

Paragraaf 4: Beëindiging exploitatie; wijziging beheer

Artikel 70l: Beëindiging exploitatie

  • 1. De vergunning vervalt zodra de ingevolge artikel 70c in de vergunning vermelde exploitant de exploitatie van de seksinrichting of het escortbedrijf feitelijk heeft beëindigd.

  • 2. Binnen een week na de feitelijke beëindiging van de exploitatie, geeft de exploitant daarvan schriftelijk kennis aan het bevoegd bestuursorgaan.

Artikel 70m: Wijziging beheer

  • 1. Indien een beheerder als bedoeld in artikel 70c, tweede lid, onder b, het beheer in de seksinrichting of het escortbedrijf feitelijk heeft beëindigd, geeft de exploitant daarvan binnen een week na de feitelijke beëindiging van het beheer schriftelijk kennis aan het bevoegd bestuursorgaan.

  • 2. Het beheer kan worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien het bevoegd bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant heeft besloten de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 70k eerste lid, aanhef en onder a, is van overeenkomstige toepassing.

  • 3. In afwachting van het besluit bedoeld in het tweede lid, kan het beheer worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder zodra de exploitant een aanvraag als bedoeld in het tweede lid heeft ingediend, totdat over de aanvraag is besloten.

Paragraaf 5: Overgangsbepaling

Artikel 70n: Overgangsbepaling

Op het exploiteren van een bestaande seksinrichting of escortbedrijf is het gestelde in artikel 70c, eerste lid, niet van toepassing:

gedurende acht weken na het in werking treden daarvan;

na afloop van de onder a gestelde termijn, indien de exploitant binnen deze termijn een aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 70c, eerste lid, heeft ingediend, totdat op die aanvraag door het bevoegd bestuursorgaan een besluit is genomen.

Gedurende de periode als bedoeld in het eerste lid, kan het bevoegd bestuursorgaan met het oog op de in artikel 70k, tweede lid juncto artikel 8b, genoemde belangen de exploitant aanschrijven tot het treffen van in die aanschrijving vermelde voorzieningen.”

Artikel 71:

Vervallen

Hoofdstuk 4: Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente

Afdeling 1: Geluidshinder

Paragraaf 1: Geluidshinder inrichtingen

Artikel 72: Begripsomschrijvingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

besluit: het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer;

inrichting: een inrichting als bedoeld in het Besluit;

houder van een inrichting: degene die als eigenaar, bedrijfsleider, beheerder of anderszins een inrichting drijft;

collectieve festiviteit: een festiviteit die niet specifiek aan één of een klein aantal inrichtingen is verbonden; zoals Koninginnedag, carnaval, kermis etc.;

incidentele festiviteit: een festiviteit die gebonden is aan 1 of een klein aantal inrichtingen, zoals bijvoorbeeld de viering van een jubileum, een straatfeest, een incidenteel optreden van een muziekband;

concentratiegebied voor inrichtingen: een concentratiegebied voor inrichtingen als bedoeld in het besluit

Artikel 73: Collectieve festiviteiten in inrichtingen
  • 1. De artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van afdeling 2.8 van het Besluit gelden, voor zover de naleving van deze voorschriften redelijkerwijs niet kan worden gevergd, niet voor inrichtingen op 'Oud en Nieuw' en 'Koninginnedag' en ten hoogste twee, nader door Burgemeester en Wethouders ten behoeve van collectieve festiviteiten aan te wijzen dagen of dagdelen per kalenderjaar.

  • 2. Artikel 4.113, lid 1, van het Besluit geldt, voor zover de naleving van deze voorschriften redelijkerwijs niet kan worden gevergd, niet voor inrichtingen op de zaterdag voor Pinksteren (Luilak) en ten hoogste twee, nader door Burgemeester en Wethouders ten behoeve van collectieve festiviteiten aan te wijzen dagen of dagdelen per kalenderjaar.

  • 3. In een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid en tweede lid, kan door Burgemeester en Wethouders worden bepaald dat de aanwijzing niet geldt in de hele gemeente of in een of meer delen daarvan. De in het eerste en tweede lid bedoelde beperking van respectievelijk 4 en 3 dagen of dagdelen per kalenderjaar geldt voor elk deel van de gemeente afzonderlijk.

  • 4. Burgemeester en Wethouders publiceren tenminste vier weken voor het begin van een nieuw kalenderjaar in één of meer huis-aan-huis bladen welke festiviteiten binnen de gehele gemeente, of een deel van de gemeente, worden aangemerkt als collectieve festiviteiten in het nieuwe kalenderjaar.

