Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Haarlemmermeer houdende regels omtrent het referendum (Referendumverordening Haarlemmermeer 2020)

Geldend van 10-02-2021 t/m heden

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Haarlemmermeer houdende regels omtrent het referendum (Referendumverordening Haarlemmermeer 2020)

De raad van de gemeente Haarlemmermeer;

Gelezen het raadsvoorstel 4058948

gehoord de raadssessies van 23 mei 2019 en 30 januari 2020;

gelet op de artikelen 84, 149 en 154 van de Gemeentewet;

Besluit:

Vast te stellen de Referendumverordening Haarlemmermeer 2020

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    ict devices: informatie- en communicatievoorzieningen zoals genoemd in afdeling 3.3 van het rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers;

  • b.

    kiesgerechtigden: diegenen die aan de vereisten voor het stemrecht bij de verkiezing van de leden van de raad van de gemeente Haarlemmermeer voldoen, met dien verstande dat de leeftijdsgrens is gesteld op 16 jaar en ouder;

  • c.

    raad: de raad van de gemeente Haarlemmermeer

  • d.

    raadsvoorstel: een aan de raad voorgesteld besluit dat op de agenda van de raadsvergadering is opgenomen;

  • e.

    referendum: volksraadpleging waarbij de kiesgerechtigden zich uitspreken over een raadsvoorstel;

  • f.

    referendumcommissie: een commissie van externe leden

  • g.

    voorzitter: de voorzitter van de raad

Artikel 2. Referendum, initiatief, onderwerpen

  • 1. Er kan een referendum worden gehouden op initiatief van kiesgerechtigden en op initiatief van de raad.

  • 2. Onderwerp van een referendum is een raadsvoorstel, met uitzondering van besluiten:

    • a.

      over individuele kwesties, zoals benoemingen, ontslagen, schorsingen, kwijtscheldingen en schenkingen;

    • b.

      over de hoogte van geldelijke voorzieningen voor ambtsdragers, gewezen ambtsdragers en hun nabestaanden;

    • c.

      over de vaststelling, wijziging of intrekking van de arbeidsvoorwaardenregeling en daaruit voortvloeiende besluiten met betrekking tot de griffier en de medewerkers van de griffie;

    • d.

      over het voor kennisgeving aannemen van notities en rapporten;

    • e.

      in het kader van deze verordening;

    • f.

      over de vaststelling van de gemeentelijke begroting en de rekening;

    • g.

      over de vaststelling van gemeentelijke tarieven en belastingen;

    • h.

      ter uitvoering van een besluit van een hoger bestuursorgaan of de wetgever waaromtrent de raad geen beleidsvrijheid heeft;

    • i.

      die naar het oordeel van de raad hun grondslag vinden in een eerder genomen besluit waarover een referendum is gehouden of kon worden gehouden;

    • j.

      waarbij het belang van het referendum niet opweegt tegen de verantwoordelijkheid van de raad voor kwetsbare groepen en hun plaats in de samenleving;

    • k.

      waarvan de raad van mening is dat dringende redenen aanleiding zijn om geen referendum te houden.

Artikel 3. Initiatief van kiesgerechtigden, stap 1: inleidend verzoek

  • 1. Het inleidend verzoek om een referendum te houden wordt ondersteund door ten minste 0,33% van het aantal kiesgerechtigden, door middel van een digitale- of schriftelijke ondersteuningsverklaring, zoals bedoeld in het vijfde lid van dit artikel.

  • 2. Een inleidend verzoek wordt schriftelijk ingediend bij de voorzitter van de raad, uiterlijk zeven dagen voor de geagendeerde bespreking, of, als geen bespreking plaatsvindt, zeven dagen voor de geagendeerde stemming van het raadsvoorstel.

  • 3. De referendumcommissie toetst of het verzoek aan de voorwaarden genoemd in artikel 2 lid 2 sub a tot en met h voldoet en informeert de initiatiefnemer en de raad over de uitkomst. Indien het inleidend verzoek niet aan de voorwaarden voldoet informeert de voorzitter de initiatiefnemer hierover en biedt de mogelijkheid om dit binnen vijf dagen te herstellen. Indien de voorwaarden voor de referendumprocedure alsnog niet worden vervuld eindigt de procedure.

  • 4. De raad kan op basis van de kennisgeving van de voorzitter besluiten om voor het inzamelen van ondersteuningsverklaringen twee weken extra tijd te geven door de plenaire beraadslaging over het raadsvoorstel maximaal vier weken later te agenderen.

  • 5. Een ondersteuningsverklaring voor het inleidend verzoek bestaat uiteen (digitale) handtekening met de daarbij behorende naam, adres, woonplaats en geboortedatum, onder overlegging van een geldig legitimatiebewijs, of door middel van digitale validatie van de legitimatie.

  • 6. Ondersteuningsverklaringen voor het initiatief worden geplaatst op een daartoe door het college verstrekt formulier dat in het raadshuis gereed ligt en waarop de titel van het ontwerp raadsbesluit is opgenomen. In aanvulling hierop voorziet de gemeentelijke website in de mogelijkheid om digitale ondersteuningsverklaringen in te dienen. Deze digitale mogelijkheid komt zoveel mogelijk overeen met het papieren formulier voor de ondersteuningsverklaringen.

  • 7. De voorzitter van de raad controleert de ondersteuningsverklaringen op naam, adres, woonplaats en geboortedatum en kiesgerechtigdheid als bedoeld in het eerste lid.

