Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Haarlemmermeer houdende regels omtrent onderzoek Verordening op het onderzoeksrecht van de raad 2017

Geldend van 09-02-2019 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2019

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Haarlemmermeer houdende regels omtrent onderzoek Verordening op het onderzoeksrecht van de raad 2017

[Deze regeling is op 2 januari 2019 met terugwerkende kracht van toepassing verklaard voor het gehele grondgebied van de gemeente Haarlemmermeer. Dit besluit is bekend gemaakt in Gemeenteblad 2019, 26889.]

De raad van de gemeente Haarlemmermeer;

gelet op artikel 155a Gemeentewet;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

verordening op het onderzoeksrecht van de raad 2017

Artikel 1 Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1. onderzoek: een onderzoek als bedoeld in artikel 155a, eerste lid, van de Gemeentewet;

  • 2. onderzoekscommissie: een commissie als bedoeld in artikel 155a, derde lid, van de Gemeentewet.

Artikel 2 Instellen van het onderzoek/onderzoekscommissie

  • 1. Op voorstel van een of meer van zijn leden kan de raad besluiten een onderzoek in te stellen als bedoeld in artikel 155a lid 1 Gemeentewet.

  • 2. Zo snel mogelijk na dit besluit benoemt de raad een onderzoekscommissie van tenminste drie leden.

  • 3. De raad wijst desgewenst een genoegzaam aantal plaatsvervangende leden aan.

Artikel 3 Voorzitter/plaatsvervangend voorzitter

  • 1. De leden van de onderzoekscommissie kiezen uit hun midden een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter.

  • 2. De voorzitter is belast met:

    • a.

      het leiden van de beraadslaging en zitting;

    • b.

      het handhaven van de orde;

    • c.

      het doen naleven van bij of krachtens deze verordening gestelde regels;

    • d.

      hetgeen deze verordening hem verder opdraagt.

Artikel 4 Beëindiging van het lidmaatschap

  • 1. Het lidmaatschap van de onderzoekscommissie eindigt indien:

    • a.

      de raad besluit tot opheffing van de onderzoekscommissie;

    • b.

      een lid ophoudt lid te zijn van de raad;

    • c.

      de onderzoekscommissie besluit een lid van zijn commissie te horen;

    • d.

      een lid ontslag neemt;

    • e.

      de raad een lid ontslaat na een gemotiveerd voorstel hiertoe van de onderzoekscommissie.

  • 2. Een lid van de onderzoekscommissie kan op elk moment ontslag nemen. Hiervan brengt hij de raad en de voorzitter van de onderzoekscommissie zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte.

  • 3. In openstaande vacatures wordt zo spoedig mogelijk voorzien.

  • 4. De leden 1 tot en met 3 zijn van overeenkomstige toepassing op de plaatsvervangende leden.

Artikel 5 Bevoegdheden van de onderzoekscommissie

  • 1. De onderzoekscommissie besluit alvorens het eerste getuigenverhoor plaats vindt of getuigen uitsluitend verhoord worden na het afleggen van de eed of belofte.

  • 2. De onderzoekscommissie kan buiten de in artikel 155b, eerste lid, van de Gemeentewet genoemde personen tevens anderen verzoeken om medewerking aan het onderzoek te verlenen. Laatstgenoemde medewerking geschiedt slechts op vrijwillige basis.

  • 3. De onderzoekscommissie kan besluiten derden in te schakelen voor het uitvoeren van opdrachten die zij in het kader van de onderzoeksopdracht en de uitoefening van haar taak nodig acht.

  • 4. De onderzoekscommissie kan in het belang van het onderzoek in beslotenheid met een ieder verkennende en informatieve gesprekken voeren, welke als zodanig geen onderdeel van het onderzoek uitmaken.

  • 5. De onderzoekscommissie kan bovengenoemde bevoegdheden, met uitzondering van het houden van verkennende gesprekken, uitsluitend uitoefenen indien ten minste drie van haar leden aanwezig zijn.

  • 6. De onderzoekscommissie besluit met meerderheid van stemmen.

  • 7. De onderzoekscommissie stelt in een protocol nadere regels omtrent het onderzoek vast. In het protocol wordt in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      de wijze van rapportage van de onderzoekscommissie aan de raad;

    • b.

      op welke wijze contacten met personen als bedoeld in artikel 155b, eerste lid, Gemeentewet, en derden plaatsvinden.

