Regeling vervallen per 06-12-2021

Verordening leerlingenvervoer gemeente Halderberge

Geldend van 01-06-2018 t/m 05-12-2021

Intitulé

Verordening leerlingenvervoer gemeente Halderberge

De raad van de gemeente Halderberge;

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 10 april 2018;

gelet opde artikelen 4 van de Wet op het primair onderwijs, 4 van de Wet op de expertisecentra en 4van de Wet op het voortgezet onderwijs;

B E S L U I T :

Vast te stellen de:

Verordening leerlingenvervoer gemeente Halderberge

§ 1 Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijving

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    aangepast vervoer: vervoer per besloten (school)busvervoer, taxi, taxibus of bustaxi;

  • b.

    afstand: afstand tussen de woning en de school, gemeten langs de kortste voor de leerling voldoende begaanbare en veilige weg, gemeten volgens een door het college aangewezen routeplanner;

  • c.

    begeleider: ouder of persoon die door de ouders wordt ingezet om de leerling tijdens het vervoer te begeleiden;

  • d.

    college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Halderberge;

  • e.

    commissie van onderzoek: commissie als bedoeld in artikel 41, tweede lid, van de Wet op de expertisecentra;

  • f.

    commissie voor de begeleiding: commissie als bedoeld in artikel 40b van de Wet op deexpertisecentra;

  • g.

    eigen vervoer: vervoer per eigen motorvoertuig of fiets;

  • h.

    eigen verantwoordelijkheid: ouders bedenken zelf oplossingen en mogelijkheden en welke inspanningen zij daarbij zelf kunnen leveren. Hierbij wordt bekeken welke oplossingen binnen het eigen netwerk kunnen worden gevonden en welke oplossingen altijd beschikbaar zijn. Medische problemen, studie, werk ouders en gezinssamenstelling ontslaat ouders hier niet van;

  • i.

    inkomen: inkomensgegeven van ouder(s), voogden, verzorgers van de leerling of van de leerling die meerderjarig en handelingsbekwaam is, als bedoeld in artikel 21, aanhef en onder e, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, in het peiljaar, bedoeld in artikel 4, zevende lid, van de Wet op het primair onderwijs;

  • j.

    leerling: leerling van een school als bedoeld in dit artikel;

  • k.

    ondersteuningsplan:

1°. voor het primair onderwijs: ondersteuningsplan als bedoeld in artikel 18a, zevende tot en met tiende lid, van de Wet op het primair onderwijs; of

2°. voor het voortgezet onderwijs: ondersteuningsplan als bedoeld in artikel 17a, zevende tot en met tiende lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs;

  • l.

    opdc: orthopedagogisch en -didactisch centrum als bedoeld in artikel 17a, lid 10a, van de Wet op het voortgezet onderwijs;

  • m.

    openbaar vervoer: voor een ieder openstaand personenvervoer per bus, trein, metro, tram, of auto;

  • n.

    opstapplaats: plaats aangewezen door het college, vanaf waar de leerling gebruik kan maken van het vervoer;

  • o.

    ouders: ouders, voogden of verzorgers van de leerling;

  • p.

    regionale verwijzingscommissie: commissie als bedoeld in artikel 10g van de Wet op het voortgezet onderwijs;

  • q.

    reistijd: totale tijdsduur die ligt tussen het verlaten van de woning en de aanvang van de schooldag volgens de schoolgids, minus maximaal 10 minuten, indien en voor zover de leerling het schoolgebouw met bijbehorend terrein gewoonlijk eerder bereikt dan de schoolgids aangeeft, dan wel de totale tijdsduur die ligt tussen het einde van de schooldag volgens de schoolgids en de aankomst bij de woning, plus een eventuele wachttijd voor het openbaar vervoer of maximaal 10 minuten bij gebruikmaking van aangepast vervoer;

  • r.

    samenwerkingsverband:

1°. voor het primair onderwijs: samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 18a, tweede en vijftiende lid, van de Wet op het primair onderwijs; of

2°. voor het voortgezet onderwijs: samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 17a, tweede en zestiende lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs;

s.school:

1°.basisschool of speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs;

2°. school voor speciaal onderwijs of speciaal en voortgezet speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra; of

3°. school voor voortgezet onderwijs als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs;

4°.ISK: voorziening binnen het regulier basisonderwijs waar kinderen heen gaan diedie de Nederlandse taal nog niet spreken, wordt gezien als dichtstbijzijnde tijdelijke reguliere basisschool;

  • t.

    stage: praktische leertijd in het voortgezet speciaal beroepsonderwijs welke is opgenomen in de schoolgids. De stageplaats wordt gezien als schoollocatie;

  • u.

    symbiose: de mogelijkheid voor een leerling in het (voortgezet) speciaal onderwijs om minimaal 3 uur per week (180 minuten) les te krijgen in het regulier onderwijs via een symbiose-overeenkomst voor ten minste twee aaneengesloten schooljaren. De symbiose-locatie wordt gezien als schoollocatie;

  • v.

