Algemene subsidieverordening Haarlemmermeer 2011

Geldend van 11-03-2011 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2011

Intitulé

Algemene subsidieverordening Haarlemmermeer 2011

De raad van de gemeente Haarlemmermeer;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 21 december 2010, nummer 2010.0055938, inzake de Algemene subsidieverordening Haarlemmermeer 2011;

overwegende dat ,

  • -

    het noodzakelijk is een wettelijk voorschrift vast te stellen, op basis waarvan de gemeente Haarlemmermeer de door haar gewenst geachte activiteiten kan subsidiëren;

  • -

    de gemeente Haarlemmermeer een goed opdrachtgever wil zijn en daarvoor de kernwaarden duidelijkheid, tijdigheid, redelijkheid, betrouwbaarheid en deskundigheid als richtsnoer neemt voor haar handelen.

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

gelet op artikel 4:21 e.v. van de Algemene wet bestuursrecht;

BESLUIT:

vast te stellen de Algemene subsidieverordening Haarlemmermeer 2011:

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer;

  • b.

    Raad: de raad van de gemeente Haarlemmermeer;

  • c.

    Prestatiesubsidie: een subsidie voor de duur van één tot maximaal vier jaar op grond van een offerte dan wel aanvraag, waarin te leveren producten, prestaties, prijs en gewenste maatschappelijke effecten staan beschreven;

  • d.

    Genormeerde subsidie: een subsidie voor activiteiten op basis van vooraf gestelde normen;

  • e.

    Waarderingsubsidie: een stimuleringsbijdrage in een activiteit of activiteiten, ongeacht de aard en inhoud van deze activiteiten;

  • f.

    Eenmalige subsidie: subsidie ten behoeve van bijzondere incidentele projecten of activiteiten die niet behoren tot de reguliere bezigheden van de aanvrager en waarvoor het college slechts voor een van tevoren bepaalde tijd van maximaal vier jaar subsidie wil verstrekken;

  • g.

    Aanvrager: een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid, die zich ten doel stelt zonder winstoogmerk producten te leveren, prestaties en activiteiten te verrichten ten behoeve van de ingezetenen van de gemeente Haarlemmermeer;

  • h.

    Awb: de Algemene wet bestuursrecht;

  • i.

    Algemene reserve: een reserve welke is bedoeld voor het dekken van exploitatierisico’s;

  • j.

    Bestemmingsreserve: een reserve waaraan een concrete bestemming is verbonden;

  • k.

    Voorziening: een van het eigen vermogen afgescheiden gedeelte, gevormd om toekomstige verplichtingen af te dekken;

  • l.

    Verdagingbesluit: een besluit tot het uitstellen van de einddatum van een beslistermijn;

  • m.

    Activiteitenplan: een beschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd en de daarmee nagestreefde doelstellingen waarbij per activiteit de daarvoor benodigde personele en materiële middelen vermeld staan;

  • n.

    Activiteiten: een activiteit, product, prestatie, project of experiment als bedoeld in dit artikel onder c. tot en met f.;

  • o.

    Eigen middelen: inkomsten uit contributies, deelnemersbijdragen, donaties, erfstellingen, legaten en het deel van de algemene reserve dat het door de raad vastgestelde maximum te boven gaat;

  • p.

    Interventiepiramide: het in beleidsregels vastgelegde systeem van toezicht en verantwoording op verleende subsidies, bestaande uit tenminste drie niveaus, bedoeld om op transparante wijze de mate van toezicht op en verantwoording van de ontvangen subsidie te verbinden met de eerder door een aanvrager op basis van gemeentelijke subsidies geleverde prestaties;

  • q.

    Exploitatiebegroting: begroting van de instelling, waarbij alle kosten en opbrengsten zoveel mogelijk aan de activiteit of cluster van activiteiten zijn toegerekend, inclusief personeelslasten en accommodatielasten, vastgesteld of goedgekeurd door het terzake bevoegde gezag van de instelling;

  • r.

    Programma van eisen: een document waarin de gemeente haar verwachtingen en eisen vastlegt over de activiteiten die zij wil subsidiëren.

Artikel 2. Subsidiebeleidskader en subsidieplafonds

  • 1. Onder deze verordening vallen de subsidies die vastgelegd worden in het subsidiebeleidskader.

  • 2. Het subsidiebeleidskader wordt in ieder geval eens in de vier jaar door de raad vastgesteld.

  • 3. In het subsidiebeleidskader worden opgenomen:

    • a.

      de doelstellingen van de subsidie;

    • b.

      de voor subsidie in aanmerking komende activiteiten, onderverdeeld per beleidsterrein;

    • c.

      de subsidiecriteria;

    • d.

      de subsidienormen;

    • e.

      de subsidievorm.

  • 4. De raad kan tussentijds wijzigingen aanbrengen in het subsidiebeleidskader.