  • 8. De verordening op de raadscommissies is niet van toepassing.

Artikel 6 Ambtelijke bijstand

  • 1. De raad benoemt ter ondersteuning van de onderzoekscommissie een commissiegriffier.

  • 2. De commissiegriffier is bij iedere zitting aanwezig.

  • 3. Bij zijn verhindering of afwezigheid wordt zijn plaats ingenomen door een daartoe door de raad aangewezen vervanger.

  • 4. De verordening ambtelijke bijstand is niet van toepassing.

Artikel 7 Verkennende gesprekken

  • 1. Een verkennend gesprek kan, behalve door één of meer leden van de onderzoekscommissie, worden gevoerd door een derde die op grond van artikel 5, derde lid, door de onderzoekscommissie is ingeschakeld.

  • 2. De commissiegriffier draagt zorg voor de verslaglegging van verkennende gesprekken. In dit verslag wordt in elk geval vermeld:

    • a.

      de namen van de aan- en afwezige leden van de onderzoekscommissie;

    • b.

      de namen en hoedanigheid van eventueel andere aanwezigen;

    • c.

      een zakelijke weergave van hetgeen besproken is.

Artikel 8 Informatieve gesprekken

  • 1. De commissiegriffier draagt zorg voor de verslaglegging van informatieve gesprekken. In dit verslag wordt in elk geval vermeld:

    • a.

      De namen van de aanwezigen en hun hoedanigheid;

    • b.

      Een tenminste zakelijke vermelding van wat over en weer is gezegd en wat verder tijdens het gesprek is voorgevallen;

    • c.

      De tijdens het gesprek eventueel overgelegde bescheiden, die aan het verslag kunnen worden gehecht;

  • 2. Na vaststelling van het verslag door de onderzoekscommissie wordt het verslag ondertekend door de voorzitter en commissiegriffier.

Artikel 9 Zittingen

  • 1. De voorzitter van de commissie bepaalt plaats en tijdstip van de zitting en brengt die ter openbare kennis.

  • 2. De voorzitter roept de leden van de onderzoekscommissie, getuigen en deskundigen ten minste twee weken voor de zitting op.

  • 3. Binnen drie werkdagen na verzending van de oproep kunnen de getuigen en deskundigen onder opgaaf van redenen de voorzitter verzoeken het tijdstip van de zitting te wijzigen.

  • 4. De beslissing van de voorzitter op dit verzoek wordt uiterlijk één week voor het tijdstip van de zitting aan de betrokken getuige of deskundige medegedeeld.

Artikel 10 Verslaglegging zitting

  • 1. De commissiegriffier draagt zorg voor de verslaglegging van de zitting.

  • 2. Het verslag vermeldt de namen van de aanwezigen en hun hoedanigheid voor zover van belang.

  • 3. Het verslag houdt een woordelijke vermelding in van wat over een weer is gezegd en wat verder ter zitting is voorgevallen.

  • 4. Het verslag verwijst naar de op de zitting overgelegde bescheiden, die aan het verslag kunnen worden gehecht.

  • 5. Na vaststelling van het verslag door de onderzoekscommissie wordt het verslag ondertekend door de voorzitter en commissiegriffier.

Artikel 11 Toehoorders en de pers

  • 1. De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare zittingen bijwonen.

  • 2. Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.

  • 3. De voorzitter is bevoegd toehoorders die op enigerlei wijze de orde van de vergadering verstoren, te doen vertrekken.

Artikel 12 Geluid- en beeldregistraties

Degenen die tijdens de openbare zitting geluid- dan wel beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.

Artikel 13 Beraadslagingen

  • 1. De onderzoekscommissie beraadslaagt indien een lid dat nodig acht.

  • 2. De onderzoekscommissie beraadslaagt achter gesloten deuren, tenzij door een meerderheid van de commissie anders wordt bepaald.

  • 3. Van beraadslagingen wordt een verslag gemaakt waarin in elk geval wordt vermeld:

    • a.

      de namen van de aan- en afwezige leden;

    • b.

      de namen en hoedanigheid van eventuele andere aanwezigen;

    • c.

      een weergave van gemaakte afspraken;

    • d.

      een weergave van actiepunten die voortvloeien uit de vergadering.

  • 4. De onderzoekscommissie kan besluiten om een woordelijk verslag van een bijeenkomst of een deel daarvan op te stellen.