    toegankelijke school: school waarop de leerling is aangewezen van de verlangde godsdienstige of levensbeschouwelijke richting dan wel de openbare school;

  • w.

    toelaatbaarheidsverklaring: verklaring afgegeven door een samenwerkingsverband voor de toelaatbaarheid van een leerling tot een school voor speciaal (voortgezet)onderwijs

  • x.

    vervoer: openbaar vervoer, aangepast vervoer of eigen vervoer tussen de woning dan wel de opstapplaats en de school dat plaatsvindt in aansluiting op het begin en einde van de schooldag volgens de schoolgids, tenzij de structurele handicap van een leerplichtige leerling die aansluiting onmogelijk maakt;

  • y.

    vervoersvoorziening:

1°. bekostiging van de goedkoopst mogelijke wijze van (openbaar) vervoer voor de leerling en zo nodig diens begeleider;

2°. aanbieding van aangepast vervoer dat de gemeente verzorgt of doet verzorgen; of 3°. gehele of gedeeltelijke bekostiging van de door het college noodzakelijk geachte vervoerkosten van de leerling en zo nodig diens begeleider;

z.woning: plaats waar de leerling structureel en feitelijk verblijft.

Artikel 2. De door het college noodzakelijk te achten vervoersvoorziening

1.Ten behoeve van het schoolbezoek kent het college aan de ouders van in de gemeenteverblijvende leerlingen op aanvraag een vervoersvoorziening toe met inachtneming van het bepaalde in deze verordening.

  • 2.

    Indien het college toepassing geeft aan het eerste lid, verlangt zij van de ouders aan wie slechts een gedeeltelijke bekostiging van de vervoerskosten toekomt, betaling van een bijdrage tot ten hoogste het bedrag dat de ouders volgens het bepaalde in deze verordening moeten bijdragen aan de kosten van het vervoer. Weigering tot of nalatigheid in de betaling van de in de vorige volzin bedoelde bijdrage doet de aanspraak op de vervoersvoorziening vervallen.

  • 3.

    De bepalingen in deze verordening laten onverlet de verantwoordelijkheid van de ouders voor het schoolbezoek van hun kinderen.

  • 4.

    Indien de leerling meerderjarig en handelingsbekwaam is, wordt de vervoersvoorziening op aanvraag verstrekt aan de leerling.

Artikel 3. Vervoersvoorziening naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school

1.Een vervoersvoorziening wordt toegekend over de afstand tussen de woning dan wel deopstapplaats en de dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke school, tenzij vervoer naar een verder weggelegen school voor de gemeente minder kosten met zich mee zou brengen en de ouders met het vervoer naar die school schriftelijk instemmen.

  • 2.

    Indien ouders een vervoersvoorziening aanvragen voor het bezoeken van een school, die op grotere afstand van de woning is gelegen dan een andere school van dezelfde onderwijssoort, ontstaat slechts aanspraak op een vervoersvoorziening naar eerstgenoemde school als door de ouders schriftelijk wordt verklaard dat zij overwegende bezwaren hebben tegen het openbaar onderwijs dan wel tegen de richting van het onderwijs van alle bijzondere scholen, van de soort waarop de leerling is aangewezen, die dichterbij de woning zijn gelegen.

  • 3.

    Het college betrekt bij de beoordeling van de aanvraag van een vervoersvoorziening hetondersteuningsplan, zoals dat is vastgesteld door het samenwerkingsverband na overleg met het college.

Artikel 4. Vervoersvoorziening naar stage

  • 1. Op verzoek kan een vervoersvoorziening worden toegekend voor het bezoeken van een stage indien er al aanspraak bestaat op een vervoersvoorziening. Er dient hiervoor een mutatie te worden ingediend.

  • 2. De vervoersvoorziening wordt slechts toegekend indien er wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      de stage dient onderdeel te zijn van het onderwijsprogramma zoals opgenomen in de scholengids;

    • b.

      de stagetijden sluiten aan op de reguliere schooltijden;

    • c.

      de stage vindt plaats op 1 adres.

  • 3. Er bestaat alleen aanspraak op een vervoersvoorziening voor de dichtstbijzijnde toegankelijk stageplaats.

Artikel 5. Vervoersvoorziening naar opvangadres

  • 1. Op verzoek kan een vervoersvoorziening worden toegekend voor het vervoer van school naar een opvangadres na schooltijd, anders dan het woonadres.

  • 2. Het vervoer naar een opvangadres komt in de plaats van het vervoer vanaf school naar het woonadres. Indien wordt gekozen voor vervoer naar opvangadres dan zijn de ouders verantwoordelijk voor het vervoer van opvangadres naar woonadres. Hiervoor kan geen aanvullende vervoersvoorziening worden aangevraagd.