  • 5. Het college is bevoegd per beleidsterrein of delen daarvan een subsidieplafond vast te stellen en de wijze waarop de subsidies voor die (deel-)beleidsterreinen over de aanvragers worden verdeeld. Een subsidieplafond kan niet hoger zijn dan de in de gemeentebegroting voor het betreffende (deel-)beleidsterrein opgenomen financiële middelen. Indien bij het vaststellen van het subsidieplafond geen wijze van verdeling is bepaald, worden subsidies verleend op volgorde van ontvangst.

  • 6. In afwijking van het bepaalde in lid 5 worden de genormeerde en waarderingssubsidies bij overschrijding van het subsidieplafond verleend naar rato van de omvang van de aanvragen.

  • 7. Subsidieplafonds worden bekendgemaakt op de wijze als bepaald in artikel 3:42 lid 2 Awb en artikel 139 Gemeentewet. Bij het bekendmaken van subsidieplafonds wordt erop gewezen dat het vaststellen van een subsidieplafond tot gevolg kan hebben dat geen of slechts deels aanspraak bestaat op subsidie.

Artikel 3. Bevoegdheid college tot verlenen en vaststellen van subsidie

  • 1. Het college is bevoegd te besluiten over het verlenen en vaststellen van subsidies met in achtneming van deze verordening, het subsidiebeleidskader en de in de gemeentebegroting opgenomen financiële middelen of het subsidieplafond en - indien de begroting nog niet is vastgesteld, dan wel goedgekeurd - onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

  • 2. Het college is bevoegd om naast de voorwaarden en verplichtingen als bedoeld in artikel 4:37 Awb voorwaarden en verplichtingen aan het besluit tot subsidieverlening te verbinden die strekken tot de verwezenlijking van het doel van de subsidie.

  • 3. Het college is bevoegd om verplichtingen aan het besluit tot subsidieverlening te verbinden die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie, mits deze verplichtingen betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteiten worden verricht.

  • 4. Het college kan in een beleidsregel categorieën van subsidies aanwijzen, op welke subsidies in ieder geval de in die beleidsregel per categorie nader bepaalde voorwaarden als bedoeld in artikel 4:37 Awb en lid 2 en 3 van dit artikel van toepassing zijn.

  • 5. Het college stelt een controle-protocol vast voor accountantscontroles, waarin naast financiële gegevens ook andere elementen voor de controle kunnen worden opgenomen. Als de rechtspersoon verplicht of vrijwillig haar boeken laat controleren door een accountant, dient zij in dat geval haar administratie zo in te richten dat de accountantscontrole conform het protocol kan worden uitgevoerd.

  • 6. Het college kan in het besluit tot subsidieverlening bepalen dat lid 5 niet van toepassing is op de subsidieaanvrager.

Artikel 4. Rechtspersoonlijkheid aanvrager

  • 1. Subsidie kan slechts worden verleend aan rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid.

  • 2. Het college is bevoegd aan het besluit tot subsidieverlening de voorwaarde te verbinden dat de organisatie van de rechtspersoon is, dan wel binnen een door hem te bepalen termijn wordt, ingericht op basis van een door hem te aan te wijzen governance code.

  • 3. In bijzondere gevallen kan het college, in afwijking van het gestelde in lid 1, subsidie verlenen aan aanvragers zonder volledige rechtsbevoegdheid of natuurlijke personen.

Artikel 5. Toezicht en verantwoording (Interventiepiramide)

  • 1. Het college stelt ten behoeve van toezicht en verantwoording beleidsregels vast.

  • 2. In deze beleidsregels, die betrekking hebben op de interventiepiramide, bepaalt het college voor verleende subsidies tenminste drie categorieën van aan het college toekomende vormen van toezicht en door de aanvrager af te leggen verantwoording.

  • 3. In de beleidsregels legt het college normen vast wanneer een aanvrager onder een andere categorie van toezicht en verantwoording komt te vallen.

  • 4. De beleidsregels zijn van toepassing op besluiten tot het verlenen van prestatiesubsidies. In de besluiten wordt het op de aanvrager toepasselijke niveau van toezicht en verantwoording vermeld.

  • 5. Het college kan besluiten andere subsidievormen onder de beleidsregels te laten vallen. Het college vermeldt in die gevallen de toepasselijkheid van de beleidsregels en het toepasselijke niveau van toezicht en verantwoording in het besluit tot subsidieverlening.

  • 6. Indien in een subsidiebesluit een niveau van toezicht en verantwoording is aangeduid, zijn de daaruit voortvloeiende verplichtingen te beschouwen als voorwaarden als bedoeld in artikel 3, lid 2 en 3.

Artikel 6. Bestuurlijk ingrijpen

  • 1. Het college is bevoegd bij de subsidieverlening aan het bestuur van een door de gemeente Haarlemmermeer gesubsidieerde instelling de aanwijzing te geven dat zij haar statutaire of feitelijke taken en bevoegdheden overdraagt aan één of meer door het college aan te wijzen bewindvoerders, als het college van oordeel is dat:

    • a.

      met het uitvoeren van de gesubsidieerde activiteiten een wezenlijk gemeentelijk belang wordt gediend;

    • b.

      een onaanvaardbaar risico bestaat dat de gesubsidieerde instelling geheel of grotendeels niet in staat zal zijn de gesubsidieerde activiteiten uit te voeren;

    • c.

      de activiteiten niet op korte termijn door een andere instelling kunnen worden overgenomen;

      en

    • d.

      het aanwijzen van een bewindvoerder de enige mogelijkheid is tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

  • 2. Indien de gesubsidieerde instelling de aanwijzing niet binnen de in de aanwijzing vastgestelde termijn uitvoert, is het college bevoegd de verleende subsidie geheel of gedeeltelijk in te trekken en reeds betaalde voorschotten terug te vorderen.