  • 8. De raad beslist of het inleidend verzoek wordt ingewilligd.

  • 9. Als het verzoek wordt ingewilligd, behandelt de raad het raadsvoorstel waarop het verzoek zich richt.

    Het raadsvoorstel zoals dat luidt na verwerking van eventuele aangenomen amendementen, wordt vervolgens aangehouden tot de eerstvolgende vergadering na de dag waarop de uitslag van het referendum wordt bekendgemaakt, tenzij eerder negatief over de ontvankelijkheid van het referendumverzoek wordt beslist.

Artikel 4. Initiatief van kiesgerechtigden, stap 2: definitief verzoek

  • 1. Het definitief verzoek om een referendum te houden wordt ondersteund door middel van de ondersteuningsverklaringen door ten minste 5% van degenen die kiesgerechtigden zijn op de dag dat de raad heeft besloten dat het inleidend verzoek wordt ingewilligd.

  • 2. Een definitief verzoek wordt ingediend bij de voorzitter van de raad binnen zes weken na de dag dat de raad heeft besloten dat het inleidend verzoek wordt ingewilligd.

  • 3. Een ondersteuningsverklaring voor het definitief verzoek bestaat uit een (digitale) handtekening met de daarbij behorende naam, adres, woonplaats en geboortedatum, onder overlegging van een geldig legitimatiebewijs, of door middel van digitale validatie van de legitimatie.

  • 4. Ondersteuningsverklaringen worden geplaatst op een daartoe door de voorzitter van de raad verstrekt formulier waarop de titel van het ontwerp raadsbesluit is opgenomen. In aanvulling hierop voorziet de gemeentelijke website in de mogelijkheid om digitale ondersteuningsverklaringen in te dienen. Deze digitale mogelijkheid komt zoveel mogelijk overeen met het papieren formulier voor de ondersteuningsverklaringen.

  • 5. De voorzitter van de raad controleert de ondersteuningsverklaringen op naam, adres, woonplaats en geboortedatum en kiesgerechtigdheid als bedoeld in het eerste lid.

  • 6. De voorzitter van de raad maakt wekelijks bekend hoeveel geldige ondersteuningsverklaringen zijn ingediend.

  • 7. De voor het inleidend verzoek verzamelde ondersteuningsverklaringen tellen mee voor het definitief verzoek, voor zover de betrokken kiesgerechtigden niet zijn uitgesloten van het kiesrecht ten tijde van het definitieve verzoek.

  • 8. In de eerstvolgende vergadering van de raad na afloop van de termijn, bedoeld in het tweede lid, neemt de raad een besluit over het houden van het referendum.

Artikel 5. Initiatief van de raad

  • 1. De raad kan besluiten tot het houden van een referendum.

  • 2. Zo spoedig mogelijk nadat dit besluit is genomen, behandelt de raad het raadsvoorstel waarover het referendum zal worden gehouden. Het ontwerpraadsbesluit zoals dat luidt na verwerking van eventuele aangenomen amendementen, wordt vervolgens aangehouden totdat de uitslag van het referendum bekend is gemaakt.

Artikel 6. Datum stemming

  • 1. De raad bepaalt tegelijk met het besluit om een referendum te houden, of zo spoedig mogelijk daarna, de dag waarop de stemming over het referendum plaatsvindt.

  • 2. De stemming vindt plaats uiterlijk vier maanden na de dag waarop besloten is tot het houden van een referendum. De raad kan deze termijn met ten hoogste vier maanden verlengen om de stemming te combineren met een reguliere verkiezing of om te voorkomen dat de stemming in een schoolvakantie voor het basis- en voortgezet onderwijs valt die voor de regio is aangewezen.

Artikel 7. Vraagstelling referendum

  • 1. De raad stelt tegelijk met het besluit om een referendum te houden, of zo spoedig mogelijk daarna, de vraagstelling vast.

  • 2. Bij een referendum op initiatief van de kiesgerechtigden wordt aan de kiesgerechtigden de vraag voorgelegd of zij voor of tegen het ontwerp raadsbesluit zijn. Deze vraag kan geen betrekking hebben op afzonderlijke onderdelen van het ontwerp raadsbesluit.

  • 3. Bij een referendum op initiatief van de raad wordt aan de kiesgerechtigden de vraag voorgelegd of zij vóór of tegen het ontwerp raadsbesluit zijn en kan de vraag bestaan uit verschillende antwoordcategorieën of oplossingsrichtingen.

  • 4. Bij een referendum met verschillende antwoordcategorieën of oplossingsrichtingen stelt de raad de stemprocedure vast.

Artikel 8. Subsidieaanvragen

Burgemeester en wethouders stellen een aanvraagformulier beschikbaar welke een opgave bevat van de volgende gegevens:

  • a.

    de aard en inhoud van de activiteit en of deze in de zin van artikel 9, lid 2, voor het ontwerp raadsbesluit of een van de oplossingsrichtingen, tegen het ontwerp raadsbesluit of een van de oplossingsrichtingen of neutraal is;

  • b.

    de wijze waarop een bijdrage aan het publieke debat en de meningsvorming wordt gerealiseerd en het beoogde publieksbereik van de bijdrage;

  • c.

    een gespecificeerde begroting die inzicht geeft in de geraamde inkomsten en uitgaven voor zover deze betrekking hebben op de activiteit;

  • d.

    een zo concreet mogelijke tijdsplanning;

  • e.

    indien het een collectief van kiesgerechtigden betreft: de achternaam, voorletter(s), het adres, de woonplaats, de geboortedatum en de handtekening van vier kiesgerechtigden;

  • f.

    indien van toepassing de rechtsvorm, de statutaire naam, en het vestigingsadres van de rechtspersoon namens welke de aanvraag wordt gedaan en de handtekeningen van degene(n) die bevoegd is/zijn de rechtspersoon te vertegenwoordigen;

  • g.

    het rekeningnummer waarop het subsidiebedrag bij toekenning overgemaakt dient te worden.