  • 3. De vervoersvoorziening wordt slechts toegekend indien er wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      de leerling bezoekt een basisschool, speciale school voor basisonderwijs of een school voor speciaal onderwijs ;

    • b.

      de leerling heeft een vervoersvoorziening voor aangepast vervoer;

    • c.

      het betreft één opvangadres per schooljaar;

    • d.

      het opvangadres ligt binnen de gemeentegrens van de gemeente Halderberge;

    • e.

      het opvangadres ligt op de route van de taxi(bus);

    • f.

      het vervoer vindt plaats in aansluiting op de reguliere eindtijd van de school volgens de schoolgids.

    • g.

      de leerling bezoekt het opvangadres op vaste dagen en tijden;

    • h.

      op de locatie is iemand aanwezig die de verantwoordelijkheid draagt voor de leerling vanaf het moment dat de leerling het vervoer verlaat;

    • i.

      de maximale individuele reistijd van de leerling mag niet meer zijn dan 60 minuten;

  • 4. Indien het vervoer naar het opvangadres leidt tot individueel vervoer of om andere redenen leidt tot hogere kosten dan vervoer naar het woonadres behoudt het college zich het recht voor om geen vervoersvoorziening toe te kennen voor het vervoer naar het opvangadres.

Artikel 6. Vervoersvoorzieninghoogbegaafdheid

  • 1.

    Op verzoek kan een vervoersvoorziening worden toegekend voor vervoer van een hoogbegaafde leerling als wordt voldaan aan de een van de volgende voorwaarden:

    • a.

      de leerling ten gevolge van een beperking niet zelfstandig kan reizen en als die leerling isaangewezen op een school op een afstand van meer dan 6 kilometer van de woning dan wel opstapplaats;

  • b.

    de dichtstbijzijnde basisschool (nog) geen passend aanbod heeft voor de hoogbegaafde leerling en de leerling verder moet reizen naar een voor hem toegankelijke school die wel een passend aanbod kan bieden.

    • 2.

      De hoogbegaafdheid van de leerling moet op basis van intelligentie-onderzoek worden gestaafd en er dient vanuit de dichtstbijzijnde school een toelichting worden gegeven dat er geen passend aanbod is voor de desbetreffende leerling. Het samenwerkingsverband dient hierbij ingeschakeld te worden.

Artikel 7. Vervoersvoorziening tijdelijke beperking

  • 1. Op verzoek kan een vervoersvoorziening worden toegekend voor vervoer van een leerling met een tijdelijke beperking die langer duurt dan 3 maanden.

  • 2. Om in aanmerking te komen voor een vervoersvoorziening als bedoeld in lid 1 van dit artikel dient een medische verklaring van een specialist te worden overlegd.

  • 3. Er wordt een vervoersvoorziening toegekend voor de duur van het herstel en/of revalidatie. Als de noodzaak voor het vervoer eindigt, heeft de leerling geen recht meer op vervoer.

Artikel 8. Toekenning vervoersvoorziening

Het college bepaalt bij de toekenning van de vervoersvoorziening de wijze en het tijdstip van de verstrekking dan wel de uitbetaling, alsmede de tijdsduur van de toegekende vervoersvoorziening.

Artikel 9. Aanvraag en beoordelingsprocedure

  • 1.

    Een aanvraag voor een vervoersvoorziening wordt gedaan door indiening bij het college van een volledig ingevuld en door de ouders ondertekend formulier, voorzien van de op het formulier vermelde gegevens en documenten. Het college stelt het formulier vast.

  • 2.

    Aanvraagformulieren die onjuist of onvolledig zijn ingevuld worden teruggestuurd naar deaanvrager. De aanvrager wordt in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken de aanvraag aan te vullen. Indien hier geen gebruik van wordt gemaakt of het formulier wederom onjuist of onvolledig is ingevuld, kan het college de aanvraag buiten behandeling stellen.

  • 3.

    Om tot een juiste beoordeling te komen waarbij zoveel mogelijk maatwerk zal worden geleverd, kan de aanvrager bij een (eerste) aanvraag door of namens het college binnen twee weken na ontvangst van het aanvraagformulier worden uitgenodigd voor een gesprek. Dit gesprek stelt ten doel om de noodzaak en wijze van vervoer vast te stellen, waarbij rekening wordt gehouden met de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de leerling.

  • 4.

    Indien dit voor een juiste beoordeling van de aanvraag noodzakelijk is, kan het college de ouders verzoeken aanvullende gegevens te verstrekken.

  • 5.

    Het college besluit over de aanvraag binnen acht weken na ontvangst van alle benodigdegegevens.

  • 6.

    Het college kan het in het vorige lid bedoelde besluit met ten hoogste vier weken verdagen. Het stelt de aanvrager hiervan schriftelijk in kennis.

  • 7.

    De beslistermijn kan met een redelijke termijn worden opgeschort wanneer de aanvrager de aanvraag dient aan te vullen met informatie die noodzakelijk is voor het college om een besluit te kunnen nemen.

  • 8.

    Indien een vervoersvoorziening wordt toegekend geldt deze:

    • a.

      wanneer het een bekostiging betreft, met ingang van de door de ouders verzochte datum,met dien verstande dat de datum niet ligt vóór de datum van ontvangst van de aanvraag;

  • b.wanneer het aanbieding van aangepast vervoer betreft, met ingang van een datum die zomogelijk aansluit bij de door de ouders verzochte datum.