Artikel 14 Geheimhouding

  • 1. De leden van de onderzoekscommissie gaan vertrouwelijk om met informatie die niet nadrukkelijk openbaar is.

  • 2. De onderzoekscommissie besluit in meerderheid om informatie openbaar te maken.

  • 3. De onderzoekscommissie kan in een besloten vergadering, op grond van artikel 86 lid 1 Gemeentewet, omtrent het in die vergadering met gesloten deuren behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan de onderzoekscommissie worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Geheimhouding omtrent het in een besloten vergadering behandelde wordt tijdens de vergadering opgelegd. De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen, tot de onderzoekscommissie haar opheft.

  • 4. Indien conform lid 3 geheimhouding wordt opgelegd wordt dit staande de vergadering op schrift gesteld. Dit document wordt, bij aanvang van de vergadering, door zowel de voorzitter en ambtelijk secretaris van de onderzoekscommissie als de aanwezige gesprekspartner(s) getekend.

Artikel 15 Afronding onderzoek

  • 1. De onderzoekscommissie legt na afronding van het onderzoek haar bevindingen voor aan de raad.

  • 2. Op verzoek van een lid van de commissie wordt in de bevindingen of een onderdeel daarvan melding gemaakt van een afwijkend gevoelen.

Artikel 16 Slotbepalingen

  • 1. De Verordening op het onderzoeksrecht van de raad 2005 wordt ingetrokken.

  • 2. Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na die waarop zij bekend is gemaakt.

  • 3. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening op het onderzoeksrecht van de raad 2017.

Artikelsgewijze toelichting

Het onderzoeksrecht van de raad is uitvoerig geregeld in de artikelen 155a tot en met 155f van de Gemeentewet. Deze verordening, die in nauwe samenhang met de artikelen uit de Gemeentewet dient te worden gelezen, bevat nadere regels met betrekking tot dit onderzoeksrecht. Het onderzoeksrecht is een exclusief recht van de raad dat ingevolge artikel 156, tweede lid, van de Gemeentewet niet overdraagbaar is.

Artikel 1 Begripsbepalingen

Dit artikel spreekt voor zich

Artikel 2 Instellen van het onderzoek

Een onderzoek kan worden ingesteld naar het door het college of de burgemeester gevoerde bestuur. Dit gebeurt op voorstel van leden van de raad, bij raadsbesluit.

Indien de raad tot een onderzoek besloten heeft dient zo spoedig mogelijk besloten te worden omtrent het aantal leden dat in de onderzoekscommissie plaats zal nemen en welke leden dat zijn (samenstelling). Omdat de onderzoekscommissie ingevolge artikel 5 van deze verordening besluit met meerderheid van stemmen verdient het aanbeveling om een oneven aantal leden te benoemen. Op deze wijze kan het staken van stemmen worden voorkomen.

Het derde lid voorziet in de benoeming van plaatsvervangende leden. Het aantal plaatsvervangende leden is afhankelijk van de omvang van de onderzoekscommissie. Een plaatsvervangend lid heeft geen kennis van de informatie die de onderzoekscommissie onder zich heeft. Het plaatsvervangend lid voegt zich slechts tijdelijk bij de onderzoekscommissie indien er minder dan drie leden van de commissie aanwezig zijn en de uitoefening van bevoegdheden anders geen doorgang kan hebben. Op dat moment verzoekt de voorzitter van de onderzoekscommissie een plaatsvervangend lid om aanwezig te zijn bij een bijeenkomst. Het plaatsvervangend lid ontvangt op dat moment de benodigde informatie om zijn taak uit te voeren. Wanneer het gewone lid van de onderzoekscommissie weer aanwezig kan zijn, geniet het de voorkeur dat dit lid zich weer bij de commissie voegt. Indien een lid van de onderzoekscommissie omwille een van de redenen in artikel 4 lid 1 van de verordening geen deel meer uit maakt van de commissie, besluit de raad tot een nieuwe benoeming. Dit is niet van rechtswege een van de plaatsvervangende leden.

Omdat de uitoefening van bevoegdheden van de onderzoekscommissie gekoppeld is aan de aanwezigheid van tenminste drie leden kan benoeming van plaatsvervangende leden bij een omvangrijke commissie achterwege blijven.

