Regeling vervallen per 01-01-2013

Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand 2009

Geldend van 01-01-2012 t/m 31-12-2012

Intitulé

Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand 2009

RAADSBESLUIT

De raad van de gemeente Halderberge;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 2 juni 2009;

gelet op artikel 147, eerste lid van de Gemeentewet, de artikelen 7,8 en 10 van de Wet Werk en Bijstand, de artikelen 34, 35, en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de artikelen 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

wet Structuur Uitvoering Werk en Inkomen,

B E S L U I T :

De Reintegratieverordening Wet werk en bijstand 2004, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 06-09-2007 in te trekken en vast te stellen :

de “Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand 2009”:

HOOFDSTUK 1 Algemeen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • a.

    De wet: Wet werk en bijstand;

  • b.

    Awb: de Algemene wet bestuursrecht;

  • c.

    Ioaw: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

  • d.

    Ioaz: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

  • e.

    De raad: de gemeenteraad van de gemeente Halderberge;

  • f.

    Het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Halderberge;

  • g.

    UWV: Uitvoeringinstituut Werknemersverzekeringen;

  • h.

    Gemeentelijke doelgroep: uitkeringsgerechtigden, Anw-ers, Nuggers alsmede personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de wet voor zover zij binnen de gemeente Halderberge woonachtig zijn als bedoeld in art 10, eerste lid en 11 van Boek 1 van het Burgerlijk wetboek;

  • i.

    Uitkeringsgerechtigden: personen met een uitkering ingevolge de wet, de Ioaw of de Ioaz;

  • j.

    Anw-ers: werkzoekenden met een uitkering volgens de Algemene nabestaanden wet ;

  • k.

    Nuggers: werkzoekenden die geen uitkeringsgerechtigden zijn als bedoeld in sub i ,en geen uitkering ontvangen van het UWV;

  • l.

    Jongeren: uitkeringsgerechtigden , Anw’ers of Nuggers niet ouder dan 22 jaar.

  • m.

    Belanghebbende: een persoon als bedoeld in art 1:2 lid 1 Awb;

  • n.

    Werkzoekenden: personen zonder dienstverband voor meer dan 12 uur en die als werkzoekend zijn ingeschreven bij het UWV Werkbedrijf te Roosendaal

  • o.

    Traject: een aaneenschakeling van voorzieningen met als doel het verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid of als dit vooralsnog niet mogelijk is, het verhogen van de maatschappelijke participatie;

  • p.

    Voorzieningen: de instrumenten die het college ter beschikking heeft voor het bieden van ondersteuning als bedoeld in artikel 7 van de wet en deze verordening;

  • q.

    Algemeen geaccepteerde arbeid: alle algemeen aanvaarde arbeid , m.u.v. arbeid in het kader van de Wet Sociale Werkvoorziening,die niet in strijd is met de wet of iemands persoonlijke integriteit, inclusief de uitoefening van een zelfstandig beroep of bedrijf,;

  • r.

    Work first: een voorziening van tenminste 20 uur per week gericht op instroom in algemeen geaccepteerde arbeid binnen 6 maanden;

  • s.

    Werkstage: een werkplek gericht op het aanleren van beroepsgerichte vaardigheden;

  • t.

    Proefplaatsing: een werkplek als fase voordat de werkgever belanghebbende een dienstverband aanbiedt. De werkplek is bedoeld als mogelijkheid voor de werkgever om te bekijken of de potentiële werknemer past binnen het bedrijf en de functie. Voor de werknemer biedt het de mogelijkheid om nog specifieke, binnen het bedrijf, benodigde kennis op te doen;

  • u.

    Werknemers in gesubsidieerde arbeid: werknemers als bedoeld in artikel 10, 2e lid van de wet.

  • v.

    participatieplaats: een additionele werkplaats als bedoeld in artikel 10a van de Wet werk en bijstand, artikel 38 van de Ioaw of artikel 38 van de Ioaz, waar een uitkeringsgerechtigde, die op grond van persoonlijke werkbelemmeringen niet direct bemiddelbaar is, met behoud van uitkering werkzaamheden verricht voor tenminste 12 uur per week gericht op de inschakeling op de arbeidsmarkt.