  • 5. Burgemeester en Wethouders kunnen, wanneer een collectieve festiviteit redelijkerwijs niet te voorzien was, een festiviteit terstond als collectieve festiviteit als bedoeld in het eerste lid aanwijzen.

  • 6. Het college kan voor een collectieve festiviteit nadere regels vaststellen om geluidhinder te beperken.

Artikel 74: Kennisgeving incidentele festiviteiten
  • 1. Het is een inrichting toegestaan maximaal twaalf incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van afdeling 2.8; 1.1.1, 1.1.5, 1.1.7 en 1.1.8 van het Besluit niet van toepassing zijn, voor zover de naleving van deze voorschriften redelijkerwijs niet kan worden gevergd.

  • 2. Het is een inrichting toegestaan maximaal twaalf incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij artikel 4.113 lid 1, van het Besluit niet van toepassing is, voor zover de naleving van dit voorschrift redelijkerwijs niet kan worden gevergd.

  • 3. De houder van een inrichting die voornemens is een incidentele festiviteit te houden is verplicht tenminste vier weken voor de aanvang van de festiviteit Burgemeester en Wethouders daarvan in kennis te stellen.

  • 4. Burgemeester en Wethouders stellen een formulier vast voor het doen van de in het derde lid bedoelde kennisgeving.

  • 5. De in het derde lid bedoelde kennisgeving wordt geacht eerst dan te zijn gedaan wanneer het in het derde lid bedoelde formulier volledig en naar waarheid ingevuld tijdig is ingeleverd op de plaats die op dat formulier is vermeld.

  • 6. Het college kan voor een incidentele festiviteit nadere regels vaststellen om geluidhinder te beperken;

  • 7. Het college kan voor een bepaalde gebied en/of inrichting een maximum vaststellen dat lager is dan in lid 1 en 2 genoemd.

Artikel 75: Verboden incidentele festiviteiten

Het is verboden een incidentele festiviteit te organiseren, toe te laten, feitelijk te leiden of daaraan deel te nemen indien:

de kennisgeving daarvan niet overeenkomstig het bepaalde in artikel 74 is gedaan;

gehandeld wordt in afwijking van de gegevens die bij de kennisgeving als bedoeld in artikel 74 zijn verstrekt;

de houder van de inrichting verzuimt te doen of na te laten hetgeen redelijkerwijs gevergd kan worden om overmatige hinder te voorkomen;

de Burgemeester het organiseren van een incidentele festiviteit verboden heeft, hetzij op grond van het overschrijden van het maximum van twaalf incidentele festiviteiten, hetzij wanneer naar zijn oordeel de woon- en leefsituatie in de omgeving van de inrichting en of de openbare orde op ontoelaatbare wijze wordt beïnvloed.

Artikel 76: Horeca-concentratiegebied

Burgemeester en Wethouders kunnen een concentratiegebied voor inrichtingen aanwijzen.

Paragraaf 2: Overige geluidshinder

Artikel 77: Toepassingsgebied

Het bepaalde in deze paragraaf geldt niet, voor zover de op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften, de Wet geluidhinder, de Wegenverkeerswet 1994, de Zondagswet, het Wetboek van Strafrecht, de Luchtvaartwet, het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, de Wet openbare manifestaties of het Vuurwerkbesluit Wet milieugevaarlijke stoffen van toepassing zijn.

Artikel 78: Geluidhinder door toestellen, apparaten enzovoorts
  • 1. Het is verboden met (recreatie)toestellen, geluidsapparaten, (bouw)machines, motorvoertuigen of bromfietsen, dan wel op andere wijze handelingen te verrichten, waardoor voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt, of toe te laten dat deze handelingen worden verricht.

  • 2. Burgemeester en Wethouders kunnen van de in het eerste lid bepaalde verboden ontheffing verlenen.

  • 3. Burgemeester en Wethouders kunnen terreinen of wateren aanwijzen, waar het verbod, vervat in het eerste lid, niet van toepassing is op het in werking hebben van bepaalde in de aanwijzing aangewezen categorieën van geluidsapparaten, (recreatie)toestellen of (bouw)machines, voor zover wordt voldaan aan de door Burgemeester en Wethouders vast te stellen voorschriften ter voorkoming of beperking van geluidhinder.