Artikel 9. Budget, subsidieplafond en subsidiecriteria

  • 1. Onmiddellijk nadat is besloten tot het houden van een referendum, stelt de raad een budget vast voor de organisatie van en de voorlichting over het referendum.

  • 2. Tevens stelt de raad het subsidieplafond vast voor activiteiten ter ondersteuning van het publieke debat en de meningsvorming over het raadsvoorstel waarop het referendum betrekking heeft, dat wordt onderverdeeld in deelplafonds voor activiteiten die tot doel hebben:

    • a.

      de kiesgerechtigden te laten stemmen voor het raadsvoorstel;

    • b.

      de kiesgerechtigden te laten stemmen tegen het raadsvoorstel, en

    • c.

      het debat over het ontwerp raadsbesluit op neutrale wijze te bevorderen.

  • 3. Niet voor subsidie komen in aanmerking activiteiten die:

    • a.

      geheel of gedeeltelijk plaatsvinden na de dag van stemming;

    • b.

      met winstoogmerk worden ondernomen;

    • c.

      die zijn begonnen voordat over de subsidieaanvraag is beslist.

  • 4. Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan:

    • a.

      collectieven van ten minste tien kiesgerechtigde inwoners van de gemeente, en

    • b.

      rechtspersonen, met uitzondering van politieke groeperingen als bedoeld in hoofdstuk G van de Kieswet.

  • 5. Subsidieverlening vindt plaats aan de hand van de volgende criteria:

    • a.

      de activiteiten leveren naar redelijke verwachting een bijdrage aan het publieke debat en de meningsvorming;

    • b.

      de activiteiten zijn voldoende voor het publiek toegankelijk en/of de uitingen zijn voldoende openbaar;

    • c.

      de activiteiten zijn vooraf bekend gemaakt bij het publiek, althans wanneer de activiteiten zich daar redelijkerwijs voor lenen;

    • d.

      er is sprake van voldoende spreiding over aanvragers, soort en inhoud van de activiteiten;

    • e.

      het gevraagde bedrag staat in redelijke verhouding tot het product of het verwachte resultaat van de activiteit.

  • 6. De subsidie bedraagt 100% van de redelijke kosten van de activiteiten, met uitzondering van loonkosten en tot een maximum van € 5.000,-.

  • 7. Burgemeester en wethouders maken het subsidieplafond, de deelplafonds en de begin- en einddatum van de aanvraagtermijn bekend.

  • 8. Op subsidies verstrekt op grond van deze verordening is de Algemene subsidieverordening Haarlemmermeer niet van toepassing.

Artikel 10. Subsidieverlening en vaststelling

  • 1. Een week na afloop van de sluitingsdatum van de aanvraagtermijn beslissen burgemeester en wethouders over de subsidieverlening en informeren de referendumcommissie en de raad hierover.

  • 2. Subsidieverlening vindt plaats in volgorde van de door burgemeester en wethouders aangebrachte rangschikking, totdat het vastgestelde subsidieplafond of deelplafond is bereikt.

  • 3. Bij de rangschikking van de aanvragen kennen burgemeester en wethouders punten toe aan de hand van de volgende aspecten en tot het daarbij vermelde maximum aantal naar de mate waarin:

    • a.

      de activiteiten bijdragen aan het publieke debat en meningsvorming onder kiesgerechtigden: maximaal 20 punten;

    • b.

      de activiteiten voor het publiek toegankelijk zijn of de uitingen openbaar zijn: maximaal 20 punten;

    • c.

      de activiteiten bekendgemaakt zijn bij het publiek: maximaal 20 punten;

    • d.

      verschillende doelgroepen worden bereikt: maximaal 20 punten;

    • e.

      het gevraagde bedrag in verhouding staat tot het verwachte resultaat: maximaal 20 punten;

    • f.

      Bij een gelijk aantal punten wordt, indien het subsidie(deel)plafond wordt overschreden in gelijke verhouding toegekend.

  • 4. De verleende subsidie wordt uitgekeerd in de vorm van een voorschot.

  • 5. Uiterlijk acht weken na de dag van de stemming dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in. De aanvraag bevat een inhoudelijk verslag en bewijsstukken waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht.

  • 6. Burgemeester en wethouders besluiten uiterlijk acht weken na de datum van de aanvraag over de vaststelling van de subsidie.

Artikel 11. Samenstelling referendumcommissie

  • 1. De raad stelt een referendumcommissie in en benoemt haar leden.

  • 2. De referendumcommissie bestaat uit vijf leden en kiest uit haar midden de referendumcommissievoorzitter.

  • 3. De referendumcommissie wordt ondersteund door de griffier of een door de griffier aan te wijzen medewerker van de griffie.