Artikel 3 Voorzitter/plaatsvervangend voorzitter

De voorzitter maakt tevens deel uit van de onderzoekscommissie en is derhalve niet slechts (technisch) voorzitter.

Artikel 4 Beëindiging van het lidmaatschap

In artikel 155a, zesde lid, van de Gemeentewet is bepaald dat de bevoegdheden en werkzaamheden van een onderzoekscommissie niet worden geschorst door het aftreden van de raad. Nu de onderzoekscommissie slechts mag bestaan uit leden van de raad brengt dat met zich mee dat bij het aantreden van een nieuwe raad de samenstelling van de onderzoekscommissie mogelijk zal moeten worden aangepast. Indien een individueel lid van de onderzoekscommissie op houdt lid te zijn van de raad eindigt derhalve tevens zijn lidmaatschap van de onderzoekscommissie.

Voorts eindigt een lidmaatschap uiteraard bij opheffing van de onderzoekscommissie en bij het nemen van ontslag. De raad kan tevens, indien dit wenselijk wordt geacht, de onderzoekscommissie tussentijds opheffen.

Daarnaast eindigt het lidmaatschap indien de onderzoekscommissie besluit een van haar leden te horen. Artikel 155c, tweede lid, van de Gemeentewet bepaalt namelijk dat een getuige of deskundige die door de onderzoekscommissie wordt gehoord, niet tevens lid is van de onderzoekscommissie.

Het bepaalde is tevens van toepassing op de plaatsvervangende leden.

Artikel 5 Bevoegdheden van de onderzoekscommissie

De onderzoekscommissie heeft op basis van de bepalingen uit de Gemeentewet reeds een aantal bevoegdheden. Zo bepaalt artikel 155c, vijfde lid, van de Gemeentewet dat de onderzoekscommissie kan besluiten dat getuigen uitsluitend worden verhoord na het afleggen van een eed of belofte. Omdat het tengevolge hiervan niet mogelijk is om de ene getuige wel en de andere niet onder ede te horen, is in artikel 5, eerste lid, van deze verordening bepaald dat de onderzoekscommissie hieromtrent een besluit neemt alvorens de eerste getuige of deskundige is gehoord.

Artikel 155b, eerste lid, Gemeentewet bepaalt de groep van personen die verplicht zijn mee te werken aan een onderzoek en jegens wie dwangmiddelen kunnen worden ingezet. Dit laat onverlet de mogelijkheid om personen buiten deze groep te horen, zij het op vrijwillige basis. Deze personen zijn niet verplicht om een verklaring onder ede af te leggen. Indien een onderzoekscommissie derhalve bepaald heeft dat alle getuigen en deskundigen onder ede gehoord worden, zijn deze personen hiervan uitgezonderd.

Naast het horen op vrijwillige basis kan een onderzoekscommissie ook informele (verkennende of informatieve) gesprekken voeren met getuigend en deskundigen. Deze gesprekken kunnen worden gebruikt om kennis en inzicht in de materie van de onderzoekscommissie te vergroten, getuigen en deskundigen te selecteren voor openbaar verhoor en het voorbereiden van de gesprekspartners op openbaar verhoor. Zoals in deze verordening is aangegeven maken deze gesprekken als zodanig geen deel uit van het onderzoek, omdat dat volgens de Gemeentewet niet kan. Het is daarom niet mogelijk om in de openbare verhoren of in de rapportage te citeren uit informatieve of verkennende gesprekken. Niemand kan worden verplicht om mee te werken aan een informatief of verkennend gesprek.

Ook bestaat de mogelijkheid om, bijvoorbeeld bij gebrek aan deskundigheid, opdrachten uit te besteden aan derden. Ingevolge artikel 155f Gemeentewet dient het college de door de raad geraamde kosten voor een onderzoek in een bepaald jaar op te nemen in de ontwerpbegroting. Voorstelbaar is dat hier tevens een post wordt opgenomen met betrekking tot deze (mogelijke) inschakeling van externen.

De onderzoekscommissie beslist ingevolge lid 6 met meerderheid van stemmen. Om deze reden wordt aanbevolen een oneven aantal leden te benoemen.

Het zevende lid bepaalt dat nadere regels ten aanzien van de wijze waarop derden worden benaderd in een protocol worden vastgelegd. Doel hiervan is om alle betrokkenen helderheid te verschaffen over de regelgeving omtrent het onderzoek. Denk hierbij bijvoorbeeld aan wat de status is van informatieve en verkennende gesprekken en zittingen en eenieder gelijk te behandelen. Tevens wordt hierin de wijze van rapportage aan de raad vastgelegd.