Artikel 78b: (Geluid)hinder door dieren

Degene die buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer de zorg heeft voor een dier, moet voorkomen dat dit voor een omwonende of overigens voor de omgeving (geluid)hinder veroorzaakt.

Artikel 79: Routering
  • 1. Het is verboden met een vrachtauto, als bedoeld in artikel 1, onder a., van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, waarvan het ledig gewicht vermeerderd met het laadvermogen meer bedraagt dan 3.500 kg of die met inbegrip van de lading een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2 meter, tussen 23.00 en 07.00 uur op een andere dan door Burgemeester en Wethouders bij openbaar bekend te maken besluit aangewezen weg te rijden.

  • 2. Burgemeester en Wethouders kunnen van het in het eerste lid bepaalde ontheffing verlenen.

Afdeling 2: Weg- en milieuverontreiniging

Artikel 80: Natuurlijke behoefte doen

Het is verboden binnen de bebouwde kom op of aan de weg zijn natuurlijke behoefte te doen buiten een daarvoor bestemde inrichting of plaats.

Artikel 81: Gevelwerkzaamheden

  • 1. In dit artikel wordt onder gevelreiniging verstaan: het met behulp van schoonmaakapparatuur verwijderen van aanslag, verf, conserveerlagen of enig andere dergelijke stof van gevels, muren, daken, puien, bruggen, viaducten, pijlers of andere vergelijkbare oppervlakken.

  • 2. alle overige werkzaamheden, anders dan gevelreiniging, die in de uitoefening van een bedrijf en met behulp van apparatuur aan de gevel plaatsvinden.

  • 3. Het is verboden om gevelwerkzaamheden te verrichten 1. als daardoor de bescherming van het milieu, in de vorm van stof-, nevel- en geluids, in gevaar wordt gebracht en 2. als niet uiterlijk 1 week voor het uitvoeren van de werkzaamheden daarvan schriftelijk melding is gedaan bij het college en door het college een tegenbericht is verzonden.

Afdeling 3: Bescherming van flora en fauna

Artikel 82:

Vervallen

Afdeling 4: Maatregelen tegen ontsiering

Artikel 83: Verbod hinderlijke of gevaarlijke reclame

Het is verboden op of aan een onroerende zaak handelsreclame te maken of te voeren door middel van een opschrift, aankondiging of afbeelding waardoor het verkeer in gevaar wordt gebracht of ernstige hinder ontstaat voor de omgeving.

Artikel 83a Vergunningplicht lichtreclame

Het is verboden zonder vergunning van het college op of aan een onroerende zaak verlichte handelsreclame te maken of te voeren die vanaf de weg zichtbaar is

Onverminderd het bepaalde in artikel 8b kan een vergunning als bedoeld in het eerste lid worden geweigerd:

indien de handelsreclame, op zichzelf of in verband met de omgeving niet voldoet aan de redelijke eisen van welstand;

in het belang van de voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van een in de de nabijheid gelegen onroerende zaak.

a. De weigeringsgrond van het tweede lid onder a geldt niet voor bouwwerken; b. De weigeringsgrond van het tweede lid onder b geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer.

Artikel 84: Opslag van oude en nieuwe materialen en stoffen

Het is verboden op een plaats in de open lucht, die zichtbaar is vanaf een voor het publiek toegankelijke plaats, op te slaan of opgeslagen te houden: oude en nieuwe materialen en stoffen (mestopslag en grond daaronder begrepen), waaronder mede begrepen al dan niet aan hun bestemming onttrokken werktuigen en machines, motor- en andere rij- en voertuigen, vaar- en vliegtuigen of onderdelen daarvan.

Het is verboden materialen en stoffen als bedoeld in het eerste lid aan het oog te onttrekken of onttrokken te houden met gebruikmaking van enig middel dat vanaf de weg zichtbaar is, indien Burgemeester en Wethouders in een aanschrijving aan de rechthebbende op het daarbij betrokken perceel hebben verklaard dat het middel naar hun oordeel niet voldoet aan redelijke eisen van welstand.

Burgemeester en Wethouders kunnen van het bepaalde in het eerste lid ontheffing verlenen.

Het in het eerste lid bepaalde is niet van toepassing:

het tijdelijk opslaan of opgeslagen houden van materialen of stoffen, voor zover dat nodig is voor de uitvoering van werken ter plaatse, gedurende de duur van die uitvoering;

voor zover de Wet milieubeheer, de Wet bodembescherming, de Wet op de Ruimtelijke ordening, de Woningwet, de op deze wetten gebaseerde voorschriften of de Verordening opschriften en opslag Noord-Holland van toepassing zijn.