Artikel 10. Algemene weigeringsgronden

Er wordt in ieder geval geen vervoersvoorziening toegekend:

  • a.

    Indien er sprake is van een tijdelijke beperking (korter dan drie maanden);

  • b.

    Ten behoeve van vervoer buiten schooltijden dan wel tijdens afwijkende schooltijden;

  • c.

    Naar een andere locatie dan woning, opstapplaats, school , stageplaats of opvanglocatie.

Artikel 11. Doorgeven van wijzigingen

1.De ouders zijn verplicht wijzigingen, die van invloed kunnen zijn op de toegekendevervoersvoorziening, onder vermelding van de datum van wijziging, onverwijld schriftelijk mede te delen aan het college.

  • 2.

    Indien sprake is van een wijziging die van invloed is op de toegekende vervoersvoorziening, vervalt de aanspraak daarop en kent het college al dan niet opnieuw een vervoersvoorziening toe.

  • 3.

    Indien de ouders niet voldoen aan het bepaalde in het eerste lid, en het college een wijziging als bedoeld in het tweede lid vaststelt, waardoor blijkt dat ten onrechte een vervoersvoorziening is verstrekt, vervalt de aanspraak op de vervoersvoorziening terstond en kent het college al dan niet opnieuw een vervoersvoorziening toe. Het college deelt zijn besluit schriftelijk mee aan de ouders.

  • 4.

    Ten onrechte genoten bekostiging kan van de ouders worden teruggevorderd, dan wel worden verrekend bij een eventuele nieuw verstrekte vervoersvoorziening.

Artikel 12. Intrekking vervoersvoorziening

De vervoersvoorziening kan worden ingetrokken indien de bij de aanvraag verstrekte gegevens zodanig onjuist of onvolledig blijken dat op de aanvraag een andere beslissing zou zijn genomen als bij de beoordeling van de aanvraag de juiste omstandigheden volledig bekend waren geweest.

Artikel 13. Ontzegging vervoersvoorziening

  • 1.

    Het college kan een leerling aan wie een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer is verstrekt, tijdelijk of voor de rest van het schooljaar de toegang tot dit vervoer ontzeggen indien bij herhaling is gebleken dat de leerling door agressief gedrag of anderszins de orde in de bus verstoort of de veiligheid van de inzittenden van de bus in gevaar brengt.

  • 2.

    Alvorens over te gaan tot een ontzegging worden de volgende stappen ondernomen:

    • a.

      indien er sprake is van meerdere klachten dan wel aanhoudende klachten maakt de vervoerder melding van de klachten bij de gemeente Halderberge/ TC&O en wordt er een onderzoek gestart.

    • b.

      In het kader van het onderzoek als bedoeld onder a zal de gemeente in gesprek gaan met de vervoerder, de chauffeur, ouders en/ of school;

    • c.

      Indien uit het onderzoek blijkt dat er sprake is van verwijtbaar gedrag van de leerling volgt er een eerste waarschuwingsbrief aan de ouders;

    • d.

      Indien het verwijtbaar gedrag aanhoudt, volgt er een tweede waarschuwingsbrief. Voorts zorgt het college in deze fase voor een extra zitplaats in de taxi om begeleiding van de leerling door één van de ouders/ begeleider mogelijk te maken. De kosten voor een begeleider zijn voor rekening van de ouders;

    • e.

      Indien de klachten en het verwijtbaar gedrag na een periode van een week alsnog aanhouden, kan per direct een schorsing volgen voor een periode van een volle schoolweek;

    • f.

      Indien na hervatting van het aangepast vervoer de klachten en verwijtbaar gedrag aanhouden kan de leerling worden uitgesloten van het vervoer tot het einde van het schooljaar met een minimum van 3 maanden (exclusief vakanties).

  • 3.

    Bij een totale uitsluiting van het vervoer als bedoeld onder g van dit artikel zal devervoersvoorziening worden ingetrokken. Indien ouders na de schorsing opnieuw gebruik willen maken van een vervoersvoorziening dan zal er een nieuwe aanvraag moeten worden ingediend.

Artikel 14. Peildatum leeftijd leerling

Voor het toekennen van een vervoersvoorziening op basis van artikel 8 is bepalend de leeftijd van de leerling op 1 augustus van het schooljaar waarop de voorziening betrekking heeft.

Artikel 15. Andere vergoedingen

De aanspraak op een toelage, voor zover die voor de betreffende leerling betrekking heeft op de reiskosten, wordt op een bekostiging in mindering gebracht, dan wel als eigen bijdrage in rekening gebracht.

§ 2 Bepalingen omtrent het vervoer van leerlingen van scholen voor primair onderwijs

Artikel 16 Algemene bepalingen omtrent het vervoer van leerlingen van scholen voor primair onderwijs

  • 1.