HOOFDSTUK 2 Kader

Artikel 2 Opdracht aan het college

  • 1. Het college biedt aan bijstandsgerechtigden tot 65 jaar, aan personen uit de gemeentelijke doelgroep als bedoeld in artikel 10 van de wet en artikel 1 sub h van deze verordening ondersteuning bij de arbeidsinschakeling aan voor zover het college dat noodzakelijk acht. Artikel 40, eerste lid van de wet is van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Bij de keuze van de mogelijkheden van ondersteuning en het aanbieden van voorzieningen wordt door het college een afweging gemaakt, waarbij gekeken wordt of de ondersteuning of de voorziening, gelet op de mogelijkheden en capaciteiten van een cliënt, zoals bedoeld in deze verordening doelmatig is met het oog op inschakeling in de arbeid.

  • 3. Het college draagt zorg voor voldoende diversiteit in het aanbod aan ondersteuning en voorzieningen.

Artikel 3 Beleidsplan College

  • 1. Het college kan ter nadere uitvoering van deze verordening een beleidsplan vaststellen waarin beleidsprioriteiten worden aangegeven, alsmede de hoogte en wijze van financiering.

  • 2. Dit beleidsplan omvat in elk geval:

    • a.

      een beschrijving van het doel van het beleid;

    • b.

      een omschrijving van het beleid ten aanzien van de verschillende doelgroepen en de prioritering binnen en tussen die groepen, waarbij een evenwichtige aanpak als uitgangspunt wordt genomen;

    • c.

      de wijze waarop de aanbesteding wordt vormgegeven;

    • d.

      het flankerend beleid ten aanzien van zorg en hulpverlening.

  • 3. Het beleidsplan als bedoeld in het eerste lid wordt in het kader van cliëntenparticipatie mede besproken met een vertegenwoordiging van de doelgroep.

Artikel 4 Subsidieplafond, verslag en uitvoeringsbesluit

  • 1. Het college kan één of meer subsidie- of budgetplafonds vaststellen voor de verschillende voorzieningen. Een door het college ingesteld subsidie – of budgetplafond vormt een weigeringsgrond bij de aanspraak op een specifieke voorziening.

  • 2. Het college kan een plafond instellen voor het aantal personen dat in aanmerking komt voor een specifieke voorziening.

  • 3. Het college zendt jaarlijks aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van het beleid.

  • 4. Het verslag als bedoeld in het derde lid wordt in het kader van klantenparticipatie mede besproken met een vertegenwoordiging van de doelgroep;

  • 5. Bij uitvoeringsbesluit kan het college met betrekking tot de uitvoering van deze verordening nadere regels stellen.

  • 6. Deze regels kunnen betrekking hebben op:

    • a.

      de voorwaarden waaronder een voorziening wordt aangeboden;

    • b.

      de weigeringsgronden bij het aanbieden van voorzieningen;

    • c.

      de intrekking of wijziging van de subsidieverlening of – vaststelling;

    • d.

      de aanvraag, van en de besluitvorming over subsidies en premies;

    • e.

      de betaling van subsidies en het verlenen van voorschotten;

    • f.

      het vragen van een eigen bijdrage;

    • g.

      overige criteria voor het aanbieden van voorzieningen en het verstrekken van subsidies;

    • h.

      terugvorderen van kosten van voorzieningen voor personen als bedoeld in artikel 1 sub j, k en l van deze verordening;

    • i.

      de voorwaarden en de periode tot het verlenen van vrijstelling van de verplichtingen zoals bedoeld in artikel 20 van deze verordening.