  • 4. De voorzitter en de leden van de referendumcommissie kunnen geen deel uitmaken van of werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van bestuursorganen van de gemeente.

  • 5. De leden worden benoemd voor een periode van vier jaar. Aftredende leden kunnen eenmalig worden herbenoemd.

Artikel 12. Taken en vergaderingen referendumcommissie

  • 1. De referendumcommissie heeft tot taak:

    • a.

      de raad te adviseren over:

      • 1°.

        de vraag of sprake is van een uitgezonderd besluit als bedoeld in artikel 2, tweede lid;

      • 2°.

        de vraagstelling van een referendum inclusief de antwoordmogelijkheden en stemprocedure;

      • 3°.

        de datum van het te houden referendum, en

      • 4°.

        de mogelijkheid om de stemming digitaal uit te voeren;

    • b.

      de voorzitter van de raad te adviseren over het papieren en digitale formulier voor de ondersteuningsverklaringen;

    • c.

      burgemeester en wethouders te adviseren over:

      • 1°.

        de stembiljetten, en

      • 2°.

        de verstrekking van subsidies als bedoeld in artikel 9;

      • 3°.

        de vaststelling van beleidsregels ten behoeve van het verstrekken van subsidies zoals bedoeld in artikel 9;

      • 4°.

        het verlenen van subsidies zoals bedoeld in artikel 9.

    • d.

      toezicht te houden op:

      • 1°.

        de uitvoering van deze verordening, en

      • 2°.

        het objectieve of neutrale karakter van de door de gemeente te verstrekken voorlichting over het referendum;

    • e.

      klachten te behandelen in het kader van de toezichttaak, genoemd onder d;

    • f.

      binnen drie maanden na de dag waarop het referendum wordt gehouden dan wel binnen drie maanden nadat duidelijk is dat er geen referendum plaatsvindt, een evaluatie uit te brengen over het referendumproces.

  • 2. De referendumcommissie kan op eigen initiatief advies uitbrengen over aanpassingen van deze verordening, over de bij referenda en referendumverzoeken te volgen procedure en over alle overige zaken die het referendum betreffen en die zij van belang acht.

  • 3. De referendumcommissie vergadert in beslotenheid.

  • 4. De adviezen van de referendumcommissie zijn openbaar.

  • 5. De referendumcommissie komt in ieder geval eenmaal per jaar bijeen.

  • 6.

    • a.

      De leden van de referendumcommissie ontvangen vergoeding voor hun werkzaamheden conform de Verordening rechtspositie Raads- en commissieleden Haarlemmermeer 2019;

    • b.

      De leden van de referendumcommissie voorzien zelf in ict-devices om hun werkzaamheden uit te kunnen voeren.

  • 7. De referendumcommissie kan nadere regels vaststellen voor haar werkwijze en stuurt deze ter informatie aan de gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 13. Procedure voorbereiding, stemming, uitslagbepaling en bekendmaking

Op de procedure ter voorbereiding, stemming, en de vaststelling en bekendmaking van de uitslag van het referendum zijn de hoofdstukken E, paragrafen 2 en 4, J, L, N, paragraaf 1, en P, paragrafen 1 en 4, van de Kieswet van overeenkomstige toepassing, voor zover bij deze verordening niet anders is bepaald.

Artikel 14. Uitslag

  • 1. Het referendum is geldig, indien het aantal geldig uitgebrachte stemmen meer bedraagt dan 30% van het aantal kiesgerechtigden.

  • 2. Het centraal stembureau geeft aan hoeveel stemmen voor en tegen het ontwerp raadsbesluit zijn uitgebracht alsmede het aantal blanco en ongeldige stemmen en het aantal stemmen bij volmacht. Het centraal stembureau stelt vast of een meerderheid voor dan wel tegen het ontwerp raadsbesluit heeft gestemd waarbij blanco en ongeldige stemmen buiten beschouwing worden gelaten.

  • 2. Het centraal stembureau berekent de uitslag van het referendum op basis van de gewone meerderheid van het totale aantal uitgebrachte stemmen.

  • 3. Het centraal stembureau brengt de uitslag over aan de raad, vergezeld van het proces-verbaal, en maakt beide onverwijld bekend op een algemeen toegankelijke wijze.

  • 4. In geval van een meerkeuze referendum op initiatief van de raad wordt de keuzemogelijkheid die de meeste stemmen heeft gekregen als referendumuitspraak vastgesteld en bekendgemaakt op een algemeen toegankelijke wijze.

  • 5. De raad doet op basis van het door het centraal stembureau vastgestelde proces-verbaal een uitspraak over of de stemming op wettige wijze is geschied.

  • 6. Indien de raad uitspreekt dat de stemming niet op wettige wijze is geschied overlegt de voorzitter met de raad over het vervolg.

Artikel 15. Strafbepaling

Met een hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie wordt gestraft degene die:

  • a.

    stembiljetten, volmachtbewijzen of stempassen namaakt of vervalst met het oogmerk deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;

  • b.

    stembiljetten, volmachtbewijzen of stempassen die hij zelf heeft nagemaakt of vervalst of waarvan de valsheid of vervalsing hem, toen hij deze ontving, bekend was, opzettelijk als echt en onvervalst gebruikt of door anderen doet gebruiken;

  • c.

    stembiljetten, volmachtbewijzen of stempassen voorhanden heeft met het oogmerk om deze wederrechtelijk te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;

  • d.

    als gemachtigde stemt voor een persoon, wetende dat deze is overleden;

  • e.

    bij een referendum door gift of belofte een kiesgerechtigde omkoopt om volmacht te geven tot het uitbrengen van zijn stem;

  • f.

    stelselmatig personen aanspreekt of anderszins persoonlijk benadert ten einde hen te bewegen het formulier op hun oproepingskaart, bestemd voor het stemmen bij volmacht, te ondertekenen en deze kaart af te geven.