Hoofdstuk 5: Andere onderwerpen betreffende de huishouding der gemeente

Afdeling 1: Parkeerexcessen

Artikel 85: Begripsomschrijvingen en toepassingsgebied

In deze afdeling wordt verstaan onder:

a. wegen:

alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers;

de tot de wegen behorende paden en bermen of zijkanten;

de aan de wegen liggende steigers of soortgelijke constructies of objecten die voor het stallen van voertuigen bruikbaar zijn.

voertuigen:

alle voertuigen met uitzondering van:

treinen en trams;

tweewielige fietsen, tweewielige bromfietsen en invalidenvoertuigen in de zin van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

kruiwagens, kinderwagens en dergelijke kleine voertuigen en rolstoelen.

parkeren: het laten staan van voertuigen, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van passagiers of voor het onmiddellijk laden of lossen van goederen.

Het in deze afdeling bepaalde geldt niet voor zover de Wegenverordening Noord-Holland, de provinciale caravan- en tentenverordening of de Verordening opschriften en opslag Noord-Holland van toepassing is of zijn.

Artikel 86: Parkeren van voertuigen van autobedrijf en dergelijke

Het is degene die er zijn bedrijf, nevenbedrijf dan wel een gewoonte van maakt voertuigen te stallen, te herstellen, te slopen, te verhuren of te verhandelen, verboden:

drie of meer voertuigen die hem toebehoren of zijn toevertrouwd, op de weg te parkeren binnen een straal van 50 meter met als middelpunt een van deze voertuigen;

de weg als werkplaats voor voertuigen te gebruiken.

Onder verhuren als bedoeld in het eerste lid wordt mede verstaan:

het gebruiken van voertuigen voor het geven van lessen;

het gebruiken van een voertuig voor het vervoer van personen tegen betaling.

Tot de voertuigen bedoeld in het eerste lid worden niet gerekend:

voertuigen waaraan op dat moment herstel- of onderhoudswerkzaamheden worden verricht die aansluitend in totaal niet meer dan 1 uur duren;

voertuigen gebezigd voor persoonlijk gebruik van de in het eerste lid genoemde persoon.

Burgemeester en Wethouders kunnen van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.

Artikel 86a: Te koop aanbieden van voertuigen

  • 1. Het is verboden op door Burgemeester en Wethouders aangewezen wegen of weggedeelten een voertuig te parkeren met het kennelijke doel het te koop aan te bieden of te verhandelen.

  • 2. Burgemeester en Wethouders kunnen van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.

Artikel 87: Defecte voertuigen

Het is verboden een voertuig waarmede als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan op drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.

Artikel 88: Voertuigwrakken

Het is verboden een voertuigwrak op de weg te plaatsen of te hebben.

Onder voertuigwrak wordt verstaan: een voertuig dat rijtechnisch in onvoldoende staat van onderhoud en tevens in een kennelijk verwaarloosde toestand verkeert.

Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover de Wet milieubeheer van toepassing is.

Artikel 89: Parkeren van caravans en dergelijke die schadelijk zijn voor het uiterlijk aanzien van de gemeente of buitensporig met het oog op de verdeling van de beschikbare parkeerruimte

Het is verboden een woonwagen, kampeerwagen, caravan, camper, magazijnwagen, aanhangwagen, keetwagen, tractor, landbouwvoertuig of ander voertuig dat voor de recreatie dan wel anderszins uitsluitend of mede voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebezigd:

langer dan drie achtereenvolgende dagen binnen de bebouwde kom op de weg te parkeren;

op een andere door Burgemeester en Wethouders aangewezen plaats te parkeren, waar dit naar hun oordeel schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente.

Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van het in het eerste lid, onder a., gestelde verbod.

Artikel 90: Parkeren van reclamevoertuigen

Het is verboden een voertuig dat is voorzien van een aanduiding van handelsreclame, op de weg te parkeren met het kennelijk doel om daarmee handelsreclame te maken.

Burgemeester en Wethouders kunnen van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.

Artikel 91: Parkeren van grote voertuigen die schadelijk zijn voor het uiterlijk aanzien van de gemeente of buitensporig met het oog op de verdeling van de beschikbare parkeerruimte

Het is verboden binnen de bebouwde kom een voertuig, dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van meer dan zes meter op de weg te parkeren.