Artikel 5 Aanspraak op ondersteuning

  • 1. Uitkeringsgerechtigden, Anw-ers, Nuggers alsmede personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de wet, hebben aanspraak op ondersteuning bij arbeidsinschakeling en op de naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2. Het college doet een aanbod dat past binnen de criteria die gesteld zijn in de wet, deze verordening, en de door het college vervaardigde uitvoeringsregels.

  • 3. Bij de inzet van voorzieningen wordt gekozen voor dat instrument dat beschikbaar is en dat adequaat en toereikend is voor het doel dat beoogd wordt.

  • 4. Voorzieningen die gericht zijn op de arbeidsinschakeling worden alleen ingezet als zonder die inzet het vinden van algemeen geaccepteerde arbeid niet mogelijk is.

HOOFDSTUK 3 Voorzieningen

Artikel 6 Algemeen

  • 1. Ondersteuning wordt geboden door het aanbieden van een traject, waarbij zonodig voorzieningen kunnen worden ingezet, of door het bieden van praktische hulp, advies en/of doorverwijzing naar andere instanties.

  • 2. Bij de afweging welke voorziening het meest geschikt is voor welk persoon uit de doelgroep, worden de mogelijkheden en belemmeringen van de persoon en het belang van de gemeente tegen elkaar afgewogen.

  • 3. Het college kan voor de uitvoering van voorzieningen afspraken maken met derden waaronder werkgevers en reintegratiebedrijven.

Artikel 7 Reïntegratietrajecten

  • 1. Reïntegratietrajecten zijn primair gericht op instroom in algemeen geaccepteerde arbeid.

  • 2. Voor personen die nieuw instromen in de uitkering en jongeren is work first als bedoeld in artikel 8 een primaire voorziening;

  • 3. Bij de inzet van reïntegratietrajecten wordt een zorgvuldige afweging gemaakt over de combinatie met zorgtaken.

Artikel 8 Work First

  • 1. Elke uitkeringsgerechtigde werkzoekende en elke jongere krijgt binnen 1 maand na inschrijving bij het UWV Werkbedrijf een aanbod voor een Work First voorziening als bedoeld in artikel 1, onder r gericht op inschakeling in algemeen geaccepteerde arbeid.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op personen ten aanzien van wie het college heeft bepaald dat een volledige ontheffing van de arbeidsverplichting geldt en voor personen waarvan het UWV Werkbedrijf heeft vastgesteld dat zij binnen drie maanden naar algemeen geaccepteerde arbeid kunnen worden toegeleid.

  • 3. Het college kan in individuele gevallen afwijken van het gestelde in het eerste lid.

  • 4. Voor personen, die op grond van het tweede lid geen Work First voorziening aangeboden hebben gekregen of indien de Work First voorziening niet heeft geleid tot instroom in algemeen geaccepteerde arbeid, wordt een ander reïntegratietraject ingezet waarvan onderstaande voorzieningen onderdeel kunnen uitmaken.

Artikel 9 Detacheringsbanen uitgevoerd door een reïntegratiebedrijf

  • 1. Het college kan aan een uitkeringsgerechtigde een dienstverband aanbieden, gericht op arbeidsinschakeling;

  • 2. De uitkeringsgerechtigde wordt voor het verrichten van arbeid gedetacheerd bij een onderneming. De detachering wordt vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst.

  • 3. Een uitkeringsgerechtigde wordt alleen geplaatst indien, door zijn plaatsing de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en indien door zijn plaatsing geen verdringing plaatsvindt.

  • 4. Het college kan voor de uitvoering van dit artikel nadere regels stellen.

Artikel 10 Scholing

  • 1. Het college kan een vorm van scholing aanbieden gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2. Het college kan bij uitvoeringsbesluit regels stellen ten aanzien van de noodzakelijkheid van de scholing, de duur en de maximale kosten.

Artikel 11 Begeleiding

  • 1. Het college kan begeleiding aanbieden met als doel de belanghebbende te ondersteunen bij het vinden van algemeen geaccepteerde arbeid.

  • 2. Het college kan bij uitvoeringsbesluit regels stellen ten aanzien van de noodzakelijkheid van de begeleiding, de duur en de maximale kosten.