Artikel 16. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 14 januari 2021

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Referendumverordening Haarlemmermeer 2020

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 14 januari 2021.

De griffier,

J. van der Rhee B.Ha

De voorzitter

M.H.F. Schuurmans-Wijdeven

Toelichting

Artikel 1. Definities

Kiesgerechtigd

Voor het begrip ‘kiesgerechtigd’ is aangesloten bij degene die gerechtigd is deel te nemen aan de raadsverkiezingen, zoals in artikel B3 van de Kieswet is geregeld, met dien verstande dat de leeftijdsgrens op 16 jaar is gesteld.

Referendum

Deze verordening gaat uit van een referendum op basis van een ontwerp raadsbesluit. Een referendum is te zien als een advies van burgers aan de raad over een voorgenomen besluit.

Artikel 2. Referendum, initiatief, onderwerpen

Eerste lid

De raad beslist of er een referendum kan worden gehouden. Onderwerp van een referendum is een ontwerp raadsbesluit in zijn geheel. In de praktijk kan het zijn dat onderdelen van het besluit tot meer of minder discussie leiden, maar het is niet mogelijk om daar onderscheid in te maken door een onderdeel uit het ontwerp raadsbesluit centraal te stellen en aan een referendum te onderwerpen.

Tweede lid

Bepaalde onderwerpen waarover de raad een besluit kan nemen lenen zich minder goed voor een referendum. Deze zijn hier als uitzondering opgenomen. De lijst is gebaseerd op de ervaringen met onder meer de Tijdelijke referendumwet en autonome gemeentelijke verordeningen; bij de onderdelen f en g gaat het om het budgetrecht van de raad.

Artikel 3. Initiatief van kiesgerechtigden, stap 1: inleidend verzoek

Het inleidend verzoek heeft twee functies: het aantonen dat er binnen de gemeente enig draagvlak is voor een referendum en een toetsmoment of over het ontwerp raadsbesluit een referendum kan worden gehouden. Daarom is het aantal handtekeningen voor het inleidend verzoek laag gesteld op 0,33% van het aantal kiesgerechtigden. Het definitief verzoek (artikel 4) moet aantonen dat er voldoende draagvlak binnen de gemeente is om daadwerkelijk een referendum te houden. Voor het definitieve verzoek geldt een percentage van 5% van de kiesgerechtigden.

Vijfde en zesde lid

Ondersteuningsverklaringen kunnen in de procedure voor het inleidend verzoek schriftelijk en digitaal worden ingediend.

Zevende lid

Bij het controleren van de geldigheid van de handtekeningen wordt beoordeeld of diegenen die de ondersteuningsverklaring indienen kiesgerechtigd zouden zijn voor de raadsverkiezingen – zoals gedefinieerd in artikel 1- op het moment dat de voorzitter van de raad het formulier voor de ondersteuningsverklaringen verstrekt. Bij het zetten van de handtekening is nog niet bekend of, en zo ja, wanneer het referendum gehouden wordt. Daarom wordt hier voor een andere peildatum gekozen dan de dag van het referendum. Om verwarring over deze peildatum te voorkomen is het goed om deze uitgiftedatum ook op het ondersteuningsformulier te zetten.

Achtste lid

De raad beslist of het inleidend verzoek kan worden ingewilligd. Hierbij wordt getoetst aan de in artikel 2, tweede lid, sub a tot en met h vermelde onderwerpenlijst. En wordt beoordeeld of er een voldoende aantal geldige ondersteuningsverklaringen is. De referendumcommissie heeft hierbij een adviserende rol.

Het besluit van de raad op het inleidend verzoek is een besluit in de zin van de Awb. Hiertegen staat bezwaar en beroep open.

Negende lid

Als de raad het ontwerp raadsbesluit referendabel acht, wordt het inhoudelijk besproken, waarbij uiteraard amendementen en moties kunnen worden ingediend. Over het ontwerp raadsbesluit zelf wordt niet gestemd. Dit gebeurt pas nadat het referendum is gehouden, of nadat de raad heeft besloten dat er geen referendum gehouden kan worden.

Artikel 4. Initiatief van kiesgerechtigden, stap 2: definitief verzoek

De procedure voor het definitief verzoek is in grote lijnen gelijk aan die voor het inleidend verzoek. Dit houdt onder meer in dat de voorzitter van de raad controleert op voldoende handtekeningen van kiesgerechtigden. De kiesgerechtigdheid is hier gekoppeld aan de dag waarop de raad besloten heeft dat het inleidend verzoek wordt ingewilligd. Voor het aantal ondersteuningsverklaringen wordt ten minste 5% van het aantal kiesgerechtigden gehanteerd. Ook de procedure voor het definitief verzoek kan digitaal worden ondersteund.