  • 3. Het college kan de aanwijzing wijzigen.

  • 4. De aanwijzing vervalt op een door het college te bepalen tijdstip, maar uiterlijk een jaar na de bekendmaking van het aanwijzingsbesluit, tenzij de instelling met verlenging van de aanwijzing instemt.

Artikel 7. Standaardberekeningswijzen van kostprijzen en uniforme kostenbegrippen

  • 1. Indien bij de bepaling van de subsidiabele kosten gebruik wordt gemaakt van kostprijzen, kan het college bepalen dat deze kostprijzen door de subsidieaanvrager worden berekend met gebruikmaking van door het college voor te schrijven richtlijnen.

  • 2. Bij het hanteren van kostenbegrippen bij de berekening van kostprijzen wordt uitgegaan van door het college in een beleidsregel bepaalde definities en formats.

Artikel 8. Algemene reserve

  • 1. De hoogte van de algemene reserve van een aanvrager van een prestatiesubsidie mag niet meer bedragen dan 5 % van de totale exploitatielasten van de aanvrager in het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de aanvraag wordt gedaan.

  • 2. a. De hoogte van de algemene reserve van een aanvrager van genormeerde of waarderingssubsidie mag niet meer bedragen dan 10 % van de totale exploitatielasten van de aanvrager in het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de aanvraag wordt gedaan.

    • b.

      De hoogte van de algemene reserve van een aanvrager van genormeerde of waarderingssubsidie wordt niet getoetst, als het subsidiebedrag per aanvraag lager is dan een door het college in een beleidsregel vastgesteld bedrag.

  • 3. Indien de hoogte van de algemene reserve het in lid 1 of 2 genoemde percentage overschrijdt, wordt het meerdere in mindering gebracht op de te verlenen subsidie.

  • 4. Het college kan, al dan niet op een daartoe strekkend verzoek, afwijken van het genoemde percentage in lid 1 of 2.

Artikel 9. Bestemmingsreserves en voorzieningen

  • 1. Een aanvrager die subsidie ontvangt en een bestemmingsreserve of voorziening heeft of wil vormen, dient hiervoor schriftelijk toestemming te vragen aan het college.

  • 2. Een verzoek tot het vormen van een bestemmingsreserve of voorziening dient vergezeld te gaan van:

    • a.

      het doel van de bestemmingsreserve of voorziening;

    • b.

      een meerjarig investeringsplan of onderhoudsplan.

  • 3. Indien toestemming door het college tot het vormen van een bestemmingsreserve of voorziening is verkregen, mag een aanvrager die subsidie ontvangt niet afwijken van vastgelegde dotaties, ook al is er sprake van een negatief exploitatieresultaat.

  • 4. De aanvrager meldt een voornemen om uitgaven ten laste te brengen van een toegestane voorziening of bestemmingsreserve zo spoedig mogelijk aan het college, tenzij dat voornemen reeds uit de begroting bij de aanvraag blijkt.

Artikel 10. Verrekening

Het college is met toepassing van artikel 4:93 Awb bevoegd de op basis van deze verordening te betalen (voorschotten op) verleende subsidies en na de vaststelling na te betalen bedragen te verrekenen met opeisbare vorderingen die de gemeente Haarlemmermeer op de aanvrager heeft.

Artikel 11. Evaluatie

Het college evalueert het proces van subsidieverlening en de werking van de Algemene subsidieverordening in ieder geval eens in de vier jaar.

Artikel 12. Toezichthouders

Het college kan toezichthouders, als bedoeld in artikel 5:11 Awb, aanwijzen die zijn belast met het toezicht op de naleving van de verplichtingen die zijn opgelegd aan de subsidieontvanger.

HOOFDSTUK 2. WEIGERING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 13. Weigeringgronden

  • 1. Het college kan naast de weigeringsgronden van artikel 4:25 en 4:35 Awb een aanvraag voor subsidie weigeren indien de activiteiten van de aanvrager niet of niet in overwegende mate gericht zijn op de gemeente Haarlemmermeer of haar ingezetenen of niet of nauwelijks ten goede komen aan de gemeente Haarlemmermeer of haar ingezetenen.

