Regeling vervallen per 01-04-2013

Maatregelen- en handhavingsverordening Wet werk en bijstand 2013 gemeente Halderberge

Geldend van 08-11-2012 t/m 31-03-2013

Intitulé

Maatregelen- en handhavingsverordening Wet werk en bijstand 2013 gemeente Halderberge

RAADSBESLUIT

 

De raad van de gemeente Halderberge;

 

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 11 september 2012;

 

gelet op artikel 8, eerste lid, onderdelen b en h, artikel 8a, artikel 9a, twaalfde lid, en artikel 18 van de Wet werk en bijstand; 

 

Overwegende dat het noodzakelijk is het opleggen van maatregelen  en het stellen van regels voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van bijstand bij verordening te regelen.

 

B E S L U I T :

 

Vast te stellen:

 

de “Maatregelen- en handhavingsverordening Wet werk en bijstand 2013 gemeente Halderberge”. 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1. Begrippen.

  • 1. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand (WWB), de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Gemeentewet.

  • 2. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Halderberge.

    • b.

      de raad: de gemeenteraad van de gemeente Halderberge. 

    • c.

      wet: de Wet werk en bijstand.

    • d.

      benadelingsbedrag als bedoeld in artikel 11 van deze verordening:

      de bruto bijstand die teveel of ten onrechte is verstrekt als gevolg van het schenden van de inlichtingenplicht als bedoeld in artikel 17 en artikel 78s, derde en vierde lid, van de wet.

    • e.

      benadelingsbedrag als bedoeld in artikel 13 van deze verordening:

      de bijstand waarop eerder, langer of tot een hoger bedrag een beroep wordt of is gedaan ten gevolge van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan.

    • f.

      maatregel: de in artikel 8, eerste lid, onderdelen b en h, artikel 9a, twaalfde lid, en artikel 18, tweede lid, van de wet bedoelde verlaging van de bijstand.

    • g.

      Maatregelenverordening WWB 2010: de Maatregelen- en handhavingsverordening Wet werk en bijstand 2010 gemeente Halderberge.

    • h.

      Maatregelenverordening Wij 2010: de Maatregelen- en handhavingsverordening Wet investeren in jongeren 2010 gemeente Halderberge.

Artikel 2. Het opleggen van een maatregel

  • 1. Als de belanghebbende naar het oordeel van het college tekortschietend besef van verantwoordelijkheid betoont voor de voorziening in het bestaan dan wel de uit de wet voort-vloeiende verplichtingen niet of onvoldoende nakomt met inbegrip van de verplichtingen die in de beschikking tot toekenning of voortzetting van de bijstand zijn opgenomen, waaronder begrepen het zich jegens het college zeer ernstig misdragen, wordt overeenkomstig deze verordening een maatregel opgelegd.

  • 2. Een maatregel wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate waarin de belanghebbende de gedraging kan worden verweten en de omstandigheden waarin hij verkeert.

Artikel 3. Ingangsdatum en tijdvak van de maatregel

  • 1. De maatregel wordt opgelegd met ingang van de dag volgend op de datum waarop het besluit tot het opleggen van de maatregel aan de belanghebbende is bekendgemaakt. Daarbij wordt uitgegaan van de op dat tijdstip voor die belanghebbende geldende bijstandsnorm. Als  de opgelegde maatregel lager is dan of gelijk is aan 100% van de bijstandsnorm, wordt de maatregel toegepast gedurende één maand, te rekenen vanaf de dag volgend op de datum waarop het besluit tot het opleggen van de maatregel aan de belanghebbende is bekendgemaakt. Als de opgelegde maatregel hoger is dan 100% van de bijstandsnorm, wordt de maatregel toegepast gedurende meerdere maanden, te rekenen vanaf de dag volgende op de datum waarop het besluit tot opleggen van de maatregel aan de belanghebbende is bekendgemaakt. Daarbij wordt de maatregel over de eerste maand vastgesteld op 100 % van de bijstandsnorm en wordt het restant van de maatregel in de daarop volgende maand of maanden zoveel mogelijk vastgesteld op veelvouden van 100% van de bijstandsnorm.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan de maatregel met terugwerkende kracht worden toegepast als de bijstandsnorm over een periode in het verleden nog niet is uitbetaald, dan wel het opleggen van een maatregel in de toekomst niet of niet geheel mogelijk is wegens beëindiging van de bijstand.

