Regeling vervallen per 01-01-2015

Verordening liggeld voor woonschepen 2014

Geldend van 01-01-2014 t/m 31-12-2014

Intitulé

Verordening liggeld voor woonschepen 2014

De raad van de gemeente Haarlemmermeer;

gelezen het voorstel van het college van Burgemeester en Wethouders van 1 oktober 2013,

nummer 2013.0068396;

gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdeel a en b, van de Gemeentewet;

besluit:

vast te stellen de volgende verordening:

Verordening op de heffing en de invordering van liggeld voor woonschepen 2014.

("Verordening liggeld voor woonschepen 2014").

Artikel 1

Begripsomschrijving

Deze verordening verstaat onder woonschip: een vaartuig dat uitsluitend of hoofdzakelijk als woning wordt gebruikt of tot woning is bestemd.

Artikel 2

Belastbaar feit

Onder de naam 'liggeld voor woonschepen' wordt een recht geheven voor het innemen van een ligplaats met een woonschip op de aangewezen ligplaatsen binnen de gemeente.

Artikel 3

Belastingplicht

  • 1.

    Het recht als bedoeld in artikel 2 wordt geheven van degene die de ligplaats heeft. Als degene die de ligplaats heeft wordt aangemerkt de houder van een vergunning, dan wel de hoofdbewoner van het woonschip. Wie als hoofdbewoner wordt aangemerkt wordt naar de omstandigheden beoordeeld.

  • 2.

    Bij gebreke van de in het eerste lid bedoelde vergunninghouder dan wel de hoofdbewoner, wordt het recht als bedoeld in artikel 2 geheven van de eigenaar van het woonschip.

Artikel 4

Maatstaf van heffing en tarieven

Het recht als bedoeld in artikel 2 wordt geheven naar de lengte van het woonschip en bedraagt per belastingjaar per woonschip:

  • 1.

    voor de eerste 15 meter lengte van het woonschip, € 373,87;

  • 2.

    voor elke meter of gedeelte daarvan waarmee het woonschip de lengte van 15 meter overschrijdt, bovendien € 52,45.

Artikel 5

Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 6

Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 7

Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdgelang

  • 1.

    Het recht als bedoeld in artikel 2 is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het jaar aanvangt, is het recht verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat belastingjaar verschuldigde recht als er in dat belastingjaar, na de aanvang van de belastingplicht nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat belastingjaar verschuldigde recht als er in dat belastingjaar, na het eindigen van de belastingplicht nog volle kalendermaanden overblijven. Het verzoek om ontheffing dient binnen zes weken na de opgetreden wijziging te zijn ingediend.

  • 4.

    Voor belastingbedragen tot € 10,00 vindt geen invordering plaats. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op een aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen liggeld voor woonschepen of andere heffingen aangemerkt als één belastingbedrag.

Artikel 8

Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald binnen twee maanden na dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid geldt, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat, het bedrag daarvan meer is dan € 100,00 en minder is dan € 5.000,00 en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, moeten de aanslagen worden betaald in negen gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de tweede maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens één maand later.

  • 3.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 9

Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van het liggeld voor woonschepen.

Artikel 10

Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De Verordening liggeld voor woonschepen 2013 van 8 november 2012 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking, maar niet eerder dan 1 januari 2014.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2014.

  • 4.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening liggeld voor woonschepen 2014.