    In deze paragraaf wordt verstaan onder school:

    • a.

      een basisschool of speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in de Wet op hetprimair onderwijs; of

b.een school voor speciaal onderwijs of een school voor speciaal en voortgezet speciaalonderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra.

  • 2.

    Deze paragraaf is niet van toepassing op leerlingen van scholen voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs die voortgezet onderwijs volgen.

  • 3.

    Met inachtneming van het bepaalde in artikel 3 wordt een vervoersvoorziening verstrekt over de afstand tussen de woning dan wel de opstapplaats en:

    • a.

      de dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke speciale school voor basisonderwijs in het samenwerkingsverband van de basisschool waarvan de leerling afkomstig is, of

    • b.

      een andere speciale school voor basisonderwijs in het onder a bedoeldesamenwerkingsverband, indien het vervoer naar die school voor de gemeente minder kosten met zich mee zou brengen dan het vervoer naar de speciale school voor basisonderwijs, bedoeld onder a.

4.Het college betrekt bij de beoordeling van de aanvraag voor leerlingenvervoer eventuele(vervoers)adviezen van deskundigen alsmede andere relevante informatie die voor de beoordeling van die aanvraag van belang zijn.

Artikel 17. Bekostiging van de kosten van openbaar vervoer en vervoer per fiets

  • 1. Het college verstrekt aan de ouders van de leerling die een school zoals bedoeld onder artikel 16 bezoekt bekostiging op basis van de kosten van het openbaar vervoer, indien de afstand van de woning naar de dichtstbijzijnde voor hem toegankelijke school voor basisonderwijs meer dan zes km bedraagt en voor speciaal basisonderwijs meer dan zes km bedraagt.

  • 2. Indien aanspraak bestaat op bekostiging zoals bedoeld in het eerste lid en de leerling naar het oordeel van het college, al dan niet onder begeleiding, gebruik kan maken van het vervoer per fiets, verstrekt het college de ouders bekostiging op basis van de kosten van het vervoer per fiets. Deze bekostiging is ten hoogste gelijk aan de kosten voor openbaar vervoer.

Artikel 18. Bekostiging van de kosten van openbaar vervoer of vervoer per fiets ten behoeve van een begeleider

  • 1.

    Het college verstrekt aan de ouders van de leerling die een school zoals bedoeld onder artikel 16 bezoekt bekostiging op basis van de kosten van het openbaar vervoer of vervoer per fiets van de leerling en een begeleider indien:

    • a.

      aanspraak bestaat op bekostiging zoals bedoeld in artikel 16 en de leerling jonger dan negen jaar is, en door de ouders ten behoeve van het college genoegzaam wordt aangetoond dat de leerling niet in staat is zelfstandig van het openbaar vervoer of de fiets gebruik te maken, of

    • b.

      de leerling door een structurele lichamelijke, verstandelijke, psychische of zintuiglijkehandicap niet zelfstandig van het openbaar vervoer of de fiets gebruik kan maken.

  • 2.

    Indien de bekostiging plaatsvindt op basis van begeleiding voor het vervoer per fiets, wordt voor de begeleiding een bedrag per km vergoed (op basis van reisregeling binnenland). De bedragen worden uitgekeerd voor de kilometers die de leerling aflegt. Deze bekostiging is ten hoogste gelijk aan de kosten voor openbaar vervoer.

  • 3.

    Indien een begeleider meer dan één leerling tegelijk begeleidt, komen slechts de kosten van het vervoer ten behoeve van één begeleider voor bekostiging in aanmerking.

Artikel 19. Vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer

  • 1. Het college verstrekt een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer aan de ouders van de leerling die een school zoals bedoeld onder artikel 16 bezoekt, indien:

    • a.

      aanspraak bestaat op bekostiging zoals bedoeld in de artikelen 17 of 18 en de leerling met gebruikmaking van openbaar vervoer naar school of terug, meer dan een uur onderweg is en de reistijd met aangepast vervoer tot 50% of minder van de reistijd per openbaar vervoer kan worden teruggebracht;

    • b.

      aanspraak bestaat op bekostiging zoals bedoeld in de artikelen 17 of 18 en openbaar vervoer ontbreekt, tenzij de leerling naar het oordeel van het college al dan niet onder begeleiding gebruik kan maken van het vervoer per fiets;

    • c.

      aanspraak bestaat op bekostiging zoals bedoeld in artikel 18 en door de ouders ten behoeve van het college genoegzaam wordt aangetoond dat begeleiding van de leerling door henzelf of anderen onmogelijk is dan wel tot ernstige benadeling van het gezin zal leiden en een andere oplossing niet mogelijk is; of

    • d.

      de leerling, naar het oordeel van het college, gelet op zijn structurele lichamelijke, verstandelijke, psychische of zintuiglijke handicap niet in staat is – ook niet onder begeleiding –van openbaar vervoer gebruik te maken.

  • 2. Indien begeleiding in het aangepast vervoer vereist is, vergoedt het college geen andere kosten dan de vervoerskosten welke verbonden zijn aan de begeleiding van de leerling in het aangepast vervoer.