Artikel 5. Initiatief van de raad

De raad kan zelf het initiatief nemen om een referendum te houden. Vaak zal het voorstel daartoe van een of meer raadsleden of fracties afkomstig zijn. Elk raadslid heeft op grond van artikel 147a van de Gemeentewet het recht van initiatief om een (uitgewerkt) voorstel voor bijvoorbeeld een referendum te doen. Ook kan elk raadslid een motie daartoe indienen. Een initiatiefvoorstel of motie kan bijvoorbeeld een voorstel voor een referendum inhouden over een onderwerp waarbij aan kiesgerechtigden alternatieven wordt voorgelegd en waarbij het college wordt verzocht een en ander in een nota uit te werken. Over een initiatiefvoorstel moet op grond van artikel 147a, vierde lid, van de Gemeentewet het college de gelegenheid krijgen wensen en bedenkingen naar voren te brengen. Initiatiefvoorstellen en moties worden behandeld conform het Reglement van Orde van de raad. Op grond van artikel 12, eerste lid, onder a, heeft de referendumcommissie de taak te adviseren alvorens de raad besluit een referendum te houden. Het is daarom zaak om een voorgenomen referenduminitiatief zo snel mogelijk bij de referendumcommissie te melden. Het initiatiefvoorstel of de motie kan resulteren in een besluit van de raad tot het houden van een referendum als bedoeld in artikel 7, eerste lid.

Artikel 6. Datum stemming

Over de dag van de stemming brengt de referendumcommissie advies uit (artikel 12, eerste lid, onder a, sub 3°).

Artikel 7. Vraagstelling referendum

De raad stelt de vraagstelling van het referendum vast na advies van de referendumcommissie; deze zal daarover doorgaans in overleg treden met de initiatiefnemers van het referendum en de portefeuillehouder uit het college.

Tweede lid

Bij een referendum op initiatief van de kiesgerechtigden ligt de vraagstelling grotendeels vast: de vraag is gekoppeld aan het ontwerp raadsbesluit. Doorgaans zal hierdoor de vraagstelling zijn bent u voor of tegen het ontwerp raadsbesluit. Soms wordt in een raadsvoorstel een keuzemogelijkheid aan de raad gegeven, als dit voorstel het onderwerp is van een referendum zal aan de kiesgerechtigden deze keuze mogelijkheden worden voorgelegd. Bij een referendum op initiatief van de raad kan de vraagstelling een andere vorm krijgen. De raad kan aan de kiesgerechtigde inwoners de (eenvoudige) vraag voorleggen of zij vóór dan wel tegen het ontwerp raadsbesluit zijn, de raad kan er ook voor kiezen om verschillende antwoordcategorieën of oplossingsrichtingen aan de kiesgerechtigden voor te leggen.

Vierde lid

Als meer dan twee alternatieven worden voorgelegd, is er waarschijnlijk geen meerderheid voor een van de opties. Er zijn mogelijkheden waarbij ook inzicht wordt verkregen over de tweede of derde voorkeur van kiesgerechtigden. Als er gekozen wordt voor verschillende antwoordcategorieën of oplossingsrichtingen zal de referendumcommissie hierover adviseren met een voorstel voor de stemprocedure. Wat de meest geschikte stemprocedure is, hangt mede af van het aantal mogelijke antwoordopties en de aard ervan. Drie mogelijkheden zijn: (a) het uitbrengen van één stem op een antwoordmogelijkheid naar keuze; (b) het uitbrengen van één of meerdere stemmen op elk van de antwoordmogelijkheden die de kiezers verkiest (‘approval voting’); (c) het plaatsen van de antwoordmogelijkheden in volgorde van voorkeur (waarbij indien geen van de alternatieven een meerderheid heeft de stemmen van het minst populaire alternatief kunnen worden overgeheveld naar de keuze van tweede voorkeur bij de betreffende kiezers).

Artikel 9. Budget, subsidieplafond en subsidiecriteria

Eerste lid

Als duidelijk is dat er een referendum komt, dient de raad een budget vast te stellen. Allereerst voor de organisatie van het referendum zelf (stempassen, stembiljetten, stembureaus, enz). Daarnaast een bedrag voor voorlichting. Er kan vanuit de gemeente een folder worden opgesteld met neutrale informatie over het ontwerp raadsbesluit dat onderwerp is van het referendum, of er kan een referendumkrant worden gemaakt waarbij de neutrale gemeentelijke informatie kan worden aangevuld met informatie van voor- en tegenstanders. De referendumcommissie heeft een toezichthoudende rol bij het verstrekken van deze neutrale informatie door de gemeente. In het geval van een referendumkrant heeft de referendumcommissie uiteraard geen rol ten aanzien van de informatie verstrekt door voor- en tegenstanders.