Het is verboden een voertuig, dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van meer dan zes meter of een hoogte van meer dan 2,40 meter op een door Burgemeester en Wethouders aangewezen plaats te parkeren, waar dit parkeren naar hun oordeel schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente.

Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet op werkdagen van maandag tot en met vrijdag, dagelijks van 08.00 tot 18.00 uur.

Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod en aanwijzingen geven over alternatieve parkeerplaatsen

Artikel 92: Parkeren van uitzicht belemmerende voertuigen

Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan zes meter of een hoogte van meer dan 2,40 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of voor ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hun anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.

Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt voor het uitvoeren van werkzaamheden waarvoor de aanwezigheid van het voertuig ter plaatse noodzakelijk is.

Artikel 93: Parkeren van voertuigen met stankverspreidende stoffen

Het is verboden een voertuig met stankverspreidende stoffen te parkeren daar, waar bewoners of gebruikers van nabijgelegen gebouwen of terreinen daarvan hinder of overlast kunnen ondervinden.

Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover de Wet milieubeheer van toepassing is.

Artikel 94: Overlast van fietsen of bromfietsen

Burgemeester en Wethouders kunnen op de weg gelegen plaatsen aanwijzen waar het in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, dan wel ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, verboden is fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde plaatsen of ruimten te laten staan.

Het is verboden fietsen of bromfietsen, die rijtechnisch in onvoldoende staat van onderhoud of in een verwaarloosde toestand verkeren, op de weg te laten staan.

Artikel 94a: Aantasting groenvoorzieningen door voertuigen

Het is verboden met een voertuig, fiets of bromfiets te rijden door dan wel deze te doen of te laten staan in een voor het publiek toegankelijk park of plantsoen of een van gemeentewege aangelegde beplanting of groenstrook.

Het is het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op:

voertuigen die nodig zijn en gebruikt worden ter uitvoering van werkzaamheden door of vanwege de overheid;

voertuigen, waarmee standplaats wordt of is ingenomen op terreinen die mede of uitsluitend voor dit doel zijn bestemd.

het gebruik van wegen of paden in parken en plantsoenen door invalidenvoertuigen als bedoeld in het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, mits bij het rijden of parkeren geen schade of onnodige hinder wordt veroorzaakt.

Burgemeester en Wethouders kunnen van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.

Afdeling 2: Collecteren, snuffelmarkten en dergelijke

Artikel 95: Inzameling van geld of goed

Het is verboden zonder vergunning van Burgemeester en Wethouders een openbare inzameling van geld of goederen te houden of daartoe een intekenlijst aan te bieden.

Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan: het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook geschreven en gedrukte stukken worden gerekend, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.

Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor een inzameling die in besloten kring gehouden wordt.

Artikel 95a: Aanbieden van goederen en/of diensten

Het is verboden zonder vergunning van Burgemeester en Wethouders in de uitoefening van handel op of aan de weg of aan een openbaar water, aan een huis dan wel op een andere - al dan niet met enige beperking - voor het publiek toegankelijke gelegen plaats goederen te koop aan te bieden, te verkopen of af te geven dan wel diensten aan te bieden.

Het verbod geldt niet:

ten aanzien van het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van gedrukte of geschreven stukken waarin gedachten of gevoelens worden geopenbaard als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet;

voor het aan de huizen van vaste afnemers afleveren van goederen door – of door huisgenoten of personeel van – hem die dit mede doet ter exploitatie van zijn winkel, bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet;

voor het te koop aanbieden of verkopen van goederen op de plaats die is aangewezen voor het houden van een markt, zulks gedurende de tijden waarop de markt gehouden wordt;

voor het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen op een standplaats, zoals bedoeld in de Standplaats- en ventverordening;

voor het verrichten en aanbieden van taxidiensten met vergunning in de zin van de Wet personenvervoer 2000 op de voor het openbaar verkeer openstaande wegen.

De vergunning kan worden geweigerd:

in het belang van de openbare orde;

in het belang van het voorkomen of beperken van overlast;

in het belang van de verkeersvrijheid of -veiligheid;

wanneer als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning een redelijk verzorgingsniveau voor consumenten ter plaatse in gevaar komt.

Artikel 95b: Bedelarij

Het is verboden, op of aan de weg of in een voor publiek toegankelijk gebouw om geld of andere zaken te bedelen.