  • 3. Bij verstrekking van een bekostiging voor het aangepast vervoer kan het college een voorschrift verbinden dat de ouders de leerling deel laten nemen aan een leerproject voor het gebruik van het openbaar vervoer of fietsvervoer.

Artikel 20. Bekostiging op basis van de kosten van eigen vervoer

  • 1.

    Indien aanspraak bestaat op een vervoersvoorziening, kan het college de ouders op aanvraag toestaan een of meer leerlingen zelf te vervoeren of te laten vervoeren.

  • 2.

    Indien toestemming ingevolge het eerste lid aan de ouders is verleend, bekostigt het college aan de ouders die een leerling zelf vervoeren, dan wel laten vervoeren:

    • a.

      een bedrag op basis van de kosten van het openbaar vervoer, indien aanspraak zoubestaan op bekostiging op basis van de kosten van het openbaar vervoer, behoudens hetbepaalde in het vijfde lid; of

b.een bedrag op basis van een kilometervergoeding voor de auto, afgeleid van deReisregeling binnenland, indien aanspraak zou bestaan op een voorziening in de vorm vanaangepast vervoer, behoudens het bepaalde in het vierde lid.

  • 3.

    Indien toestemming ingevolge het eerste lid aan de ouders is verleend, bekostigt het college aan de ouders die meer dan een leerling tegelijk zelf vervoeren, dan wel laten vervoeren, een bedrag op basis van een kilometervergoeding voor de auto afgeleid van de Reisregeling binnenland, behoudens het bepaalde in het vierde lid.

  • 4.

    Aan de ouders die een of meer leerlingen laten vervoeren door andere ouders die vangemeentewege voor het vervoer van een of meer leerlingen bekostiging ontvangen, afgeleid van de Reisregeling binnenland, wordt door het college geen bekostiging verstrekt.

5.Indien aanspraak bestaat op een vervoersvoorziening en het college desgewenst toestaat, dan wel van oordeel is, dat de leerling gebruik kan maken van het vervoer per fiets, bekostigt het college aan de ouders een bedrag op basis van een kilometervergoeding voor de fiets, afgeleid van de Reisregeling binnenland.

Artikel 21. Drempelbedrag

  • 1. Aan de ouders van een leerling die een school voor basisonderwijs of een speciale school voor basisonderwijs, zoals bedoeld in de Wet op het primair onderwijs bezoekt, van wie het inkomen tezamen meer bedraagt dan € 26.100,- wordt slechts bekostiging verstrekt voor zover de kosten van het vervoer van die leerling de kosten van het openbaar vervoer over de in artikel 17 bepaalde afstand te boven gaan.

  • 2. In geval het college in plaats van bekostiging in geld toe te kennen het vervoer zelf verzorgt dan wel doet verzorgen, betalen de ouders van een leerling die een school voor basisonderwijs of een speciale school voor basisonderwijs bezoekt, per leerling per schooljaar een eigen bijdrage die gelijk is aan de kosten van het openbaar vervoer over de in artikel 17 bepaalde afstand, indien het inkomen van de ouders meer bedraagt dan € 26.100,-.

  • 3. De kosten voor openbaar vervoer, genoemd in het eerste en tweede lid, betreffen de kosten van openbaar vervoer die bij gebruik van de OV-chipkaart of een andere binnen de gemeente geldende OV-betaalmogelijkheid voor de in artikel 17 bepaalde afstand redelijkerwijs zouden worden gemaakt, ongeacht de aanwezigheid van openbaar vervoer of het daadwerkelijk gebruik ervan. Bij het bepalen van de kosten wordt rekening gehouden met de kortingen die voor de leerling binnen het systeem kunnen gelden.

  • 4. Het bedrag van € € 26.100,- genoemd in het eerste en tweede lid, wordt met ingang van 1 januari 2019 jaarlijks aangepast aan de wijziging die het indexcijfer van de regelingslonen van volwassen werknemers heeft ondergaan ten opzichte van het voorafgaande jaar en rekenkundig afgerond op een veelvoud van € 450,-. Het aangepaste bedrag treedt in plaats van het in het eerste en tweede lid genoemde bedrag van € € 26.100,-.

  • 5. Deze bepaling is niet van toepassing op leerlingen die wegens hun structurele lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke handicap op ander vervoer dan openbaar vervoer zijn aangewezen, dan wel vanwege een zodanige handicap niet zelfstandig van openbaar vervoer gebruik kunnen maken.

Artikel 22. Financiële draagkracht

  • 1.

    Indien de afstand van de woning naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school voor basisonderwijs (zoals bedoeld in de Wet op het primair onderwijs) meer dan 20 km bedraagt, wordt de vastgestelde bekostiging verminderd met een van de financiële draagkracht van de ouders afhankelijk bedrag.

  • 2.

    In geval het college in plaats van bekostiging in geld toe te kennen het vervoer zelf verzorgt dan wel doet verzorgen, en de afstand van de woning naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school voor basisonderwijs meer dan 20 km bedraagt, betalen de ouders een van de financiële draagkracht afhankelijke bijdrage tot ten hoogste het bedrag van de kosten van het vervoer.