  • 3. Een opgelegde maatregel die niet of niet geheel kan worden uitgevoerd omdat de bijstand van belanghebbende is beëindigd of ingetrokken, herleeft indien belanghebbende binnen een jaar, te rekenen vanaf de datum met ingang van welke de bijstand is beëindigd of ingetrokken, opnieuw een opnieuw een aanvraag indient om toekenning van algemene bijstand. Bij hervatting van de bijstand binnen de in dit artikellid genoemde periode besluit het college of de (restant)maatregel alsnog wordt geëffectueerd. Van een (gedeeltelijk) afzien wordt mededeling gedaan onder vermelding van de reden.

Artikel 4. Verlaging algemene en bijzondere bijstand en aanpassing hoogte maatregelen

  • 1. Een maatregel vindt plaats door verlaging van de algemene bijstand.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan een maatregel ook plaatsvinden door verlaging van de bijzondere bijstand indien:

    • a.

      aan belanghebbende bijzondere bijstand wordt verleend met toepassing van artikel 12 van de wet; of

    • b.

      de verwijtbare gedraging van belanghebbende in relatie met zijn recht op bijzondere bijstand daartoe aanleiding geeft.

  • 3. Het college past periodiek de hoogte van de maatregelen, genoemd in deze verordening, met uitzondering van de maatregelen als bedoeld in artikel 9, eerste lid onder c, artikel 13, tweede lid onder d, en artikel 14 van deze verordening, aan de hand van de prijsindexcijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek. De bedragen na indexering worden naar boven afgerond op een veelvoud van € 5. Het afdelingshoofd Samenleving is hiervoor gemandateerd.

Artikel 5. Het besluit tot het opleggen van een maatregel

In het besluit tot het opleggen van een maatregel worden in ieder geval vermeld: de reden van de maatregel, het tijdvak waarover de maatregel wordt toegepast, het bedrag waarmee de bijstand wordt verlaagd en, als dit van toepassing is, de reden om af te wijken van de standaardmaatregel.

Artikel 6. Afzien van het opleggen van een maatregel

  • 1. Het college ziet af van het opleggen van een maatregel indien:

    • a.

      elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt; of

    • b.

      meer dan een jaar is verstreken nadat de constatering van de gedraging door het college heeft plaatsgevonden, en het college geen besluit heeft genomen over het al dan niet opleggen van een maatregel.

  • 2. Het college kan afzien van het opleggen van een maatregel indien het daarvoor dringende redenen aanwezig acht.

  • 3. Indien het college afziet van het opleggen van een maatregel op grond van dringende redenen, wordt een belanghebbende hiervan schriftelijk op de hoogte gesteld.

Artikel 7. Samenloop van gedragingen

  • 1. Als een belanghebbende zich gelijktijdig schuldig maakt aan verschillende gedragingen die het niet nakomen van een verplichting als genoemd in artikel 2, eerste lid, van deze verordening inhouden, wordt voor het bepalen van de hoogte van de maatregel uitgegaan van cumulatie van de genoemde bedragen.

  • 2. Als de in het eerste lid bedoelde cumulatie een maatregel oplevert die lager is dan of gelijk is aan 100% van de bijstandsnorm, wordt de maatregel toegepast gedurende één maand, te rekenen vanaf de dag volgend op de datum waarop het besluit tot het opleggen van de maatregel aan de belanghebbende is bekendgemaakt.

  • 3. Als de in het eerste lid van dit artikel bedoelde cumulatie een maatregel oplevert die hoger is dan 100% van de bijstandsnorm, wordt de maatregel toegepast gedurende meerdere maanden, te rekenen vanaf de dag volgende op de datum waarop het besluit tot opleggen van de maatregel aan de belanghebbende is bekendgemaakt. Daarbij wordt de maatregel over de eerste maand vastgesteld op 100 % van de bijstandsnorm en wordt het restant van de maatregel in de daarop volgende maand of maanden zoveel mogelijk vastgesteld op veelvouden van 100% van de bijstandsnorm.