Artikel 12 Proefplaatsing

  • 1. Het college kan aan de personen, bedoeld in artikel 1 sub i en l, met behoud van uitkering, een proefplaatsing aanbieden.

  • 2. Dit instrument kan ingezet worden wanneer door het college aan de hand van een onderzoek is vastgesteld dat de belanghebbende op korte termijn een reëel perspectief heeft op regulier werk en een proefplaatsing geïndiceerd is.

  • 3. Het college kan bij uitvoeringsbesluit regels stellen ten aanzien van de noodzakelijkheid van de plaatsing, de duur en de maximale kosten.

Artikel 13 Werkstage

  • 1. Het college kan aan de personen, bedoeld in artikel 1, sub i en l, met behoud van uitkering, een werkstage aanbieden, gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2. Dit instrument kan ingezet worden wanneer door het college aan de hand van een onderzoek is vastgesteld dat de belanghebbende op korte termijn een reëel perspectief heeft op regulier werk en een proefplaatsing geïndiceerd is.

  • 3. Het college kan bij uitvoeringsbesluit regels stellen ten aanzien van de noodzakelijkheid van de werkstage, de duur en de maximale kosten.

Artikel 14 Participatieplaatsen

  • 1. Het college kan uitkeringsgerechtigde personen bedoeld in artikel 1 sub i en l een participatieplaats aanbieden, waarbij voor tenminste 12 uur per week additionele, onbetaalde werkzaamheden worden verricht.

  • 2. Het doel van de participatieplaats is om uitkeringsgerechtigden die door persoonlijke werkbelemmeringen niet bemiddelbaar zijn dichter bij de arbeidsmarkt te brengen.

  • 3. De participatieplaats duurt minimaal 6 maanden en maximaal twee jaar.

  • 4. De in lid 3 genoemde termijn kan tweemaal met één jaar worden verlengd, met in achtneming van hetgeen gesteld is in artikel 10a lid 9 en lid 10 van de Wet werk en bijstand.

  • 5. De werkzaamheden in een participatieplaats zijn additioneel van aard en gericht op re-integratie.

  • 6. Voor zover de belanghebbende niet beschikt over een startkwalificatie wordt binnen 6 maanden na aanvang van de onbeloonde additionele werkzaamheden door het college bekeken in hoeverre scholing of opleiding kan bijdragen aan vergroting van de kans op inschakeling in het arbeidsproces.

  • 7. Met betrekking tot de aan te bieden scholing geldt hetgeen is bepaald in artikel 10 van deze verordening.

  • 8. Het college kan eisen stellen aan werkgevers met betrekking tot begeleiding en de investering in scholing van de deelnemers op een participatieplaats.

  • 9. De organisatie waar personen op een participatieplaats geplaatst worden draagt er zorg voor dat de geplaatste personen gedurende hun werk verzekerd zijn tegen wettelijke aansprakelijkheid.

  • 10. Het college kan bij uitvoeringsbesluit nadere regels stellen met betrekking tot de inzet van participatieplaatsen.

Artikel 15 Sociale activering

  • 1. Onder sociale activering wordt verstaan het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2. Het college kan aan uitkeringsgerechtigden als onderdeel van een reïntegratietraject activiteiten aanbieden in het kader van sociale activering.

  • 3. Het college kan bij uitvoeringsbesluit regels stellen ten aanzien van de noodzakelijkheid van de plaatsing, de duur en de maximale kosten.

Artikel 16

  • 1. Het college kan een vergoeding verstrekken voor kosten die gemaakt zijn in het kader van de arbeidsinschakeling en wel onder andere voor ;

    • a.

      reiskosten

    • b.

      kosten voor kinderopvang

    • c.

      kosten voor een vervangende voorziening van mantelzorg, voor zover deze kosten niet door voorliggende voorzieningen kunnen worden bekostigd.

  • 2. Het college stelt bij uitvoeringsbesluit regels ten aanzien van doelgroep, de noodzaak en de hoogte van de vergoedingen.

