Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer houdende regels omtrent de inkomstenvrijlating van de Participatiewet, IOAW en de IOAZ (Beleidsregels inkomstenvrijlating Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Haarlemmermeer 2021)

Geldend van 20-01-2021 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2021

Intitulé

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer houdende regels omtrent de inkomstenvrijlating van de Participatiewet, IOAW en de IOAZ (Beleidsregels inkomstenvrijlating Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Haarlemmermeer 2021)

Burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer;

gelet op de artikel 31 van de Participatiewet, artikel 4a en 8 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte werkloze werknemers en artikel 4a en 8 van de Wet inkomensvoorziening oudere gedeeltelijke arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

gelezen het voorstel d.d. 3 november 2020

besluit vast te stellen:

Beleidsregels inkomstenvrijlating Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Haarlemmermeer 2021

HOOFDSTUK 1: BEGRIPSBEPALING REGELING

Artikel 1. Begripsbepaling

Onder inkomstenvrijlating wordt verstaan het vrijlaten van de inkomsten die op grond van:

  • a.

    artikel 31, tweede lid onder n van de Participatiewet, artikel 8, tweede lid van de IOAW en artikel 8, derde lid van de IOAZ gedurende een periode van 6 maanden niet aangemerkt worden als middelen en die bijdragen aan arbeidsinschakeling;

  • b.

    artikel 31, tweede lid onder r van de Participatiewet, artikel 8, vijfde lid van de IOAW en artikel 8, negende lid van de IOAZ gedurende een periode van 30 aaneengesloten maanden niet aangemerkt worden als middelen en die bijdragen aan arbeidsinschakeling;

  • c.

    artikel 31, tweede lid onder y van de Participatiewet, artikel 4b en artikel 8, het zevende en achtste lid van de IOAW en artikelen 4b en artikel 8, elfde en twaalfde van de IOAZ niet aangemerkt worden als middelen, tenzij er niet langer sprake is van een medische urenbeperking.

HOOFDSTUK 2: BELEIDSREGELS INKOMSTENVRIJLATING

Artikel 2. Vaststelling recht

  • 1. De inkomstenvrijlating als bedoeld in artikel 1 van deze beleidsregels, gaat in op de eerste dag van de maand waaraan de inkomsten moeten worden toegerekend.

  • 2. Aan de inkomstenvrijlating als bedoeld in het eerste lid onder a van artikel 1 wordt als eerste toepassing gegeven, daarna wordt toepassing gegeven aan de inkomstenvrijlating als bedoeld in het eerste lid onder b van artikel 1, alvorens de inkomstenvrijlating als bedoeld in het eerste lid onder c van artikel 1 toe te passen.

  • 3. Voor toepassing van een inkomstenvrijlating dienen de inkomsten uit arbeid in deeltijd als bedoeld in lid 3, samen met andere inkomensbestanddelen, niet hoger te zijn dan de toepasselijke bijstandsnorm of grondslag.

  • 4. Als inkomsten uit arbeid in deeltijd worden mede aangemerkt:

    • doorbetaling van loon door de werkgever tijdens ziekte;

    • een uitkering op grond van de Wet arbeid en zorg of de Ziektewet in verband met ziekte als gevolg van zwangerschap en bevalling; of

    • inkomen uit arbeid in eigen bedrijf of zelfstandig beroep indien het aantal uren dat in dat bedrijf of beroep wordt gewerkt minder bedraagt dan 1225 uur op jaarbasis.

  • 5. Voor de periode van inkomstenvrijlating als bedoeld in artikel 1 onder a is niet vereist dat het een aaneengesloten periode betreft.

  • 6. Het college stelt het recht op een inkomstenvrijlating ambtshalve of, wanneer dit niet mogelijk is, op schriftelijke aanvraag vast.

  • 7. Het college stelt bij een aanvraag voor levensonderhoud, indien er sprake is van inkomsten, direct het recht op inkomstenvrijlating vast.

  • 8. Het college bepaalt, als dit noodzakelijk is, welke gegevens een uitkeringsgerechtigde voor de vaststelling van het recht op een inkomstenvrijlating moet verstrekken, alsmede de wijze en het tijdstip waarop hij de gegevens moet verstrekken.

Artikel 3. Geen recht op inkomstenvrijlating

  • 1. Geen recht op inkomstenvrijlating bestaat als belanghebbende:

    • a.

      illegale inkomsten uit arbeid verworven heeft;

    • b.

      jonger is dan 27 jaar.

  • 2. Indien bij toepassing van artikel 1 onder a de nieuwe uitkeringsperiode minder dan 6 maanden na de ingangsdatum van de inkomstenvrijlating aanvangt, ontstaat geen nieuw recht op inkomstenvrijlating.

  • 3. Indien bij toepassing van artikel 1 onder b de nieuwe uitkeringsperiode minder dan 30 maanden na de ingangsdatum van de inkomstenvrijlating aanvangt, ontstaat geen nieuw recht op inkomstenvrijlating.

Artikel 4. Eenmalige toekenning inkomstenvrijlating

  • 1. De inkomstenvrijlating wordt éénmaal per uitkeringsperiode toegekend.

  • 2. Als dezelfde uitkeringsperiode wordt aangemerkt:

    • a.

      de periode waarin een uitkering aaneengesloten of na een onderbreking die korter is dan 30 dagen wordt voortgezet;

    • b.

      de situatie waarin de uitkering wordt hersteld, na een onderbreking wegens verblijf in detentie, verblijf in het buitenland of verblijf in een inrichting, ongeacht de duur van de onderbreking;

    • c.

      de situatie waarin sprake is van voortzetting van een uitkering die in een andere gemeente al werd verstrekt;

    • d.

      de situatie waarin na wijziging van bijvoorbeeld woon- of gezinssituatie de uitkering met een andere norm wordt voortgezet.

Artikel 5. Herziening en intrekking recht inkomstenvrijlating

Het college kan het recht op een inkomstenvrijlating herzien of intrekken als een inkomstenvrijlating ten onrechte op de toepasselijke bijstandsnorm of grondslag van een uitkeringsgerechtigde toegepast is.

Artikel 6. Herziening, intrekking en terugvordering bijstand of uitkering

Als het college een besluit tot herziening of intrekking als bedoeld in artikel 5 van deze beleidsregels genomen heeft, herziet het college het recht op bijstand/uitkering of trekt deze in overeenkomstig artikel 54 lid 3 Participatiewet of artikel 17 IOAW en IOAZ en vordert de ten onrechte of te hoog verstrekte bijstand/uitkering terug.

HOOFDSTUK 3. SLOTBEPALING

Artikel 7. Slotbepaling

  • 1. Het college kan ter nadere uitvoering van deze beleidsregels uitvoeringsregels opstellen.

  • 2. In alle gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien of toepassing daarvan niet overeenkomt met de bedoeling van deze regels, beslist het college.

  • 3. Deze beleidsregels treden in werking op de eerste dag na die van bekendmaking en werken terug tot 1 januari 2021.

  • 4. De beleidsregels worden aangehaald als ‘Beleidsregels inkomstenvrijlating Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Haarlemmermeer 2021.

  • 5. Deze beleidsregels zijn van toepassing op aanvragen waarop op of na 1 januari 2021 een besluit wordt genomen.

Ondertekening