Hoofdstuk 2. Niet nakomen van de verplichtingen met betrekking tot de arbeidsinschakeling

Artikel 8. Gedragingen

Gedragingen van een belanghebbende waardoor algemeen geaccepteerde arbeid niet wordt behouden en derhalve sprake is van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan als bedoeld in artikel 18, tweede lid, van de wet, en gedragingen waardoor een verplichting op grond van artikel 9 van de wet of artikel 9a van de wet niet of onvoldoende wordt nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën:

 

1. Eerste categorie:

  • a.

    het zich niet tijdig laten registreren als werkzoekende bij het UWV Werkbedrijf of het niet tijdig laten verlengen van de registratie;

  • b.

    het indienen van een aanvraag voor algemene bijstand gedurende de termijn, genoemd in artikel 41, vierde lid, van de wet.

2. Tweede categorie:

  • a.

    het niet naar vermogen trachten algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen;

  • b.

    het niet verschijnen op een oproep of het niet of in onvoldoende mate meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling;

  • c.

    gedragingen die de inschakeling in de arbeid belemmeren;

  • d.

    het onvoldoende gebruik maken van een door het college aangeboden voorziening zoals bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel b van de wet en artikel 10, eerste lid, van de wet;

  • e.

    het niet naar vermogen verrichten van door het college opgedragen onbeloonde maatschappelijk nuttige activiteiten zoals bedoeld in artikel 9, eerste lid onderdeel c van de wet;  

  • f.

    de alleenstaande ouder die uit houding en gedrag ondubbelzinnig laat blijken de verplichtingen zoals bedoeld in artikel 9 eerste lid onderdeel b, van de wet niet te willen nakomen, als gevolg waarvan de op grond van artikel 9a, eerste lid, van de wet verleende ontheffing van de arbeidsplicht is ingetrokken;

  • g.

    het niet meewerken aan het opstellen, uitvoeren en evalueren van een plan van aanpak zoals bedoeld in artikel 44a van de wet, indien van toepassing;

  • h.

    het niet naar vermogen trachten om gedurende de termijn, genoemd in artikel 41, vierde lid, van de wet, de mogelijkheden te onderzoeken naar uit ’s Rijks kas bekostigd onderwijs, voor zover het gaat om een persoon jonger dan 27 jaar;

  • i.

    het onvoldoende nakomen van de verplichtingen zoals bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de wet, voor zover het gaat om een persoon jonger dan 27 jaar, gedurende vier weken na de melding zoals bedoeld in artikel 43, vierde en vijfde lid, van de wet.

 

3. Derde categorie:

  • a.

    het niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid, waaronder tevens wordt begrepen het niet meewerken aan bemiddeling naar een concrete dienstbetrekking;

  • b.

    het door eigen toedoen niet behouden van algemeen geaccepteerde arbeid;

  • c.

    het niet gebruik maken van een door het college aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling zoals bedoeld in artikel 9, eerste lid onderdeel b van de wet en artikel 10, eerste lid, van de wet.

Artikel 9. Hoogte en duur van de maatregel

  • 1. De maatregel bij gedragingen zoals bedoeld in artikel 8 van deze verordening wordt onverminderd het bepaalde in artikel 2, tweede lid, van deze verordening vastgesteld op:

    • a.

      € 100,00 bij gedragingen van de eerste categorie;

    • b.

      € 200,00 bij gedragingen van de tweede categorie;

    • c.

      het bedrag van de gehele van toepassing zijnde bijstandsnorm bij gedragingen van de derde categorie.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan van het opleggen van een maatregel worden afgezien en kan worden volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing, tenzij het niet of niet nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van een jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder een schriftelijke waarschuwing is gegeven.