  • 2. Subsidiëring van activiteiten kan voorts worden geweigerd:

    • a.

      indien de subsidieverstrekking niet past binnen het subsidiebeleidskader;

    • b.

      indien de aanvrager naar het oordeel van het college redelijkerwijs uit eigen middelen of middelen van derden zelf in de kosten daarvan kan voorzien. Daarvan is in ieder geval sprake als artikel 8, lid 3 van toepassing is en de gevraagde subsidie lager is dan het bedrag boven de aanvaardbare algemene reserve;

    • c.

      indien de subsidie naar het oordeel van het college naar verwachting niet of onvoldoende zal worden besteed aan het doel waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld;

    • d.

      indien de aanvraag dan wel de aanvrager niet voldoet aan de overige in of krachtens deze verordening gestelde eisen;

    • e.

      indien binnen de organisatie van de aanvrager, iemand een hogere beloning verstrekt krijgt dan het maximum zoals is opgenomen in de geldende Collectieve Arbeidsovereenkomst (CAO) of bij het ontbreken daarvan het maximum zoals is opgenomen in de branchecode. Subsidiëring wordt in ieder geval geweigerd, indien de beloning het maximum van de hoogst mogelijke inschaling van medewerkers in gemeentelijke overheidsdienst (prijspeil 2011: maximaal € 125.000) overschrijdt, tenzij het college wegens bijzondere omstandigheden de aanvrager voor één of meer met name genoemde functies vrijstelling heeft verleend. Een vrijstelling wordt voor ten hoogste een jaar verleend en kan slechts éénmaal met maximaal een jaar worden verlengd.

Artikel 14. Wet BIBOB

Het college kan voor subsidies binnen door de raad vast te stellen beleidsterreinen of onderdelen daarvan bepalen dat de gevraagde subsidie kan worden geweigerd of de verleende subsidie kan worden ingetrokken in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur.

HOOFDSTUK 3. PRESTATIESUBSIDIE

Artikel 15. Aanvraag

  • 1. Een aanvraag voor prestatiesubsidie wordt voor 15 augustus van het jaar voorafgaande aan het subsidiejaar bij het college ingediend.

  • 2. Bij de indiening van de aanvraag worden overlegd:

    • a.

      een activiteitenplan met een doorkijk naar komende jaren;

    • b.

      een door het bestuur van de aanvrager vastgestelde of geaccordeerde exploitatiebegroting met een toelichting op de begroting bij aanzienlijke afwijkingen ten opzichte van de begroting van het jaar ervoor;

    • c.

      een balans en een staat van inkomsten en uitgaven met een toelichting daarop van het jaar voorafgaand van het jaar waarin de aanvraag wordt gedaan;

    • d.

      een afschrift van de statuten van de aanvrager;

    • e.

      een beschrijving van de organisatievorm voor zover deze niet reeds in de statuten is vervat;

    • f.

      een opgave van de bestuurssamenstelling;

    • g.

      voor zover van toepassing, het resultaat van een kascontrole of een accountantsverklaring. Indien de aanvrager in het jaar voorafgaand van het jaar waarin de aanvraag wordt gedaan een verklaring van een accountant moet inleveren voor de vaststelling van een eerdere subsidie, dient deze meegestuurd te worden bij de aanvraag;

    • h.

      voor zover van toepassing, een opgave van toegestane reserves en voorzieningen als bedoeld in artikel 9.

  • 3. De in lid 2 onder d., e. en f. genoemde bescheiden dienen alleen bij de 1e aanvraag voor subsidie overlegd te worden. Bij de daarop volgende aanvragen, is het aangeven van wijzigingen in deze bescheiden voldoende.

  • 4. Indien de aanvrager in hetzelfde jaar meerdere subsidies aanvraagt, kan bij de tweede en volgende aanvraag worden volstaan met een verwijzing naar de eerste aanvraag, voor zover daarin dezelfde gegevens zijn overgelegd.

  • 5. Het college kan bepalen dat ook andere dan in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden, indien deze voor het beoordelen van de aanvraag van belang zijn, worden overlegd.

  • 6. Het college kan in een beleidsregel bepalen dat voor aanvragen voor een subsidie die lager is dan een in die beleidsregel bepaald bedrag, één of meer van de in het tweede lid genoemde gegevens en bescheiden achterwege gelaten kunnen worden.

  • 7. Het college kan met betrekking tot de aanvraag en de in te dienen bescheiden aanwijzingen geven en modellen voorschrijven, onder meer in de vorm van een programma van eisen.

Artikel 16. Beslistermijn

  • 1. Op een aanvraag wordt beschikt binnen zes weken na de vaststelling van de programmabegroting door de raad.

  • 2. Indien niet op een aanvraag is beslist voor 31 december van het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor de subsidie is aangevraagd, kan de aanvrager aanspraak maken op ten hoogste een derde deel van de bedragen die op de overeenkomstige posten van de laatst gegeven subsidiebesluit zijn vastgesteld.

Artikel 17. Besluit tot subsidieverlening

  • 1. De subsidie wordt verleend als geen van de weigeringsgronden zoals deze genoemd zijn in hoofdstuk 2 zich voordoen.

  • 2. Het besluit tot subsidieverlening bevat in ieder geval:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend;

    • b.

      het maximumbedrag van de subsidie;

    • c.

      de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald;

    • d.

      een overzicht van de toegestane bestemmingsreserves indien aanwezig, voor organisaties met meer dan € 5.000 toe te kennen subsidie.