HOOFDSTUK 4 Stimuleringssubsidie

Artikel 17

  • 1. Het college kan per kalenderjaar een eenmalige subsidie verstrekken aan personen als bedoeld in artikel 1 sub i van deze verordening ,die gedurende een periode van 12 maanden, minstens 20 uur per week activiteiten verrichten als bedoeld in artikel 12 , 13 en 15 .

  • 2. De hoogte van deze éénmalige defiscale premie wordt door het college vastgesteld.

  • 3. De vergoeding wordt naar rato lager vastgesteld indien belanghebbende minder dan 12 maanden activiteiten heeft verricht als bedoeld in lid 1.

  • 4. Het college verstrekt aan een uitkeringsgerechtigde die voor tenminste 12 uur per week werkzaam is in een participatieplaats, als bedoeld in artikel in artikel 1 sub v en artikel 14 van deze verordening, na iedere zes maanden een premie, onder voorwaarde dat belanghebbende naar oordeel van het college voldoende heeft meegewerkt aan het vergroten van de zijn kans op inschakeling in het arbeidsproces.

  • 5. De hoogte van de in lid 4 genoemde premie is afhankelijk van het gemiddeld aantal gewerkte uren per week in de voorafgaande 6 maanden en bedraagt:

    • a.

      € 600,- bij een gemiddelde uren-inzet van 12 tot 20 uur per week;

    • b.

      € 1.000,- bij een gemiddelde uren-inzet vanaf 20 uur per week.

  • 6. Het recht op een premie als bedoeld in het vierde lid wordt elke zes maanden beoordeeld.

HOOFDSTUK 5 Voorziening voor gesubsidieerde arbeid

Artikel 18 Werkgeverssubsidie

  • 1. Het college kan subsidie verstrekken aan werkgevers die met een persoon bedoeld in artikel 1 sub i en l van deze verordening een arbeidsovereenkomst sluiten gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2. Bij uitvoeringsbesluit stelt het college regels ten aanzien van de duur van de subsidie, de hoogte, en de verplichtingen die aan de subsidie worden verbonden.

  • 3. Het niet meewerken door de werkgever aan het behalen van de in het trajectplan opgenomen doelstellingen en de uitvoering van de daaraan gekoppelde activiteiten, kan leiden tot het weigeren, intrekken of beëindigen van beschikbaar gestelde loonkostensubsidie of premie.

  • 4. Bij het beschikbaar stellen van gesubsidieerde arbeid zal door spreiding van gesubsidieerde werknemers over diverse bedrijven of organisaties worden voorkomen dat oneerlijke concurrentie ontstaat. Hiermee worden de uitgangspunten van EC verordening 2204/2002 nageleefd

HOOFDSTUK 6 Rechten en plichten

Artikel 19 Verplichtingen van de cliënt

  • 1. Een persoon die door het college een voorziening wordt aangeboden is verplicht hiervan gebruik te maken.

  • 2. De persoon die deelneemt aan een voorziening is gehouden aan de verplichtingen die voortvloeien uit de wet, de Wet Structuur Uitvoering Werk en Inkomen, deze verordening, alsmede aan de verplichtingen die het college aan de aangeboden voorziening heeft verbonden.

  • 3. Naast de verplichting als genoemd in het eerste lid kan het college verplichtingen opleggen die strekken tot instroom in algemeen geaccepteerde arbeid.

  • 4. Naast de verplichting, genoemd in artikel 9, eerste lid van de wet, kan het college bij uitvoeringsbesluit nadere regels stellen inzake deze verplichting.

  • 5. De in het eerste lid bedoelde persoon is verplicht datgene na te laten dat de realisatie van het doel van het traject of van de reïntegratie-instrumenten belemmert.

  • 6. Indien een uitkeringsgerechtigde die deelneemt aan een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in het tweede tot en met vierde lid, kan het college de uitkering verlagen overeenkomstig hetgeen hierover is bepaald in de afstemmingsverordening.