Hoofdstuk 3 Niet of onvoldoende nakomen van de inlichtingenplicht

Artikel 10. Te laat verstrekken van gegevens

  • 1. Indien een belanghebbende de inlichtingenplicht zoals bedoeld in artikel 17 van de wet niet is nagekomen door informatie die van belang is voor de verlening van de bijstand of de voortzetting daarvan niet binnen de door het college daartoe gestelde termijn te verstrekken, wordt met toepassing van artikel 54 van de wet en onverminderd het bepaalde in artikel 2, tweede lid, van deze verordening een maatregel opgelegd van € 100,00.

  • 2. Van het opleggen van een maatregel zoals bedoeld in het eerste lid van dit artikel kan worden afgezien en worden volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van twee jaar, te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan belanghebbende een schriftelijke waarschuwing is gegeven wegens het niet tijdig verstrekken van inlichtingen of het verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen.

Artikel 11. Verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen met gevolgen voor de bijstand

  • 1. Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht zoals bedoeld in artikel 17 van de wet of artikel 78s, derde en vierde lid, van de wet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand, wordt de maatregel afgestemd op de hoogte van het benadelingsbedrag.

  • 2. De maatregel wordt onverminderd het bepaalde in artikel 2, tweede lid, van deze verordening vastgesteld op:

    • a.

      € 100,00 bij een benadelingsbedrag tot € 1000,00;

    • b.

      € 200,00 bij een benadelingsbedrag van € 1000,00 tot € 2000,00;

    • c.

      € 400,00 bij een benadelingsbedrag van € 2000,00 tot € 4000,00;

    • d.

      € 1.000,00 bij een benadelingsbedrag van € 4000,00 of hoger.

Artikel 12. Verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen zonder gevolgen voor de bijstand

  • 1. Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht zoals bedoeld in artikel 17 van de wet of artikel 78s, derde en vierde lid, van de wet, niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand, bedraagt de maatregel € 100,00.

  • 2. Van het opleggen van een maatregel bedoeld in het eerste lid kan worden afgezien en worden volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan belanghebbende een schriftelijke waarschuwing is gegeven wegens het niet tijdig verstrekken van inlichtingen of het verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen.

Hoofdstuk 4 Overige gedragingen die leiden tot een verlaging

Artikel 13. Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid

  • 1. Een maatregel wegens tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan zoals bedoeld in artikel 18, tweede lid, van de wet, anders dan het niet behouden van algemeen geaccepteerde arbeid als bedoeld in artikel 8, derde lid, onderdeel b van deze verordening, wordt afgestemd op het benadelingsbedrag.

  • 2. De verlaging wordt vastgesteld op:

    • a.

      € 100,00 bij een benadelingsbedrag tot € 1000,00;

    • b.

      € 200,00 bij een benadelingsbedrag vanaf € 1000,00 tot € 2000,00;

    • c.

      € 400,00 bij een benadelingsbedrag vanaf € 2000,00 tot € 4000,00;

    • d.

      het bedrag van de gehele van toepassing zijnde bijstandsnorm bij een benadelingsbedrag van € 4000,00 of meer.

  • 3. Een maatregel wegens het niet behouden van algemeen geaccepteerde arbeid wordt opgelegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 8, derde lid, onder b, en artikel 9 van deze verordening.

Artikel 14. Zeer ernstige misdragingen

Indien een belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt tegenover het college of zijn ambtenaren, onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de wet, als bedoeld in artikel 18, tweede lid van de wet, wordt onverminderd artikel 2, tweede lid, van deze verordening een maatregel opgelegd ten bedrage van de gehele van toepassing zijnde bijstandsnorm.

Artikel 15. Nadere verplichtingen

Indien aan belanghebbende een of meerdere verplichtingen als bedoeld in artikel 55 van de wet zijn opgelegd en deze niet in voldoende mate worden nagekomen, wordt onverminderd artikel 2, tweede lid, van deze verordening een maatregel opgelegd van € 200,00.