Artikel 18. Uitvoeringsovereenkomsten

  • 1. Ter uitvoering van een besluit tot subsidieverlening kan een privaatrechtelijke uitvoeringsovereenkomst tussen gemeente en de aanvrager worden gesloten. In de uitvoeringsovereenkomst worden specifieke bepalingen opgenomen over de te leveren producten en prestaties en de kosten die daarmee samenhangen.

  • 2. Een subsidie op basis van een aanvraag voor prestatiesubsidie tezamen met een uitvoeringsovereenkomst kan voor een periode van maximaal vier jaar worden toegekend, respectievelijk afgesloten.

Artikel 19. Aanvraag tot subsidievaststelling

  • 1. De aanvrager dient uiterlijk voor 15 april van het jaar volgend op het subsidiejaar een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in.

  • 2. De aanvraag gaat vergezeld van een verslag over de activiteiten van het afgelopen subsidiejaar.

  • 3. Het verslag als bedoeld in lid 2 bevat in ieder geval:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten en een vergelijking tussen de nagestreefde en de gerealiseerde doelstellingen en activiteiten en een toelichting op verschillen;

    • b.

      een staat van inkomsten en uitgaven, zoveel mogelijk toegerekend naar de activiteiten;

    • c.

      een toelichting op deze staat van inkomsten en uitgaven;

    • d.

      ten behoeve van de vaststelling van subsidies die liggen tussen de door het college in een beleidsregel vastgestelde bedragen: een samenstellingsverklaring van een registeraccountant of accountant-administratieconsulent;

    • e.

      ten behoeve van de vaststelling van subsidies boven de onder d bedoelde bedragen: een accountantsverklaring conform het bepaalde in artikel 4;

    • f.

      een balans naar de toestand aan het einde van het afgelopen jaar met een toelichting daarop;

    • g.

      voor zover van toepassing, een toelichting op reserves en voorzieningen.

  • 4. Het college kan bepalen dat ook andere dan in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden, die voor het beoordelen van de aanvraag van belang zijn, worden overlegd.

  • 5. Het college kan met betrekking tot de in te dienen bescheiden aanwijzingen geven en modellen voorschrijven.

Artikel 20. Besluit tot subsidievaststelling

Het college stelt de subsidie binnen twaalf weken na ontvangst van de volledige aanvraag tot vaststelling van de subsidie vast.

Artikel 21. Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger is verplicht de producten en prestaties zoals deze zijn opgenomen in de uitvoeringsovereenkomst te verrichten.

  • 2. De subsidieontvanger voert een zodanig ingerichte administratie dat daaruit te allen tijde de voor de vaststelling van de subsidie van belang zijnde rechten en verplichtingen alsmede de betalingen en de ontvangsten kunnen worden nagegaan.

  • 3. De subsidieontvanger bewaart de administratie en de daartoe behorende bescheiden gedurende tien jaren.

Artikel 22. Toestemmingsvereiste

  • 1. De subsidieontvanger behoeft toestemming van het college voor de handelingen als bedoeld in artikel 4:71 lid 1 sub a, b, c, d, f, i, en j Awb.

  • 2. Het college besluit binnen vier weken omtrent de toestemming.

  • 3. De beslissing kan eenmaal voor ten hoogste vier weken worden verdaagd.

  • 4. Het besluit om te verdagen wordt schriftelijk aan de subsidieontvanger meegedeeld onder vermelding van de reden en de termijn waarbinnen de beslissing omtrent de toestemming tegemoet gezien kan worden.

  • 5. Indien het college niet binnen de in lid 2. en lid 3. gestelde termijnen beslist, wordt de toestemming geacht te zijn verleend.

HOOFDSTUK 4. GENORMEERDE SUBSIDIE EN WAARDERINGSSUBSIDIE

Artikel 23. Aanvraag

  • 1. Een aanvraag wordt voor 1 juni van het jaar voorafgaande aan het subsidiejaar bij het college ingediend tenzij het college een andere termijn heeft vastgesteld.

  • 2. Bij de indiening van de aanvraag worden overlegd:

    • a.

      een activiteitenplan;

    • b.

      een exploitatiebegroting en een toelichting op de begroting bij aanzienlijke afwijkingen ten opzichte van de begroting van het jaar ervoor;

    • c.

      een balans en een staat van inkomsten en uitgaven met een toelichting daarop van het jaar voorafgaand van het jaar waarin de aanvraag wordt gedaan;

    • d.

      een afschrift van de statuten van de aanvrager;

    • e.

      een beschrijving van de organisatievorm voor zover deze niet reeds in de statuten is vervat;

    • f.

      een opgave van de bestuurssamenstelling;

    • g.

      voor zover van toepassing, het resultaat van een kascontrole of een accountantsverklaring. Indien de aanvrager in het jaar voorafgaand v het jaar waarin de aanvraag wordt gedaan een verklaring van een accountant moet inleveren voor de vaststelling van een eerdere subsidie, dient deze meegestuurd te worden bij de aanvraag;

    • h.

      voor zover van toepassing, een toelichting op reserves en voorzieningen;

  • 3. De in lid 2 onder d., e. en f. genoemde bescheiden dienen alleen bij de eerste aanvraag voor subsidie overlegd te worden. Bij de daarop volgende aanvragen, is het aangeven van wijzigingen in deze bescheiden voldoende.