De verordening op de raadscommissies is hier buiten toepassing verklaard, omdat hierin zaken en bevoegdheden geregeld worden die bij het onderzoek niet toepasbaar dan wel onwenselijk zijn. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan het spreekrecht voor burgers.

Artikel 6 Ambtelijke bijstand

In de verordening is alleen de positie van de commissiegriffier opgenomen, omdat die een specifieke rol heeft bij het raadsonderzoek. De commissiegriffier wordt aangestuurd door en functioneert onder verantwoordelijkheid van de onderzoekscommissie.

Ingevolge artikel 155b, derde lid, Gemeentewet kan de onderzoekscommissie medewerking van ambtenaren aan het raadsonderzoek vorderen. Nadere bepalingen over deze medewerking kunnen worden vastgelegd in het protocol zoals bedoeld in artikel 5, zevende lid.

Het staat de raad vrij om te bepalen dat de ambtelijke bijstand binnen en/of buiten de raadsgriffie gezocht dient te worden. Het is voorstelbaar dat daartoe tijdelijke krachten van buiten worden ingehuurd of dat direct een beroep wordt gedaan op het ambtelijk apparaat.

Artikel 7 Verkennende gesprekken

In de toelichting bij artikel vijf wordt vermeld waar een verkennend gesprek wel en niet voor kan worden gebruikt. Bij een verkennend gesprek hoeven geen commissieleden aanwezig te zijn. Deze kan ook worden gevoerd door de (ingehuurde) ondersteuning in opdracht van de onderzoekscommissie. In het protocol zoals bedoeld in artikel 5, zevende lid, kunnen nadere regels worden gesteld ten behoeve van de verkennende gesprekken.

Artikel 8 Informatieve gesprekken

In de toelichting bij artikel vijf wordt vermeld waar een informatief gesprek wel en niet voor kan worden gebruikt. Bij een informatief gesprek dienen minstens drie commissieleden aanwezig te zijn. Dit volgt uit artikel 5, lid vijf, van de verordening. In het verslag wordt tenminste een zakelijke vermelding van wat over en weer is gezegd en wat verder tijdens het gesprek is voorgevallen weergegeven. Het kan wenselijk zijn om te kiezen voor woordelijke verslaglegging. Dit kan worden opgenomen in het protocol zoals bedoeld in artikel 5, zevende lid. In het protocol kunnen tevens nadere regels worden gesteld ten behoeve van de informatieve gesprekken

Artikel 9 Zittingen

Artikel 155d, eerste lid, van de Gemeentewet voorziet in de schriftelijke oproeping van getuigen en deskundigen die ter zitting dienen te verschijnen. Deze zitting dient te worden onderscheiden van de beraadslaging van de onderzoekscommissie, die ingevolge artikel 13 van de verordening achter gesloten deuren plaatsvindt. Op de zitting vinden de verhoren van getuigen en deskundigen plaats ex artikel 155c, zesde lid, van de Gemeentewet en zijn in beginsel openbaar.

De onderzoekscommissie kan ingevolge artikel 155c, zevende lid, van de Gemeentewet om gewichtige redenen echter besluiten dat een verhoor of een gedeelte ervan niet in het openbaar plaatsvindt. De aanwezigen bij het verhoor bewaren geheimhouding over hetgeen hen tijdens een besloten zitting ter kennis komt. De redenen om besloten te verhoren zijn hierbij anders die die genoemd in artikel 86, eerste lid, van de Gemeentewet. In artikel 86, eerste lid, wordt immers gesproken over belangen als bedoeld in artikel 10 Wet openbaarheid van bestuur. Dat is bij besloten zittingen in het kader van het onderzoeksrecht niet van belang. Slechts van belang is er of naar het oordeel van de onderzoekscommissie sprake is van gewichtige redenen. Het bepaalde in artikel 86, eerste lid, is derhalve niet van toepassing op het besluit om een verhoor besloten te laten plaatsvinden.

Artikel 10 Verslaglegging zitting

Het verdient aanbeveling om tijdens de verhoren een geluidsband mee te laten draaien of op andere wijze het gezegde exact vast te leggen. Op deze wijze ontstaat achteraf nooit discussie over hetgeen wel of niet gezegd is.