Hoofdstuk 5 Recidive en herhaalde recidive

Artikel 16 Recidive en herhaalde recidive bij niet nakomen van de verplichtingen met betrekking tot de arbeidsinschakeling

  • 1. Indien de belanghebbende zich binnen een jaar nadat met toepassing van:

    • a.

      het bepaalde in artikel 8 en 9 van deze verordening,

    • b.

      het bepaalde in artikel 6 en 7 van de Maatregelenverordening WWB 2010, of

    • c.

      het bepaalde in artikel 7 van de Maatregelenverordening Wij 2010, een maatregel is opgelegd, opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging van dezelfde of hogere categorie als bedoeld in artikel 8 van deze verordening, wordt een maatregel opgelegd ten bedrage van het dubbele van het bedrag van de maatregel dat op grond van de artikelen 8 en 9 van deze verordening moet worden opgelegd voor de nieuwe verwijtbare gedraging.

  • 2. Indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van het besluit waarbij de maatregel met toepassing van het eerste lid van dit artikel in hoogte is verdubbeld opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging van dezelfde of hogere categorie als bedoeld in de artikelen 8 en 9 van deze verordening, wordt een maatregel opgelegd ten bedrage van het drievoudige bedrag van de maatregel, die op grond van de artikelen 8 en 9 van deze verordening moet worden opgelegd voor de nieuwe verwijtbare gedraging.

  • 3. Indien de met toepassing van het eerste of tweede lid opgelegde maatregel meer bedraagt dan 100% van de bijstandsnorm, wordt de maatregel geëffectueerd via een oplegging van 100% van de bijstandsnorm gedurende een eerste maand en het alsdan resterende bedrag van de maatregel gedurende de daarop volgende maand(en), waarbij de maatregel zoveel mogelijk wordt vastgesteld op veelvouden van 100% van de bijstandsnorm.

  • 4. Met een besluit waarbij een maatregel is opgelegd als bedoeld in het eerste lid van dit artikel wordt gelijkgesteld het besluit om:

    • a.

      van het opleggen van een maatregel wegens niet nakomen van de verplichtingen met betrekking tot de arbeidsinschakeling af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 6, tweede lid, van deze verordening, in artikel 4, tweede lid, van de Maatregelenverordening WWB 2010 of in artikel 5, eerste lid, aanhef en onder b, van de Maatregelen-verordening Wij 2010, en

    • b.

      een waarschuwing op te leggen wegens het niet nakomen van de verplichting met betrekking tot de arbeidsinschakeling.

  • 5. Als een besluit in bezwaar of beroep wordt herzien is het laatste in bezwaar of beroep genomen besluit bepalend voor de recidive.

Artikel 17. Recidive en herhaalde recidive bij niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenverplichting als bedoeld in artikel 17 van de wet

  • 1. Indien de belanghebbende binnen een jaar nadat met toepassing van:

    • a.

      het bepaalde in artikel 10, 11 of 12 van deze verordening,

    • b.

      het bepaalde in artikel 8 of 9 van de Maatregelenverordening WWB 2010, of

    • c.

      het bepaalde in artikel 8 of 9 van de Maatregelenverordening Wij 2010, een maatregel is opgelegd wegens het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht als bedoeld in artikel 17 van de wet, opnieuw de inlichtingenplicht als bedoeld in artikel 17 van de wet niet of niet behoorlijk nakomt, wordt een maatregel opgelegd ten bedrage van het dubbele van het bedrag van de maatregel dat op grond van de artikelen 10, 11 of 12 van deze verordening moet worden opgelegd voor het nieuwe niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht als bedoeld in artikel 17 van de wet.

  • 2. Indien de belanghebbende binnen twaalf maanden na bekendmaking van het besluit waarbij de maatregel met toepassing van het eerste lid van dit artikel in hoogte is verdubbeld opnieuw de inlichtingenplicht als bedoeld in artikel 17 van de wet niet of niet behoorlijk nakomt, wordt een maatregel opgelegd ten bedrage van het drievoudige bedrag van de maatregel, die op grond van de artikelen 10, 11 of 12 van deze verordening moet worden opgelegd voor het nieuwe niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht als bedoeld in artikel 17 van de wet.

  • 3. Indien de met toepassing van het eerste of tweede lid opgelegde maatregel meer bedraagt dan 100% van de bijstandsnorm, wordt de maatregel geëffectueerd via een oplegging van 100% van de bijstandsnorm gedurende een eerste maand en het alsdan resterende bedrag van de maatregel gedurende de daarop volgende maand(en), waarbij de maatregel zoveel mogelijk wordt vastgesteld op veelvouden van 100% van de bijstandsnorm.