  • 4. Indien de aanvrager in hetzelfde jaar meerdere subsidies aanvraagt, kan bij de tweede en volgende aanvraag worden volstaan met een verwijzing naar de eerste aanvraag, voor zover daarin dezelfde gegevens zijn overgelegd.

  • 5. Het college kan in een beleidsregel bepalen dat voor aanvragen voor een genormeerde of waarderingssubsidie die lager is dan een in die beleidsregel bepaald bedrag, één of meer van de in het tweede lid genoemde gegevens en bescheiden achterwege gelaten kunnen worden.

  • 6. Het college kan bepalen dat ook andere dan in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden, die voor het beoordelen van de aanvraag van belang zijn, worden overgelegd.

  • 7. Het college kan met betrekking tot de in te dienen bescheiden aanwijzingen geven en modellen voorschrijven.

Artikel 24. Beslistermijn

  • 1. Op een aanvraag wordt beschikt binnen zes weken na vaststelling van de programmabegroting door de raad.

  • 2. Indien niet op een aanvraag is beslist voor 31 december van het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor de subsidie is aangevraagd, kan de aanvrager aanspraak maken op ten hoogste een derde deel van de bedragen die op de overeenkomstige posten van de laatst gegeven subsidiebesluit zijn vastgesteld.

Artikel 25. Besluit tot subsidieverlening

  • 1. De subsidie wordt verleend als geen van de weigeringsgronden zoals deze genoemd zijn in Hoofdstuk 2 zich voordoen.

  • 2. Het besluit tot subsidieverlening bevat in ieder geval:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend;

    • b.

      het maximumbedrag van de verleende subsidie;

    • c.

      de wijze waarop dit bedrag is bepaald.

Artikel 26. Aanvraag tot subsidievaststelling

  • 1. Indien de subsidie niet ineens is vastgesteld, dient de aanvrager uiterlijk op 15 april van het jaar volgend op het subsidiejaar een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in.

  • 2. De aanvraag gaat vergezeld van een verslag over de activiteiten van het afgelopen subsidiejaar.

  • 3. Het verslag als bedoeld in lid 2 bevat in ieder geval:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten;

    • b.

      een staat van inkomsten en uitgaven, zoveel mogelijk toegerekend naar de activiteiten;

    • c.

      een toelichting op deze staat van inkomsten en uitgaven;

    • d.

      ten behoeve van de vaststelling van subsidies die liggen tussen door het college in een beleidsregel vastgestelde bedragen: een samenstellingsverklaring van een registeraccountant of accountant-administratieconsulent;

    • e.

      ten behoeve van de vaststelling van subsidies boven de onder d. bedoelde bedragen: een accountantsverklaring;

    • f.

      een balans naar de toestand aan het einde van het afgelopen jaar met een toelichting daarop;

    • g.

      voor zover van toepassing, een toelichting op reserves en voorzieningen.

  • 4. Het college kan bepalen dat ook andere dan in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden, die voor het beoordelen van de aanvraag van belang zijn, worden overlegd.

  • 5. Het college kan met betrekking tot de in te dienen bescheiden aanwijzingen geven en modellen voorschrijven.

Artikel 27. Besluit tot subsidievaststelling

Het college stelt de subsidie binnen twaalf weken na tijdig ontvangst van de volledige aanvraag tot vaststelling van de subsidie vast.

Artikel 28. Subsidievaststelling ineens

  • 1. Het college kan gelijk met een besluit op een aanvraag voor een genormeerde of een waarderingssubsidie een besluit tot subsidievaststelling nemen.

  • 2. Het besluit tot subsidievaststelling bevat:

    • a.

      een aanduiding van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt;

    • b.

      de berekeningsgrondslag;

    • c.

      het maximale bedrag van de subsidie.

Artikel 29. Verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger is verplicht de in het besluit vermelde activiteiten te verrichten.

HOOFDSTUK 5. EENMALIGE SUBSIDIE

Artikel 30. Aanvraag

  • 1. Een aanvraag voor een eenmalige subsidie wordt uiterlijk twaalf weken voor het tijdstip waarop een aanvang wordt gemaakt met de realisering van de voorgenomen activiteiten ingediend, tenzij het college een andere termijn heeft vastgesteld.

  • 2. Bij de indiening van de aanvraag worden overlegd:

    • a.

      een activiteitenplan;

    • b.

      een begroting van het project, waarbij alle kosten en opbrengsten zoveel mogelijk aan de activiteit of cluster van activiteiten zijn toegerekend, inclusief personeelslasten en accommodatielasten;

    • c.

      een toelichting op de begroting;

    • d.

      de statuten en een beschrijving van de organisatievorm voor zover deze niet reeds in de statuten is vervat;

    • e.

      een opgave van de bestuurssamenstelling.