Artikel 96: Snuffelmarkten, braderieën, en dergelijke

Vervallen

Afdeling 3: Woonschepen

Artikel 97: Definitie woonschip en toepassingsgebied

In deze afdeling wordt onder een woonschip verstaan:

elk vaar- of drijftuig, dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebezigd als of te oordelen naar zijn constructie en/of inrichting uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd tot woonverblijf van een of meer personen;

een vaar- of drijftuig als bedoeld onder a. in aanbouw;

een casco, dat tot een vaar- of drijftuig als bedoeld onder a. kan worden opgebouwd;

een vaar- of drijftuig als bedoeld onder a. tot en met c., dat is ingegraven, aangeaard, op de wal getrokken of door andere oorzaak niet onmiddellijk kan varen of drijven;

de overblijfselen van een vaar- of drijftuig als bedoeld onder a. t/m d.

Artikel 98: Ligplaats woonschepen

Onverminderd het bepaalde in de Woonschepenverordening Noord-Holland 1981 is het aan de rechthebbenden op woonschepen verboden deze zonder ontheffing van Burgemeester en Wethouders binnen de gemeente te laten verblijven buiten de door de raad bij besluit van 10 september 1996 aangewezen openbare ligplaats zijnde aan de Cruquiusdijk ter hoogte van de percelen 181 tot en met 205 te Vijfhuizen.

Dit verbod is niet van toepassing ten aanzien van woonschepen, behorende bij in uitvoering zijnde werken, die verblijven op een door Burgemeester en Wethouders tijdelijk aangewezen ligplaats of nabij het terrein waar het werk zich bevindt.

Een ontheffing als bedoeld in het eerste lid kan in ieder geval worden geweigerd in verband met:

het belang van de openbare orde;

het voorkomen of beperken van overlast;

de verkeersvrijheid of -veiligheid;

de volksgezondheid;

de milieuhygiëne, voor zover de Wet milieubeheer niet van toepassing is;

de bescherming van het uiterlijk aanzien van de gemeente, voor zover de Woonschepen-verordening Noord-Holland 1981 niet van toepassing is;

de veiligheid;

strijd met een ter plaatse geldend bestemmingsplan.

Artikel 99: Aanwijzing, c.q. kennisgeving ligplaats

De rechthebbenden op woonschepen zijn verplicht, wanneer hun door of vanwege Burgemeester en Wethouders is bevolen daarmede een andere, door de raad aangewezen ligplaats in te nemen, aan dat bevel gevolg te geven.

De rechthebbenden op woonschepen zijn verplicht, wanneer zij in de gemeente een ligplaats hebben ingenomen, van hun aankomst binnen 48 uren en van hun voorgenomen vertrek uiterlijk 48 uren tevoren aan Burgemeester en Wethouders kennis te geven.

Artikel 100: Afmetingen woonschepen

Het is zonder ontheffing van Burgemeester en Wethouders verboden:

een woonschip in de hoogte, lengte of breedte uit te breiden;

een woonschip in het water te hebben liggen, dat gemeten vanaf de waterlijn meer dan 3,50 meter daarboven uitsteekt en/of breder is dan 5,50 meter.

Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing van het in het eerste lid, onder b., vervatte verbod verlenen tot maximaal 10% van de in dat lid aangegeven hoogte en/of breedte.

Afdeling 4: Recreatiebepalingen

Artikel 101: Crossterreinen

Het is zonder ontheffing van Burgemeester en Wethouders verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onderdeel z, en een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onderdeel i. van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 bij wijze van sport of recreatie terrein te rijden, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.

Burgemeester en Wethouders kunnen de in het eerste lid bedoelde ontheffing weigeren:

in het belang van het voorkomen of beperken van overlast;

in het belang van de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving en ter bescherming van andere milieuwaarden;

in het belang van de veiligheid van de deelnemers van de in het eerste lid bedoelde wedstrijden en ritten en/of van het publiek.

Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder weg verstaan hetgeen artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994 daaronder verstaat.

Het in dit artikel bepaalde geldt niet voor zover de Wet milieubeheer of het Besluit geluidproductie sportmotoren van toepassing is.

Artikel 102: Ruiters

Het is ruiters verboden:

zich buiten de voor de ruitersport bestemde en als zodanig aangegeven paden en terreingedeelten te begeven of te bevinden;

met het rijdier anderen overlast te bezorgen.

Het is ruiters verboden: de weg, niet zijnde een ruiterpad, te berijden, indien naast die weg een ruiterpad is gelegen. Indien naast die weg geen ruiterpad aanwezig is, mag deze weg uitsluitend over de rechterzijde daarvan bereden worden.