  • 4. Met een besluit waarbij een maatregel is opgelegd als bedoeld in het eerste lid van dit artikel wordt gelijkgesteld het besluit om:

    • a.

      van het opleggen van een maatregel wegens niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht als bedoeld in artikel 17 van de wet af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 6, tweede lid, van deze verordening, in artikel 4, tweede lid, van de Maatregelenverordening WWB 2010 of in artikel 5, eerste lid, aanhef en onder b, van de Maatregelenverordening Wij 2010, en

    • b.

      een waarschuwing op te leggen wegens het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht als bedoeld in artikel 17 van de wet.

  • 5. Als een besluit in bezwaar of beroep wordt herzien is het laatste in bezwaar of beroep genomen besluit bepalend voor de recidive.

Artikel 18. Recidive en herhaalde recidive bij tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan

  • 1. Indien de belanghebbende binnen twaalf maanden na bekendmaking van het besluit waarbij met toepassing van artikel 13, eerste en tweede lid, van deze verordening, of artikel 10 van de Maatregelenverordening WWB 2010 een maatregel is opgelegd opnieuw tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan betoont als bedoeld in artikel 13, eerste en tweede lid, van deze verordening wordt een maatregel opgelegd ten bedrage van het dubbele van het bedrag van de maatregel dat op grond van artikel 13, eerste en tweede lid, van deze verordening moet worden opgelegd voor het nieuwe betoonde tekortschietende besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan als bedoeld in artikel 13, eerste en tweede lid, van deze verordening.

  • 2. Indien de belanghebbende binnen twaalf maanden na bekendmaking van het besluit waarbij de maatregel met toepassing van het eerste lid van dit artikel in hoogte is verdubbeld opnieuw tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan betoont als bedoeld in artikel 13, eerste en tweede lid, van deze verordening, wordt een maatregel opgelegd ten bedrage van het drievoudige bedrag van de maatregel, die op grond van artikel 13, eerste en tweede lid, van deze verordening moet worden opgelegd voor het nieuwe betoonde tekortschietende besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan als bedoeld in artikel 13, eerste en tweede lid, van deze verordening.

  • 3. Indien de met toepassing van het eerste of tweede lid opgelegde maatregel meer bedraagt dan 100% van de bijstandsnorm, wordt de maatregel geëffectueerd via een oplegging van 100% van de bijstandsnorm gedurende een eerste maand en het alsdan resterende bedrag van de maatregel gedurende de daarop volgende maand(en), waarbij de maatregel zoveel mogelijk wordt vastgesteld op veelvouden van 100% van de bijstandsnorm.

  • 4. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd als bedoeld in het eerste lid van dit artikel wordt gelijkgesteld het besluit om van het opleggen van een maatregel wegens het betonen van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 6, tweede lid, van deze verordening, in artikel 4, tweede lid, van de Maatregelenverordening WWB 2010 of in artikel 5, eerste lid, aanhef en onder b, van de Maatregelenverordening Wij 2010. Als een besluit in bezwaar of beroep wordt herzien is het laatste in bezwaar of beroep genomen besluit bepalend voor de recidive.

Artikel 19. Recidive en herhaalde recidive bij zeer ernstige misdragingen

  • 1. Indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van het besluit waarbij met toepassing van artikel 14 van deze verordening, artikel 11 van de Maatregelen-verordening WWB 2010, of artikel 10 van de Maatregelenverordening Wij 2010 een maatregel is opgelegd opnieuw zeer ernstig misdraagt als bedoeld in artikel 14 van deze verorde-ning wordt een maatregel opgelegd ten bedrage van het dubbele van het bedrag van de gehele van toepassing zijnde bijstandsnorm. Als een besluit in bezwaar of beroep wordt herzien is het laatste in bezwaar of beroep genomen besluit bepalend voor de recidive.