Tweede lid

Daarnaast wordt een subsidieplafond vastgesteld voor het verstrekken van subsidies voor activiteiten die burgers en maatschappelijke organisaties rond het referendum organiseren. Voor subsidie komen activiteiten in aanmerking die het publieke debat en de meningsvorming rond het referendum ondersteunen. Naast een totaal budget stelt de raad vast hoe de verdeling over de verschillende categorieën (voor, tegen en neutraal) is. Een subsidieplafond is belangrijk omdat daardoor openeinderegelingen worden voorkomen. Als het subsidieplafond is bereikt, moet de aanvraag om subsidie namelijk worden geweigerd (artikel 4:25, tweede lid, van de Awb). Een subsidieplafond is iets anders dan alleen vermelding op de begroting dat er voor een bepaald beleidsterrein een bepaald bedrag beschikbaar is aan subsidies. Een subsidieplafond is concreter; het moet onder die naam worden vastgesteld als het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking krachtens een wettelijk voorschrift van bepaalde met name genoemde subsidies (artikel 4:22 van de Awb). In deze verordening gebeurt dat door vermelding van het vaststellen van het plafond en de deelplafonds door de raad. Bij de bekendmaking van een subsidieplafond moet ook worden bekendgemaakt hoe het wordt verdeeld (artikel 4:26, tweede lid, van de Awb). De bekendmaking van het subsidieplafond gebeurt in dit geval door het college en de bekendmaking van de verdeelsleutel gebeurt in dit geval via de verordening: in artikel 10, tweede en derde lid, is bepaald hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

Derde lid

Hier is een inhoudelijke toets van de aanvragen om subsidie opgenomen in de vorm van weigeringsgronden. De aanvragen die niet worden geweigerd worden vervolgens beoordeeld op de manier die is beschreven in artikel 10, tweede en derde lid.

Vierde lid

Het doel van de subsidieverstrekking is bijdragen aan de meningsvorming en aan het voeren van het publieke debat over het ontwerp raadsbesluit dat onderwerp is van het referendum onder de burgers in de gemeente. Burgers moeten hun mening kunnen vormen voordat zij een stem uitbrengen. Vaak zijn initiatiefnemers van een referendum en andere betrokkenen burgers. Om hen een mogelijkheid te geven subsidie aan te vragen voor het stimuleren van het publieke debat en meningsvorming wordt hier gesproken van een collectief van kiesgerechtigden. Daarnaast kunnen verenigingen, dorps-en wijkraden, stichtingen en dergelijke subsidie aanvragen. De referendumcommissie heeft een adviserende rol bij de subsidietoekenning.

Vijfde lid

Alleen de kosten die direct samenhangen met de activiteit en die naar het oordeel van het college redelijk zijn in relatie tot de verwachte bijdrage van de activiteit aan het doel van deze subsidie zoals vermeld in het tweede lid, komen in aanmerking. Loonkosten van bijvoorbeeld personen die bij een subsidieontvanger in dienst zijn, zijn expliciet uitgezonderd.

Zesde lid

De subsidie wordt verstrekt via een tendersysteem (zie artikel 10, tweede en derde lid). Aanvragen moeten daarom binnen een bepaalde periode worden ingediend. Omdat de planning strak is, zullen de termijnen kort moeten zijn. Het is van belang om te zorgen voor een snelle en heldere bekendmaking via diverse kanalen, zodat zoveel mogelijk betrokkenen bereikt worden.

Zevende lid

De Algemene subsidieverordening (hierna: ASV) geeft diverse standaardbepalingen, bijvoorbeeld voor aanvraag- en beslistermijnen, die voor de hier bedoelde subsidies niet toepasbaar zijn en waarvan dus moet worden afgeweken. Ook bevat de ASV een bepaling waarin de bevoegdheid om nadere regels te stellen aan het college wordt gedelegeerd. Dat is bij een referendum niet wenselijk; het gaat immers om een instrument van de raad.

Artikel 10. Subsidieverlening en vaststelling

Tweede en derde lid

De subsidie wordt verstrekt om zoveel mogelijk verschillende initiatieven te ondersteunen die een zo divers mogelijk publiek bereiken. Daarom is gekozen voor een tendersysteem. Nadat de aanvraagtermijn gesloten is, wordt een besluit genomen over de aanvragen. Een systeem waarbij op volgorde van binnenkomst wordt beslist is minder geschikt, omdat de activiteiten dan niet onderling kunnen worden afgewogen zodat een meest effectieve mix van initiatieven kan worden gehonoreerd.

Met de methode die in het tweede en derde lid is neergelegd, is het mogelijk de aanvragen te toetsen op een aantal criteria en onderling tegen elkaar af te wegen. Een puntensysteem maakt dat inzichtelijk. De aanvragen met de meeste punten worden het eerst gehonoreerd, daarna de volgende, en zo verder tot het subsidieplafond is bereikt. De referendumcommissie heeft hierbij een adviserende rol.

Vijfde lid

Een referendumproces wordt oplettend gevolgd door inwoners en lokale media. Hoewel het om relatief lage subsidiebedragen zal gaan, moet wel verantwoording over de bestede gelden worden afgelegd voordat de subsidie definitief wordt vastgesteld. Dat gebeurt via de aanvraag tot vaststelling.

Zesde lid

Als uit de overgelegde stukken (of op een andere manier) blijkt dat de activiteiten niet of niet geheel hebben plaatsgevonden, kan de subsidie lager worden vastgesteld dan was verleend, of zelfs worden ingetrokken. Hierbij kan het versterkte voorschot (vierde lid ) – deels – worden teruggevorderd (artikelen 4:48, eerste lid, en 4:57 van de Awb).

Artikel 11. Samenstelling referendumcommissie

Een referendumcommissie wordt ingesteld nadat de Referendumverordening is vastgesteld. Het is een permanente commissie omdat een referenduminitiatief ineens kan opkomen en er dan binnen enkele dagen een advies dient te worden uitgebracht over bijvoorbeeld de vraag of een referendum mogelijk is over het ontwerp raadsbesluit. Het kan zijn dat de leden van de referendumcommissie lange tijd niet bijeenkomen. Als er geen referenduminitiatief is, zal er doorgaans geen reden zijn om te vergaderen.