  • 3. Het college kan bepalen dat ook andere dan in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden, die voor het beoordelen van de aanvraag van belang zijn, worden overlegd.

  • 4. Het college kan met betrekking tot de in te dienen bescheiden aanwijzingen geven en modellen voorschrijven.

Artikel 31. Beslistermijn

Het college beslist op een aanvraag voor een eenmalige subsidie binnen uiterlijk twaalf weken na ontvangst van de aanvraag.

Artikel 32. Besluit tot subsidieverlening

  • 1. De subsidie wordt verleend als geen van de weigeringsgronden zoals deze genoemd zijn in Hoofdstuk 2 zich voordoen;

  • 2. Het besluit tot subsidieverlening bevat in ieder geval:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend;

    • b.

      het maximumbedrag van de subsidie;

    • c.

      de wijze waarop dit bedrag is bepaald.

Artikel 33. Aanvraag tot subsidievaststelling

  • 1. Indien de subsidie niet ineens is vastgesteld, dient de aanvrager uiterlijk binnen dertien weken nadat de activiteiten waarvoor subsidie is verleend hebben plaatsgevonden een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in.

  • 2. De aanvraag gaat vergezeld van:

    • a.

      een verslag van de activiteiten;

    • b.

      ten behoeve van de vaststelling van subsidies die liggen tussen door het college in een beleidsregel vastgestelde bedragen: een samenstellingsverklaring van een registeraccountant of accountant-administratieconsulent;

    • c.

      ten behoeve van de vaststelling van subsidies boven de onder d bedoelde bedragen: een accountantsverklaring als bedoeld in artikel 4.

  • 3. Het college kan het overleggen van andere dan de in lid 2 genoemde gegevens en bescheiden eisen.

Artikel 34. Subsidievaststelling

Het college stelt de subsidie binnen twaalf weken na ontvangst van de van de volledige aanvraag tot subsidievaststelling vast.

Artikel 35. Subsidievaststelling ineens

  • 1. Het college kan gelijk met een besluit op een aanvraag voor een eenmalige subsidie een besluit tot subsidievaststelling nemen.

  • 2. Het besluit tot subsidievaststelling bevat:

    • a.

      een aanduiding van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt,

    • b.

      de berekeningsgrondslag;

    • c.

      het maximale bedrag van de subsidie.

Hoofdstuk 6 – OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 36 - Vergoeding aan de gemeente bij vermogensvorming

  • 1. In de gevallen als bedoeld in artikel 4:41 tweede lid Awb legt het college een vergoedingsplicht op.

  • 2. In het geval dat het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, die uitgaat boven hetgeen als maximale algemene reserve is vastgelegd, is de subsidieontvanger daar eveneens een vergoeding over verschuldigd.

  • 3. De wijze waarop de hoogte van de vergoeding wordt bepaald, wordt vermeld in de beschikking tot subsidieverlening.

  • 4. Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de waarde van de goederen en andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt, met dien verstande dat in geval van ontvangst van schadevergoeding voor verlies of beschadiging van zaken wordt uitgegaan van het bedrag dat als schadevergoeding door de subsidieontvanger wordt ontvangen.

  • 5. Indien het onroerende zaken betreft, geschiedt de waardebepaling door een onafhankelijke deskundige aangewezen door de gemeente.

  • 6. Dit artikel is niet van toepassing in die gevallen waarin de activiteiten door een derde worden voortgezet en activa en passiva met toestemming van het college tegen boekwaarde aan die derde worden overgedragen.

Artikel 37 – Voorschotten

  • 1. Het college kan voorschotten op de subsidie verlenen.

  • 2. Het college kan huurbedragen voor gemeentelijke accommodaties en overige vorderingen op een aanvrager rechtstreeks met voorschotten verrekenen.

  • 3. Voorschotten worden bij de vaststelling van de subsidie verrekend.

  • 4. Op aanzegging van het college stort een aanvrager te veel ontvangen voorschotten terug in de gemeentekas.

  • 5. Indien blijkt dat meer aan voorschotten is verleend dan waarop de aanvrager ingevolge de vaststelling recht heeft, kan het college vooruitlopend op de subsidievaststelling bepalen dat:

    • a.

      het verschil wordt teruggestort in de gemeentekas;

    • b.

      het verschil in mindering wordt gebracht op te verstrekken voorschotten op andere subsidies;

    • c.

      Het college verleent geen voorschotten op de subsidie zodra het kennis heeft genomen van het ontbinden van een aanvrager, conservatoir beslag op (een deel van) het vermogen van een aanvrager, een ten aanzien van een aanvrager verleende surséance van betaling dan wel uitgesproken faillissement.

  • 6. Het college kan het verlenen van voorschotten opschorten indien een aanvrager naar zijn oordeel niet in voldoende mate de aan de toekenning van de subsidie verbonden verplichtingen nakomt.