  • 7. Het niet of onjuist verstrekken van relevante informatie van personen leidt tot het weigeren, intrekken of beëindigen van de in lid 1 en 2 bedoelde voorzieningen.

  • 8. Indien de persoon, die gebruik maakt van een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in het tweede tot en met zesde lid, als gevolg waarvan het reïntegratietraject wordt beëindigd kan het college de kosten van de voorziening dan wel de subsidie geheel of gedeeltelijk terugvorderen.

Artikel 20 Vrijstelling

Het college kan in individuele gevallen (gedeeltelijke) tijdelijk vrijstelling verlenen van sollicitatieverplichtingen

  • 1.

    indien is komen vast te staan, dat de persoon zorgtaken niet (volledig) kan combineren met arbeid. Aard en omvang van zorgtaken worden vastgelegd in het uitvoeringsbesluit.

  • 2.

    aan personen die op grond van psychische of medische omstandigheden geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt zijn;

  • 3.

    aan personen van 57½ jaar en ouder, indien in samenspraak met het UWV Werkbedrijf  is komen vast te staan dat voor deze personen geen arbeidsperspectief aanwezig is, gelet op de situatie op de arbeidsmarkt;

Artikel 21 Weigeren van een voorziening

  • 1. Het college weigert een voorziening indien:

    • a.

      de aanvrager niet behoort tot de gemeentelijke doelgroep;

    • b.

      de kosten van de gevraagde voorziening het budgetplafond als bedoeld in art 4 lid 1 van deze verordening te boven gaan;

    • c.

      het aantal deelnemers het deelnemersplafond als bedoeld in artikel 4 lid 2 van deze verordening bereikt heeft.

  • 2. Het college kan een voorziening weigeren indien de aanvrager:

    • a.

      bij de afhandeling van de aanvraag van de voorziening de op hem rustende inlichtingenplicht niet of niet behoorlijk is nagekomen door geen, onjuiste of onvolledige mededelingen te doen of door het niet verstrekken van de gevraagde informatie;

    • b.

      onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek naar de mogelijkheden van de belanghebbende op de arbeidsmarkt en naar de geschiktheid voor hem van de voorzieningen als bedoeld in deze verordening.

Artikel 22 Beëindigen van voorzieningen

Het college kan een voorziening beëindigen:

  • a.

    indien de persoon die deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep van de wet;

  • b.

    indien de persoon algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt, waarbij geen gebruik meer wordt gemaakt van deze voorziening;

  • c.

    indien naar het oordeel van het college de voorziening en/of voortzetting daarvan, onvoldoende bijdraagt aan een snelle arbeidsinschakeling;

  • d.

    indien de persoon die aan de voorziening deelneemt zijn verplichtingen bedoeld in de artikelen 9, 17 en 55 van de wet en/of de verplichtingen als bedoeld in artikel 19 van deze verordening niet nakomt.

Artikel 23 Maatregelen

  • 1. Als een persoon als bedoeld in artikel 1 sub i van deze verordening zijn verplichtingen als bedoeld in artikel 19 van deze verordening niet is nagekomen of niet nakomt, kan het college de uitkering verlagen, conform hetgeen hierover is bepaald in de Afstemmingsverordening WWB.

  • 2. Als een persoon die een uitkering ontvangt op grond van de Ioaw of de Ioaz, zijn verplichtingen als bedoeld in artikel 19 van deze verordening niet nakomt, kan het college de uitkering verlagen, conform hetgeen hierover is bepaald in artikel 20 van de Ioaw en de Ioaz en het Maatregelbesluit Abw, Ioaw en Ioaz.

  • 3. Indien een persoon, niet zijnde een uitkeringsgerechtigde, die gebruik maakt van een voorziening, niet voldoet aan de verplichtingen als gesteld in artikel 19 van deze verordening kan het college de kosten van de voorziening geheel of gedeeltelijk terugvorderen. Het college kan hiervoor nadere regels stellen.