Artikel 103: Recreatie in openbaar water

Het is verboden zich op of in openbare wateren in recreatiegebieden te bevinden met een motorboot of een ander vaartuig, waaronder mede wordt begrepen een zeilplank. Onder motorboot wordt in dit verband verstaan: elk vaartuig dat uitsluitend of mede door mechanische kracht wordt voortbewogen.

Burgemeester en Wethouders kunnen bij een ter openbare kennis te brengen besluit wateren of gedeelten daarvan aanwijzen waar het bepaalde in het eerste lid niet van toepassing is.

Artikel 103a: Gebruik passantenaanlegplaatsen voor de recreatietoervaart

Onverminderd de bevoegdheid van het waterschap Groot-Haarlemmermeer als waterkeringbeheerder kunnen Burgemeester en Wethouders aan de rechthebbende op een vaartuig aanwijzingen geven tot het innemen van een ligplaats bij en het gebruik van een van gemeentewege aangelegde passantenaanlegplaats voor de recreatietoervaart, zulks met het oog op een doelmatig en evenwichtig gebruik van deze plaats en voorts in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, de milieuhygiëne en het uiterlijk aanzien van de gemeente. Het hierboven gestelde is van overeenkomstige toepassing op de directe omgeving van de passantenaanlegplaats.

De rechthebbende op een vaartuig is, onverminderd de bevoegdheid van het waterschap Groot-Haarlemmermeer als waterkeringbeheerder, verplicht alle door of vanwege Burgemeester en Wethouders gegeven aanwijzingen in het kader van het eerste lid op te volgen.

Kamperen buiten kampeerterreinen

Artikel 103b Begripsomschrijving

In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan:

Een onderkomen of voertuig waarvoor geen bouwvergunning in de zin van artikel 40 van de

Woningwet is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden

gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

Artikel 103c Recreatief nachtverblijf buiten een kampeerterrein

Het is verboden ten behoeve van recreatief nachtverblijf kampeermiddelen te plaatsen of geplaatst te houden buiten een kampeerterrein dat als zodanig in het bestemmingsplan is bestemd of mede bestemd.

Het college kan ontheffing verlenen van het verbod in het eerste lid:

gedurende een in de ontheffing aangegeven periode van maximaal drie aaneengesloten dagen gedurende de periode tussen 15 maart en 31 oktober van elk jaar.

Het college kan de ontheffing weigeren in het belang van:

de openbare orde;

het voorkomen of beperken van overlast;

de verkeersveiligheid of de veiligheid van personen of goederen;

de zedelijkheid of gezondheid;

de bescherming van natuur en landschap.

Afdeling 5: Verbod vuur te stoken

Artikel 104:

Het is verboden in de openlucht vuur aan te leggen, te stoken of te hebben.

Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.

De ontheffing bedoeld in het tweede lid kan worden geweigerd:

in het belang van de openbare orde en veiligheid;

ter bescherming van de woon- en leefomgeving;

ter bescherming van de flora en de fauna;

ter voorkoming van hinder of nadelige beïnvloeding van het milieu.

Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover:

op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften, de Provinciale milieuverordening Noord- Holland of artikel 429, aanhef en onder 1 of 3, van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is of zijn;

het betreft verlichting door middel van kaarsen, fakkels en dergelijke of het betreft vuur voor koken, bakken en braden, indien het gaat om incidentele gelegenheden en zulks geen gevaar of overlast oplevert voor de omgeving.

Het verbod zoals bedoeld in het eerste lid geldt voorts niet indien er sprake is van eentijdig vooraf overeenkomstig het zevende lid bij de Burgemeester gemelde verbranding van een beperkte hoeveelheid schoon hout dat afkomstig is van een huttendorp behorende bij een kindervakantieweek of -spel.

Bij besluit van de Burgemeester kunnen voor de verbranding van een huttendorp algemene regels worden gesteld, die nodig zijn in het belang van de in het derde lid genoemde gronden.

Bij het in het zesde lid bedoelde besluit wordt de verplichting opgelegd tot het melden van het voornemen tot verbranding van het hout aan de Burgemeester. Voorts wordt daarbij aangegeven het tijdstip, voorafgaand aan het verbranden, waarop de melding uiterlijk moet zijn gedaan en de gegevens die bij de melding moeten worden verstrekt.