Artikel 38 – Gelieerde rechtspersonen

  • 1. Bij een subsidieaanvraag als bedoeld in de artikelen 15, 23 en 30 wordt een opgave gedaan van de met de aanvrager gelieerde rechtspersonen, alsmede van de aard van de betrekkingen met die rechtspersonen.

  • 2. Onder gelieerde rechtspersonen worden in ieder geval verstaan:

    • a.

      rechtspersonen waaraan de aanvrager in de afgelopen drie jaar om niet een bedrag van meer dan € 500 ter beschikking heeft gesteld en waarover de aanvrager weer de beschikking kan krijgen;

    • b.

      rechtspersonen ten aanzien waarvan de aanvrager een beslissende invloed heeft op de besteding van middelen dan wel invloed heeft op de benoeming van een of meer bestuursleden;

    • c.

      rechtspersonen ten aanzien waarvan statutair is bepaald dat deze (mede) ten doel hebben de aanvrager financieel te ondersteunen.

Artikel 39 – Meldingsplicht bij wijziging omstandigheden

Een aanvrager die een subsidie heeft aangevraagd of waaraan een subsidie is verleend, doet zo spoedig mogelijk melding aan het college van omstandigheden die van belang kunnen zijn voor de beslissing op de aanvraag dan wel een beslissing tot wijziging, intrekking of vaststelling van de subsidie.

Artikel 40 – Zorgvuldig beheer en verzekeringsplicht

  • 1. De aanvrager beheert de tot haar beschikking staande middelen zorgvuldig en treft maatregelen ter voorkoming van vermogensschade.

  • 2. De aanvrager is verplicht haar roerende en onroerende zaken te verzekeren en verzekerd te houden op basis van herbouw- of vervangingswaarde tegen de schade van brand, storm en inbraak.

  • 3. De aanvrager is verplicht het bij haar in dienst zijnde personeel en de voor haar werkzame vrijwilligers gedurende de tijd dat dezen voor haar werkzaam zijn, te verzekeren tegen de gevolgen van wettelijke aansprakelijkheid.

  • 4. Het college kan vrijstelling verlenen van het gestelde in het tweede en derde lid, indien de naleving daarvan redelijkerwijs niet kan worden verlangd.

Artikel 41 – Tegengaan vervreemdingen

  • 1. Het is een subsidieontvangende aanvrager, behoudens vooraf verkregen toestemming van het college, niet toegestaan om jaarlijks bedragen van meer dan € 500 om niet aan derden ter beschikking te stellen.

  • 2. Het college kan voorwaarden verbinden aan de in het eerste lid bedoelde toestemming.

Artikel 42 – Levering van goederen en diensten aan derden

  • 1. Een subsidieontvanger die aan derden goederen ter beschikking stelt of voor derden diensten verricht, brengt daarvoor een vergoeding in rekening die tenminste kostendekkend is, tenzij het derden betreft voor wie de gesubsidieerde activiteiten bestemd zijn.

  • 2. Het college kan andere gevallen aanwijzen waarin het in het 1e lid gestelde niet geldt.

Artikel 43 – Medewerking aan onderzoek door gemeente

Een subsidieontvangende aanvrager is verplicht mee te werken aan door of namens de gemeente ingesteld onderzoek dat is gericht op het verkrijgen van inlichtingen ten behoeve van de ontwikkeling van het beleid.

Artikel 44 - Betaling

Het subsidiebedrag wordt betaald binnen acht weken na bekendmaking van het besluit tot subsidieverlening c.q. het besluit tot subsidievaststelling, tenzij het college in het besluit een andere termijn heeft aangegeven.

HOOFDSTUK 7. SLOTBEPALINGEN

Artikel 45. Zaken waarin de verordening niet voorziet

In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 46. Hardheidsclausule

Het college kan één of meer artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, met uitzondering van de artikelen 1, 2, 3, 12 en 13, voor zover toepassing daarvan leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 47. Intrekking

De Algemene subsidieverordening gemeente Haarlemmermeer 2008 wordt ingetrokken per datum van inwerking treden van deze verordening.

Artikel 48. Overgangsbepaling

  • 1. Aanvragen om subsidie die zijn ingediend vóór 1 januari 2011 worden behandeld volgens de bepalingen van de Algemene subsidieverordening gemeente Haarlemmermeer 2008. Verzoeken om vaststelling van subsidies die zijn verleend met toepassing van de Algemene subsidieverordening gemeente Haarlemmermeer 2008 worden behandeld volgens de bepalingen van die verordening.

  • 2. Beleidsregels, waaronder Verdeelregels, die zijn vastgesteld onder de werking van de Algemene subsidieverordening gemeente Haarlemmermeer 2008 worden geacht beleidsregels te zijn als bedoeld in deze verordening, totdat het college terzake op basis van de Algemene subsidieverordening Haarlemmermeer 2011 nieuwe beleidsregels heeft vastgesteld.

Artikel 49. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag volgend op haar bekendmaking en werkt terug tot 1 januari 2011.

Artikel 50. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Algemene subsidieverordening Haarlemmermeer 2011.