  • 3.

    De hoogte van het bedrag als bedoeld in het eerste lid en de bijdrage als bedoeld in het tweede lid worden berekend per gezin en zijn afhankelijk van de hoogte van het inkomen van de ouders.

Zij bedragen:

Inkomen in euro’s

Eigen bijdragen in euro’s

0-34.500

Nihil

33.501-41.500

145

41.501-48.000

615

48.001-54.500

1145

54.501-62.000

1675

62.001-68.000

2205

68.001

Voor elke extra 5.500: 540 erbij

  • 4.

    De inkomensbedragen, genoemd in het derde lid, worden met ingang van 1 januari 2019 jaarlijks aangepast aan de wijziging die het indexcijfer van de regelingslonen van volwassen werknemers heeft ondergaan ten opzichte van 1 januari van het voorafgaande jaar, en rekenkundig afgerond op een veelvoud van € 500,-.

  • 5.

    De bedragen van de eigen bijdrage, bedoeld in het derde lid, worden met ingang van 1 januari 2019 jaarlijks aangepast aan de wijziging die het consumentenprijsindexcijfer van de reeks alle huishoudens op het onderdeel vervoersdiensten heeft ondergaan ten opzichte van 1 januari van het voorafgaande jaar, en rekenkundig afgerond op een veelvoud van € 5,-.

  • 6.

    Deze bepaling is niet van toepassing op leerlingen die wegens hun structurele lichamelijke, verstandelijke, psychische of zintuiglijke handicap op ander vervoer dan openbaar vervoer zijn aangewezen, dan wel vanwege een zodanige handicap niet zelfstandig van openbaar vervoer gebruikkunnen maken.

§ 3 Bepalingen omtrent het vervoer van leerlingen van scholen voor voortgezet onderwijs

Artikel 23. Algemene bepalingen omtrent het vervoer van leerlingen van scholen voor voortgezet onderwijs

  • 1.

    In deze paragraaf wordt verstaan onder school:

    • a.

      een school voor voortgezet onderwijs als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs; of

    • b.

      een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs of een school voor voortgezetspeciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra.

2.Het college betrekt bij de beoordeling van de aanvraag voor leerlingenvervoer eventuele(vervoers)adviezen van deskundigen alsmede andere relevante informatie die voor de beoordeling van die aanvraag van belang zijn.

Artikel 24. Bekostiging van de kosten van openbaar vervoer, openbaar vervoer met begeleiding en vervoer per (brom)fiets

  • 1.

    Het college verstrekt aan de ouders van de leerling die een school zoals bedoeld onder artikel 23 bezoekt bekostiging op basis van de kosten van het openbaar vervoer van de leerling en een begeleider, indien de leerling door een structurele lichamelijke, verstandelijke, psychische of zintuiglijke handicap niet zelfstandig van het openbaar vervoer of de (brom) fiets gebruik kan maken.

  • 2.

    Indien een begeleider meer dan één leerling tegelijk begeleidt, komen slechts de kosten van het vervoer ten behoeve van één begeleider voor bekostiging in aanmerking.

  • 3.

    Het college verstrekt aan de ouders van de leerling die een school zoals bedoeld onder artikel 23, eerste lid onder b bezoekt, bekostiging op basis van de kosten van het openbaar vervoer indien de leerling zelfstandig van het openbaar vervoer gebruik kan maken.

  • 4.

    In afwijking van de bekostiging op basis van de kosten van het openbaar vervoer, zoals bedoeld in het eerste lid, verstrekt het college de ouders bekostiging op basis van de kosten van het vervoer per (brom)fiets, indien de leerling naar het oordeel van het college al dan niet onder begeleiding gebruik kan maken van het vervoer per (brom)fiets.

Artikel 25. Vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer

  • 1. Het college verstrekt een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer aan de ouders van de leerling die een school zoals bedoeld onder artikel 23 bezoekt, indien:

    • a.

      aanspraak bestaat op bekostiging zoals bedoeld in artikel 24 en de leerling met gebruikmaking van openbaar vervoer naar school of terug, meer dan anderhalf uur onderweg is en de reistijd met aangepast vervoer tot 50% of minder van de reistijd per openbaar vervoer kan worden teruggebracht;

    • b.

      aanspraak bestaat op bekostiging zoals bedoeld in artikel 24 en openbaar vervoer ontbreekt, tenzij de leerling naar het oordeel van het college onder begeleiding gebruik kan maken van het vervoer per (brom)fiets;

    • c.

      aanspraak bestaat op bekostiging zoals bedoeld in artikel 24 en door de ouders ten behoeve van het college genoegzaam wordt aangetoond dat begeleiding van de leerling door henzelf of anderen onmogelijk is dan wel tot ernstige benadeling van het gezin zal leiden en een andere oplossing niet mogelijk is; of

    • d.

      de leerling, naar het oordeel van het college, gelet op zijn structurele lichamelijke, verstandelijke, psychische of zintuiglijke handicap niet in staat is – ook niet onder begeleiding – van openbaar vervoer gebruik te maken.