  • 2. Indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van het besluit waarbij de maatregel met toepassing van het eerste lid van dit artikel is verdubbeld opnieuw zeer ernstig misdraagt als bedoeld in artikel 14 van deze verordening, wordt een maatregel opgelegd ten bedrage van het drievoudige bedrag van de maatregel, die op grond van artikel 14 van deze verordening moet worden opgelegd voor de nieuwe ernstige misdraging.

  • 3. Indien de met toepassing van het eerste of tweede lid opgelegde maatregel meer bedraagt dan 100% van de bijstandsnorm, wordt de maatregel geëffectueerd via een oplegging van 100% van de bijstandsnorm gedurende een eerste maand en het alsdan resterende bedrag van de maatregel gedurende de daarop volgende maand(en), waarbij de maatregel zoveel mogelijk wordt vastgesteld op veelvouden van 100% van de bijstandsnorm.

Artikel 20. Recidive en herhaalde recidive bij onvoldoende nakomen nadere verplichtingen

  • 1. Indien de belanghebbende binnen twaalf maanden na bekendmaking van het besluit waarbij met toepassing van artikel 15 van deze verordening of artikel 12 van de Maatregelenverordening WWB 2010 een maatregel is opgelegd opnieuw de nadere verplichtingen als bedoeld in artikel 55 van de wet onvoldoende nakomt wordt een maatregel opgelegd ten bedrage van het dubbele van het bedrag van de maatregel dat op grond van artikel 15 van deze verordening moet worden opgelegd voor het nieuwe onvoldoende nakomen van de nadere verplichtingen als bedoeld in artikel 55 van de wet.

  • 2. Indien de belanghebbende binnen twaalf maanden na bekendmaking van het besluit waarbij de maatregel met toepassing van het eerste lid van dit artikel in hoogte is verdubbeld opnieuw de nadere verplichtingen als bedoeld in artikel 55 van de wet onvoldoende nakomt, wordt een maatregel opgelegd ten bedrage van het drievoudige bedrag van de maatregel, die op grond van artikel 15 van deze verordening moet worden opgelegd voor het nieuwe onvoldoende nakomen van de nadere verplichtingen als bedoeld in artikel 55 van de wet.

  • 3. Indien de met toepassing van het eerste of tweede lid opgelegde maatregel meer bedraagt dan 100% van de bijstandsnorm, wordt de maatregel geëffectueerd via een oplegging van 100% van de bijstandsnorm gedurende een eerste maand en het alsdan resterende bedrag van de maatregel gedurende de daarop volgende maand(en), waarbij de maatregel zoveel mogelijk wordt vastgesteld op veelvouden van 100% van de bijstandsnorm.

  • 4. Met een besluit waarbij een maatregel is opgelegd als bedoeld in het eerste lid van dit artikel wordt gelijkgesteld het besluit om van het opleggen van een maatregel wegens het onvoldoende nakomen van de nadere verplichtingen als bedoeld in artikel 55 van de wet af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 6, tweede lid, van deze verordening, of in artikel 4, tweede lid, van de Maatregelenverordening WWB 2010. Als een besluit in bezwaar of beroep wordt herzien is het laatste in bezwaar of beroep genomen besluit bepalend voor de recidive.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 21. Handhavingsbeleid

Gelet op het bepaalde in artikel 8a van de wet biedt het college periodiek aan de raad een handhavingsplan aan met daarin het te voeren beleid op het gebied van handhaving, bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet en de te verwachten resultaten.

Artikel 22. Nadere regels

Het college is bevoegd om nadere regels te stellen met betrekking tot de uitvoering van deze verordening.

Artikel 23. Uitvoering

Het college is belast met de uitvoering van deze verordening. In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 24. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na publicatie onder gelijktijdige intrekking van de Afstemmings- en handhavingsverordening Wet werk en bijstand 2007 gemeente Halderberge.

Deze verordening is uitsluitend van toepassing op gedragingen die plaatsvinden na de dag van publicatie.

Artikel 25. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als : “de Maatregelenverordening WWB”.

 

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad

van de gemeente Halderberge d.d. 11 oktober 2012,

 

de griffier,                                                           de voorzitter,

 

 

A. Koenen                                                           G.A.A.J. Janssen