Wanneer een lid van de referendumcommissie ontslag neemt, is het aan de raad om zo snel mogelijk een vervanger te benoemen. Er is niet bepaald dat het lid van de referendumcommissie aanblijft totdat in diens opvolging is voorzien. Het kan soms enkele maanden duren voordat er een opvolger is benoemd. Het is niet gewenst om iemand die ontslag neemt in het ongewisse te laten over wanneer dat ontslag uiteindelijk ingaat. Er is niet expliciet geregeld dat leden van de referendumcommissie (bijvoorbeeld in geval van niet functioneren) ontslagen kunnen worden. In het algemeen geldt dat diegene die benoemt ook kan ontslaan.

Artikel 12. Taken en vergaderingen referendumcommissie

De referendumcommissie heeft diverse adviserende taken. Daarnaast houdt de referendumcommissie toezicht op het gehele referendumproces. De referendumcommissie kan gevraagd en ongevraagd advies geven.

Eerste lid

Onder a tot en met c staat de advisering aan respectievelijk de raad, de voorzitter van de raad en het college. De referendumcommissie heeft een adviserende rol bij diverse stappen in het referendumproces die gevoelig kunnen liggen of voor discussie kunnen zorgen. Onder d is de rol van de referendumcommissie als toezichthouder op het hele referendumproces vastgelegd. Een uitvloeisel van die rol is de behandeling door de referendumcommissie van klachten over het referendumproces (onder e). Klachten kunnen over uiteenlopende zaken gaan, bijvoorbeeld het afkeuren van een aantal ondersteunende handtekeningen, het aantal stembureaus of een campagne uiting van een organisatie.

Wellicht ten overvloede: de taak die de referendumcommissie heeft ten aanzien van klachten over het referendumproces heeft niet te maken met het klachtrecht dat wordt geregeld in hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb); dat klachtrecht gaat immers alleen over gedragingen van bestuursorganen en personen die daarbij werkzaam zijn. De afdoening daarvan is een taak van het bestuursorgaan zelf.

De referendumcommissie brengt na afloop van elk referendumproces een evaluatie uit (onder f). Dit kan gaan om een referendumproces inclusief een gehouden referendum maar ook over een referendumproces waarbij het niet tot een daadwerkelijk gehouden referendum is gekomen.

Artikel 13. Procedure voorbereiding, stemming, uitslagbepaling en bekendmaking

Het ligt voor de hand om voor de procedures rond de stemming aan te sluiten bij de gang van zaken bij de raadsverkiezingen. Vandaar dat de desbetreffende bepalingen uit de Kieswet van overeenkomstige toepassing worden verklaard, voor zover er geen regeling in deze verordening zelf is opgenomen. Het gaat om de volgende onderdelen:

  • hoofdstuk E, paragraaf 2: de instelling en bemensing van stembureaus door het college;

  • hoofdstuk E, paragraaf 4: de instelling van het centraal stembureau (bij een lokaal referendum is er geen taak voor een hoofdstembureau; paragraaf 3 van hoofdstuk E is hier daarom niet vermeld);

  • hoofdstuk J: de stemming (met onder andere de oproep, de inrichting van het stemlokaal, het uitbrengen van de stem);

  • hoofdstuk L: het stemmen bij volmacht;

  • hoofdstuk N, paragraaf 1: de telling van de stemmen;

  • hoofdstuk P, paragraaf 1: de werkzaamheden van het centraal stembureau ten behoeve van de vaststelling en de bekendmaking van de uitslag;

  • hoofdstuk P, paragraaf 4: de vaststelling en de bekendmaking van de uitslag in een openbare zitting van het centraal stembureau. Ook is hier geregeld dat er een proces-verbaal van de werkzaamheden wordt opgemaakt. Zie over de bekendmaking ook de toelichting bij artikel 13.

Artikel 14. Uitslag

In artikel 13 zijn bepalingen opgenomen over de taken van het centraal stembureau bij de telling, de vaststelling en de bekendmaking van de uitslag van een referendum. Deze wijken deels af van desbetreffende bepalingen in de Kieswet of vullen deze aan. Onder andere artikel P23 van de Kieswet (onderdeel van paragraaf 4) is van overeenkomstige toepassing verklaard. Daarin is geregeld dat het centraal stembureau zijn proces-verbaal met weglating van de ondertekening onverwijld op een algemeen toegankelijke wijze elektronisch openbaar maakt. Daarbij is ook bepaald dat hiervoor bij ministeriële regeling een internetadres kan worden aangewezen. In het derde lid is verder bepaald dat het centraal stembureau de uitslag aan de raad overbrengt. Het vijfde lid regelt dat de raad een uitspraak doet over de wettigheid van de stemming.

Het zesde lid gaat in op de situatie dat de raad uitspreekt dat een stemming niet wettig is. In dat geval overlegt de voorzitter met de raad over het vervolg.

Artikel 15. Strafbepaling

Op grond van artikel 154, eerste lid, van de Gemeentewet kan de raad op overtreding van een verordening een straf stellen van ten hoogste drie maanden hechtenis of een geldboete van de tweede categorie (€ 4.150,- in 2019). Voor het bepalen van wat strafbaar is, is aangesloten bij hoofdstuk Z, paragraaf 1, van de Kieswet.