Regeling vervallen per 01-01-2014

Verordening parkeerbelasting 2013

Geldend van 15-09-2013 t/m 31-12-2013

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelasting 2013 1e wijziging ("1e wijziging verordening parkeerbelasting 2013")

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening en de bij deze verordening behorende tarieventabel, wordt verstaan onder:

a.parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een

voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het

onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • b.

    motorvoertuigen: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990 met inbegrip van brommobielen, zoals bedoeld in artikel 1 onder ia van het RVV 1990;

  • c.

    houder: degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren was ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden register van opgegeven kentekens;

  • d.

    parkeerapparatuur: parkeermeters, persoonlijke parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeermeters, en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

  • e.

    gehandicaptenvoertuig: een voertuig als bedoeld in artikel 1, onderdeel al, van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990;

  • f.

    gehandicaptenparkeerkaart: een parkeerkaart als bedoeld in de Regeling Gehandicaptenparkeerkaart;

  • g.

    parkeerkaart: een weekkaart met een geldigheidsduur van één of meer aansluitende perioden van zeven aaneensluitende dagen.

  • h.

    centrale computer: computer van het bedrijf waarmee de gemeente Haarlemmermeer een overeenkomst heeft gesloten, bestemd voor de registratie van parkeerbewegingen in het kader van het verlenen van diensten op het gebied van betaald parkeren met gebruik van een telefoon of ander communicatiemiddel.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam ‘parkeerbelastingen’ wordt een belasting geheven ter zake van het

parkeren van een voertuig op een bij, dan wel krachtens de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1.

    De belasting bedoeld in artikel 2 wordt geheven van de degene die het voertuig heeft geparkeerd.

  • 2.

    Als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:

    • a.

      degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;

    • b.

      zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2 heeft plaatsgevonden: de houder van het voertuig, met dien verstande dat

1e als een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het voertuig was, niet de houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd;

2e als blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd.

3.De belasting bedoeld in artikel 2 wordt niet geheven van degene die op de voet van het tweede lid, onderdeel b, als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, als deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het voertuig heeft gebruikgemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.

Artikel 4 Maatstaf van heffing, belastingtarieven en belastingtijdvak

  • 1.

    De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.

  • 2.

    Voor de berekening van de parkeerbelasting wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde tijdseenheid als een volle eenheid aangemerkt.

Artikel 5 Wijze van heffing

De belasting bedoeld in artikel 2, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte. Als voldoening op aangifte wordt aangemerkt het bij de aanvang van het parkeren in werkingstellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college van burgemeester en wethouders gestelde voorschriften.

Artikel 6 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De belasting bedoeld in artikel 2 is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren, tenzij het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het via de telefoon of ander communicatiemiddel inloggen op de centrale computer. In dat laatste geval is de belasting achteraf verschuldigd.

  • 2.

    Van de parkeerbelastingen wordt onverminderd het bepaalde in het derde lid, geen

ontheffing verleend.

3.Ingeval de belasting als bedoeld in artikel 2 is voldaan door middel van betaling voor

een parkeerkaart met een geldigheidsduur van twee of meer aansluitende perioden van zeven aaneensluitende dagen, wordt op verzoek ontheffing verleend over het aantal volle perioden van zeven aaneensluitende dagen dat resteert na de datum van ontvangst van het verzoek en de parkeerkaart waar het betrekking op heeft.

Artikel 7 Vrijstellingen

De belasting als bedoeld in artikel 2 wordt niet geheven ter zake van het parkeren door

de houder van een motorvoertuig dan wel een gehandicaptenvoertuig:

  • 1.

    in de C-zones, indien een geldige gehandicaptenparkeerkaart duidelijk zichtbaar is aangebracht;

  • 2.

    in de A- en B-zones tot een maximum van drie uur, indien een geldige gehandicaptenparkeerkaart en een conform de wettelijke voorschriften ingestelde parkeerschijf duidelijk zichtbaar zijn aangebracht.

Artikel 8 Termijnen van betaling

  • 1.

    De belasting als bedoeld in artikel 2, moet overeenkomstig de aangifte betaald worden bij de aanvang van het parkeren;

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in het vorige lid moet de belasting overeenkomstig de aangifte worden betaald binnen een maand na het einde van het parkeren, indien het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het via een telefoon of ander communicatiemiddel inloggen op de centrale computer.

  • 3.

    Een naheffingsaanslag moet terstond worden betaald.

Artikel 9 Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen

De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de

belasting bedoeld in artikel 2 mag worden geparkeerd geschiedt in alle gevallen door het

college van burgemeester en wethouders bij openbaar te maken besluit.

Artikel 10 Kosten

De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2

bedragen € 56,00.

Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven voor de heffing en de invordering van de parkeerbelasting.

Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De ‘Verordening parkeerbelasting 2013 van 8 november 2012, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking per 15 september 2013.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 15 september 2013.

  • 4.

    Deze verordening wordt aangehaald als ‘1e wijziging verordening parkeerbelasting 2013’.