HOOFDSTUK 7 Overgangsrecht

Artikel 24 Wiw en ID

  • 1. Het college draagt zorg voor de uitvoering van de dienstbetrekkingen als bedoeld in artikel 4 van de Wet inschakeling werkzoekenden, zoals dit luidde op 31-12-2003, en stimuleert de uitstroom.

  • 2. Het college draagt zorg voor de subsidiëring van de dienstbetrekkingen als bedoeld in artikel 6 van het Besluit in- en doorstroombanen, zoals dit besluit luidde op 31-12-2003, en voor de subsidiëring van de arbeidsovereenkomsten zoals bedoeld in artikel 5 eerste lid van de Wet inschakeling werkzoekenden, zoals dit luidde op 31-12-2003, en stimuleert de uitstroom. De hoogte van de subsidie wordt door het college vastgesteld.

  • 3. De dienstbetrekkingen en arbeidsovereenkomsten genoemd in eerste en tweede lid zijn, vanaf het moment van inwerkingtreding van de WWB, voorzieningen in de zin van de WWB. Het college kan nadere voorwaarden stellen aan de subsidieverstrekking.

Artikel 25 Verordening subsidiebeleid ter bevordering van de zelfstandige bestaansvoorziening gemeente Halderberge;

Ten aanzien van in het verleden ontstane (periodieke) maar nog niet (volledig) geëffectueerde subsidierechten blijft de “oude” verordening van toepassing tot het moment waarop die aanvragers het “ subsidietraject” van de oude verordening geheel hebben doorlopen.

HOOFDSTUK 8 Regelingen in verband met de wijzigingen in de WWB en intrekking van de WIJ per 1 januari 2012.

Artikel 25a Wijziging betekenis begrippen

  • 1. Waar in deze verordening de begrippen 'alleenstaande', 'alleenstaande ouder' en 'gezin' worden gebruikt, hebben deze vanaf 1 januari 2012 dezelfde betekenis als in artikel 4 van de wet.

  • 2. Waar in deze verordening wordt gesproken van 'gehuwde(n)' of 'gehuwdennorm' hebben deze begrippen vanaf 1 januari 2012 dezelfde betekenis als 'gezin', bedoeld in artikel 4, respectievelijk 'gezinsnorm', bedoeld in artikel 21, eerste lid, van de wet.

Artikel 25b Afwijkende bepalingen voor jongeren

In afwijking van hetgeen in deze verordening is bepaald, kunnen de volgende voorzieningen bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel b van de wet niet worden ingezet voor de arbeidsinschakeling van belanghebbenden jonger dan 27 jaar:

  • a.

    onbeloonde additionele arbeid als bedoeld in artikel 10a van de wet;

  • b.

    de voorzieningen bedoeld in artikel 31, vijfde lid van de wet.

HOOFDSTUK 9 Slotbepalingen

Artikel 26 Innovatie

  • 1. Het college kan bij wijze van experiment, met het oog op het onderzoeken van mogelijkheden om de toeleiding naar algemeen geaccepteerde arbeid te vergroten, afwijken van het bepaalde in deze verordening

  • 2. Een experiment als bedoeld in het eerste lid duurt ten hoogste twee jaar en bedraagt maximaal 10% van beschikbare werkdeel WWB.

  • 3. Indien het experiment leidt tot bijstelling van de verordening kan de periode zoals genoemd in het tweede lid worden verlengd met de periode tot aan het vaststellen van de verordeningswijziging.

Artikel 27 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 28 De inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking na publicatie en werkt terug tot 1 juli 2009.

  • 2. Op dezelfde datum vervalt de Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand 2004, zoals vastgesteld door de raad in zijn vergadering van 24 juni 2004 en gewijzigd op 6 september 2007.

Artikel 29 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: “Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand 2009”

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad

van de gemeente Halderberge d.d. 16 juli 2009,

de griffier, A. Koenen

de waarnemend voorzitter, A.A.F.M. Wijnen