  • 2. Indien begeleiding in het aangepaste vervoer vereist is, vergoedt het college geen andere kosten dan de vervoerskosten welke verbonden zijn aan de begeleiding van de leerling in het aangepaste vervoer.

  • 3. Bij verstrekking van een bekostiging voor het aangepast vervoer kan het college een voorschrift verbinden dat de ouders de leerling deel laten nemen aan leerprojecten voor het gebruik van het openbaar vervoer of (brom)fietsvervoer.

Artikel 26. Bekostiging op basis van de kosten van eigen vervoer

  • 1. Indien aanspraak bestaat op een vervoersvoorziening, kan het college de ouders op aanvraag toestaan een of meer leerlingen zelf te vervoeren of te laten vervoeren.

  • 2. Indien toestemming ingevolge het eerste lid aan de ouders is verleend, bekostigt het college aan de ouders die een leerling zelf vervoeren, dan wel laten vervoeren:

    • a.

      een bedrag op basis van de kosten van het openbaar vervoer, indien aanspraak zou bestaan op bekostiging op basis van de kosten van het openbaar vervoer, behoudens het bepaalde in het vijfde lid;

    • b.

      een bedrag op basis van een kilometervergoeding voor de auto, afgeleid van de Reisregeling binnenland, indien aanspraak zou bestaan op een voorziening in de vorm van aangepast vervoer, behoudens het bepaalde in het vierde lid.

  • 3. Indien toestemming ingevolge het eerste lid aan de ouders is verleend, bekostigt het college aan de ouders die meer dan een leerling tegelijk zelf vervoeren, dan wel laten vervoeren, een bedrag op basis van een kilometervergoeding voor de auto afgeleid van de Reisregeling binnenland, behoudens het bepaalde in het vierde lid.

  • 4. Aan de ouders die een of meer leerlingen laten vervoeren door andere ouders die van gemeentewege voor het vervoer van een of meer leerlingen bekostiging ontvangen, afgeleid van de Reisregeling binnenland, wordt door het college geen bekostiging verstrekt.

  • 5. Indien aanspraak bestaat op een vervoersvoorziening en het college desgewenst toestaat, dan wel van oordeel is, dat de leerling gebruik kan maken van het vervoer per (brom)fiets, bekostigt het college aan de ouders een bedrag op basis van een kilometervergoeding voor de (brom)fiets, afgeleid van de Reisregeling binnenland.

§ 4 Bepalingen omtrent weekeinde- en vakantievervoer

Artikel 27. Toekenning vervoersvoorziening voor het weekeinde en de vakantie aan in de gemeente wonende ouders

Met inachtneming van artikel 3 kent het college desgewenst een vervoersvoorziening voor het weekeinde- en vakantievervoer toe aan de in de gemeente wonende ouders van de leerling die, met het oog op het volgen van voor hem passend (voortgezet) speciaal onderwijs in een internaat of pleeggezin verblijft, volgens het bepaalde in deze paragraaf.

Artikel 28. Vervoersvoorziening voor weekeinde en vakantie

  • 1. Het college kent aan de ouders een vervoersvoorziening toe voor het weekeindevervoer van de leerling voor de, eenmaal per weekeinde gemaakte, reis van het internaat of het pleeggezin waar de leerling verblijft, naar de woning van de ouders en terug, voor zover de weekeinden niet vallen binnen de in het tweede lid bedoelde schoolvakanties.

  • 2. Het college kent aan de ouders een vervoersvoorziening toe voor het vakantievervoer van de leerling voor de, eenmaal per schoolvakantie van twee dagen of meer, gemaakte reis van het internaat of het pleeggezin waar de leerling verblijft, naar de woning van de ouders en terug, voor zover de vakantie voorkomt in de schoolgids van de school die de leerling bezoekt.

  • 3. Paragraaf 2 en 3 van deze verordening zijn van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder a, en artikel 24, eerste lid, aanhef en onder a.

§ 5 Slotbepalingen

Artikel 29. Beslissing college in gevallen waarin de regeling niet voorziet

In gevallen, de uitvoering van het leerlingenvervoer betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 30. Afwijken van bepalingen

Het college kan in bijzondere gevallen, het vervoer voor onderwijs aangaande, ten gunste van de ouders afwijken van de bepalingen in deze verordening, zonodig na advies te hebben gevraagd aan deskundigen.

Artikel 31. Nadere regels

Het college kan ten behoeve van de uitvoering van deze verordening nadere regels stellen.

Artikel 32. Intrekking oude regeling

De Verordening Leerlingenvervoer Gemeente Halderberge2015 zoals vastgesteld door de raad in zijn vergadering van 25 september 2014, wordt ingetrokken.

Artikel 34. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 juni 2018.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening leerlingenvervoer Gemeente Halderberge.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad
van de gemeente Halderberge op 22 mei 2018,
de griffier, de voorzitter,
drs. A. Koenen drs. J. Vonk – Vedder