Artikel 11 Toehoorders en de pers

Artikel 26, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet regelen dat de voorzitter van de raad toehoorders die de orde verstoren, kan doen vertrekken en bij volharding in hun gedrag de toegang kan ontzeggen. Voor de onderzoekscommissie ontbreekt een dergelijke bepaling in de Gemeentewet. Het derde lid voorziet hier in.

Artikel 12 Geluid- en beeldregistraties

Aangezien de zittingen van een onderzoekscommissie in principe openbaar zijn, kunnen radio- en tv-stations geluids- en beeldregistraties maken. Dit is uiteraard niet het geval als het een besloten zitting betreft. De voorzitter kan aanwijzingen geven met betrekking tot bijvoorbeeld plaats en opstelling.

Artikel 13 Beraadslagingen

Beraadslaging vindt plaats achter gesloten deuren omdat de inhoud van een beraadslaging zich mogelijk niet voor openbaarheid leent. Het is zeer wel denkbaar dat er beraadslaagd wordt omtrent ondervragingsmethoden, tactieken en dergelijke, welke in het belang van het onderzoek niet naar buiten mogen worden gebracht. Daarnaast moet er vrij gesproken kunnen worden over personen en hetgeen door hen naar voren is gebracht.

Artikel 14 Geheimhouding

Om te voorkomen dat leden van de onderzoekscommissie zaken naar buiten brengen geldt als algemene regel dat alles vertrouwelijk wordt behandeld tot dat de commissie besluit om de informatie openbaar te maken. Dit geldt uiteraard niet voor informatie die al openbaar is, bijvoorbeeld omdat die is verkregen tijdens een openbare zitting. Het besluit om informatie openbaar te maken kan slechts in absolute meerderheid worden genomen. Dit betekent dat de meerderheid van de voltallige commissie benodigd is. Ook wanneer commissieleden niet aanwezig zijn, zich onthouden van stemmen of blanco stemmen, tellen zij mee voor het bepalen van het totale aantal stemmers.

Voorts kan de onderzoekscommissie besluiten om aan de gesprekspartners en andere aanwezigen bij een besloten vergadering geheimhouding op te leggen op al hetgeen is besproken. Verkennende en informatieve gesprekken worden hierbij gezien als een besloten vergadering. De onderzoekscommissie dient deze geheimhouding op te leggen in de besloten vergadering en op grond van artikel 86 lid 1 Gemeentewet en dus op (een van) de gronden van artikel 10 Wet Openbaarheid Bestuur. De geheimhouding dient staande de besloten vergadering opgelegd te worden. Het is niet mogelijk de geheimhouding achteraf op te leggen. Bij het opleggen van de geheimhouding dient aan de voorwaarden te zijn voldaan van een besluit in de zin van de Algemene Wet Bestuursrecht. Denk hierbij bijvoorbeeld aan; het besluit moet op schrift worden gesteld, dient voldoende gemotiveerd te zijn, er dient een belangenafweging gemaakt te worden en het besluit moet bekend worden gemaakt.

Om onduidelijkheid over de opgelegde geheimhouding te voorkomen, wordt dit besluit bij aanvang en staande de vergadering op schrift gesteld en door zowel de onderzoekscommissie als de gesprekspartner(s) ondertekend.

Artikel 15 Afronding onderzoek

Indien de onderzoekscommissie haar werkzaamheden heeft afgerond legt zij haar bevindingen voor aan de raad. De vorm waarin dit geschiedt wordt in deze verordening net nader bepaald en wordt in het kader van nadere regels als genoemd in artikel 5, zevende lid, van deze verordening door de onderzoekscommissie vastgelegd in het protocol. Hierbij zijn verschillende vormen mogelijk, variërend van een rapport tot een voorstel aan de raad. De vraag luidt hierbij wat de raad en onderzoekscommissie wenselijk achten. Dit kan bijvoorbeeld slechts een feitenrelaas van de onderzoekscommissie zijn, waarover de raad zich een oordeel vormt, of er kan door de commissie zelf ook een oordeel gevormd worden alvorens de raad zich hierover buigt.

Artikel 16 Slotbepalingen

Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening op het onderzoeksrecht van de raad 2017.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 6 juli 2017,

De voorzitter

Dhr. Th.L.N. Weterings

De griffier

Dhr. J. van der Rhee