De Burgemeester kan in het belang van de in het derde lid genoemde criteria besluiten de huttenverbranding alsnog te verbieden.

Afdeling 6: Verstrooiing van as

Artikel 105: Begripsomschrijving

In deze afdeling wordt verstaan onder incidentele asverstrooiing: het verstrooien van as als bedoeld in de Wet op de Lijkbezorging op een door de overledene of nabestaande(n) gewenste plek buiten een permanent daartoe bestemd terrein.

Artikel 106: Verbod verstrooiing van as

Incidentele asverstrooiing is verboden op: a. verharde delen van de weg; b. gemeentelijke begraafplaatsen.

Burgemeester en Wethouders kunnen tijdelijk andere dan in het eerste lid genoemde plaatsen aanwijzen waar het verboden is as te verstrooien.

Burgemeester en Wethouders kunnen op verzoek van de nabestaande(n) die zorgdraagt voor de asbus op grond van bijzondere omstandigheden ontheffing verlenen van het verbod in het eerste lid, onder a.

Incidentele asverstrooiing is verboden indien daardoor hinder of overlast wordt veroorzaakt voor derden.

Hoofdstuk 6: Straf-, overgangs- en slotbepalingen

Artikel 107: Strafbepaling

Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde en van de voorschriften en beperkingen die zijn verbonden aan de op grond van deze verordening verleende vergunningen of ontheffingen, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of met een geldboete van de tweede categorie.

Overtreding van enige bepaling van deze verordening kan verder worden bestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Het bepaalde in het eerste en tweede lid is niet van toepassing op de artikelen 12 en 14 (betogingen).

Artikel 108: Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast:

de milieucontroleurs, -toezichthouders en -inspecteurs voor zover het betreft de artikelen 15, 24, 25, 28, 41, 53, 54, 66, 67, 72 t/m 84, 86 t/m 94a en104 en voorzover zij als buitengewoon opsporingsambtenaar zijn beëdigd;

toezichthouders van de cluster Handhaving en Toezicht voor zover het betreft de artikelen 15, 25, 26, 28, 41, 53, 54, 67, 83, 84 en 97 t/m 100 en voorzover zij als buitengewoon opsporingsambtenaar zijn beëdigd;

de boswachter(s) voor zover het betreft het hen toegewezen recreatiegebied en voorzover zij als buitengewoon opsporingsambtenaren zijn beëdigd;

de toezichthouders van de cluster Handhaving en Toezicht voor zover het betreft de artikelen 9, 10, 15, 16 t/m 18, 23 t/m 26, 41, 42, 44, 46 t/m 50, 53 t/ 56, 67,69,69a, 78 t/m84, 86 t/m 96, 98 t/m 103a en 104 voor zover zij als buitengewoon opsporingsambtenaar zijn beëdigd.

Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening belast de door het bevoegde gezag aangewezen personen.

Artikel 109: Binnentreden van woningen

Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn, voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van de taak waarvoor binnen wordt getreden nodig is, bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.

Artikel 110: Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na datum van bekendmaking.

Op dat tijdstip wordt de Algemene Plaatselijke Verordening, vastgesteld op1 juli 1999, zoals deze sindsdien is gewijzigd, ingetrokken.

Artikel 111: Overgangsbepaling

Vergunningen en ontheffingen - hoe ook genaamd - verleend krachtens de verordening bedoeld in artikel 110, tweede lid, blijven - indien en voor zover het gebod of verbod waarop de vergunning of ontheffing betrekking heeft, ook vervat is in deze verordening - van kracht tot de termijn waarvoor zij werden verleend, is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.

Voorschriften en beperkingen opgelegd en aanwijzingen gedaan krachtens de verordening bedoeld in artikel 110, tweede lid, blijven - indien en voor zover de bepalingen ingevolge welke deze zijn opgelegd, ook zijn vervat in deze verordening - van kracht tot de termijn waarvoor zij zijn opgelegd, is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.

Vergunningen en ontheffingen bedoeld in het eerste lid en voorschriften, beperkingen en aanwijzingen, bedoeld in het tweede lid, worden geacht vergunningen, ontheffingen en aanwijzingen in de zin van deze verordening te zijn.

Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een vergunning of ontheffing op grond van de verordening bedoeld in artikel 110, tweede lid, is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op die aanvrage is beslist, worden daarop de overeenkomstige bepalingen van deze verordening toegepast.

Artikel 112: Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald onder de titel Algemene Plaatselijke Verordening 2005.

Inhoudsopgave